TWEEDE BLAD KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA. Weinig resultaat. Brokjes Levenswijsheid. Te sterk gekruid. PREDIKBEURTEN. TOON EEL. Hoe Jack Payne aan de B. B. C. kwam. SCHAAKRUBRIEK. lyontwaap'nlngsconferentie Vergadert juist een jaar. De heeren, zou men denken, Zijn thans met praten klaar. Nu zal er wat gebeuren; Nu wordt er afgeschaft, Dat bij verschil van meening, Men op elkander paft! Ja zeker, morgen brengen! Er is nog niets bereikt, Wat in de verste verte Maar op ontwaap'ning lijkt! Een paar papieren vodjes, Waar niemand zich aan stoort. Vermind'ring oorlogslasten Dat vindt men ongehoord! Zoo draait de wereld verder We slikken alles maar En onderwijl bekokstooft Men 'n nieuwen oorlog klaar! Het zal wel lang nog duren, Eer men verstandig wordt En ziet, dat 't oude Europa Zich in den afgrond stort! (Nadruk verboden) Voorzoover het ons stoffelijk voedsel betreft, gebruiken wl) minder peper en mosterc) dan vroe ger. Niet alleen komt dit onze gezondheid ten goede, maar eveneens onzen smaak. De echte ouderwetsche keuken kruidde alles zoo sterk, dat de gerechten allemaal op elkaar leken. Vooral de wintergerechten waren met prikkelende sausen en specerijen dermate over laden, dat men van de kostjes vaak niet meer proefde dan de scherpe, heete smaak op de tong. Dit is langzamerhand anders geworden. Er worden veel minder specerijen gebruikt en dit komt de toebereiding van de spijzen ten goede. Men proeft nu veel fijner dan vroeger en onder scheidt het eigenaardig aroom, dat elke plant en elke vleeschsoort haar afzonderlijke aantrek kelijkheid verleent. Bh- is in het voedsel veel meer afwisseling en in den smaak veel meer schakee ring gekomen, nu men het niet langer verbrandt in de peper en vergooit met azijn. Doch merkwaardig is, dat het met het geeste lijk voedsel juist omgekeerd is gegaan. Wij leven ten opzichte van ons gevoel, onze gedachten en onze verbeelding midden in de peper-periode, welke ons hart en onze hersens thans evenzeer bederft als de peper-periode van vroeger de maag. Wij moeten alles hevig hebben en fel, alles in de schrilste kleuren en met de schelste geluiden. Wij moeten hetgeen het leven ons aanbiedt, ge nieten in een razende jacht, in een oorverdoo- vende drukte, in een zenuwachtige herrie. Hier door is het fijne onderscheidingsvermogen voorde genietingen van het leven te loor gegaan. Onze tong is verbrand en eischt steeds sterker kruiden om althans nog iets, wat op smaak lijkt, te proeven. Wij lezen de krant. Maar als er niets in staat van moord, van brutale roofovervallen, van af schuwelijke ongelukken, dan leggen we haar met een geeuw neer. Voor gebeurtenissen van minder geweldige afmeting hebben wij de belangstelling verlaren. Wij gaan naar schouwburg of bioskoop. Steeds grooter moeite hebben de ondernemers, om ons te bevredigen. Zoo zijn wij aan sensatie ge wend, dat het bijna onmogelijk is, den indruk van den vorigen avond door nog sterkere in drukken te overtroeven. De spanning is niet meer op te voeren; ook aan de prikkelendste kruiderij raakt het gehemelte ten slotte gewend. Waar is onze ontvankelijkheid voor de zinrijke geestigheden gebleven, waar onze rustige aan dacht voo, een aardige compositie, waar ons ge duld om een werkelijk belangwekkend levens raadsel mee op te lossen? Wij vergasten ons op muziek. Maar de zuivere tonen in de ragfijne schakeeringen der vroegere meesters ontgaan ons. Mozart boeit ons niet meer, Schubert is saai en vervelend geworden. Wat niet met de kerry van de jazz en de cayenne-peper van de Schlager Is gekruid, komt ons smakeloos voor. Gelijk het ééne muzieknummer op het andere lijkt, bestaat er ook geen verscheidenheid meer in den aanblik van ce straten, waardoor de wandelaar winkelt. Hetgeen zijn oog opvangt, Is een flits van schelle kleuren, welke brandt op het netvlies. Ook de reclame is met specerijen doordrenkt.. Men onderscheidt de ééne uitstalling niet van de ancere, doordat alles vlamt en flik kert van hetzelfde bliksemende licht. Men let niet meer op de schreeuwerige annonces, welke met bombastische superlatieven elkaar over troeven. Wat kan men bij de vuurfonteinen der licht letters nog herkennen van den aard en den vorm van de artikelen, welke voor onze verblinde oogen nauwelijks nog schemeren? Men proeft den schotel niet onder de allesoverheerschende krui derij. En als wij ons bewegen door de natuur? Onder scheiden wij de galmen en fluisteringen nog van de eenzaamheid; herkennen wij het plantenrijk nog aan de geuren, welke wij opsnuiven; be spieden wij de dieren nog in hun geheimzinnige beweeglijkheid en hun nog geheimzinniger rust? Heeft voor ons, gelijk voor den fijnproevenden dichter, die de stilte beminde, nog hét al een taal en toeken, als de ziele luistert? Onze ziele luistert slechts naar de ronkende motor, die langs de heirbanen jaagt en tot haar dringt niets door dan de geur eer benzine, welke het zinnebeeld lijkt voor de alles doordrenkende specerij, waardoor tong en gehemelte afstcmoen. H. G. CANNEGIETEK. Eglise Wallonne Begijnhof. Eximanche 5 février. 9 h. 30 Service. 10 h. 30 Service. 11 h. 30 Ste Cêne. Collecte spéciale. 12 h. Service des enfants. 20 h. Service Pasteur Krafft. Vendredi 10 février. 20 h. Conférence por souscription par M. J. Luzae „Le Mensonge". Eglise ouverte 1017 h. Ned. Herv. Kerk, Bloemendaal. V.m. 10 uur, Ds. J. C. van Dgk. Jeugddienst i. h. Jeugdhuis. V.m. 10 uur, de heer W. F. G. Dankbaar. Overveen. V.m. 10 uur, Dr. W. Th. Boissevain, Pred. te Leiden. Donderdag 9 Febr. 's Avonds 8 uur, Ds. J. C. van Dijk, Bijbellezing. Ned. Herv. Kerkgenootschap Santpoort. V.m. 10 uur, Prof. Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga. „Het zien van den Onzienlijke". (Hebr. 11, vs. 27). Extra collecte voor de kerk. Medewerking van het zangkoor. Bloemendaal. V.m. 10 uur en n.m. 5 uur, Drs. J. C. Brussaard. Ned. Hervormde Evangelisatie te Santpoort. V.m. 10 uur, J. H. Kluiver, de Bildt, Theol. Can- didaat. N.m. 5 uur, Ds. P. W. Foeken, Haarlem. NederL Protestantenbond. Afdeeling Bloemendaal. Zondag 5 Februari. V.m. 10.30 uur Ds. W. Banning, Bentveld. N.m. 7.30 uur, De heer Joh. E. Post, Overveen, Jeugddienst. door G. Th. ROTMAN. 73. Kapitein Klakkebos, die op dat oogen- blik zelf geen duit meer voor z'n leven gaf, zag zijn arme zuster, zijn Ophelia, voor zijn geestesoog verschijnen, en dacht, wat er van haar geworden zou zijnToen verzamelde hij nog eenmaal al z'n krachten, en gaf een grooten, verschrikkelijken trap tegen den neus van den krokodil. Het monster liet los, en de tak zwiepte met kracht terugwaar zou hij nu weer belanden? 74. Pang! hij kwakte tegen een der andere takken aan, gleed omlaag en kwam op de plaats te zitten, waar de takken samenkwa men. Maar au! au! wat was dht? Daar had den zoowaar die akelige Indianen hem in 't vizier gekregen; ze beschoten hem vanuit een hinderlaag met pijlen, die een voor een in den mooien pyjamabroek bleven steken, dien de professor hem geleend had, toen de beer z'n eigen broek stukgebeten had. „Help! Help!" schreeuwde hij, „ze zien me voor 'n spelden kussen &n!" 75. Gelukkig, daar kwam al redding; de' professor had het bootje, zoodra het tot stil stand kwam, laten keeren, had toen een der andere raketten laten ontploffen, zoodat het bootje precies bij de plaats, waar de kapitein zat, stopte. De krokodillen doken verschrikt weg. Terwijl de pijlen nog om z'n ooren floten, schoof de kapitein nu langs den tak, tot hij boven 't bootje was, en liet zich er toen in Vallen, 76. Vliegensvlug werd "het bootje wee ge draaid en even later schoot het met 'n .mal weg, begeleid door het ^woedend geluid der Indianen, die het nakijken^ hadden. Onderwijl trok de professor de pijlen uit kapitein Klak kebos' broek, wat allesbehalve aangenaam was, daar er weerhaken'aan zaten. Maar toen kwam er nieuwe narigheid; toen ze een flink eind zee in waren, hield het bootje stil, en het hltek M alle springstof totaal, op. was j& SCHOUWBURG JANSWEG. „Amor in de Pastorie", Blijspel van ernst en boert door Jac. Bal lings. N.V. Vereenigd Rotter- damschHofstadtooneel. Als wij Amor eens op zijn tochten konden vergezellen, naar wat ongedachte plekjes zou den we ons heengevoerd zien, want de guit weet maar al te goed, dat hij overal welkom Is, zelfs in de pastorie van Heeroom, den jo- vialen dorpspastoor van het Viaamsche platte- and. Hij, Amor, krijgt daar zelfs druk werk, doch het dient erkend, dat zoowel Heeroom Els baas Blom, die een gezelligen herberg heeft, hem daarbij ongemerkt een handje helpen. In die pastorie dan weet hij met zijn pijltjes de hartjes van een paar jonge dames doodelijk te treffen; de ééne, Yvonne, een nlChtje van Heeroom, tijdelijk bij hem gelogeerd, is een schat van een meisje van duizend weekjes; de andere, juffrouw Dina, Heeroom'3 oudste zus ter, die by hem inwoont en het huishouden be stuurt, telt tweeduizend-vijfhonderd weekjes. In het dorp zet Amor tegelijk een paar jon gelui in vollen liefdesvlam: Max Marleenen, jonge, rijke heereboer; die op het eerste gezicht van Yvonne „doodelijk" van haar werd, en de kerkmeester Grades, een broodmagere, lange man, met een hazehart, die een heftige-, doch onuitgesproken liefde voor juffrouw Dina koestert. Wat al komische- en quasi-ernstige tafereelen spelen zich dan af in de pastorie, zoowel als in den buitenlierberg, vóór Amor zijn werk voltooid heeft, en een dubbel verlo vingsfeest alle hoofdpersonen rond de tafel van den beminnelijken Pastoor vereenlgt. Als de kroon op het werk, wordt deze laatste dan daarbij nog verrast met zijn benoeming tot Deken. Men moet dit tooneelwerk, deze sappige vrucht van Vlaanderen's boomgaard, genieten; zij is een gang naar den gezelligen Jans schouwburg, zelfs bij het slechtste weer, over waard. Zij smaakt als dat voortreffelijk wijntje, dat, naar baas Blom, die aarts-„zwanzeur" verzekerde, al in zijn kelderke lag, lang vóór nog Max Marleenen in de kool zat. Naast den lach, zorgde de schrijver ook voor een traan; hij vlocht de tragische geschiedenis in van Judith, de jongste zuster van den Pastoor en stiefmoeder van Yvonne. Jong weduwe van een man, aan wien men haar, tegen haar eigenlijken zin, verbonden had, vatte zij een hartstochtelijke liefde op voor een naburig kasteelbewoner. Deze, een gescheiden man, weet zich van het vermogen van Judith mees ter te maken en over de grens uit te wijkeu. In de scènes, die de Pastoor met dezen armen verdoolde heeft, gaf de vertolker Anton Roe mer oogenblikken van diepe ontroering. En overigens, In welke andere situatie ook, hoe fijn en levensjuist was zijn spel! In zijn maje stueuze gestalte, gehuld in het zwarte pries tergewaad, was het een prachtfiguur, die hij voor ons uitgebeeld had. Aan Dora Haus bewa ren wij de herinnering van een eenvoudige ziel, ingetogen en zedig, en gelukkig, nu ze haar'in stilte aangebeden Grades tot man krijgt en de verzorging van het huishouden van haar broer, den nieuwbenoemden Deken, aan andere han den kan toevertrouwen. Mien Duymaer van Twist toonde zich als Judith, de jongste zuster van Heeroom, weder de ras-arliste, die van elke scène een juweeltje van speelkunst weet te maken. Yvonne, haar stiefdochtertje, werd bekoorlijk weergegeven door Ceesje Speenhof. Opmerkelijk: ofschoon dochter van een Viaam sche moeder, was zij de eenige onder de mede spelenden, die zich niet van een min of meer Vlaamsch dialect bediende, een dialect, dat aan het stuk relief gaf. Jan van Ees was als Max Marleenen van top tot teen de Viaamsche hee reboer; Louis van Gasteren vervulde het ne venrolletje van Matthias Lijsters, oom van laatstgenoemde. Jos. Liesting, als de kerk meester Grades, en Johan Elsensohn, waren werkelijk onovertreffelijk in hun komische rol len en de „boert", door den schrijver in den titel beloofd, schonken zij ons met milde hand. En met milde hand schonk ook de voltallig ge vulde schouwburg zijn daverend applaus aan alle medespelenden zonder onderscheid, -o-O-o- Jack Payne, de bekende bandleader, die in den aanvang van het vorig jaar den dienst van den Engelschen radio-omroep verliet, heeft op een merkwaardige, maar oppervlakkig bezien niet zeer moeilijke wijze carrière gemaakt. Een jaar of acht geleden solliciteerde Payne b(j hotel Cecil, maar hij geloofde zelf niet in de mogelijkheid, dat hij zou worden aangeno men. Johnnie Birmingham was daar met een uitstekende band en het eenige, wat de directie van het hotel aan Payne kon beloven, was, dat zij hem zou waarschuwen, zoodra er een orkest noodig was. Op zekeren avond hg was zijn sollicitatie al weer half vergeten werd hem verzocht den volgenden dag eens naar hotel Cecil te ko men, om daar te spreken over een eventueele baan. Een etmaal later was het contract geteekend. Jack zou voortaan alleen in hotel Cecil optre den. In dien tijd had Payne reeds het stadhuis bezocht met „Doris" en de financieele verlich ting, die de nieuwe betrekking hem gaf werd niet door hem onderschat. Wie eenmaal iets heeft, wil meer. Jack zag uit naar nieuwe inkomstenbronnen. Draadlooze omroep had hem altijd geïnteresseerd en daar in het begin van 1925 de radio juist zoo wat over haar expe rimenteerenden tjjd heen was, wandelde Payne zonder introductie naar Savoy Hill en vertelde daar, dat hij, wanneer men maar wilde, een goe'd dansorkest zou kunnen verzorgen. Men ontving hem heel vriendelijk en be loofde aan hem te zullen denken, wanneer men ooit tot het geregeld uitzenden van dansmuziek zou overgaan. Dit gaf den sollicitant moed en hij vroeg, of het mogelijk was, dat hij eens van hotel Cecil uit voor de B. B. C. zou spelen. In de daarop volgende maanden verzond Jack ettelijke brieven aan het adres van de B. B. C, en zijn moeite werd tenslotte beloond, „Oom Jack", Op 26 December 1925 hoorde men voor 't eerst over Daventry Jack Payne en zijn band, concerteerend in hotel Cecil te Londen. Bij die gelegenheid werden o.a. uitgevoerd „I want to be happy", „Yes sir, that's my baby", „Ukulele Baby". Sedertdien hadden er geregeld Payne- uitzendlngen plaats, in het hijzonder tijdens het kinderuurtje, dat hij gedeeltelijk vulde, onder den naam „Uncle Jack Payne" (Oom Jack Payne). Draadlooze roem groeit sneller dan kool. Binnen enkele maanden ontving hij brie ven en telegrammen uit alle deelen der wereld en zelfs werd hg vaak opgebeld door kinderen, die „Oom Jack" wenschten te spreken. Zijn groote kans kreeg hij in 1928, toen Sid ney Firman, de leider van de Londen Radio Dance Band de B. B. C. verliet. Jack Payne verhuisde toen met zijn jongens naar Savoy Hill. Het was er hard werken. Om tien uur 's ochtends verscheen Jack en om een uur 's nachts ging hij naar huis. Een uur had hij om te lunchen en een half uur om 's avonds te eten. Het aantal epistels, dat men hem vereerde, nam nog toe. In 1930 ontving hij er 40.000. Toen het bekend werd, dat hij de B. B. C. zou verlaten, kreeg hg er 2000 per dag. Ondanks het feit, dat Mr. C. B. Cochran ver klaarde: „Een band hoort niet op de planken thuis, probeerde Jack Payne het toch en hij slaagde uitstekend. Nieuwe successen. In 1927 trad hij voor 't eerst op in een varitété-theater, n.l. het Holbom Empire te Londen. Een der nummers, die toen werden ge speeld, had betrekking op de vliegsport en Jack vond het aardig als „decor" een echte vliegmachine te hebben, opgehangen aan on zichtbare draden. Er raakte Iets los en de vliegmachine begon te slingeren boven de ont hutste hoofden der spelenden. Payne beduidde zijn mensehen, dat ze moesten door musiceeren, alsof het geslinger er bij hoorde. Onder trans- pireeren Ibracht men het tot een goed einde. Jack Payne heeft daarna de vliegmachine bij dit nummer maar weggelaten. Nog eens liep het hem tegen en wel tijdens een uitvoering, die in 1930 voor den Koning werd gegeven. George Black, van het Londen Palladium wilde, dat Payne het volkslied zou spelen en had hem derhalve als „laatste num mer' op het programma laten zetten, d.w.z. als laatste artist, die zou optreden, want hij moest ook andere gedeelten van zijn reper toire laten hooren. Het werd een pech-dag. Om te beginnen maakten de anderen het te lang, zoodat de tijd, die Payne en zijn band was toegemeten, tot op de helft werd bekort; waarbij kwam, dat Zijne Majesteit pas een zware ziekte achter den rug had en daardoor vermoeid was. Vervolgens bleek, dat de z.g. tooneelmicrofoon ontbrak, daar Jack tegelijkertijd voor de radio moest spelen. Op het allerlaatste oogenblik werd het heele theater doorzocht om een megafoon te vinden, maar tevergeefs. Dat was een extra- tegenvaller, want Payne was er aan gewend geraakt in de mocrofoon te zingen en moest nu in een van Londens grootste theaters zonder de hulp der techniek zijn stem doen hooren. Desondanks sloeg hij zich er door. Jack Payne is in sommige opzichten een orl- gineele kerel; toen hij in het Noorden van Londen een huis liet neerzetten, zorgde hij er voor, dat het zoo werd, als hij het wilde hebben en niet zooals de architect het hem wilde op dringen, zoodat er een merkwaardig gebouwtje verrees. Het wordt bewoond door Jack, Doris, drie honden, een kat en twee goudvisschen. Payne maakt altijd met vereering gewag van de mensehen, die hem vooruit hebben ge holpen. Hij geeft toe, dat hij populair is, maar verklaart ook, dat dat voor een deel aan „ge luk" is te danken. Zonder de hulp van zijn vrouw Doris, had hij het nooit zoo ver ge bracht, zegt hij. Ook had hg het, naar hij zegt, niet kunnen stellen zonder zgn uitstekende me dewerkers, zijn menager, zijn secretaris, de pers, het publiek en de B. B. C., die hem de groote kans gaf. (Le.) Zwart aan zet remise, Wit: Kd5, Lh7, g7. Zwart: Kg5, Tf6, f7. EINDSPEL No. 80. In het van 1529 Augustus 1932 te Pasa dena (Califomië') gehouden toumooi .ontstond In de partij tusschen Dr. A. Aljechin (Pa rijs) en H. Steiner (New York), na den 23- sten zet van Zwart (Lg4f5), de volgende stand: j: I. VOOR DE VERZEKERING. Beambte tot boer: „Heeft uw vrouw ook lichaamsgebreken, als verkromming, stgf been enz.?" Boer: „Neen, mijnheer, alleen kort van adem," Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schaakredacteur, Cruqulusstraat 19, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 104. A. A. T r o t z k y, (Pensa.) Dr. Aljechin, die met Wit speelde, vervolgde met: 24. g2g4! Duidelijk blgkt de hachelijke positie van Zwart. De Looper kan niet naar c2, omdat hfl daq na Tacl verloren zou zijn. De Looper moet echter ook het punt g6 dekken, daar anders Pg6f volgt met winst van de kwaliteit. Wit kan nu op vele manieren winnen. 2 4g7—g5 Een laatste poging, Wit een valletje te zet ten. Natuurlijk zou 25. Dg5: foutief zijn, wegens Tg7. Na Dh5 moest de Looper toch naar e6 en het verderfelijke Pg6f toelaten. 25. La3b2 De wereldkampioen maakt van Zwart's Iaat- sten zet onmiddellijk gebruik hem in twee zet ten tot overgave te dwingen. 2 5Kh8g8 Op g5Xh4 volgt mat in twee zetten: 26. Pf7f, Kg8; 27. Ph6 mat. 26. Dh4h5 Lf5—e6 Nu Zwart de kwaliteit gered heeft, schijnt 't alsof het valletje gelukt is, 27. Pe5d7ü Opgegeven. Elegant en beslissend. Op 27Dd7: volgt 28. Dg5:f, DgTfe 29. Lg7Tg7:; 30. Dg7:f, Kg7:; 31. Te6: qn Wit heeft drie pionnen meer, plus de kwaliteit. OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 103. (D r. M. L e w i 11) Stand der stukken: Wit: Kd7, Lf7, e6, h5. Zwart: Kg7, Pe4, d6, h6, 1. e7, Pc5f; 2. Ke8, Pe4; 3. Lg6, Pf6f; 4. Kd8, Kg8 (d5; 5. Kc7); 5. Kc8, Kg7; 6. Kb-7, Pe8; 7. Kc6, Kf6; 8. Kd7, Pg7; 9. Kd6:, Kg5: 10. Ke5 en wint. Goede uitwerking ontvangen van: S. Barends, te Aerdenhout; K. H. R. Pluim-i Mentz en H. Straatman, beiden te Haarlem, CORRESPONDENTIE. Haarlem. H. W. v. D. Op 1. Lg6 volgt Pc5*» 2. Kd6;, Pe6: en remise. Virchow werd eens bij een rijk jongmensch ge roepen, dat op een gemakkelijke manier van zijn kwalen wilde afkomen. Misschien heb ik wel trichïnon, zei de jeug dige croesus, maar van Uw mengseltjes en mid deltjes moet lk niets hebben. U moet het kwaad met wortel en tak uitroeien. Wat zijn eigenlijk de symptanen? vroeg Vir chow, nadat hij den jongeman onderzocht had. Duizeligheid en later hoofdpijn, klaagde de patient. Zonder een woord te zeggen haalde Virchow zijn wandelstok en sloeg een flesch wijn aan scherven, die midden op tafel stond. Wat doet U? vroeg de lijder verschrikt. Het kwaad met wortel en tak uitroeien, zei Virchow, ik begin bi) de oorzaak. Prof. Piccard was vooral in zijn jeugd, erg verstrooid. Eens kwam hij verkleumd en ver kouden aan bij menschen, die hem met Kerst mis te logeeren hadden gevraagd. Hoe kom je zou verkouden? vroeg de gast heer. Er was een ruit stuk voor de deur van de coupé, waarin ik zat en mijn plaats was juist vlak bij dat gat. Waarom heb je dan niet een ander, die er beter tegen kon dan jij, gevraagd of hg met je van plaats wilde verwisselen? Dat ging niet; ik zal alleen Sn het coöl' partiment. y"*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3