TWEEDE BLAD
GEI
Losse Blaadjes.
Mei.
Brokjes Levenswijsheid.
Een liedje in de Mei.
Kijkjes Buiten.
Hugo de Groot 1853—1933.
Voor de vuist weg.
SCHAAKRUBRIEK.
Tc Wil ditmaal de Meimaand
Myn liedje gaan wijden,
De maand die wij altijd
Meit vreugde verbeiden!
Dan staat er de zon
Aan den hemel te 3tralen,
En gaat de Natuur
In haar statiekleed pralen.
Dan bloeien de bloemen
En heesters en struiken
En lieflijke geuren
Zjjn alom te ruiken.
Dan dart'len de vlinders
En zoemen de bijtjes,
En leggen de vogeltjes
Allemaal eitjes,
Behalve een paar,
Die ik glad ben vergeten
Maar 't is ook niet noodig
Om alles te weten!
De bankjes in 't park
Zijn met oudjes beladen;
Die laten zich lekker
In 't zonnetje braden.
De jongeren zoeken
De pret op het water.
Ja zelfs al er in
Met een vroolijk geschater!
En 's Zondags, dan raast er
't Verkeer langs de wegen;
Dan kom je meer auto's
Dan wandelaars tegen.
En rijdt men heel lustig
Elkander aan stukken....
De krant staat weer vol
Met verkeersongelukken!
Zoo heeft ook de Meimaand
Z n voor en z'n tegen;
(De een roept om droogte
En d' ander om regen!)
Maar 't voordeel is grooter
Dan 't nadeel, dat 's waar toch,
Want steeds noemt men Meimaand
De schoonste van 't jaar nog!
Dus eindig ik maar
Met de Meimaand te roemen;
Het grootste genoegen
Moet 'k echter nog noemen.
Dit is voor ons allen
Wel 't prettigste pretje:
't Invullen van 't nieuwe
Belastingbiljetje!
(Nadruk verboden)
Mei is de maand van de zang. Niet alleen
voor de vogels, ook voor de menschen. En,
zooals wij in bosch en veld een groote verschei
denheid van toon en melodie bij de vogels op
enerken, zoo zingen ook wij menschen op ver
schillende wijs.
Men heeft onder de vogels de nachtegaal, de
leeuwerik en de musch. Men heeft onder de
menschelijke zangers de Italiaan, de Duit-
scher en de Hollander. Wanneer men op een
mooien Meiavond den welaangenamen klank
van een melodisch liedje hoort, zegt men;
Daar komen Duitsehe dienstmeisjes aan. Hol-
landsche dienstmeisjes zingen anders, zooals
de musch anders zingt dan de leeuwerik.
Het heeft reeds de Romeinen getroffen, die
omstreeks het begin van onze jaartelling deze
lage landen ontdekten, dat de bewoners, zij
noemden ze Friezen niet zingen. Althans
niet op de wijze, zooals men dat bij het volk
van Italië gewend was.
Stellig uiten ook wij onze gevoelens in het
slaken van geluidten, zooals ook de musch dit
doet Maar wat zingen onze jongens en meis
jes, en wat zangen wij toen wij kinderen
waren? Verder dan de eindelooze herhaling
van een onnoozelen cabaret-deun komen wij
niet En daarvan kennen wij dan gewoonlijk
nog slechts den eersten regel van den meestal vrij
geestloozen tekst
Er zijn menschen geweest, die zich hebben
beijverd met de vlarbetering van den volkszang.
De onvolprezen dr. Heije heeft ons zang-reper
toire met verschillende aardige liedjes verrijkt.
Maar voor 't meerendeel zijn het schoolliedjes
gebleven. Een Hollandsche jongen of een Hol-
landsch meisje zou zich naar eigen meening
belachelijk aanstellen, door op straat aan te
heffen: „Een lied, een lied uw leven lang!" Dit
is goed voor de school. Maar niet voor de
straat.
Het Hollandsche straatlied is berucht Het
leent zich moeilijk, om teere of hartstochtelijke
gevoelens te vertolken; het is louter geschikt
om het zinlooze hossen te begteleiden, waarvoor
het dan ook is gemaakt. Arme Hollandsche
jongens en meisjes, want ook zij hebben geluk
kig him bewogen gemoedsleven. Ook door hün
hart vaart de wind van de vrijhield en de storm
van de liefde; ook zij kennen den weemoed en
het heimwee en die teere, onzegbare verlangens
op stille zomeravonden, als de maan de nevels
vterzilvert na een broei-warmen dag. Arme Hol
landsche jongens en meisjes, dat ze dan maar
één melodie en maar één tekst hebben, om het
geprangde hart lucht te geven: het zouteloos
gelal van hun straatlied!
Gtelukkig is de jeugdbeweging gekomen met
haar frissche marschliedjes, maar haar reper
toire is wel wat kort en eenzijdig en op verre na
niet toereikend om, „zij uw harte blij of bang"
dit wföerklahk te doen vinden in gezang.
Maar de radio dan? En de film met haar
Schlagers? Inderdaad bevredigen deze op hun
wijze de behoefte aan romantische levensuiting.
Ook zij doen dit echter slechts onvolkomen.
Een Amerikaansch geestelijke heeft eens ge
sproken van de „radio-grieners", hiermee
doelend op het valsche pathos en de goedkoope
sentimentaliteit, waarmee dfe filmfabrikanten
de helden en heldinnen van het witte doek popu
lair maken. Wie hun liefdes-ontboezemingen
dagelijks op de grammofoonplaat te genieten
krijgt, merkt spoedig, hoe weinig gemeend deze
huilerigtoeid is en hoe onecht dit gesteun en ge
kreun. Het is alles zoo door-en-door namaak,
bij het lied van de vogels vergeleken.
Helaas moeten wij ons met deze namaak
behelpen en wij mogen er in elk geval erkente
lijk voor zijn, dat zij de behoefte aan het echte
gevoelslied gewekt heeft en het gemis daarvan
zoo schrijnend gevoelen doet.
Laten wij in dit geval de fout niet begaan
om te klagen over den tegenwoordigen tijd. De
vroegere tijd was net zoo, althans voorzoover
wij kunnen nagaan uit onze jeugd. En wan
neer wij de aardige liedjes uit de middeleeuwen
en zelfs nog uit onze gouden eeuw in bloem
lezingen gedrukt vóór ons zien, moge de ver
leiding groot zijn, dit verleden tot voorbeeld te
stellen, maar wij weten te goed, hoe ruw en
cngebolsterd men toen nog was, om ons het
toenmalig gezang in het openibaar als een
idylle voor te stellen. Het zal ook toen wel ge
lijk in Tacitus' dagen gewfeest zijn!
Ieder vogeltje zingt nu eenmaal, zooals het
gebekt is. Laat ook het muschje zijn lied in de
Mei! Beter nog altijd een spontaan lied, dat
onwelluidend klinkt, dan een welluidende,
maar gevctellooze zanguitvoering. De kalveren
in 't land zijn er niet minder blij om> dat zij
bulken en de lammeren niet minder blij, dat zij
blaten. In Mei legt iedere vogel zijn eigen ei;
mag iedertó vogel dan ook niet het recht hebben,
zijn eigen liedje te zingen?
H. G. CANNEG-IETER
AVONDSTEMMEN.
12 Mei.
De avond valt. De merel improviseert een
af scheidshymne aan de zon: hangende wieken,
kopje opgeheven, gezicht naar de dalende zon,
een luid „tiks!" eu dan rollen de volle fluit
tonen door het nabije plantsoen en langs de
Julianalaan. Wij genieten wandelend volop van
de luid voorgedragen strophen in sonoren alt
klank. Als de zon onder de kim is, sluit er eene
met een „tiks!" haar lied af, een andere met
een leelijken dissonant, alsof ze haar werk
belacht. Dan verlaten ze haar boomtop en zoe
ken een nacht-rikje.
De merel imiteert ook uitstekend, hoewel de
spreeuw haar in die kunst de baas is. Ik heb
ze een kat hooren namauwen en een hondje
hooren nakeffen. Een Zutphensche dame
schreef me, dat een merel, bij haar huis tel
kens een kleine strophe herhaalde uit een
marsch die de militaire muziek dikwijls ten
beste gaf.
Nu is 't vleermuizentijd op den Bloemen-
daalschen weg.
De vleermuis wiekt in lage kringen
en de aarde staart naar d'eerste tintelingen
der zilv'ren spangen van het nachtgordijn!
Jacques Perk.
Daar zig-zagt een vleermuis door de avond
lucht, Ze is pas wakker geworden uit zoeten
dommel om de hongerige maag te vullen met
vette nachtvlinders en meikevers onder de
hooge boomen.
Een wonderlijk wezentje, zoo'n vleermuis.
Natuurlijk grauw, als de nacht, dien ze lief
heeft, geluidloos als de nachtstilte. Ze volgt
onbeholpen haar weg. Onbeholpen? Dat lijkt
zoo, maar 't is schijn. In die zig-zaglijnige
vlucht ontmoet ze meer muggen, vliegen, mot
ten, uiltjes en kevers dan de zwaluw er over
dag tegenkomt op haar zacht gebogen baan.
Dat is voortreffelijk, want ze moet veel eten
en aldoor eten. De jacht duurt immers kort.
Lang voor 't eerste zonneglimpen zal ze haar
schuilplaats al weer opzoeken om den langen
dag door te dommelen.
Wat een wonder is? Dat de vleermuis in
den donkeren nacht nooit ergens tegenaan zal
stooten, al is het ook een heel dun twijgje. In
de eindknoppen der tastzenuwen die de ooren
en de viieghuid bezitten, heeft het diertje een
uitstekend middel om de kleinste luchtgolven
zelfs die welke door fijne takjes en draden
worden teruggeworpen, waar te nemen. Zoo
speurt ze ook in het donker een vliegend insect
Vandaar de zig-zagvlucht, die in plaats van
doelloos en onbeholpen welbewust en' behendig
mag heeten,
Het concert der graskrekels is verstomd,
maar het behaaglijk gebrom van een vriend
uit de jeugd, dreunt ons in 't oor. 't Komt
van een meikever. Wat heb ik aardige herin
neringen aan den bruinrok! Eiken Meimorgen
gingen wij jongens uit om de eikestruiken te
schudden. Dan kwamen de kevers er uit om in
sigarenkistjes, cartonnen doosjes en blikken
bussen te worden opgeborgen.
„Jongens", zei moeder dan, „zorg toch, dat
die dingen dicht blijven!" Dat was geenszins
overbodig gezegd, want de bakkers, mulders,
olieslagers en peperzakken marcheerden het
heele huis door en hadden groote liefhebberij
om tegen vitrage op te klimmen.
Ook lieten wij ze „tellen" en juichten, als
ze met dollen zwaai de lucht ingingen. Wij
lieten ze koorddansen en om het hoogst vlie
gen met een draadje aan 't been en zagen daar
heelemaal geen dierenplagen in.
Maar zoo kwam het, dat wij geen insect
beter kenden dan den meikever. Dat dit bij
onze oosterburen ook zoo was, mag blijken uit
het volksdeuntje:
„Jeder weisz was so ein Mai
„Kafer für ein Vogel sei".
Als we langs den boschrand wandelen, ko
men we nog juist bijtijds om het sluimerlied
van het roodborstje te hooren. De avond lokt
het de mooiste liederen uit het keeltje: plech
tige wegstervende vesperkloktonen.
In 't hooge struweel klinkt het lied van den
nachtegaal. Hartstochtelijk is zijn stem, zoo
wel in de zacht kweelend klagende mineur
tonen als in den aanzwellenden jubel vol diepe
rollers en vaak eindigend met een korten har
den slag.
Uit Thijsse's hofvijver dringt een vroolijke
doedelmuziek tot ons door: „koak, koak, brek-
kek-kekkeks!" De volksmond maakte ervan-
Buurvrouw, buurvrouw.
Wanneer mo'j bakken?
Morregen, morregen!
Ikkikkik ook, ikkikkik ook!
Laurillard rijmde:
'k Heb een rrok, 'k heb een rrok
Hij is te korrt, hij is te korrt!
Dan moet je 'm maar rrekken.
rrrrekken!
Als we weer in de Bloemendaalsche dorps
straat zijn, zit een kattenpaar in een voor
tuintje zulk een jammerlijk Meiavondduo te
zingen, dat je 't hart er van zou breken. Geluk
kig, dat bij den bakker een paar huizen verder
de kleine muzikant het iempje ons weer op
montert met zijn fideldeuntje, dat hij aan een
zijner dekschilden weet te ontlokken door er
met zijn eene dijbeen overheen te strijken.
Overveen. K. Zw.
Dezer dagen was het 350 jaar geleden, dat
Hugo de Groot te Delft als zoon van Johan
Hugo de Groot, Burgemeester van Delft, werd
geboren. Ondanks het feit, dat zijn geestver
want Johan van Oldenbarnevel.d als staatsman
en diplomaat grooter beteekenis heeft gehad,
kent men Hugo de Groot beter. Dat dit hem
in de onverbeterlijke romantiek van die boe
kenkist, om van de echtelijke liefde, de trouw
van de dienstbode Elsje van Houweningen en
de leergierigheid van Willem van der Velde
niet te spreken, 't Is die boekenkist, die hèm,
de Groot, Pensionaris van Rotterdam, bij de
schooljeugd onsterfelijk heeft gemaakt; maar
Elsje en Willem, die elkaar later weer vinden
als man en vrouw. Willem, die door Hugo de
Groot op Loevestein wordt opgeleid tot no
taris, dat onthouden ze ook. Daarmee snappen
de kinderen iets van zyn rechtskennis. Wel
degelijk wordt den kinderen ook verteld van
zijn werken over de Vrije zee en van zijn vol
kenrecht, waarvan de zevende klassers heusch
ook wel de waarde voelen.
Onze Huig stamt af van een oud aanzienlijk
Nederlandsch geslacht, dat door de groote
verdienste van de vele regeeringspersonen, die
het vooral Delft leverde den bijnaam De
Groot verwierf,
Hugo de Groot werd 10 April 1583 te Delft
geboren. We zullen zijn groote en vroege be
gaafdheden nu maar niet oprakelen, maar wil
len gaan tot de oorzaak van de gevangenschap
op Loevestein. We leeren van de twisten over
het aanstellen van Waardgelders, met een
scheldnaam zevenstuiverslieden. Die waren bij
Scherpe Resolutie door de Staten van Holland
ingesteld om twisten nabij de Protestantsche
kerken en in de steden te voorkomen. Alge-
meene Staten en Stadhouder beschouwden dat
als buiten de bevoegdheid der Staten van Hol
land. De Militie stond aan de Algemeene Sta
ten en deze Hoog Mogende Heeren konden niet
goedkeuren, dat de Staten van Holland op
eigen gezag een militaire macht instelden: De
Staten bedoelden evenwel politietoezicht om
dreigende conflicten, veroorzaakt door kerke
lijke geschillen te voorkomen.
Nu waren de afgevaardigden der steden naar
de Staten der Provincies meestal burgemees
ters en pensionarissen. Zoo'n pensionaris zou
men kunnen vergelijken met een stedelijk jurist
kanselier. Door hun rechtskennis hadden ze
grooten invloed op de besluiten der Heeren
Burgemeesteren en der Vroedschappen. Geen
wonder dus, dat mannen als Hugo de Groot,
Hoogerbeets en Ledenberg aangekeken wer
den als de schuldigen van de Scherpe Resolu
tie.
Langdurig is het proces geweest, maar met
de processtukken is men heel geheimzinnig
geweest.
Twee en een halve eeuw na het proces tegen
Hugo de Groot werden de stukken voor het
eerst in het licht gegeven. Zoo men weet, werd
Hugo de Groot tot levenslange gevangenis
straf veroordeeld er: om zijn Apologie-verdedi
ging, waarvan de lezing en het bezit verboden
werd, volgde ook vogelvrijverklaring. Maar
met de publicecring der processtukken werd
eindelijk voldaan aan het verlangen van den
veroordeelde, die zich in zijn „Verantwoor-
dinghe" bitter beklaagt over de geheimhouding
zijner rechten. De Groot schrijft o.a. Alle die
verstant hebben, zullen moeten oordeelen, dat
zoowel de manier van procedeeren als het
ghunt daerop is ghevolght, altemael daertoe
was aangeleydt opdat de werelt nogt en soude
komen tot rechte kennisse van de zaken, waer-
mede de Rechters malcander verplicht hebben
om niet van hetguo.t voor haer passeerde te
openbaren". Opzettelijk is het geding, dat tot
een veroordeeling van Oldenbarnei eld en zijn
medegevangenen geleid heeft, m het duister ge
houden. Soo hadt de gemeente de burgerij)
selve, noch de Groot, die ooek daeraen is gele
gen kennisse moghen hebben of ons recht ofte
onrecht geschiede".
Na den dood van Prins Willem H 1650 ging
de Partij, waartoe H. de Groot behoorde niet
tot „Uitgaaf der Verhooren en Processtukken"
over. De nieuwe regeering (staatspartij) wilde
zich aan de besluiten der Dordtsche Synode
1618/19 houden en alles vermijden wat haar
een vriend der Remonstranten kon doen schij
nen.
De processtukken voor zoover aanwezig, ein
digden 19 Maart, maar het verhoor duurde
voort tot 14 April 1 *>19. Veel van het proces
weten we uit een eigenhandig schrijven van de
Groot, berustend in het achief der Remon-
strantsche kerk te 's Gravenhage. Het bevat
zijn wedervaren gedurende zijn proces en den
zakelijken inhoud zijner verdediging. Dan
schreef hij nog te Loevestein een kort verhaal
van den oorsprong en den voortgang der twis
ten, waarin hij zoo ongelukkig betrokken was
geworden. De reeds aangehaalde „Verantwoor.
dinghe" schreef hij te Parijs; in Nederland
werd ze gedrukt, zijn broer Willem zorgde voor
de uitgave.
Uit het verhoor van H. de Groot op 4 Decem
ber licht ik het volgende. Het staat ook in
verband met het aanstellen der Wachtgelders,
Men zal zien, dat Haarlem er wel degeliik in
betroikken was.
Vraag 116. Off hy (de Groot) neyt mede ge-
adviseert en heeft over de publicatie bij die van
Haerlem tegens den Hoogen Raet offte over 't
concipiëren van dezelve mede gestaen?
Beschuldigde: „Seyt, dat de publicatie In-
gestelt zijnde bij den pensionaris van Haerlem,
hem die spreekt ter handen is gestelt ende dat
hij deselve overleverende daerinne bevonden
heeft veele poincten, die hij meende dat uyt-
gelaten, versacht off verandert behoorden te
worden ende sulex met teykenen aan de cant
aangewesen te hebben, doch daernae bevonden
te hebben, dat de passages bij hem geremar-
queert, neyt en sijn verandert geweest.
Vraag 117. Wie van Haerlem bij hem is ge
weest op 't stuck van deselve publicatie endel
by wien deselve voorts goet gevonden is?
de Groot: „Seyt nyet wel te weten off de
pensionaris (van Haerlem) Haen alleen die ligm
ter handen gestelt heeft, dan off er eemge
andere van de regierders bij syn geweest, ende
dat hij die spreeckt de pensionaris Haen ge
raden heeft, dat hij het advys van d'Heer
Hogerbeets, als in die materie best ervaren,
daerop zoude verstaen, zonder te weten bij wien
deselve voorts goet gevonden is.
Vraag 147. Off hij nyet wel en weet onder
de Waartgelders van Rotterdam geweest te syn
diverse soldaten, die bij den' vijant (Spanje)
hadden gedient.
Seyt, daervan gansch geen kennis te heb
ben.
Een eigenaardige vraag werd ook o.a. 18
Januari 1619 gedaan: „Doen hy in Engelant was
gesonden ten versoecke van de Oostindische
Compaignie, bij wiens ordre en laste hy hem
aldaer vervordert heeft te spreken met perso
nages van aensien opte geschillen in de religie
deser landen.
En op een andere dag weer; Off met syne
kennisse nyet in 't franckoys getranslateert is
geweest bij de verclaringe van die van Haerlem
ende by wien?
Het aantal vragen Hugo de Groot in dit pro
ces gedaan loopt in de duizend. Telkens komt
ook Haarlem er bij te pas, maar we zullen hoe
interessant ze mogen zijn er over zwijgen. Het
treurig einde weten we. De Groot ontsnapt wel
in 1621, maar dan volgt een zwervend leven,
waarbjj tweemaal een korte wijle in het land
komt, maar hoewel door velen geacht, een
wenk krijgt heen te gaan. G. J. BETTINK.
door
HENRIKA.
Hallo hallo
Hallo met wie?
Met Overbeek. Bent u het dokter Heijman
Ja, hoe maak je het? Alles weer in orde?
Ja, ja, dank zij uw goede zorgen. Ik heb
een heerlijken tijd gehad in Tyrol.
Dat doet me genoegen. Maar nog
niet te hard van stapel Ioopen, hoor! Eerst
nog wat kalmpjes aan ik zou zoo zeggen
halve dagen op kantoor en 's middags in de
zon en 's avonds met de kippen op stok.
Ja, ja, dokter. Maar één fuif is toch wel
geoorloofd?
Een een fuif? Maar ben jc zestig
Overbeek?! Geen sprake van, hoor! Wat voor
fuif?
O, dokter, ik ga mijn vijf en twintigste
verjaardag vieren en tegelijk mijn herstel. Ik
bel u juist op om te vragen of u óók komt. Wij
vieren het op de club, ziet u, want de datum
valt samen met het zilveren jubileum van onze
vereeniging. Uw collega's Dr. Doorman en Dr.
van Dam komen ook. En
Het is mogelijk, beste jongen, maar ik
kom niet. Ten eerste heb ik geen tijd voor
fuifjes en ten tweede geen lust.
Hé, toe dokter ik heb er mij zóó op
verheugd ik heb er zoo vast op gerekend
ziet u, ik hoopte, dat u als oud-lid aer club
en als geneesheer van mijn gewichtigheid
misschien een van uw prachtige toespraken
O, ho! Ik denk er niet aan. Zet het
gerust uit je hoofd en als je na afloop ziek
bent, behoef je niet op mij te rekenen. Bonjour!
Hé dokter hé wacht u even. Mag
ik even uw dochter aan de telefoon?
Eva! Hier is Overbeek, die wil je spre
ken. Maar (dit wera weer in het) toestel
gezegd) reken niet op haar om mij over tc ha
len. Goeien dag!
Hallo hallo mynheer Over
beek?
Ja, Eva schat. Kan je vader ons niet
hooren
Ja mijnheer, waarmee kan ik u van dienst
zijn?
O. ik wou je bedanken voor al je heer
lijke brieven in mijn verbanningsoord ik
verlang zóó naar je. Jy ook naar mij?
Ja mijnheer. Nog iets?
Vreeselijk, zeg. Stuur je vader de kamer
uit en zeg me dan iets liefs.
Neen, mijnheer.
De dokter, die aan zijn schrijftafel zat, riep
dreigend
Neen, hoor! Zeg hem, dat ik niet kom!
En dan een toespraak belachelijk!
Wat mompelt de ouwe heer? klonk weer
Bob Overbeek's stem aan het andere einde van
de draad.
Vader zegt, dat hij in géén geval komt
en als hij tóch komt
Neen, neen! klonk de stem van de schrijf
tafel.
En als hij tóch komt! ging de frissche
meisjesstem onverstoorbaar door, zal vader
toch in geen geval een toespraak houden.
Wanneer is de bedoelde feestavond?
Och, lieveling, a.s. Donderdag geloof lk
maar ik wou dat je vacüer kwam. Ik zou
dan gelegenheid hebben bij het naar huis gaan
over onze toekomst te spreken. Het mooie
meisje aan de telefoon bloosde diep.
Ik zal het hem nog eens vragen, maar
rekent u in géén geval op de toespraak, mijn
heer!
Het was Donderdagnacht. In de gezellige,
voornaam ingerichte clubzaal was de feest
vreugde ten top gestegen.
Bob Overbeek was als in een roes, hoewel
hij op dokters advies slechts één glas cham
pagne had gedronken. Heel wat deftige mees
ters in de rechten, doktoren en leeraren, alle
maal oud-leden, hadden ter gelegenheid van
het zilveren club-jubileum getoast.
Alleen Dr. Hyman bleef hardnekkig weige
ren. Bob putte zich uit in bedenksels cm heni
over te halen te spreken.
Hij wist dat de dokter vlot en humoristisch
en met veel verve uit den hoek kon komen, als
hij zich in de stemming voelde. En dat hij na
een schitterende improvisatie altijd in een zeer
toegevende bui was en moest hij hem
bij 't naar huis gaan niet Eily's hand vragen?
Bob gooide het nu over een andere boeg. Hij
ging knorrig in een hoek zitten en toen men
den jarige toeriep niet ais een uil in doodsnood
te kijken, antwoordde hij verveeld, dat t heele
feest was bedorven nu Dr. Hijman niets wou
zeggen.
Dit haalde ten slotte den gwierden man
over. Hij legde de hand aan de kin, keek even
nadenkend rond, glimlachte toen» hief zijn glas
Oplossingen, bydragen enz. te richten aan den
Schaakredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem.
PROBLEEM No. 383.
Fr. Herben,
(Sittard)
Mat in drie zetten.
Stand der stukken.
Wit: Ke2, Dgl, Tb8, Tf6, La3, Pf4, PhS, ,2,
c6, d3, e7.
Zwart: Ke5, La2, Pf7, Pg7, c7, d4, e6, f5,
h6, h7.
LASKER TERUG IN DE SCHAAKPRACTIJK.
Onder leiding van Dr. S. Tartakower, den
OostenrijkschFranschen meester en vermaar
den schaakschrijver, en met medewerking van
den eigenaar van het Café de la Régence, den
heer Brun, speelde Prof. Dr. Emanuel Lasker
den 18den Maart 1.1. onder enorme belangstel
ling simultaan aan dertig borden. Circa 1000
schaaklief Hebbers bezochten de séance! Na
bijna 5% uur spelens de séance duurde in
werkelijkheid bijna 7% uur, doordat veel tijd
verloren ging door filmopnamen, afgifte van
handteekeningen van den maestro en een en
kele rustpooze bleek de doctor 22 partijen te
hebben gewonnen, 3 remise te hebben gemaakt
en 5 te hebben verloren, hetgeen terecht komt
op bijna 80 een geweldige prestatie, wan
neer men acht geeft op de enorme gemiddelde
sterkte der tegenspelers, die bestonden uit ver
scheidene meesters en amateurs met meester-
sterkte, waarbij nog kwam, dat aan verschei
dene borden werd geconsulteerd. Zooals Dr.
Tartakower schreef, sciireed de meester met
elastischen tred, ondanks zijn 65 jaren, langs
de borden, aan één stuk zijn geliefde sigaren
rookende den tegenstander die het geluk had
hem te verslaan, gelukwfenschend, in stede van,
zooals sommige simultaanspelers doen, de stuk
ken dooreen te werpen.
De hulde, die men na afloop der séance den
oud-wereldkampioen bracht, was algeheel ver
diend!
ALJECHIN'S SéANCES IN INDIë.
De wereldkampioen, Dr. A. Aijtschin heeft in
Ned. Oost-Indië een aantal séances gegeven,
die alle een groot succes voor den meester zyn
geworden. In totaal speelde hy 466 partyen in
13 séances en behaalde 95% een geweldig
rtesultaat in dat klimaat, ook al is het gemid
delde der tegenspelers minder sterk dan in
Europa. Hij won 434 partijen, hield er 23 re
mise en verloor er 9. De séances op 6, 9, 10 en
12 Maart bestonden uit consultatitepartijen, wel
ke door Dr. Aljechin ten deele blind gespeeld
werden. Van 1420 Maart bracht de wereld
kampioen een bezoek aan het schitterende
eiland Bali, met zijn Hindoecultuur. Hier volgt
een opgave van zijn séances:
1 Maart Batavia -j- 46, 2, 2. ij
2 Maart Bandoeng, -f 47, 1, 2.
3 Maart Djokja 45, 3, =r 3.
4 Maart Soerabaja -f 39, 1, 3.
5 Maart Malang 43, 0, 3.
6 Maart Soerabaja 11, 0,' 1,
7 Maart Tjepoe 31, 0, 0.
8 Maart Semarang -f- 50, 0, 0.
9 Maart Soekaboemi 9, 1, 1.
10 Maart Batavia 11, 0, 1.
12 Maart Bandoeng 9, 1, 0.
20 Maart Soerabaja 43, 0, 7.
24 Maart Pladjoe 50, 0, 0.
OPLOSSING PROBLEEM No. 380.
(Dr. F. Palitzsch, 1889—1932.)
Stand der stukken:
Wit: Ka7, Dd2, Tc7, Lf7, b4, b5, d6, e3.
Zwart: Kd8, Tg8, Lc8, Pg6, c6.
1. Dd4 (dreigt 2. Df6f, enz.), Te8; 2. d7
(dreigt dc8: D. mat), Lb7; 3 de8: P. mat; 2.
Ld7; 3. Da Kc7; 3.'de8 P. mat;
1Kc7. 3. de8: P mat, 2. Ke7. 3. de8 D.
mat, 1Pe7; 2. de7:t. Kc7:; 3. b6 mat.
Goede oplossing ontvangen van:
H. W. v. Dost te Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
Haarlem. K. H. R. P. M. 1. Dg2, Te8!; 2.
Dc6: faalt na 2 Te7!
l
op en hield een der beste en geestigste toe
spraken van zijn leven.
Bob was in de wolken. Toen ze samen in den
voorjaarsnacht in Bob's two-seater zaten,
waagde de jonge man het over het teedere on
derwerp te beginnen.
Maar het viel niet in goede aarde o,
in het geheel niet. Dokter's goede humeur was
zelfs geheel weg en hij bleek erg boos op zich
zelf, dat hij van de vrijage niets had gemerkt.
In de hall van de dokterswoning wachtte EHy,
in angst en beven.
Zij wenkte Bob óók nog even binnen te ko
men en deze volgde den boozen dokter aarze
lend, Toen, om zich een houding te geven,
zei hij:
O, juffrouw Elly, we hebben een reuzen-
avond gehad. En uw vadier heeft nog nooit
zoo schitterend gesproken!
Zoo, was het onverwachte antwoord
bet doet me pleizier, dat het goed was. Vader
heeft er twee nachten op zitten blokken!
Er kwam een compromis tusschen Dr. Hy-
rnan en Bob Overbeek tot stand. Bob zou
Eily's onthulling voor goed begraven in zyn me
morie en de dokter zou vergeten dat het eerst
„neen" was.
Nu was het „ja" en de geestigste en beste
improvisatie hield de dokter aan den bruilofts-
disch van Elly en Bob
Het was een verheff
eindelijk, eindelijk weer
een te zien. Zeker een
gen immers is 't gelede
zer Vroede Vaderen om
logssterkte vergaderd v.
reel ,dat het Bloemend)
Mr. A. J. Enschedé,
de solide reputatie vai
koopman, deed dus zijn
hy de vereischte eeden
voorzitter verwelkome
aan het vele goede, wa
de naam Enschedé verb
plaats tusschen de hee
en Cassee.
Onmiddellijk ging d«
latie in geheime zittiE
duurde, zoodat deze i
oordeelen naar de agen
te verhakstukken schee
dreigde te worden. Het
De Ingekomen Stukk
verzoek van den Alg. E
om den per 1 Septem
agent van politie G. J.
zijn pensioen te geven,
advies van B. en W.
Dit voorstel werd aanj
gekomen stukken kwa
Dan wat hamerstuk
ons verkort verslag in c
verwijzen, gevolgd dooi
mingen. Wethouder Pr
twee-tons Ford-vracht;
tegenstemmers te zijn
ders. We zijn beniei
vraagstuk thans zal w<
auto van zwaarder kal
met assistentie van pai
We hebben in ons vo
king gemaakt over 'tl
moeid is en dat waarli
den genoemd.
En de heer Cassee h
meterhuur evenmin de
voorstel, waarover in j
ten, ging er thans me:
we er bij de volgend»
zullen hooren?
Het vraagstuk var
tongen weer in bewegi
de besprekingen over h
Men kent de feiten. De
ge jaren Noord en Zui
bonden heeft, is, om ee
ken, een sof gebleken,
weinig belangstelling i
tekort sprak de gemee
laatsten tijd een f 11<
dige dertien mille per j
der, dat de Raad er
contract met den onde
buys opzegde, waarop
Geen autobus dus n
men toch nog wel iet
wezen exploitant heef
poging gedaan om de
der voorwaarde dat de
hoeveel, dat bleek uit
Maar er is nog ee:
bekende N.V. Sormvo
vinciaal Bestuur een c
diend voor de lijn Ha
denhout, Bloemendaal,
week door Ged. State
neer deze concessie v
het trqject Aerdenhc
daal dus in de route
staan, als Stormvogi
bruik maakt, hetgeen,
besprekingen bleek, nu
als een paal boven wal
Laat ons aldus
toog van den voorzi
plannen en aanvragen,
ren. B. en W. voelen 1
voor den dienst besta;
offers te brengen en c
dienst nu eenmaal ver
De heer Schulz w
Velen blijken gesteld o
den dienst en als Stoi
haar route wil opnemi
dan niet aanmoedigen
De heer Cassee moe
ontnemen, dat Storn
heid gratis voor niem
informeele bespreking»
Stormvogels ook bij d
Pen; de totstandkomi
zal stellen van een g
subsidie en dat hier e>
tenbij f 3000.mee z
Er in 't voorbijgaan
de concessie-aanvrage
steekhoudende bezwar
cludeerde de heer Ca:
slotte moet gaan ti
Stormvogels hij eerstg
oudste rechten, de voi
reid zou zijn tot een k
De heer Dorhout M
veel woorden over vuil
te veel gekost, gezien
keer is het gelukt, een
te krijgen. Zullen we
keer in tippelen?
Maar de heer De Le;
de zaak van den meei
toogde, dat Aerdenho
dalers zijn en recht h<
tie middel en meende, d
op historische gronden
„Geen bus en geen
van den heer Laan. „I
zijn!", <jie van qen ^e
De heer Quarles vai
zend te staan tegenov
gerieve van Aerdenho
te veel in de papiere
voor, f 1000.— als bi
kosten bij te dragen
ondernemer moet dan
de zaakjes opknapt.