IERLAND'S WARE GEZICHT.
DE „LOS VAN ENGELAND"-BEWEGING.
De wereld een paradijs der
techniek.
Brieven van een huis
moeder.
Jehol: China's heilige grond
TOON EEL.
Een interessante beschouwing.
door SEAN T. O.'CEALLAIGH,
Vice-President van den Uitvoerenden Raad van Ierland.
In Ierland is het in velerlei op
zicht lang nog niet in orde. Wij
weten er hier betrekkelijk weinig
van, vandaar dat wij hierbij een
artikel publiceeren, dat een van
Ierlands bekende mannen ter in
formatie van de Europeesche le
zers schreef.
Ierland bestaat uit 32 graafschappen, waar
van cr slechts 26 deel uitmaken van den Ier-
schen Vrijstaat. Zes graafschappen in het N.O.
worden voor alle belangrijke aangelegenheden
rechtstreeks bestuurd door de Engelsche
regeering. Het EngelschIersche verdrag van
1921 heeft de andere 26 graafschappen over
gedragen aan de Iersche regeering, doch bij
datzelfde verdrag wordt de erkenning der
Britsche suprematie geeischt. Geen gekozen
afgevaardigde kon zitting nemen in het par
lement van den Vrijstaat zonder den eed van
trouw aan den Engelsehen Koning en aan «e
unie met Groot Britannië te hebben afgelegd.
Deze eed, die aanvankelijk onder bedreiging
met een oorlog werd opgelegd, is jaren lang
een oorzaak van strijd en verdeeldheid in Ier
land geweest. De tegenwoordige regeering
van den Vrijstaat die sinds Maart 1932 het be
wind voert, is gekozen door hen, die den eea
afgeschaft willen zien. Zij heeft dan ook een
wetsontwerp van deze strekking ingediend en
vanaf 1 Januari 1933 is de genoemde eed auto
matisch uit de grondwet van den Ierschen
Vrijstaat verdwenen. Het handhaven van dien
eed, tegen de wenschen der bevolking in, zou
absoluut niet in overeenstemming z\jn met de
politieke vrijheid.
Door den eed af te schaffen, verzekeren wij
den binnenlandschen vrede en herstellen wij
de eenheid in de nationale beweging, welke
verloren is gegaan toen een geringe meerder
heid zich voor het verdrag had uitgesproken.
Het Iersche volk wenscht vriendschappelijke
relaties te onderhouden met het Engelsche,
doch dit zal altijd moeilijk blijven, zoolang de
Engelsche regeering zich in de Iersche kwes
ties tracht te mengen en politieken of econo-
mischen druk uitoefent. Verder dient men te
bedenken, dat de Iersche Vrijstaat in zyn
tegenwoordigen vorm nog niet geheel Ierland
omvat. De toekomstige constitutie van Ier
land zal door de vrije wilsuiting van geheel
Ierland tot stand moeten komen. Hoe ver wij oók
nog van de nationale eenheid verwijderd schij
nen, de Ieren kunnen nooit een regeling, die
hun land verdeeld houdt, als arfders dan voor-
loopig beschouwen.
De economische onderdrulcldng.
Het Iersche volk is practised van aard.
Zoolang de Iersche Vrijstaat zijn tegenwoordi
gen vorm behoudt, trachten alien, die binnen
zijn grenzen wonen, het land zoo welvarend
mogelijk te maken. Doch voordat wij spreken
over onze plannen op economisch gebied, wil
len wij in het kort Ierlands economische ge
schiedenis vóór het Engelsch-Iersche verdrag
van 1921 nagaan.
De geschiedenis van Ierland levert het
meest sprekende voorbeeld op van de indus-
trioele onderdrukking van het eene land door
het andere. In de achttiende eeuw was de
politiek van het Engelsche parlement gericht
op de onderdrukking van de Iersche industrie,
zoodat, afgezien van den handel in linnen en
eetwaren Ierland practisch beroofd werd van
alle industrie, juist in den tijd toen er in de
industrie radicale veranderingen werden inge-
gevoerd. Toen het land onder de regeering
van het „Gratians Parliament" gedurende kor
ten tijd (17831800) op fiscaal gebied onaf
hankelijk was, beleefde het een kortstondige,
uoch opmerkelijke opleving van de weivaart.
Burggraaf Clare, de Iersche kanselier, ver
klaarde in 1798: „Er is geen volk op de ge-
heele bewoonde aardoppervlakte, dat in dit
zelfde tijdperk zoo snelle vorderingen in be
schaving, handel en industrie heelt gemaakt
ais het Iersche".
De industrieele opleving kwam plotseling
tot een einde door de unie van 1800, toen de
laatste beschermende rechten verdwenen en
bovendien de Britsche en de Iersche schat
kist na enkele jaren werden samengemolten.
De kleine, doch talrijke Ierscne fabrieken
konden niet concurreeren met de Engelsche,
waar nieuwe productiemethoden waren inge
voerd,. De Iersche steden kwijnden en het Ier
sche volk werd bij gebrek aan andere arbeids
mogelijkheden meer dan ooit voor zijn bestaan
afhankelijk van den landbouw. De groote hon
gersnood van 1846 en 1847, waardoor in Ier
land meer dan een millioen menschen ztjn
omgekomen, was het onvermijdelijke gevolg,
van de funeste regeeringspolitiek.
De economische gevolgen van de gedwon
gen unie met Groot Britannië beteekende voor
Ierland een bijna volkomen ondergang. De
hulpbronnen, de middelen van bestaan en de,
s iuukundige behoeften, der beide landen ver
schilden geheel en al en het was onvermijde
lijk dat de regeering der Unie en het Londen-
sche parlement allereerst aandacht schonken
aan de behoeften en verlangens van het ryk-
gte en dichtst bevolkte deel. Het slechte be
stuur van Ierland werd belicht door het in
1896 uitgebrachte rapport van een koninklijke
commissie, welke ontdekte, dat Ierland toen
reeds vele jaren lang 2% millioen pond per
jaar te veel aan belasting had betaald.
Bij het begin van de twintigste eeuw teiae
Ierland nog vier millioen inwoners minder
dan na den grooten hongersnood en nog steeds
nam de bevolking snel af; de linnenweverijen
en de Ulstersche scheepswerven uitgezonderd
had het ook vrijwel geen industrie. Een land-
bouwland kon men het echter evenmin noe
men; het fokken van vee voor den export was
het voornaamste middel van bestaan gewor
den. Het bebouwde oppervlak in de 26 graaf
schappen, welke thans den Ierschen Vrijstaat
vormen, is van 2.534.989 acres in 1847 vermin
derd tot 790.783 acres in 1930. Het met koren
bebouwde oppervlak in die 26 graafschappen
was van 671.448 tot 26.740 acres verminderd
en wat betreft het percentage van zijn totale
oppervlakte, dat met koren was bebouwd, was
de Iersche Vrijstaat er in dat jaar vermoede
lijk slechter aan toe dan eenig ander land ter
wereld.
Naar het economisch herstel.
Door het verdrag van 1921 heeft de Iersche
Vrijstaat na bloedigen strijd zijn financieele
onafhankelijkheid verkregen. De economische
opbouw werd echter ernstig belemmerd door
de verdeeling van Ierland en het verlies van de
zes Ulstersche Graafschappen, waarin ook Bel
fast lag, het voornaamste industrieele centrum
van het land. Ulster is voor Ierland, wat
Elzas-Lotharingen voor Frankrijk is. De Ier
sche Vrijstaat kan nu echter zijn industrie be
schermen en zijn landbouwpolitiek herzien in
nauw verband met de behoeften van zijn bevol
king. Zoo gemakkelijk en snel kon echter niet
verbeterd worden, wat door vele generaties
achtereen was bedorven. Na den wereldoorlog
had Ierland voor zijn vee- en zyn landbouw
producten goede prjjzen behaald op de Engel
sche markt en daarom heeft de Iersche Vrij
staat er jarenlang naar gestreefd om het En
gelsche afzetgebied te behouden en uit te
breiden.
Hèt economische stelsel, dat in den loop van
de negentiende eeuw aan Ierland was opgelegd,
was verkeerd opgezet en volkomen ongeschikt
voor de behoeften van zijn bevolking. De thans
heerachende economische wereldcrisis en de
daardoor veroorzaakte prijsdaling hebben deze
kwestie echter bijzonder dringend gemaakt,
zoodat de nieuwe regeering van den Vrijstaat
allereerst daaraan haar aandacht zal moeten
wijden. De regeering heeft reeds zooveel moge
lijk gedaan om de oprichting en uitbreiding van
bedrijven te bevorderen, waarbij zy niet alleen
een passieve rol heeft gespeeld, doch ook in
sommige gevallen het initiatief heeft genomen
en in andere de noodige leiding heeft gegeven.
Zonder met beleid vastgestelde beschermende
rechten was het onmogelijk geweest om de
Iersche industrie tot ontwikkeling te brengen.
In de laatste jaren heeft de invoer in den Ier
schen Vrijstaat den uitvoer belangrijk overtrof
fen en de protectionistische politiek der regee
ring had ten doel om, behalve werk te verschaf
fen voor de werkloozen, ook de handelsbalans
te verbeteren en niet slechts een tydelyk, doch
een blijvend voordeel voor het volk te bereiken.
Er zijn maatregelen genomen om de zuivel
industrie te beschermen, die door de prijsdaling
op de Engelsche markt met den ondergang
werd bedreigd en om de meelindustrie te reor-
ganiseeren, waar tot dusverre bijna al het meel
moest worden ingevoerd. Thans wordt er per
jaar 340.000 ton graan vermalen, waarvan
slechts 18000 ton Iersch graan. Nu wordt de
graanbouw aangemoedigd door minimum prij
zen voor het graan vast te stellen en de mole
naars te verplichten een bepaald percentage
binnenlandsch graan te gebruiken. Zoo hopen
wij het doel te bereiken, dat Ierland zoo spoedig
mogelijk in staat is om zichzelf te voeden.
Tot Maart 1932 droeg de Iersche Vrijstaat
nog de zware last van de betalingen aan Groot-
Britannië, die vijf millioen pond per jaar bedroe
gen en op zijn bevolking betrekkelijk zwaarder
drukten dan de herstelbetalingen op het Duit-
sche volk. Zij vertraagden zeer ernstig de nood
zakelijkste reorganisatie op economisch gebied.
Toch was het niet om die reden, maar uit zui
ver juridische overwegingen, dat de regeering
van president De Valera geweigerd heeft om
die betalingen voort te zetten, zoolang Engeland
zijn aanspraken niet bewezen heeft. Dit «me
ningsverschil heeft zijn invloed uitgeoefend op
de economische politiek van den Vrijstaat. De
tariefmuren, die Engeland optrok tegen de Ier
sche producten om de regeering te dwingen tot
toegeven aan de Engelsche eischen, hebben hun
doel als zoodanig gemist, al hebben zy wel de
Iersche belangen geschaad. Zy hebben ons ech
ter tevens sneller doen voortgaan op den weg
naar de economische onafhankelijkheid, doordat
zij het Iersche volk de oogen openden voor de
gevaren, die zijn tegenwoordige economische en
financieele afhankelijkheid met zich meebrengt.
De politiek van de laatste regeering van den
Ierschen Vrijstaat was een politiek van afhan
kelijkheid en zeer nauwe samenwerking ten op
zichte van Groot-Brittannië. Waar deze regee
ring bovendien onderhandeld had over de ver-
deeling van ons land, kon zij moeilijk strijden
voor de teruggave der verloren graafschappen.
De Valera en zijn medewerkers streven echter
naar een republiek, die geheel Ierland omvat
en volgens het oude nationale ideaal volkomen
onafhankelijk is. Zij verwerpen de verdeeling
en geven uiting aan hun plan om de eenheid
van Ierland te herstellen bij de eerste de beste
gelegenheid. Zij willen Ierland zijn economische
onafhankelijkheid teruggeven en geschikt ma
ken om in zijn eigen behoeften te voorzien, voor
zoover dat in den modernen tijd mogelijk is. De
geheele Iersche jeugd staat achter hen; daarom
gaan zij een schitterende toekomst tegemoet,
hoewel de weg, waarlangs zij hun doel moeten
bereiken, nog lang en moeilijk is.
(Nadruk verboden).
Wat willen de Amerikaansche
technocraten?
door W. A. G.
„Onder mijn regeering moet ieder Franscb-
man des Zondags zijn hoen in de pot hebben"
(Koning Hendrik IV van Frankrijk in de 16e
eeuw)
„Onder mijn regeering miwt ieder Engelcch-
man drie morgen land en een koe bezitten"
(Koning Jaoobu3 Stuart van Engeland in de
17e eeuw).
„Het wereldraadsel is opgelost. In den bo
dem sluimeren ongehoorde krachten, sluimert
de rijkdom. Men heeft deze krachten slechts
nuttig te maken voor de maatschappij".
(Fransche mannen der wetenschap ln de 18e
eeuw).
„Onder mijn leiding heeft elk Amerikaan
zijn hoen in de pot en zijn auto in den stal".
(Henry Ford in de 20ste eeuw).
„Een moderne tegelbakkerij kan heden ten
dage 400.000 tegels per man leveren. Vijf
moderne tegelbakkerijen met tezamen honderd
arbeiders zouden echter voldoende zijn. De
Amerikaansch katoenindustrie produceert ont-
zaglijke massa's. Onder zekere omstandig
heden zouden echter eenige spinnerijen vol
doende zijn. De Amerikaansche schoenen
industrie levert jaarlijks 99 millioen schoenen.
Men zou in 8 S. 10 maanden zooveel schoenen
kunnen maken, die 2% jaar meegaan, dat
voor een tiental jaren de schoenen-vo-orzlening
van de geheele Amerikaansche bevolking ver
zekerd was. De Amerikaansche wegenaanleg
verslindt kapitalen. Men zou echter kunnen
volstaan met een machine te laten werken, be
diend door slechts twee man, die diagelijks
oude straten ter breedte van 60 voet en met
een snelheid van 8 mijlen, openbreken en van
een nieuwen onderhouw en modem plaveisel
voorzien kan. Het Amerikaansche volk werkt
8 a 10 uren per dag. De volwassenen van 25
tot 45 jaren zouden echter slechts alleen 660
uren per jaar behoeven te werken om voor
de gezamenlijke bevolking een tienmaal zoo
hoogen levensstandaard als het gemiddelde
inkomen van 1929 te bereiken".
Wie dat zegt? Dat zeggen, in het jaar 1933
de Amerikaansche „technoraten". Wie dat
zijn? Zjj vormen een vereeniging van 350 ge
leerden Ingenieurs, architecten, scheikundi
gen, natuurkundigen die connecties onder
houden met de Columbia Universiteit te Now
York. Sinds eenigen tijd voeden zij de wereld
met ongehoorde plannen, zeggen, dat de oplos
sing van de crisis slechts kinderspel is, en
om zich niet dadelijk met het aureool der be
lachelijkheid te omgeven, doen zij allerlei
voorstellen, die uit de velden der wetenschap
met behendigheid en gratie te voorschijn too-
veren. Hun leider is Howard Scott; hij heeft
aan de Technische Hoogeschool te Charlotten-
burg zijn doctorstitel behaald, werkt sinds
het einde van den oorlog als munitie-vakman
in de Vereenigde Staten, houdt zich in het
bijzonder bezig met „energie-ondrzoek" en
heeft onder de bedrijven door den ouderdom
van 42 jaar bereikt".
Wat wil Howard Scott met zijn energie
onderzoek? Niets meer cf minder dan een om
wenteling van de beschaafde wereld teweeg
brengen en dit op hoogste eenvoudige, vol
komen controleerbare wijze. Hij verdiept zich,
op grond van dit onderzoek, in de productie
verhoudingen der kapitalistische wereld en
zoekt daarin de kiem van al het kwaad, de
kiem, waaruit overproductie, crisis, werkloos
heid, armoede bij volle schuren, ontspruiten,
Nu: deze wijze van onderzoek is niet van van
daag of gisteren. Sinds honderden jaren en
langer is er een wetenschap, die van verschei
den kanten en met verscheiden middelen even
eens dit kernprobleem onderzoekt: de poli
tieke economie. De constateering van het feit,
dat de steeds doorgaande vooruitgang der
techniek een reeks onoplosbare moeilijkheden
met zich brengt, die bij elke verbetering van
het technisch apparaat, verdrievoudigd wor
den, is reeds lang gemeengoed der economi
sche wetenschap. Eet nieuwe of veeleer be
trekkelijk nieuwe van Howard Scotts onder
zoekingen is het uitgangpunthij kijkt niet
naar de waarde, naar de arbeidsverhoudingen,
maar naar de nutteloos verspilde krachten,
die in het arbeidsproces verloren gaan. Zijn
oplossing tot opheffing van alle misstanden
berust principieel allereerst op een verkorting
van den arbeidstijd, ten tweede op een ver
standig, radicaal partijtrekken van de techni
sche productiekrachten. Al het andere loon,
prijs, waarde, bezit, dus tenslotte ook het
kapitaal laat hij buiten beschouwing. De
bevrijding der menschheld van overvioedlgen
arbeid dit door te voeren is zijn program.
Men zal bemerken, dat al zjjn oplossingen van
één zijde komen, dat zijn geheele systeem als
wereldsysteem juist aan deze eenzijdigheid te
gronde gaat.
Om nog eens op de kwestie van de katoen
en de textielproductie terug te komen: de
gedachte, waarvan hij heil verwacht, berust
op het voorstel om de onvoordeelige katoen
door een betere grondstof te vervangen, door
de ramie-piant. Deze plant heeft vezels van
22 diuim lengte. Deze vezels zijn zevenmaal
zoo sterk als wol, honderd maal zoo sterk
als katoen. Op een halve hectare land kan
tien maal zooveel ramie worden geplant als
katoen. Katoen moet worden geplukt, ramie
kan mechanisch worden gesneden en gebun
deld. Ramie is verder beter voor de papier-
fabricatie te gebruiken. Ramie is onverslijt
baar en lijdt niet door voebt. Na dit alles
schijnt het buiten kijf, dat de teadelindustrie
met deze grondstof werkelijk meer gebaat zou
zijn. Echter blijft het de vraag of een voordee-
lig materiaal voldoende is, om alle moeiljJK-
heden niet alleen bij de fabricatie der textiel-
waren, -maar ook bij den verkoop en bij den
afzet op te lossen.
Howard Scott is intelligent genoeg deze
moeilijkheden zelf te erkennen. Hij wijst er
daarom op, dat het technocratische systeem
slechts geschikt is voor een land, dat 2oo
rijk aan grondstoffen is als de Vereenigde Sta
ten. Engeland b.v. is voor zulke gevallen on
bruikbaar; het is een „afgeleefd" wereldrijk.
Ook Europa zal, volgens Scott van de techno
cratie geen profijt hebben. Amerika moet zich
volgens de technocraten, tegenover de geheele
wereld „harricadeeren".
Hier zijn wij op een veld aangeland, waar
de twijfelingen aan deze heilsleer als padde
stoelen uit den grond schieten. Men zou kun
nen zeggen, dat de redding van Amerika let
terlijk aan een ramie-vezel hangt. Van één
zijde een land bevrijden en de wereld hervor
men willen, is een te stoutmoedige onder
neming om succes te hebben. Men herinnere
zich de lijst van beloften van Hendrik IV tot
Henry Ford, die den loop der gebeurtenissen
ten slotte ook niet veranderd hebben
Van kijkers en koopers!
Mevr. J. de Boer—van Strien schrijft in het
Alg. Weekblad „De Middenstandsbond" het vol
gende:
„Kijkers", zoo zuchtte vroeger mismoedig,
menige winkelier, als hij wèl de mensehen voor
zijn uitstalling zag neuzen, maar niet aanstonds
binnentreden, „kijkers zijn nog lang geen koo
pers". Maar de moderne zakenman zegt blij
moedig: „Kijkers wórden koopers; kijkers móe
ten koopers worden, als het uitgestalde hen
maar aantrekkelijk genoeg voor oogen wordt
gesteld!"
Wij hulsvrouwen zijn geneigd om 'den laatsten
spreker het meeste gelijk te geven. Vooral
voor de vrouw gaat er iets onweerstaanbaar-
aantrekkelyks uit van een „smakelijke" éata-
lage, ó.w.z. een étalage waar de artikelen zóó
liggen uitgestald, dat men ze niet alleen goed
kan zien, maar dat men diep in zijn binnenste
overtuigd raakt, dat men eigenlijk niet langer
gelukkig kan zijn en tevreden voortlevend als
men bedoelde artikelen niet in eigen bezit
krijgt! Er bestaat ongetwijfeld een „étalage-
psychologie", zoo goed als een „uitverkoops-
psychologie bestaat en de modemsten onder
de middenstanders hebben deze psychologie
natuurlijk al sinds lang terdege bestudeerd.
Maar misschien kan het voor hen toch wei in
teressant zijn om te weten hoe de gemiddelde
huisvrouw op hun uitstalkasten reageert.
Het spreekt wel vanzelf, 'dat het een eerste
eisch is, dat deze étalage netjes zij; zoo spoedig
er ook maar een schijn of schaduw van stoffig
heid in een uitstalkast te bekennen valt, zal
de gemiddelde vrouw in dezen winkel liever
niet koopen, terwijl menigeen het ook geen aan
beveling vindt, wanneer poes frank en vrij in
de étalage rondstapt. Dan vindt de winkelende
vrouw het ook gezellig wanneer zoo'n uitstal
kast wekelijks of twee-wekelijks wordt veran
derd, want ze krijgt daardoor een kijk op tel
kens andere en nieuwe artikelen en derzelver
prijzen. Om eenzelfde reden zal ze ook steeds
die winkels met een bezoek vereeren, waar de
waren geprijsd in de kast liggen. Ze heeft dan
een zekere houvast en hoeft niet te vreezen
dat ze, als ze eenmaal een winkel betreden
heeft, door de prijzen onaangenaam verrast
zal worden en soms een terugtocht moet zoe
ken.
Al te volle étalages zijn een beetje verra
derlijk, omdat ze wel veel bieden, maar de ar
tikelen niet altijd in hun heelen omvang too-
nen. Vooral de vrouw, die nog aarzelt of ze het
aardige jurkje of hoedje dat ze ergens ziet lig
gen, zal koopen, wil bedoeld voorwerp van
achter het glas van alle kanten kunnen bewon
deren en taxeeren.
In het algemeen gesproken verdient het aan
beveling dat de étalage ook van zeer exclusieve
zaken niet alleen heel-dure voorwerpen bevat.
Laten ook de eigenaars van die firma's den
koopsters toonen dat ook zij rekening houden
met de moeilijke tijden, die we beleven en dat
men ook bij hen best niet al te duur slagen
kan. En dan is het zaak om juist die goedkoo-
pere artikelen een beetje voor het oog te éta-
leeren, zoodat ze de aandacht tot zich trekken
en men eventueel een stap naar binnen durft
wagen.
Want menige winkelier weet en beseft het
misschien niet eens hoe angstig zijn keurige
moderne winkel met de artistieke pui en de
fraaie uitstalgelegenheid een gewoon koop-
stertje kan maken! Hij heeft er heelemaal geen
erg in, dat zij het eenvoudig niet waagt hier
binnen te treden, waarin de soberheid eener
moderne étalage misschien een paar enkele
straklijnige flacons dure parfum ongeprjjs-d
op een koopster staan te wachten, of waar men
van fraaie toiletten, bont, stoffen of wat niet al
maar een kleinigheid ziet; zoo'n kleinigheid,
die er zónder winkelprijsje staat in een oceaan
van-ruimte
„Wat ge niet in de uitstalkasten ziet, vindt
ge binnen", vermelden sommige bordjes op
Winkelruimten, maar ik voor mij geloof niet
dat dit koopsters naar binnen zal halen. De
vrouw die in een étalage iets gezien heeft dat
haar ongeveer lijkt, voor een prijs, die haar
eveneens ongeveer lijkt, dié zal er toe komen
om een winkel te betreden zonder den schroom,
dien ze anders ongetwijfeld gevoelt ook al ziet
men haar dien niet aan.
In iedere coulante zaak kan een koopster
de artikelen krijgen, die de étalage vertoont,
zélfs al kost het wel eens moeite om die voor
den dag te halen. De winkel, waar de winkel
juffrouw met schouderophalen verzekert: „Wij
halen nooit iets uit de étalage, mevrouw", zal
voortaan gemeden worden. Bovendien kan een
étalage-artikel natuurlijk tegenvallen als men
het in de handen heeft en dan is het alweer de
coulante zakenman, die er nooit op aandringen
zal dat de dame, die het voor den dag heeft
laten halen, het desondanks koopt,
In het algemeen sprekende mag men dus vei
lig zeggen, dat kjjksters de eerstnoodigen zijn
omdat er betrekkelijk niet zooveel voor noodig
is om haar tot koopsters te maken. Volkomen
fout wordt daarop wel eens gereageerd! Per
soonlijk herinner ik me nog zeer goed de eige
naresse van een niet-onaardig-handwerkzaakje,
die er een gewoonte van maakte om dames,
die wat langeren tijd voor haar uitstalkast ston
den, plots te vragen of er ook iets van haar
gading hij was. Ze stond voor dat doel menig
half uurtje achter haar winkeldeur en de ziel
heeft waarschijnlijk nooit beseft, dat ze hiermee
eventueele koopsters volledig op de vlucht joeg.
Enkele zaken vermelden tegenwoordig, ook al
via wandbordjes, dat het personeel streng ver
boden is om klanten die nog wat willen rond
kijken, lastig te vallen, een systeem dat ook in
sommige warenhuizen wordt toegepast, maar
dat daar dikwijls in hinderlijke onverschillig
heid van de ziftde der verkoopsters ontaardt.
Zóó mag het natuurlijk nooit worden, maar
voor het overige schuilt er voor de koopster
iets weldadigs in de wetenschap, dat ze kan kij
ken hoe en waar ze wil, zonder aanstonds een
meer of minder geduldig-wachtende winkel
juffrouw achter zich te hebben. Dit alles zal
den iust tot koopen eer vergrooten dan ver
kleinen, want de mensch en speciaal de
vrouw is nu eenmaal een vat vol tegenstrij
dlgheden en zoo goed als het u ergert, wan
neer u iets opgedrongen wordt, zoo goed wordt
menig onzer door vurigen kooplust bezield als
v/B veel aanlokkelijks zien en desnoods kunnen
keuren van nabij, zonder dat men ons al te
hinderiyi: - de handen kykt!
J. DE BOER—VAN STRIEN.
OORLOG OP HISTORISCH TERREIN.
CHINA STRIJD VOOR ZIJN TRADITIES.
(Byzondere correspondentie)
Onderstaand artikel is geschreven
Ondestaand artikel is geschreven
dor een man, die China door en
door kent, en maakt het voor ons
Westerlingen hegrijpeiyk, dat er
China juist aan deze provincie
zooveel gelegen is.
PEKING, Januari 1933.
In enkele nuchtere woorden deelen de tele
grammen mede, dat Japan met kanonneer-
booten, bommenwerpers en legerafdeelingen de
stad Sjanghai Kwan heeft aangevallen en de
Chineesche „bandieten" verdreven heeft. En
op de kaart zien we, dat deze stad ligt op het
belangrijke punt, waar de groote Chineesche
Muur de Gele Zee bereikt. SJanghalkwan be-
teekent dan ook de muur aan de zee. Wy
Europeanen met onze materialistische en im
perialistische denkwijze beschouwen deze ver
overing alleen uit economisch, strategisch en
politiek oogpunt. Wij denken aan spoorwegen,
aan de in den bodem aanwezige rijkdommen,
aan de directe bedreiging van Peking en
Tientsin.
Ook de door de Westersche beschaving be
ïnvloede Japanners laten zich door zulke zui
ver praktische overwegingen leiden. Voor de
Chineezen staat er echter meer op het spel
dan een van zyn vele provincies. De provincie
Jehoi is voor hen n.l door geschiedenis en
traditie geworden tot
heilige grond.
De geiyknamige hoofdstad was de pronke
rige zomerresidentie van de groote Mandsjoe-
keizers en als zoodanig de plaats, waar de
oude Chineesche beschaving voor het laatst
nog eens opbloeide. Twee machtige heerschers,
Kang Hsi en Tsjien Loeng, bestuurden van
hieruit het lot van het onmetelijke rijk. Ge
heel Oost-Azië boog voor hen en zelfs de
oppermachtige hoogepriester van Tibet, de
Tasji Lama, verscheen aan het-hof van Tsjien
Loeng om den keizer zijn huldebiyken aan te
bieden bij diens zeventigsten verjaardag. Zoo
groot was in dien tijd de macht der Chinee
sche keizers, dat zij het trotscha. Albion durf
den te beleedigen. In 1793 zond n.l. Koning
George HI van Engeland afgezanten naar het
hof van Tsjien Loeng om diplomatieke- en
handelsrelaties aan te knoopen. Zij werden op
dezelfde wijze ontvangen als de Mongoolsene
vazallen; hun geschenken werden betiteld als
tributen, hun koning met een woord, dat
stamhoofd of wel vorst over een enkele pro
vincie beteekent. De brief, die zy naar Enge
land terug brachten, werd besloten als volgt:
„Neemt onze geschenken deemoedig- aan en
gedenkt onzen keizerlijken wil. Dit is onze
allerhoogste boodschap". En dat terwijl alle
verzoeken der Engelschen vierkant werden
afgewezen.
Verbleekte glorie.
Desty'ds, tuschen 1662 en 1792, bloeiden in
deze stad kunst en wetenschap, en de keizers
regeerden verstandig en mild, Dit Wijkt o.a.
uit een decreet van Kang Hsi, den stichter
van Jehol, uit het jaar 1689. Daarin wordt
gezegd:
„Wij zijn zelf altijd spaarzaam geweest in
onze uitgaven. Nooit hebben wij één zijden
draad of rijstkorrel lichtvaardig weggeworpga.
Het volk is de grondslag van het rijk; ais
het volk genoeg heeft is het land rijk. Wij
wenschen, dat hetvolk zich een vermogen ver
gaart, opdat het welgesteld zij. Dan zullen
ook de goede zeden groeien en er zal vrede
in het land heerschen".
In hetzelfde jaar schreef hij:
„Toen wij onlangs door het district Jantsjau
kwamen, had de bevolking alle straten ver
sierd en bereide ons een hartelijke ontvangst.
Hoewel wy de goede bedoeling waardeeren,
betreuren wij toch de verkwisting, die daar is
begaan. Wij beschouwen alle inwoners van
ons rijk als onze kinderen en gevoelens ons
ook zonder triompfbogen gelukkig, wanneer
wij slechts weten, dat elk gezin voldoende
heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien".
Dezelfde Kang Hsi was een groot natuur
vriend, die in zeer schoone woorden de door
hem gestichte zomerresidentie Jehol te-
schreef. Zijn kleinzoon Tsjien Loeng was zelfs
een groot dichter; overal ln China vindt men
in tempels zyn gedichten in steen vereeuwigd.
De pracht en praal van deze zomerresidentie
der Mandsjoe-keizers was voor onzen smaak
wei wat buitensporig, terwyi wy het ook
moeilijk als zuinig beheer kunnen aanmerken,
dat Tsjien Loeng naast het reeds bestaande
zomerpaleis nog 36 lustsloten en paviljoens
liet bijbouwen. Er werden kunstmatige meren
aangelegd met dichtbegroeide eilandjes, die
door hooge bruggen met den vasten wal ver
bonden waren. De kunstwerken, "handschriften
en zeldzame boeken, die hier byeengebraelit
werden vertegenwoordigden een onschatbare
waarde. De hofhouding der Chineesche keizers
was grootsch opgezet en elk detail werd geregeld
door het zeer strenge ceremonieel. Vazallen-
vorsten kwamen hier hun huldeblijken bren
gen en dichters, geleerden en kunstenaars
werden gaarne aan het hof ontvangen.
Thans is al deze glorie verbleekt. China is
een republiek geworden en reeds meer dan
dertig jaar lang hebben burgeroorlogen het
groote riflk tot in zijn grondvesten geschokt.
Het nationalisme scheen China opnieuw
groot te zullen maken onder meer moderne
vormen, doch voordat hiervan sprake kon zijn,
begon Japan zyn veroveringen, waardoor 'bel
reeds voor de toekomst zooveel belovende
Mandsjoerije van China werd losgerukt en ge
plaatst onder een president „bij de gratie van
Japan", die Ironie van het lot niemand
anders is dan de laatste afstammeling van' ae
eenmaal zoo machtige Mandsjoe-dynastie, P°e
Yi, die als kind op den Chineeschen keizers
troon heeft gezeten.
De paleizen van Jehol zijn thans vervallen,
hun kunstschatten geroofd, hun groote zalen
kaal en leeg. In de vroeger zoo verzorgde
parktuinen schiet het onkruid hoog op. Mart
de geest van Kang Hsi en Tsjien Loeng zweeft
nog steeds om de ruïnen en onuitwischbaar
leeft in het hart der Chineezen de herinnering
van de vroegere macht en beschaving van bet
land. De verbitterde tegenstand, die geboden
wordt by Japan's pogingen om ook de provin
cie Jehol te veroveren, moet dan ook hteraaS
worden tosgeschreven.
N.V. AMSTERDAMSC1
TOONEELVEREENIGI
STADSSCHOUWBURG AMS
CIRCUS KNIE.
Het Is langzamerhand een g«
geworden belangrijke premières i
stad in de plaatselijke bladen as
lang te onderwerpen, teneinde de
bezoeker voor te bereiden op kon
iingen. Deze voorbespreking geef'
dat de tooneelliefhebbers, die zck
de kat uit den boom kyken, en
ons landje velen,, niet behoeven
een tweede opvoering, doch r<
voorstelling te Haarlem omtrent
georiënteerd zijn.
Laat ik dan beginnen met alle
goed toaneel aan te raden Circus
Zuckmayer te gaan alen, daar, c
zwaren, die men tegen het stuk
aanvoeren, dit toch zooveel te
en den spelers zooveel gelegenhei
spel tot groote hoogte op te voer
aarzel, de voorstellingen van Circ
de gebeurtenissen van ons tooneel;
schikken.
De inhoud van deze circusgesch
verteld. Katharina Knie de doe
directeur van het reizend circus
neeg heeft van het armzalige v
en reeds eenige malen in aanrafe
den heereboer Rothacker steelt,
aandacht op haar te vestigen,
haver by hem weg. Haar toeie
en Rothacker vraagt haar vadej
in zyn dienst mag treden, waarin
zy het met een bloedend hart, tc
rina verlaat het circus, dat verd
de eenige vrouwelijke attractie, d!
schouwer bieden kon en steeds d
armoede vervalt. Na een jaar k
wederom in dezelfde plaats, en
op het punt staat zich1 te verloven
kemt natuuriyk naar de voorste]
artisten vragen, ja smeeken, ha
by hen en haar ouden vader, die
wrak is, na het vertrek van zijn
te komen. Doclï deze weigert;
acker lief en is in haar nieuwe c
kig. Als zij dan haar vader za
haai- liefde en zijn toestemming v
ïyk zal vragen, komt zij tot de
onder haar verhaal haar vader
geslapen. Door den dood van d
het circus ten doode opgeschrev
zelsehap is volkomen uit het veld
dan wordt in Katharina het gev
zij in deze omstandigheden een
vervullen, zoowel tegenover de
van haar vader als tegenover ha
seerde kunstbroeders, zoodat zy
het circus op zich neemt en bev-
dellyk op te breken.
INieuw is dit probleem van den
liefde en plicht zeker niet en oo'
daarvan in haar geheel is niet
doch er zijn tallooze détails, die
in vier bedrijven geschreven sti
boeien, terwijl het stuk ongetwy
stijging naar het slot vertoont.
Doch, zooals ik in den aanvani
een van de voornaamste kwaliteit
dat het den spelers gelegenheid
sterk spel. En dan moet in d-e e
noemd worden de Katharina
Kohier, een zeer zuivere creatie
die voor haar geschreven kon z
tig zyn haar stemmingswisselin:
nèrlyke strijd tusschen haar lief<
der en die heereboer.
Onmiddellijk daarnaast zou i'
Knie, van Dalsum willen noemei
de laatste bedrijven den ouden,
verteerden vader, op voortreffen
de.
Daarnaast trof de prachtige
de kleinere rollen. De clown J
lini van Jules Verstraete is eer
ste creaties, die ik van dezen i
Bouber, gast by dit gezelschap
cassière, waschvrouw Bibbo, een
ons doet betreuren, dat zij niet n
heid krygt, in dit genre het gi
betreden, terwijl ik als derde
Rothacker van la Chapelle wil i
deren sloten zich op uitsteken!
bovengenoemden aan, zoodat het
gave voorstelling werd van een
opgevoerd in zeer suggestieve dé
kende sfeer van het circus omr
zaal brachten.
Ten slotte moet ik nog een v
ho-.-g-n aan de prestaties, die
oo het gebied van acrobatiek ten
r'ie zender twiifel een grondige
hen vraischt. De wijze, waarop
e~n eenigs meters hoog staaldrj
zl'n evoluties ten beste geeft, mi
k; g op de zaal niet.
weet niet. of van Dalsum,
d vmceiliikhedsn met Circus E
l~:"i kmnt. Zco ja dan verdient
':c kte schouwburg hem hi<
r' t. dan zc-u ik alle liefhebbers
rT'!'"a aanraden de voorstelling
A -'mdam te gaan zien.
Ms rechtgeaarde Blcemendale
deze week onze tooneel-recensie
vrn dank en hulde aan de to<
van Amateurs: „B'oemenrtaai's
on Zondag 29 Januari ons een
g "even van J. B. Schuil's „I
welke in hotel Vreeburg gehou
alle lezers van ons blad toegan
betaling van het luttele bedrag
persoon. De zaal was stampvc
moedelijk goed gemutst pub
ouderwetsche maar vlot gesel
fche stuk, dat een goedmoedig
inslag heeft en gelegenheid ge
intiem spel (van Jo van We
manl als tot realistisch uitbeeli
bollandsche typen in Dirk Litl
het ringbaardje, in tante Bet,
krempene; ydele, op het uit
hofjesjuffrouw tante Bet, in
openhartige kruidenier en zijn j
trouwe knecht, en ten slotte in
deftige mv. van Weelderen e