TWEEDE BLAD
KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR
AMERIKA.
Weinig resultaat.
Brokjes Levenswijsheid.
Te sterk gekruid.
PREDIKBEURTEN.
TOON EEL.
Hoe Jack Payne aan de
B. B. C. kwam.
SCHAAKRUBRIEK.
lyontwaap'nlngsconferentie
Vergadert juist een jaar.
De heeren, zou men denken,
Zijn thans met praten klaar.
Nu zal er wat gebeuren;
Nu wordt er afgeschaft,
Dat bij verschil van meening,
Men op elkander paft!
Ja zeker, morgen brengen!
Er is nog niets bereikt,
Wat in de verste verte
Maar op ontwaap'ning lijkt!
Een paar papieren vodjes,
Waar niemand zich aan stoort.
Vermind'ring oorlogslasten
Dat vindt men ongehoord!
Zoo draait de wereld verder
We slikken alles maar
En onderwijl bekokstooft
Men 'n nieuwen oorlog klaar!
Het zal wel lang nog duren,
Eer men verstandig wordt
En ziet, dat 't oude Europa
Zich in den afgrond stort!
(Nadruk verboden)
Voorzoover het ons stoffelijk voedsel betreft,
gebruiken wl) minder peper en mosterc) dan vroe
ger. Niet alleen komt dit onze gezondheid ten
goede, maar eveneens onzen smaak.
De echte ouderwetsche keuken kruidde alles
zoo sterk, dat de gerechten allemaal op elkaar
leken. Vooral de wintergerechten waren met
prikkelende sausen en specerijen dermate over
laden, dat men van de kostjes vaak niet meer
proefde dan de scherpe, heete smaak op de
tong.
Dit is langzamerhand anders geworden. Er
worden veel minder specerijen gebruikt en dit
komt de toebereiding van de spijzen ten goede.
Men proeft nu veel fijner dan vroeger en onder
scheidt het eigenaardig aroom, dat elke plant
en elke vleeschsoort haar afzonderlijke aantrek
kelijkheid verleent. Bh- is in het voedsel veel meer
afwisseling en in den smaak veel meer schakee
ring gekomen, nu men het niet langer verbrandt
in de peper en vergooit met azijn.
Doch merkwaardig is, dat het met het geeste
lijk voedsel juist omgekeerd is gegaan. Wij leven
ten opzichte van ons gevoel, onze gedachten en
onze verbeelding midden in de peper-periode,
welke ons hart en onze hersens thans evenzeer
bederft als de peper-periode van vroeger de
maag.
Wij moeten alles hevig hebben en fel, alles in
de schrilste kleuren en met de schelste geluiden.
Wij moeten hetgeen het leven ons aanbiedt, ge
nieten in een razende jacht, in een oorverdoo-
vende drukte, in een zenuwachtige herrie. Hier
door is het fijne onderscheidingsvermogen voorde
genietingen van het leven te loor gegaan. Onze
tong is verbrand en eischt steeds sterker kruiden
om althans nog iets, wat op smaak lijkt, te
proeven.
Wij lezen de krant. Maar als er niets in staat
van moord, van brutale roofovervallen, van af
schuwelijke ongelukken, dan leggen we haar met
een geeuw neer. Voor gebeurtenissen van minder
geweldige afmeting hebben wij de belangstelling
verlaren.
Wij gaan naar schouwburg of bioskoop. Steeds
grooter moeite hebben de ondernemers, om
ons te bevredigen. Zoo zijn wij aan sensatie ge
wend, dat het bijna onmogelijk is, den indruk
van den vorigen avond door nog sterkere in
drukken te overtroeven. De spanning is niet meer
op te voeren; ook aan de prikkelendste kruiderij
raakt het gehemelte ten slotte gewend.
Waar is onze ontvankelijkheid voor de zinrijke
geestigheden gebleven, waar onze rustige aan
dacht voo, een aardige compositie, waar ons ge
duld om een werkelijk belangwekkend levens
raadsel mee op te lossen?
Wij vergasten ons op muziek. Maar de zuivere
tonen in de ragfijne schakeeringen der vroegere
meesters ontgaan ons. Mozart boeit ons niet meer,
Schubert is saai en vervelend geworden. Wat niet
met de kerry van de jazz en de cayenne-peper
van de Schlager Is gekruid, komt ons smakeloos
voor.
Gelijk het ééne muzieknummer op het andere
lijkt, bestaat er ook geen verscheidenheid meer
in den aanblik van ce straten, waardoor de
wandelaar winkelt. Hetgeen zijn oog opvangt, Is
een flits van schelle kleuren, welke brandt op
het netvlies. Ook de reclame is met specerijen
doordrenkt.. Men onderscheidt de ééne uitstalling
niet van de ancere, doordat alles vlamt en flik
kert van hetzelfde bliksemende licht. Men let
niet meer op de schreeuwerige annonces, welke
met bombastische superlatieven elkaar over
troeven.
Wat kan men bij de vuurfonteinen der licht
letters nog herkennen van den aard en den vorm
van de artikelen, welke voor onze verblinde oogen
nauwelijks nog schemeren? Men proeft den
schotel niet onder de allesoverheerschende krui
derij.
En als wij ons bewegen door de natuur? Onder
scheiden wij de galmen en fluisteringen nog van
de eenzaamheid; herkennen wij het plantenrijk
nog aan de geuren, welke wij opsnuiven; be
spieden wij de dieren nog in hun geheimzinnige
beweeglijkheid en hun nog geheimzinniger rust?
Heeft voor ons, gelijk voor den fijnproevenden
dichter, die de stilte beminde, nog hét al een
taal en toeken, als de ziele luistert?
Onze ziele luistert slechts naar de ronkende
motor, die langs de heirbanen jaagt en tot haar
dringt niets door dan de geur eer benzine, welke
het zinnebeeld lijkt voor de alles doordrenkende
specerij, waardoor tong en gehemelte afstcmoen.
H. G. CANNEGIETEK.
Eglise Wallonne
Begijnhof.
Eximanche 5 février.
9 h. 30 Service.
10 h. 30 Service.
11 h. 30 Ste Cêne.
Collecte spéciale.
12 h. Service des enfants.
20 h. Service Pasteur Krafft.
Vendredi 10 février.
20 h. Conférence por souscription par M. J.
Luzae „Le Mensonge".
Eglise ouverte 1017 h.
Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal.
V.m. 10 uur, Ds. J. C. van Dgk.
Jeugddienst i. h. Jeugdhuis.
V.m. 10 uur, de heer W. F. G. Dankbaar.
Overveen.
V.m. 10 uur, Dr. W. Th. Boissevain, Pred. te
Leiden.
Donderdag 9 Febr.
's Avonds 8 uur, Ds. J. C. van Dijk, Bijbellezing.
Ned. Herv. Kerkgenootschap
Santpoort.
V.m. 10 uur, Prof. Dr. G. A. van den Bergh
van Eysinga. „Het zien van den Onzienlijke".
(Hebr. 11, vs. 27).
Extra collecte voor de kerk. Medewerking
van het zangkoor.
Bloemendaal.
V.m. 10 uur en n.m. 5 uur, Drs. J. C. Brussaard.
Ned. Hervormde Evangelisatie
te Santpoort.
V.m. 10 uur, J. H. Kluiver, de Bildt, Theol. Can-
didaat.
N.m. 5 uur, Ds. P. W. Foeken, Haarlem.
NederL Protestantenbond.
Afdeeling Bloemendaal.
Zondag 5 Februari.
V.m. 10.30 uur Ds. W. Banning, Bentveld.
N.m. 7.30 uur, De heer Joh. E. Post, Overveen,
Jeugddienst.
door G. Th. ROTMAN.
73. Kapitein Klakkebos, die op dat oogen-
blik zelf geen duit meer voor z'n leven gaf,
zag zijn arme zuster, zijn Ophelia, voor zijn
geestesoog verschijnen, en dacht, wat er van
haar geworden zou zijnToen verzamelde
hij nog eenmaal al z'n krachten, en gaf een
grooten, verschrikkelijken trap tegen den neus
van den krokodil. Het monster liet los, en de
tak zwiepte met kracht terugwaar zou
hij nu weer belanden?
74. Pang! hij kwakte tegen een der andere
takken aan, gleed omlaag en kwam op de
plaats te zitten, waar de takken samenkwa
men. Maar au! au! wat was dht? Daar had
den zoowaar die akelige Indianen hem in 't
vizier gekregen; ze beschoten hem vanuit een
hinderlaag met pijlen, die een voor een in den
mooien pyjamabroek bleven steken, dien de
professor hem geleend had, toen de beer z'n
eigen broek stukgebeten had. „Help! Help!"
schreeuwde hij, „ze zien me voor 'n spelden
kussen &n!"
75. Gelukkig, daar kwam al redding; de'
professor had het bootje, zoodra het tot stil
stand kwam, laten keeren, had toen een der
andere raketten laten ontploffen, zoodat het
bootje precies bij de plaats, waar de kapitein
zat, stopte. De krokodillen doken verschrikt
weg. Terwijl de pijlen nog om z'n ooren floten,
schoof de kapitein nu langs den tak, tot hij
boven 't bootje was, en liet zich er toen in
Vallen,
76. Vliegensvlug werd "het bootje wee ge
draaid en even later schoot het met 'n .mal
weg, begeleid door het ^woedend geluid der
Indianen, die het nakijken^ hadden. Onderwijl
trok de professor de pijlen uit kapitein Klak
kebos' broek, wat allesbehalve aangenaam
was, daar er weerhaken'aan zaten. Maar toen
kwam er nieuwe narigheid; toen ze een flink
eind zee in waren, hield het bootje stil, en het
hltek M alle springstof totaal, op. was j&
SCHOUWBURG JANSWEG.
„Amor in de Pastorie", Blijspel
van ernst en boert door Jac. Bal
lings. N.V. Vereenigd Rotter-
damschHofstadtooneel.
Als wij Amor eens op zijn tochten konden
vergezellen, naar wat ongedachte plekjes zou
den we ons heengevoerd zien, want de guit
weet maar al te goed, dat hij overal welkom Is,
zelfs in de pastorie van Heeroom, den jo-
vialen dorpspastoor van het Viaamsche platte-
and. Hij, Amor, krijgt daar zelfs druk werk,
doch het dient erkend, dat zoowel Heeroom Els
baas Blom, die een gezelligen herberg heeft,
hem daarbij ongemerkt een handje helpen. In
die pastorie dan weet hij met zijn pijltjes de
hartjes van een paar jonge dames doodelijk te
treffen; de ééne, Yvonne, een nlChtje van
Heeroom, tijdelijk bij hem gelogeerd, is een
schat van een meisje van duizend weekjes; de
andere, juffrouw Dina, Heeroom'3 oudste zus
ter, die by hem inwoont en het huishouden be
stuurt, telt tweeduizend-vijfhonderd weekjes.
In het dorp zet Amor tegelijk een paar jon
gelui in vollen liefdesvlam: Max Marleenen,
jonge, rijke heereboer; die op het eerste gezicht
van Yvonne „doodelijk" van haar werd, en de
kerkmeester Grades, een broodmagere, lange
man, met een hazehart, die een heftige-, doch
onuitgesproken liefde voor juffrouw Dina
koestert. Wat al komische- en quasi-ernstige
tafereelen spelen zich dan af in de pastorie,
zoowel als in den buitenlierberg, vóór Amor
zijn werk voltooid heeft, en een dubbel verlo
vingsfeest alle hoofdpersonen rond de tafel van
den beminnelijken Pastoor vereenlgt. Als de
kroon op het werk, wordt deze laatste dan
daarbij nog verrast met zijn benoeming tot
Deken.
Men moet dit tooneelwerk, deze sappige
vrucht van Vlaanderen's boomgaard, genieten;
zij is een gang naar den gezelligen Jans
schouwburg, zelfs bij het slechtste weer, over
waard. Zij smaakt als dat voortreffelijk wijntje,
dat, naar baas Blom, die aarts-„zwanzeur"
verzekerde, al in zijn kelderke lag, lang vóór
nog Max Marleenen in de kool zat. Naast den
lach, zorgde de schrijver ook voor een traan;
hij vlocht de tragische geschiedenis in van
Judith, de jongste zuster van den Pastoor en
stiefmoeder van Yvonne. Jong weduwe van
een man, aan wien men haar, tegen haar
eigenlijken zin, verbonden had, vatte zij een
hartstochtelijke liefde op voor een naburig
kasteelbewoner. Deze, een gescheiden man,
weet zich van het vermogen van Judith mees
ter te maken en over de grens uit te wijkeu.
In de scènes, die de Pastoor met dezen armen
verdoolde heeft, gaf de vertolker Anton Roe
mer oogenblikken van diepe ontroering. En
overigens, In welke andere situatie ook, hoe
fijn en levensjuist was zijn spel! In zijn maje
stueuze gestalte, gehuld in het zwarte pries
tergewaad, was het een prachtfiguur, die hij
voor ons uitgebeeld had. Aan Dora Haus bewa
ren wij de herinnering van een eenvoudige ziel,
ingetogen en zedig, en gelukkig, nu ze haar'in
stilte aangebeden Grades tot man krijgt en de
verzorging van het huishouden van haar broer,
den nieuwbenoemden Deken, aan andere han
den kan toevertrouwen. Mien Duymaer van
Twist toonde zich als Judith, de jongste zuster
van Heeroom, weder de ras-arliste, die van
elke scène een juweeltje van speelkunst weet
te maken. Yvonne, haar stiefdochtertje, werd
bekoorlijk weergegeven door Ceesje Speenhof.
Opmerkelijk: ofschoon dochter van een Viaam
sche moeder, was zij de eenige onder de mede
spelenden, die zich niet van een min of meer
Vlaamsch dialect bediende, een dialect, dat aan
het stuk relief gaf. Jan van Ees was als Max
Marleenen van top tot teen de Viaamsche hee
reboer; Louis van Gasteren vervulde het ne
venrolletje van Matthias Lijsters, oom van
laatstgenoemde. Jos. Liesting, als de kerk
meester Grades, en Johan Elsensohn, waren
werkelijk onovertreffelijk in hun komische rol
len en de „boert", door den schrijver in den
titel beloofd, schonken zij ons met milde hand.
En met milde hand schonk ook de voltallig ge
vulde schouwburg zijn daverend applaus aan
alle medespelenden zonder onderscheid,
-o-O-o-
Jack Payne, de bekende bandleader, die in
den aanvang van het vorig jaar den dienst van
den Engelschen radio-omroep verliet, heeft op
een merkwaardige, maar oppervlakkig bezien
niet zeer moeilijke wijze carrière gemaakt.
Een jaar of acht geleden solliciteerde Payne
b(j hotel Cecil, maar hij geloofde zelf niet in
de mogelijkheid, dat hij zou worden aangeno
men. Johnnie Birmingham was daar met een
uitstekende band en het eenige, wat de directie
van het hotel aan Payne kon beloven, was,
dat zij hem zou waarschuwen, zoodra er een
orkest noodig was.
Op zekeren avond hg was zijn sollicitatie
al weer half vergeten werd hem verzocht
den volgenden dag eens naar hotel Cecil te ko
men, om daar te spreken over een eventueele
baan.
Een etmaal later was het contract geteekend.
Jack zou voortaan alleen in hotel Cecil optre
den. In dien tijd had Payne reeds het stadhuis
bezocht met „Doris" en de financieele verlich
ting, die de nieuwe betrekking hem gaf werd
niet door hem onderschat. Wie eenmaal iets
heeft, wil meer. Jack zag uit naar nieuwe
inkomstenbronnen. Draadlooze omroep had hem
altijd geïnteresseerd en daar in het begin van
1925 de radio juist zoo wat over haar expe
rimenteerenden tjjd heen was, wandelde Payne
zonder introductie naar Savoy Hill en vertelde
daar, dat hij, wanneer men maar wilde, een
goe'd dansorkest zou kunnen verzorgen.
Men ontving hem heel vriendelijk en be
loofde aan hem te zullen denken, wanneer men
ooit tot het geregeld uitzenden van dansmuziek
zou overgaan. Dit gaf den sollicitant moed en
hij vroeg, of het mogelijk was, dat hij eens
van hotel Cecil uit voor de B. B. C. zou spelen.
In de daarop volgende maanden verzond Jack
ettelijke brieven aan het adres van de B. B.
C, en zijn moeite werd tenslotte beloond,
„Oom Jack",
Op 26 December 1925 hoorde men voor 't
eerst over Daventry Jack Payne en zijn band,
concerteerend in hotel Cecil te Londen. Bij die
gelegenheid werden o.a. uitgevoerd „I want to
be happy", „Yes sir, that's my baby", „Ukulele
Baby". Sedertdien hadden er geregeld Payne-
uitzendlngen plaats, in het hijzonder tijdens het
kinderuurtje, dat hij gedeeltelijk vulde, onder
den naam „Uncle Jack Payne" (Oom Jack
Payne). Draadlooze roem groeit sneller dan
kool. Binnen enkele maanden ontving hij brie
ven en telegrammen uit alle deelen der wereld
en zelfs werd hg vaak opgebeld door kinderen,
die „Oom Jack" wenschten te spreken.
Zijn groote kans kreeg hij in 1928, toen Sid
ney Firman, de leider van de Londen Radio
Dance Band de B. B. C. verliet.
Jack Payne verhuisde toen met zijn jongens
naar Savoy Hill. Het was er hard werken. Om
tien uur 's ochtends verscheen Jack en om een
uur 's nachts ging hij naar huis. Een uur had
hij om te lunchen en een half uur om 's avonds
te eten.
Het aantal epistels, dat men hem vereerde,
nam nog toe. In 1930 ontving hij er 40.000.
Toen het bekend werd, dat hij de B. B. C. zou
verlaten, kreeg hg er 2000 per dag.
Ondanks het feit, dat Mr. C. B. Cochran ver
klaarde: „Een band hoort niet op de planken
thuis, probeerde Jack Payne het toch en hij
slaagde uitstekend.
Nieuwe successen.
In 1927 trad hij voor 't eerst op in een
varitété-theater, n.l. het Holbom Empire te
Londen. Een der nummers, die toen werden ge
speeld, had betrekking op de vliegsport en
Jack vond het aardig als „decor" een echte
vliegmachine te hebben, opgehangen aan on
zichtbare draden. Er raakte Iets los en de
vliegmachine begon te slingeren boven de ont
hutste hoofden der spelenden. Payne beduidde
zijn mensehen, dat ze moesten door musiceeren,
alsof het geslinger er bij hoorde. Onder trans-
pireeren Ibracht men het tot een goed einde.
Jack Payne heeft daarna de vliegmachine bij
dit nummer maar weggelaten.
Nog eens liep het hem tegen en wel tijdens
een uitvoering, die in 1930 voor den Koning
werd gegeven. George Black, van het Londen
Palladium wilde, dat Payne het volkslied zou
spelen en had hem derhalve als „laatste num
mer' op het programma laten zetten, d.w.z.
als laatste artist, die zou optreden, want hij
moest ook andere gedeelten van zijn reper
toire laten hooren.
Het werd een pech-dag. Om te beginnen
maakten de anderen het te lang, zoodat de tijd,
die Payne en zijn band was toegemeten, tot op
de helft werd bekort; waarbij kwam, dat Zijne
Majesteit pas een zware ziekte achter den rug
had en daardoor vermoeid was. Vervolgens
bleek, dat de z.g. tooneelmicrofoon ontbrak,
daar Jack tegelijkertijd voor de radio moest
spelen. Op het allerlaatste oogenblik werd het
heele theater doorzocht om een megafoon te
vinden, maar tevergeefs. Dat was een extra-
tegenvaller, want Payne was er aan gewend
geraakt in de mocrofoon te zingen en moest
nu in een van Londens grootste theaters zonder
de hulp der techniek zijn stem doen hooren.
Desondanks sloeg hij zich er door.
Jack Payne is in sommige opzichten een orl-
gineele kerel; toen hij in het Noorden van
Londen een huis liet neerzetten, zorgde hij er
voor, dat het zoo werd, als hij het wilde hebben
en niet zooals de architect het hem wilde op
dringen, zoodat er een merkwaardig gebouwtje
verrees. Het wordt bewoond door Jack, Doris,
drie honden, een kat en twee goudvisschen.
Payne maakt altijd met vereering gewag
van de mensehen, die hem vooruit hebben ge
holpen. Hij geeft toe, dat hij populair is, maar
verklaart ook, dat dat voor een deel aan „ge
luk" is te danken. Zonder de hulp van zijn
vrouw Doris, had hij het nooit zoo ver ge
bracht, zegt hij. Ook had hg het, naar hij zegt,
niet kunnen stellen zonder zgn uitstekende me
dewerkers, zijn menager, zijn secretaris, de
pers, het publiek en de B. B. C., die hem de
groote kans gaf. (Le.)
Zwart aan zet remise,
Wit: Kd5, Lh7, g7.
Zwart: Kg5, Tf6, f7.
EINDSPEL No. 80.
In het van 1529 Augustus 1932 te Pasa
dena (Califomië') gehouden toumooi .ontstond
In de partij tusschen Dr. A. Aljechin (Pa
rijs) en H. Steiner (New York), na den 23-
sten zet van Zwart (Lg4f5), de volgende
stand:
j: I.
VOOR DE VERZEKERING.
Beambte tot boer: „Heeft uw vrouw ook
lichaamsgebreken, als verkromming, stgf been
enz.?"
Boer: „Neen, mijnheer, alleen kort van
adem,"
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan
den Schaakredacteur, Cruqulusstraat 19,
Haarlem.
EINDSPELSTUDIE No. 104.
A. A. T r o t z k y,
(Pensa.)
Dr. Aljechin, die met Wit speelde, vervolgde
met:
24. g2g4!
Duidelijk blgkt de hachelijke positie van
Zwart. De Looper kan niet naar c2, omdat hfl
daq na Tacl verloren zou zijn. De Looper moet
echter ook het punt g6 dekken, daar anders
Pg6f volgt met winst van de kwaliteit. Wit
kan nu op vele manieren winnen.
2 4g7—g5
Een laatste poging, Wit een valletje te zet
ten. Natuurlijk zou 25. Dg5: foutief zijn, wegens
Tg7.
Na Dh5 moest de Looper toch naar e6 en het
verderfelijke Pg6f toelaten.
25. La3b2
De wereldkampioen maakt van Zwart's Iaat-
sten zet onmiddellijk gebruik hem in twee zet
ten tot overgave te dwingen.
2 5Kh8g8
Op g5Xh4 volgt mat in twee zetten: 26.
Pf7f, Kg8; 27. Ph6 mat.
26. Dh4h5 Lf5—e6
Nu Zwart de kwaliteit gered heeft, schijnt
't alsof het valletje gelukt is,
27. Pe5d7ü Opgegeven.
Elegant en beslissend.
Op 27Dd7: volgt 28. Dg5:f, DgTfe
29. Lg7Tg7:; 30. Dg7:f, Kg7:; 31. Te6: qn
Wit heeft drie pionnen meer, plus de kwaliteit.
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 103.
(D r. M. L e w i 11)
Stand der stukken:
Wit: Kd7, Lf7, e6, h5.
Zwart: Kg7, Pe4, d6, h6,
1. e7, Pc5f; 2. Ke8, Pe4; 3. Lg6, Pf6f; 4.
Kd8, Kg8 (d5; 5. Kc7); 5. Kc8, Kg7; 6. Kb-7,
Pe8; 7. Kc6, Kf6; 8. Kd7, Pg7; 9. Kd6:, Kg5:
10. Ke5 en wint.
Goede uitwerking ontvangen van:
S. Barends, te Aerdenhout; K. H. R. Pluim-i
Mentz en H. Straatman, beiden te Haarlem,
CORRESPONDENTIE.
Haarlem. H. W. v. D. Op 1. Lg6 volgt Pc5*»
2. Kd6;, Pe6: en remise.
Virchow werd eens bij een rijk jongmensch ge
roepen, dat op een gemakkelijke manier van
zijn kwalen wilde afkomen.
Misschien heb ik wel trichïnon, zei de jeug
dige croesus, maar van Uw mengseltjes en mid
deltjes moet lk niets hebben. U moet het kwaad
met wortel en tak uitroeien.
Wat zijn eigenlijk de symptanen? vroeg Vir
chow, nadat hij den jongeman onderzocht had.
Duizeligheid en later hoofdpijn, klaagde de
patient.
Zonder een woord te zeggen haalde Virchow
zijn wandelstok en sloeg een flesch wijn aan
scherven, die midden op tafel stond.
Wat doet U? vroeg de lijder verschrikt.
Het kwaad met wortel en tak uitroeien, zei
Virchow, ik begin bi) de oorzaak.
Prof. Piccard was vooral in zijn jeugd, erg
verstrooid. Eens kwam hij verkleumd en ver
kouden aan bij menschen, die hem met Kerst
mis te logeeren hadden gevraagd.
Hoe kom je zou verkouden? vroeg de gast
heer.
Er was een ruit stuk voor de deur van de
coupé, waarin ik zat en mijn plaats was juist
vlak bij dat gat.
Waarom heb je dan niet een ander, die
er beter tegen kon dan jij, gevraagd of hg met
je van plaats wilde verwisselen?
Dat ging niet; ik zal alleen Sn het coöl'
partiment.
y"*