IERLAND'S WARE GEZICHT. DE „LOS VAN ENGELAND"-BEWEGING. De wereld een paradijs der techniek. Brieven van een huis moeder. Jehol: China's heilige grond TOON EEL. Een interessante beschouwing. door SEAN T. O.'CEALLAIGH, Vice-President van den Uitvoerenden Raad van Ierland. In Ierland is het in velerlei op zicht lang nog niet in orde. Wij weten er hier betrekkelijk weinig van, vandaar dat wij hierbij een artikel publiceeren, dat een van Ierlands bekende mannen ter in formatie van de Europeesche le zers schreef. Ierland bestaat uit 32 graafschappen, waar van cr slechts 26 deel uitmaken van den Ier- schen Vrijstaat. Zes graafschappen in het N.O. worden voor alle belangrijke aangelegenheden rechtstreeks bestuurd door de Engelsche regeering. Het EngelschIersche verdrag van 1921 heeft de andere 26 graafschappen over gedragen aan de Iersche regeering, doch bij datzelfde verdrag wordt de erkenning der Britsche suprematie geeischt. Geen gekozen afgevaardigde kon zitting nemen in het par lement van den Vrijstaat zonder den eed van trouw aan den Engelsehen Koning en aan «e unie met Groot Britannië te hebben afgelegd. Deze eed, die aanvankelijk onder bedreiging met een oorlog werd opgelegd, is jaren lang een oorzaak van strijd en verdeeldheid in Ier land geweest. De tegenwoordige regeering van den Vrijstaat die sinds Maart 1932 het be wind voert, is gekozen door hen, die den eea afgeschaft willen zien. Zij heeft dan ook een wetsontwerp van deze strekking ingediend en vanaf 1 Januari 1933 is de genoemde eed auto matisch uit de grondwet van den Ierschen Vrijstaat verdwenen. Het handhaven van dien eed, tegen de wenschen der bevolking in, zou absoluut niet in overeenstemming z\jn met de politieke vrijheid. Door den eed af te schaffen, verzekeren wij den binnenlandschen vrede en herstellen wij de eenheid in de nationale beweging, welke verloren is gegaan toen een geringe meerder heid zich voor het verdrag had uitgesproken. Het Iersche volk wenscht vriendschappelijke relaties te onderhouden met het Engelsche, doch dit zal altijd moeilijk blijven, zoolang de Engelsche regeering zich in de Iersche kwes ties tracht te mengen en politieken of econo- mischen druk uitoefent. Verder dient men te bedenken, dat de Iersche Vrijstaat in zyn tegenwoordigen vorm nog niet geheel Ierland omvat. De toekomstige constitutie van Ier land zal door de vrije wilsuiting van geheel Ierland tot stand moeten komen. Hoe ver wij oók nog van de nationale eenheid verwijderd schij nen, de Ieren kunnen nooit een regeling, die hun land verdeeld houdt, als arfders dan voor- loopig beschouwen. De economische onderdrulcldng. Het Iersche volk is practised van aard. Zoolang de Iersche Vrijstaat zijn tegenwoordi gen vorm behoudt, trachten alien, die binnen zijn grenzen wonen, het land zoo welvarend mogelijk te maken. Doch voordat wij spreken over onze plannen op economisch gebied, wil len wij in het kort Ierlands economische ge schiedenis vóór het Engelsch-Iersche verdrag van 1921 nagaan. De geschiedenis van Ierland levert het meest sprekende voorbeeld op van de indus- trioele onderdrukking van het eene land door het andere. In de achttiende eeuw was de politiek van het Engelsche parlement gericht op de onderdrukking van de Iersche industrie, zoodat, afgezien van den handel in linnen en eetwaren Ierland practisch beroofd werd van alle industrie, juist in den tijd toen er in de industrie radicale veranderingen werden inge- gevoerd. Toen het land onder de regeering van het „Gratians Parliament" gedurende kor ten tijd (17831800) op fiscaal gebied onaf hankelijk was, beleefde het een kortstondige, uoch opmerkelijke opleving van de weivaart. Burggraaf Clare, de Iersche kanselier, ver klaarde in 1798: „Er is geen volk op de ge- heele bewoonde aardoppervlakte, dat in dit zelfde tijdperk zoo snelle vorderingen in be schaving, handel en industrie heelt gemaakt ais het Iersche". De industrieele opleving kwam plotseling tot een einde door de unie van 1800, toen de laatste beschermende rechten verdwenen en bovendien de Britsche en de Iersche schat kist na enkele jaren werden samengemolten. De kleine, doch talrijke Ierscne fabrieken konden niet concurreeren met de Engelsche, waar nieuwe productiemethoden waren inge voerd,. De Iersche steden kwijnden en het Ier sche volk werd bij gebrek aan andere arbeids mogelijkheden meer dan ooit voor zijn bestaan afhankelijk van den landbouw. De groote hon gersnood van 1846 en 1847, waardoor in Ier land meer dan een millioen menschen ztjn omgekomen, was het onvermijdelijke gevolg, van de funeste regeeringspolitiek. De economische gevolgen van de gedwon gen unie met Groot Britannië beteekende voor Ierland een bijna volkomen ondergang. De hulpbronnen, de middelen van bestaan en de, s iuukundige behoeften, der beide landen ver schilden geheel en al en het was onvermijde lijk dat de regeering der Unie en het Londen- sche parlement allereerst aandacht schonken aan de behoeften en verlangens van het ryk- gte en dichtst bevolkte deel. Het slechte be stuur van Ierland werd belicht door het in 1896 uitgebrachte rapport van een koninklijke commissie, welke ontdekte, dat Ierland toen reeds vele jaren lang 2% millioen pond per jaar te veel aan belasting had betaald. Bij het begin van de twintigste eeuw teiae Ierland nog vier millioen inwoners minder dan na den grooten hongersnood en nog steeds nam de bevolking snel af; de linnenweverijen en de Ulstersche scheepswerven uitgezonderd had het ook vrijwel geen industrie. Een land- bouwland kon men het echter evenmin noe men; het fokken van vee voor den export was het voornaamste middel van bestaan gewor den. Het bebouwde oppervlak in de 26 graaf schappen, welke thans den Ierschen Vrijstaat vormen, is van 2.534.989 acres in 1847 vermin derd tot 790.783 acres in 1930. Het met koren bebouwde oppervlak in die 26 graafschappen was van 671.448 tot 26.740 acres verminderd en wat betreft het percentage van zijn totale oppervlakte, dat met koren was bebouwd, was de Iersche Vrijstaat er in dat jaar vermoede lijk slechter aan toe dan eenig ander land ter wereld. Naar het economisch herstel. Door het verdrag van 1921 heeft de Iersche Vrijstaat na bloedigen strijd zijn financieele onafhankelijkheid verkregen. De economische opbouw werd echter ernstig belemmerd door de verdeeling van Ierland en het verlies van de zes Ulstersche Graafschappen, waarin ook Bel fast lag, het voornaamste industrieele centrum van het land. Ulster is voor Ierland, wat Elzas-Lotharingen voor Frankrijk is. De Ier sche Vrijstaat kan nu echter zijn industrie be schermen en zijn landbouwpolitiek herzien in nauw verband met de behoeften van zijn bevol king. Zoo gemakkelijk en snel kon echter niet verbeterd worden, wat door vele generaties achtereen was bedorven. Na den wereldoorlog had Ierland voor zijn vee- en zyn landbouw producten goede prjjzen behaald op de Engel sche markt en daarom heeft de Iersche Vrij staat er jarenlang naar gestreefd om het En gelsche afzetgebied te behouden en uit te breiden. Hèt economische stelsel, dat in den loop van de negentiende eeuw aan Ierland was opgelegd, was verkeerd opgezet en volkomen ongeschikt voor de behoeften van zijn bevolking. De thans heerachende economische wereldcrisis en de daardoor veroorzaakte prijsdaling hebben deze kwestie echter bijzonder dringend gemaakt, zoodat de nieuwe regeering van den Vrijstaat allereerst daaraan haar aandacht zal moeten wijden. De regeering heeft reeds zooveel moge lijk gedaan om de oprichting en uitbreiding van bedrijven te bevorderen, waarbij zy niet alleen een passieve rol heeft gespeeld, doch ook in sommige gevallen het initiatief heeft genomen en in andere de noodige leiding heeft gegeven. Zonder met beleid vastgestelde beschermende rechten was het onmogelijk geweest om de Iersche industrie tot ontwikkeling te brengen. In de laatste jaren heeft de invoer in den Ier schen Vrijstaat den uitvoer belangrijk overtrof fen en de protectionistische politiek der regee ring had ten doel om, behalve werk te verschaf fen voor de werkloozen, ook de handelsbalans te verbeteren en niet slechts een tydelyk, doch een blijvend voordeel voor het volk te bereiken. Er zijn maatregelen genomen om de zuivel industrie te beschermen, die door de prijsdaling op de Engelsche markt met den ondergang werd bedreigd en om de meelindustrie te reor- ganiseeren, waar tot dusverre bijna al het meel moest worden ingevoerd. Thans wordt er per jaar 340.000 ton graan vermalen, waarvan slechts 18000 ton Iersch graan. Nu wordt de graanbouw aangemoedigd door minimum prij zen voor het graan vast te stellen en de mole naars te verplichten een bepaald percentage binnenlandsch graan te gebruiken. Zoo hopen wij het doel te bereiken, dat Ierland zoo spoedig mogelijk in staat is om zichzelf te voeden. Tot Maart 1932 droeg de Iersche Vrijstaat nog de zware last van de betalingen aan Groot- Britannië, die vijf millioen pond per jaar bedroe gen en op zijn bevolking betrekkelijk zwaarder drukten dan de herstelbetalingen op het Duit- sche volk. Zij vertraagden zeer ernstig de nood zakelijkste reorganisatie op economisch gebied. Toch was het niet om die reden, maar uit zui ver juridische overwegingen, dat de regeering van president De Valera geweigerd heeft om die betalingen voort te zetten, zoolang Engeland zijn aanspraken niet bewezen heeft. Dit «me ningsverschil heeft zijn invloed uitgeoefend op de economische politiek van den Vrijstaat. De tariefmuren, die Engeland optrok tegen de Ier sche producten om de regeering te dwingen tot toegeven aan de Engelsche eischen, hebben hun doel als zoodanig gemist, al hebben zy wel de Iersche belangen geschaad. Zy hebben ons ech ter tevens sneller doen voortgaan op den weg naar de economische onafhankelijkheid, doordat zij het Iersche volk de oogen openden voor de gevaren, die zijn tegenwoordige economische en financieele afhankelijkheid met zich meebrengt. De politiek van de laatste regeering van den Ierschen Vrijstaat was een politiek van afhan kelijkheid en zeer nauwe samenwerking ten op zichte van Groot-Brittannië. Waar deze regee ring bovendien onderhandeld had over de ver- deeling van ons land, kon zij moeilijk strijden voor de teruggave der verloren graafschappen. De Valera en zijn medewerkers streven echter naar een republiek, die geheel Ierland omvat en volgens het oude nationale ideaal volkomen onafhankelijk is. Zij verwerpen de verdeeling en geven uiting aan hun plan om de eenheid van Ierland te herstellen bij de eerste de beste gelegenheid. Zij willen Ierland zijn economische onafhankelijkheid teruggeven en geschikt ma ken om in zijn eigen behoeften te voorzien, voor zoover dat in den modernen tijd mogelijk is. De geheele Iersche jeugd staat achter hen; daarom gaan zij een schitterende toekomst tegemoet, hoewel de weg, waarlangs zij hun doel moeten bereiken, nog lang en moeilijk is. (Nadruk verboden). Wat willen de Amerikaansche technocraten? door W. A. G. „Onder mijn regeering moet ieder Franscb- man des Zondags zijn hoen in de pot hebben" (Koning Hendrik IV van Frankrijk in de 16e eeuw) „Onder mijn regeering miwt ieder Engelcch- man drie morgen land en een koe bezitten" (Koning Jaoobu3 Stuart van Engeland in de 17e eeuw). „Het wereldraadsel is opgelost. In den bo dem sluimeren ongehoorde krachten, sluimert de rijkdom. Men heeft deze krachten slechts nuttig te maken voor de maatschappij". (Fransche mannen der wetenschap ln de 18e eeuw). „Onder mijn leiding heeft elk Amerikaan zijn hoen in de pot en zijn auto in den stal". (Henry Ford in de 20ste eeuw). „Een moderne tegelbakkerij kan heden ten dage 400.000 tegels per man leveren. Vijf moderne tegelbakkerijen met tezamen honderd arbeiders zouden echter voldoende zijn. De Amerikaansch katoenindustrie produceert ont- zaglijke massa's. Onder zekere omstandig heden zouden echter eenige spinnerijen vol doende zijn. De Amerikaansche schoenen industrie levert jaarlijks 99 millioen schoenen. Men zou in 8 S. 10 maanden zooveel schoenen kunnen maken, die 2% jaar meegaan, dat voor een tiental jaren de schoenen-vo-orzlening van de geheele Amerikaansche bevolking ver zekerd was. De Amerikaansche wegenaanleg verslindt kapitalen. Men zou echter kunnen volstaan met een machine te laten werken, be diend door slechts twee man, die diagelijks oude straten ter breedte van 60 voet en met een snelheid van 8 mijlen, openbreken en van een nieuwen onderhouw en modem plaveisel voorzien kan. Het Amerikaansche volk werkt 8 a 10 uren per dag. De volwassenen van 25 tot 45 jaren zouden echter slechts alleen 660 uren per jaar behoeven te werken om voor de gezamenlijke bevolking een tienmaal zoo hoogen levensstandaard als het gemiddelde inkomen van 1929 te bereiken". Wie dat zegt? Dat zeggen, in het jaar 1933 de Amerikaansche „technoraten". Wie dat zijn? Zjj vormen een vereeniging van 350 ge leerden Ingenieurs, architecten, scheikundi gen, natuurkundigen die connecties onder houden met de Columbia Universiteit te Now York. Sinds eenigen tijd voeden zij de wereld met ongehoorde plannen, zeggen, dat de oplos sing van de crisis slechts kinderspel is, en om zich niet dadelijk met het aureool der be lachelijkheid te omgeven, doen zij allerlei voorstellen, die uit de velden der wetenschap met behendigheid en gratie te voorschijn too- veren. Hun leider is Howard Scott; hij heeft aan de Technische Hoogeschool te Charlotten- burg zijn doctorstitel behaald, werkt sinds het einde van den oorlog als munitie-vakman in de Vereenigde Staten, houdt zich in het bijzonder bezig met „energie-ondrzoek" en heeft onder de bedrijven door den ouderdom van 42 jaar bereikt". Wat wil Howard Scott met zijn energie onderzoek? Niets meer cf minder dan een om wenteling van de beschaafde wereld teweeg brengen en dit op hoogste eenvoudige, vol komen controleerbare wijze. Hij verdiept zich, op grond van dit onderzoek, in de productie verhoudingen der kapitalistische wereld en zoekt daarin de kiem van al het kwaad, de kiem, waaruit overproductie, crisis, werkloos heid, armoede bij volle schuren, ontspruiten, Nu: deze wijze van onderzoek is niet van van daag of gisteren. Sinds honderden jaren en langer is er een wetenschap, die van verschei den kanten en met verscheiden middelen even eens dit kernprobleem onderzoekt: de poli tieke economie. De constateering van het feit, dat de steeds doorgaande vooruitgang der techniek een reeks onoplosbare moeilijkheden met zich brengt, die bij elke verbetering van het technisch apparaat, verdrievoudigd wor den, is reeds lang gemeengoed der economi sche wetenschap. Eet nieuwe of veeleer be trekkelijk nieuwe van Howard Scotts onder zoekingen is het uitgangpunthij kijkt niet naar de waarde, naar de arbeidsverhoudingen, maar naar de nutteloos verspilde krachten, die in het arbeidsproces verloren gaan. Zijn oplossing tot opheffing van alle misstanden berust principieel allereerst op een verkorting van den arbeidstijd, ten tweede op een ver standig, radicaal partijtrekken van de techni sche productiekrachten. Al het andere loon, prijs, waarde, bezit, dus tenslotte ook het kapitaal laat hij buiten beschouwing. De bevrijding der menschheld van overvioedlgen arbeid dit door te voeren is zijn program. Men zal bemerken, dat al zjjn oplossingen van één zijde komen, dat zijn geheele systeem als wereldsysteem juist aan deze eenzijdigheid te gronde gaat. Om nog eens op de kwestie van de katoen en de textielproductie terug te komen: de gedachte, waarvan hij heil verwacht, berust op het voorstel om de onvoordeelige katoen door een betere grondstof te vervangen, door de ramie-piant. Deze plant heeft vezels van 22 diuim lengte. Deze vezels zijn zevenmaal zoo sterk als wol, honderd maal zoo sterk als katoen. Op een halve hectare land kan tien maal zooveel ramie worden geplant als katoen. Katoen moet worden geplukt, ramie kan mechanisch worden gesneden en gebun deld. Ramie is verder beter voor de papier- fabricatie te gebruiken. Ramie is onverslijt baar en lijdt niet door voebt. Na dit alles schijnt het buiten kijf, dat de teadelindustrie met deze grondstof werkelijk meer gebaat zou zijn. Echter blijft het de vraag of een voordee- lig materiaal voldoende is, om alle moeiljJK- heden niet alleen bij de fabricatie der textiel- waren, -maar ook bij den verkoop en bij den afzet op te lossen. Howard Scott is intelligent genoeg deze moeilijkheden zelf te erkennen. Hij wijst er daarom op, dat het technocratische systeem slechts geschikt is voor een land, dat 2oo rijk aan grondstoffen is als de Vereenigde Sta ten. Engeland b.v. is voor zulke gevallen on bruikbaar; het is een „afgeleefd" wereldrijk. Ook Europa zal, volgens Scott van de techno cratie geen profijt hebben. Amerika moet zich volgens de technocraten, tegenover de geheele wereld „harricadeeren". Hier zijn wij op een veld aangeland, waar de twijfelingen aan deze heilsleer als padde stoelen uit den grond schieten. Men zou kun nen zeggen, dat de redding van Amerika let terlijk aan een ramie-vezel hangt. Van één zijde een land bevrijden en de wereld hervor men willen, is een te stoutmoedige onder neming om succes te hebben. Men herinnere zich de lijst van beloften van Hendrik IV tot Henry Ford, die den loop der gebeurtenissen ten slotte ook niet veranderd hebben Van kijkers en koopers! Mevr. J. de Boer—van Strien schrijft in het Alg. Weekblad „De Middenstandsbond" het vol gende: „Kijkers", zoo zuchtte vroeger mismoedig, menige winkelier, als hij wèl de mensehen voor zijn uitstalling zag neuzen, maar niet aanstonds binnentreden, „kijkers zijn nog lang geen koo pers". Maar de moderne zakenman zegt blij moedig: „Kijkers wórden koopers; kijkers móe ten koopers worden, als het uitgestalde hen maar aantrekkelijk genoeg voor oogen wordt gesteld!" Wij hulsvrouwen zijn geneigd om 'den laatsten spreker het meeste gelijk te geven. Vooral voor de vrouw gaat er iets onweerstaanbaar- aantrekkelyks uit van een „smakelijke" éata- lage, ó.w.z. een étalage waar de artikelen zóó liggen uitgestald, dat men ze niet alleen goed kan zien, maar dat men diep in zijn binnenste overtuigd raakt, dat men eigenlijk niet langer gelukkig kan zijn en tevreden voortlevend als men bedoelde artikelen niet in eigen bezit krijgt! Er bestaat ongetwijfeld een „étalage- psychologie", zoo goed als een „uitverkoops- psychologie bestaat en de modemsten onder de middenstanders hebben deze psychologie natuurlijk al sinds lang terdege bestudeerd. Maar misschien kan het voor hen toch wei in teressant zijn om te weten hoe de gemiddelde huisvrouw op hun uitstalkasten reageert. Het spreekt wel vanzelf, 'dat het een eerste eisch is, dat deze étalage netjes zij; zoo spoedig er ook maar een schijn of schaduw van stoffig heid in een uitstalkast te bekennen valt, zal de gemiddelde vrouw in dezen winkel liever niet koopen, terwijl menigeen het ook geen aan beveling vindt, wanneer poes frank en vrij in de étalage rondstapt. Dan vindt de winkelende vrouw het ook gezellig wanneer zoo'n uitstal kast wekelijks of twee-wekelijks wordt veran derd, want ze krijgt daardoor een kijk op tel kens andere en nieuwe artikelen en derzelver prijzen. Om eenzelfde reden zal ze ook steeds die winkels met een bezoek vereeren, waar de waren geprijsd in de kast liggen. Ze heeft dan een zekere houvast en hoeft niet te vreezen dat ze, als ze eenmaal een winkel betreden heeft, door de prijzen onaangenaam verrast zal worden en soms een terugtocht moet zoe ken. Al te volle étalages zijn een beetje verra derlijk, omdat ze wel veel bieden, maar de ar tikelen niet altijd in hun heelen omvang too- nen. Vooral de vrouw, die nog aarzelt of ze het aardige jurkje of hoedje dat ze ergens ziet lig gen, zal koopen, wil bedoeld voorwerp van achter het glas van alle kanten kunnen bewon deren en taxeeren. In het algemeen gesproken verdient het aan beveling dat de étalage ook van zeer exclusieve zaken niet alleen heel-dure voorwerpen bevat. Laten ook de eigenaars van die firma's den koopsters toonen dat ook zij rekening houden met de moeilijke tijden, die we beleven en dat men ook bij hen best niet al te duur slagen kan. En dan is het zaak om juist die goedkoo- pere artikelen een beetje voor het oog te éta- leeren, zoodat ze de aandacht tot zich trekken en men eventueel een stap naar binnen durft wagen. Want menige winkelier weet en beseft het misschien niet eens hoe angstig zijn keurige moderne winkel met de artistieke pui en de fraaie uitstalgelegenheid een gewoon koop- stertje kan maken! Hij heeft er heelemaal geen erg in, dat zij het eenvoudig niet waagt hier binnen te treden, waarin de soberheid eener moderne étalage misschien een paar enkele straklijnige flacons dure parfum ongeprjjs-d op een koopster staan te wachten, of waar men van fraaie toiletten, bont, stoffen of wat niet al maar een kleinigheid ziet; zoo'n kleinigheid, die er zónder winkelprijsje staat in een oceaan van-ruimte „Wat ge niet in de uitstalkasten ziet, vindt ge binnen", vermelden sommige bordjes op Winkelruimten, maar ik voor mij geloof niet dat dit koopsters naar binnen zal halen. De vrouw die in een étalage iets gezien heeft dat haar ongeveer lijkt, voor een prijs, die haar eveneens ongeveer lijkt, dié zal er toe komen om een winkel te betreden zonder den schroom, dien ze anders ongetwijfeld gevoelt ook al ziet men haar dien niet aan. In iedere coulante zaak kan een koopster de artikelen krijgen, die de étalage vertoont, zélfs al kost het wel eens moeite om die voor den dag te halen. De winkel, waar de winkel juffrouw met schouderophalen verzekert: „Wij halen nooit iets uit de étalage, mevrouw", zal voortaan gemeden worden. Bovendien kan een étalage-artikel natuurlijk tegenvallen als men het in de handen heeft en dan is het alweer de coulante zakenman, die er nooit op aandringen zal dat de dame, die het voor den dag heeft laten halen, het desondanks koopt, In het algemeen sprekende mag men dus vei lig zeggen, dat kjjksters de eerstnoodigen zijn omdat er betrekkelijk niet zooveel voor noodig is om haar tot koopsters te maken. Volkomen fout wordt daarop wel eens gereageerd! Per soonlijk herinner ik me nog zeer goed de eige naresse van een niet-onaardig-handwerkzaakje, die er een gewoonte van maakte om dames, die wat langeren tijd voor haar uitstalkast ston den, plots te vragen of er ook iets van haar gading hij was. Ze stond voor dat doel menig half uurtje achter haar winkeldeur en de ziel heeft waarschijnlijk nooit beseft, dat ze hiermee eventueele koopsters volledig op de vlucht joeg. Enkele zaken vermelden tegenwoordig, ook al via wandbordjes, dat het personeel streng ver boden is om klanten die nog wat willen rond kijken, lastig te vallen, een systeem dat ook in sommige warenhuizen wordt toegepast, maar dat daar dikwijls in hinderlijke onverschillig heid van de ziftde der verkoopsters ontaardt. Zóó mag het natuurlijk nooit worden, maar voor het overige schuilt er voor de koopster iets weldadigs in de wetenschap, dat ze kan kij ken hoe en waar ze wil, zonder aanstonds een meer of minder geduldig-wachtende winkel juffrouw achter zich te hebben. Dit alles zal den iust tot koopen eer vergrooten dan ver kleinen, want de mensch en speciaal de vrouw is nu eenmaal een vat vol tegenstrij dlgheden en zoo goed als het u ergert, wan neer u iets opgedrongen wordt, zoo goed wordt menig onzer door vurigen kooplust bezield als v/B veel aanlokkelijks zien en desnoods kunnen keuren van nabij, zonder dat men ons al te hinderiyi: - de handen kykt! J. DE BOER—VAN STRIEN. OORLOG OP HISTORISCH TERREIN. CHINA STRIJD VOOR ZIJN TRADITIES. (Byzondere correspondentie) Onderstaand artikel is geschreven Ondestaand artikel is geschreven dor een man, die China door en door kent, en maakt het voor ons Westerlingen hegrijpeiyk, dat er China juist aan deze provincie zooveel gelegen is. PEKING, Januari 1933. In enkele nuchtere woorden deelen de tele grammen mede, dat Japan met kanonneer- booten, bommenwerpers en legerafdeelingen de stad Sjanghai Kwan heeft aangevallen en de Chineesche „bandieten" verdreven heeft. En op de kaart zien we, dat deze stad ligt op het belangrijke punt, waar de groote Chineesche Muur de Gele Zee bereikt. SJanghalkwan be- teekent dan ook de muur aan de zee. Wy Europeanen met onze materialistische en im perialistische denkwijze beschouwen deze ver overing alleen uit economisch, strategisch en politiek oogpunt. Wij denken aan spoorwegen, aan de in den bodem aanwezige rijkdommen, aan de directe bedreiging van Peking en Tientsin. Ook de door de Westersche beschaving be ïnvloede Japanners laten zich door zulke zui ver praktische overwegingen leiden. Voor de Chineezen staat er echter meer op het spel dan een van zyn vele provincies. De provincie Jehoi is voor hen n.l door geschiedenis en traditie geworden tot heilige grond. De geiyknamige hoofdstad was de pronke rige zomerresidentie van de groote Mandsjoe- keizers en als zoodanig de plaats, waar de oude Chineesche beschaving voor het laatst nog eens opbloeide. Twee machtige heerschers, Kang Hsi en Tsjien Loeng, bestuurden van hieruit het lot van het onmetelijke rijk. Ge heel Oost-Azië boog voor hen en zelfs de oppermachtige hoogepriester van Tibet, de Tasji Lama, verscheen aan het-hof van Tsjien Loeng om den keizer zijn huldebiyken aan te bieden bij diens zeventigsten verjaardag. Zoo groot was in dien tijd de macht der Chinee sche keizers, dat zij het trotscha. Albion durf den te beleedigen. In 1793 zond n.l. Koning George HI van Engeland afgezanten naar het hof van Tsjien Loeng om diplomatieke- en handelsrelaties aan te knoopen. Zij werden op dezelfde wijze ontvangen als de Mongoolsene vazallen; hun geschenken werden betiteld als tributen, hun koning met een woord, dat stamhoofd of wel vorst over een enkele pro vincie beteekent. De brief, die zy naar Enge land terug brachten, werd besloten als volgt: „Neemt onze geschenken deemoedig- aan en gedenkt onzen keizerlijken wil. Dit is onze allerhoogste boodschap". En dat terwijl alle verzoeken der Engelschen vierkant werden afgewezen. Verbleekte glorie. Desty'ds, tuschen 1662 en 1792, bloeiden in deze stad kunst en wetenschap, en de keizers regeerden verstandig en mild, Dit Wijkt o.a. uit een decreet van Kang Hsi, den stichter van Jehol, uit het jaar 1689. Daarin wordt gezegd: „Wij zijn zelf altijd spaarzaam geweest in onze uitgaven. Nooit hebben wij één zijden draad of rijstkorrel lichtvaardig weggeworpga. Het volk is de grondslag van het rijk; ais het volk genoeg heeft is het land rijk. Wij wenschen, dat hetvolk zich een vermogen ver gaart, opdat het welgesteld zij. Dan zullen ook de goede zeden groeien en er zal vrede in het land heerschen". In hetzelfde jaar schreef hij: „Toen wij onlangs door het district Jantsjau kwamen, had de bevolking alle straten ver sierd en bereide ons een hartelijke ontvangst. Hoewel wy de goede bedoeling waardeeren, betreuren wij toch de verkwisting, die daar is begaan. Wij beschouwen alle inwoners van ons rijk als onze kinderen en gevoelens ons ook zonder triompfbogen gelukkig, wanneer wij slechts weten, dat elk gezin voldoende heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien". Dezelfde Kang Hsi was een groot natuur vriend, die in zeer schoone woorden de door hem gestichte zomerresidentie Jehol te- schreef. Zijn kleinzoon Tsjien Loeng was zelfs een groot dichter; overal ln China vindt men in tempels zyn gedichten in steen vereeuwigd. De pracht en praal van deze zomerresidentie der Mandsjoe-keizers was voor onzen smaak wei wat buitensporig, terwyi wy het ook moeilijk als zuinig beheer kunnen aanmerken, dat Tsjien Loeng naast het reeds bestaande zomerpaleis nog 36 lustsloten en paviljoens liet bijbouwen. Er werden kunstmatige meren aangelegd met dichtbegroeide eilandjes, die door hooge bruggen met den vasten wal ver bonden waren. De kunstwerken, "handschriften en zeldzame boeken, die hier byeengebraelit werden vertegenwoordigden een onschatbare waarde. De hofhouding der Chineesche keizers was grootsch opgezet en elk detail werd geregeld door het zeer strenge ceremonieel. Vazallen- vorsten kwamen hier hun huldeblijken bren gen en dichters, geleerden en kunstenaars werden gaarne aan het hof ontvangen. Thans is al deze glorie verbleekt. China is een republiek geworden en reeds meer dan dertig jaar lang hebben burgeroorlogen het groote riflk tot in zijn grondvesten geschokt. Het nationalisme scheen China opnieuw groot te zullen maken onder meer moderne vormen, doch voordat hiervan sprake kon zijn, begon Japan zyn veroveringen, waardoor 'bel reeds voor de toekomst zooveel belovende Mandsjoerije van China werd losgerukt en ge plaatst onder een president „bij de gratie van Japan", die Ironie van het lot niemand anders is dan de laatste afstammeling van' ae eenmaal zoo machtige Mandsjoe-dynastie, P°e Yi, die als kind op den Chineeschen keizers troon heeft gezeten. De paleizen van Jehol zijn thans vervallen, hun kunstschatten geroofd, hun groote zalen kaal en leeg. In de vroeger zoo verzorgde parktuinen schiet het onkruid hoog op. Mart de geest van Kang Hsi en Tsjien Loeng zweeft nog steeds om de ruïnen en onuitwischbaar leeft in het hart der Chineezen de herinnering van de vroegere macht en beschaving van bet land. De verbitterde tegenstand, die geboden wordt by Japan's pogingen om ook de provin cie Jehol te veroveren, moet dan ook hteraaS worden tosgeschreven. N.V. AMSTERDAMSC1 TOONEELVEREENIGI STADSSCHOUWBURG AMS CIRCUS KNIE. Het Is langzamerhand een g« geworden belangrijke premières i stad in de plaatselijke bladen as lang te onderwerpen, teneinde de bezoeker voor te bereiden op kon iingen. Deze voorbespreking geef' dat de tooneelliefhebbers, die zck de kat uit den boom kyken, en ons landje velen,, niet behoeven een tweede opvoering, doch r< voorstelling te Haarlem omtrent georiënteerd zijn. Laat ik dan beginnen met alle goed toaneel aan te raden Circus Zuckmayer te gaan alen, daar, c zwaren, die men tegen het stuk aanvoeren, dit toch zooveel te en den spelers zooveel gelegenhei spel tot groote hoogte op te voer aarzel, de voorstellingen van Circ de gebeurtenissen van ons tooneel; schikken. De inhoud van deze circusgesch verteld. Katharina Knie de doe directeur van het reizend circus neeg heeft van het armzalige v en reeds eenige malen in aanrafe den heereboer Rothacker steelt, aandacht op haar te vestigen, haver by hem weg. Haar toeie en Rothacker vraagt haar vadej in zyn dienst mag treden, waarin zy het met een bloedend hart, tc rina verlaat het circus, dat verd de eenige vrouwelijke attractie, d! schouwer bieden kon en steeds d armoede vervalt. Na een jaar k wederom in dezelfde plaats, en op het punt staat zich1 te verloven kemt natuuriyk naar de voorste] artisten vragen, ja smeeken, ha by hen en haar ouden vader, die wrak is, na het vertrek van zijn te komen. Doclï deze weigert; acker lief en is in haar nieuwe c kig. Als zij dan haar vader za haai- liefde en zijn toestemming v ïyk zal vragen, komt zij tot de onder haar verhaal haar vader geslapen. Door den dood van d het circus ten doode opgeschrev zelsehap is volkomen uit het veld dan wordt in Katharina het gev zij in deze omstandigheden een vervullen, zoowel tegenover de van haar vader als tegenover ha seerde kunstbroeders, zoodat zy het circus op zich neemt en bev- dellyk op te breken. INieuw is dit probleem van den liefde en plicht zeker niet en oo' daarvan in haar geheel is niet doch er zijn tallooze détails, die in vier bedrijven geschreven sti boeien, terwijl het stuk ongetwy stijging naar het slot vertoont. Doch, zooals ik in den aanvani een van de voornaamste kwaliteit dat het den spelers gelegenheid sterk spel. En dan moet in d-e e noemd worden de Katharina Kohier, een zeer zuivere creatie die voor haar geschreven kon z tig zyn haar stemmingswisselin: nèrlyke strijd tusschen haar lief< der en die heereboer. Onmiddellijk daarnaast zou i' Knie, van Dalsum willen noemei de laatste bedrijven den ouden, verteerden vader, op voortreffen de. Daarnaast trof de prachtige de kleinere rollen. De clown J lini van Jules Verstraete is eer ste creaties, die ik van dezen i Bouber, gast by dit gezelschap cassière, waschvrouw Bibbo, een ons doet betreuren, dat zij niet n heid krygt, in dit genre het gi betreden, terwijl ik als derde Rothacker van la Chapelle wil i deren sloten zich op uitsteken! bovengenoemden aan, zoodat het gave voorstelling werd van een opgevoerd in zeer suggestieve dé kende sfeer van het circus omr zaal brachten. Ten slotte moet ik nog een v ho-.-g-n aan de prestaties, die oo het gebied van acrobatiek ten r'ie zender twiifel een grondige hen vraischt. De wijze, waarop e~n eenigs meters hoog staaldrj zl'n evoluties ten beste geeft, mi k; g op de zaal niet. weet niet. of van Dalsum, d vmceiliikhedsn met Circus E l~:"i kmnt. Zco ja dan verdient ':c kte schouwburg hem hi< r' t. dan zc-u ik alle liefhebbers rT'!'"a aanraden de voorstelling A -'mdam te gaan zien. Ms rechtgeaarde Blcemendale deze week onze tooneel-recensie vrn dank en hulde aan de to< van Amateurs: „B'oemenrtaai's on Zondag 29 Januari ons een g "even van J. B. Schuil's „I welke in hotel Vreeburg gehou alle lezers van ons blad toegan betaling van het luttele bedrag persoon. De zaal was stampvc moedelijk goed gemutst pub ouderwetsche maar vlot gesel fche stuk, dat een goedmoedig inslag heeft en gelegenheid ge intiem spel (van Jo van We manl als tot realistisch uitbeeli bollandsche typen in Dirk Litl het ringbaardje, in tante Bet, krempene; ydele, op het uit hofjesjuffrouw tante Bet, in openhartige kruidenier en zijn j trouwe knecht, en ten slotte in deftige mv. van Weelderen e

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 4