Het Nederlandsch openbaar
onderwijs te Aerdenhout
en in 't algemeen.
SPORT.
Romantiek rondom een bad.
't Program voor den ouderavond aan de
ö.l. school Juliana van Stolberglaan op j.l.
Vrijdagavond 26 Mei luidde ais volgt:
E.m. 7.308 uur: Ge.egenheid de klasseonder-
iwijzers te spreken in hun lokalen;
8 uur Lezing van het H.d.s. over Openhaar
Onderwijs. Medodeelingen van mr. Bos over
een sportterrein te Aerdenhout.
pl.m. 9 uur: Causerie met lantaarnpl. over
„Bldl. Oud-Nieuw" van Mr. P. Tideman te
Bloemendaal.
Het hoofd der schoof de heer Bleeker sprak
ongeveer als volgt:
Geachte aanwezigen:
Het is niet mijn bedoeling, hedenavond te
spreken over onze school in het bijzonder, maar
over Openbaar Onderwijs; zijn doel, zijn stre
ven, zjjn nut en zijn plaats in onze samenleving.
Openbaar lager onderwijs de wet spreekt
van algemeen vormend lager onderwijs - is
het onderwijs, dat wordt bekostigd, ingericht in
stand gehouden en bestuurd door het Rijk en
de gemeenten.
Bijzonder onderwijs wordt door Rijk en
gemeente op gelijken voet bekostigd, maar
inrichting, instandhouding en bestuur van het
bijzonder onderwijs wordt overgelaten aan he:
particulier initiatief.
U voelt, dat deze introductie van wat open
baar onderwijs eigen'ijk is, slechts den bui
tenkant raakt. Zoo ongeveer, alsof een onbe-
kende aan U was voorgesteld, zou U kunnen
reageeren. met de woorden: „Aangenaam ken
nis te maken".
Maar zooals een goed auteur U, door hui
daden en handelingen, hun denken en hun
doen de ziel van zijn figuren zal doen onder
kennen, zou zou ik wenschen, de ziel van ons
openbaar onderwijs tot U te kunnen laten
spreken.
Daar ik helaas niet schrijver ben en ook
geen redenaar, moet het wel bij een poging
blijven:
In art. 195 van de grondwet dan staat:
„Het onderwijs is een voorwerp van aan
houdende zorg der regeering".
Als U tusschen haakjes de enorme sommen
ziet, die in dezen crisistijd nog, met het
lager onderwijs gemoeid zijn, zou U misscuien
kunnen denken dat de aangehaalde woorden
een verzuchting zijn van den Minister van
Financiën:
het onderwijs is aanhoudend het zorgen
kind der regeering. Deze opvatting van art
195 zou echter onjuist zijn. De redactie ervan
is van den grijzen Staatsman Cort v. d. Lin
den, die in de vergadering der Staten-
Generaal op 3 November 1916 ter toelich
ting o.a. zei:
„Indien er één zaak is, die de zaak is van
het geheele volk, dan is het 't onderwijs.
Het raakt de belangen van ouders en kin
deren. Maar het is een zaak van de geheele
natie. Het betreft het hoogste belang des
voLksj, of gehuldigd aal worden de vrijheid
van Leer, de vrijheid van geweten. Daardoor
zijn wij een volk geworden. De ondergang van
die vrijheid Zou niet alleen onze eenheid,
maar ook ons volksbestaan bedreigc®; zoo is
het met de rechtvaardigheid; zoo is het ook
imet ons onderwijs".
Ik zou gezegd he/bben: De ondergang van
die vrijheid zou onze eenheid en daardoor ona
volksbestaan bedreigen. In één adem voeg ik
hieraan toe: Het is de geest van het open
baar onderwijs, die eenheidszin, waardoor een
volk slechts kan bestaan, te behouden, te
versterken en uit te dragen in de maat
schappij.
Wat de ramp van 1914 bracht in één felle
schok, n.l. dat wij Nederlanders ons vóór alles
„Nederlanders" gingen voelen, wat de crisis
van thans ons misschien brengt, te oordeelen
naar de breede basis, waarop ons nieuwe mi
nisterie hoopt te steunen, dat geeft het open
baar onderwijs in geslaagd volharden in zijn
pogingen, de Nederla.udsehe jeugd, de mannen
en vrouwen der toekomst te vereenigen in zijn
scholen, welke ook de godsdienstige of poli
tieke overtuiging der ouders zij.
Het openbaar onderwijs is in zijn veelheid
één. En zijn leerlingen zuilen, groot geworden,
en vormende de maatschappij der toekomst,
elkander nader staan, elkander beter begrijpen,
en ruimer blik gekregen hebben, dan zij ui=
nooit andera iserden kennen, dan wat ze ont
moetten in het afgeschoten vakje van de bij
zondere lagere, middelbare en hooge scholen
van hun speciale richting. Al komen de leer
lingen van het openbaar onderwijs later in het
politieke kamp of in hun godsdienstige over
tuiging lijnrecht tegenover- elkaar te staan, ze
zullen elkanders meeningen oeter begrijpen en
eerder waardeeren. Dat dit een algemeen be
lang is van de eerste grootte, behoef ik nau
welijks te verklaren.
Allicht zal iemand vragen: „Bestaat er geen
grond te vreezen, dat iemands diepste gods
dienstige overtuiging gekwetst zou kunnen
worden".
Ik betreur het, te moeten zeggen, dat ik
die vrees ook wel eens heb hooren uitspreken.
Maar met klem verklaar ik U, dat grond voor
deze vrees niet aanwezig is.
Daarvoor zijn de wet en zij, die voor de na
leving der Wet hebben zorg te dragen een vol
doende waarborg.
Art. 42 van de Lager Onderwijswet toch
zegt van het openbaar onderwijs:
Het onderwijs wordt onder het aanleeren
van gepaste en nuttige kundigheden dienst
baar gemaakt aan de ontwikkeling van de ver
standelijke vermogens der leerlingen, aan hun
lichamelijke opvoeding en aan hun opleiding
tot alle christelijke en maatschappelijke
deugden.
De onderwijzer onthoudt zich, iets te zeg
gen, te doen, of toe te laten, wat strijdig is
met den eerbied verschuldigd aan de gods
dienstige begrippen van andersdenkenden.
En met strenge straffen wordt bedreigd de
openbare onderwijzer, die dit artikel schendt,
In eenigszins andere bewoordingen vin
den we dit artikel reeds sedert 1806 steeds
in de 1. o. wet terug, een bewijs dunkt me, van
zijn deugdelijkheid.
Thans kom ik aan een teer punt, waarin
velen Uwer misschien met mij van meening
verschillen, waarin ik nochtans gesteund word
door het zoojuist verschenen K. B. betreffende
de houding van Rijksambtenaren buiten hun
diensttijdi
Ik persoonlijk kan het niet goedkeuren, dat
sommige onderwijzers bij het openbaar onder
wijs zich in het openbaar wel eens uitlieten op
een wijze, die by de ouders de meening post
deed vatten, dat het in de school met artikel
42 zoo nauw niet werd genomen.
Die meening echter is onjuist: mij is althans
nog geen geval ter oore gekomen, dat een
openbaar onderwijzer wegens overtreding van
art. 42 gestraft is moeten worden. En rijks
inspectie en gemeentetoezicht zouden daartoe
heusch wel mans genoeg zijn.
Nog even art. 42 recapituleerend, ziet U
dus, dat het doel van het openbaar onderwijs
drieërlei is.:
1. de ontwikkeling van de verstandelijke
vermogens der leerlingen;
2. de lichamelijke opvoeding; U ziet hier
in praktijk gebracht het oude gezegde van
Juvenalis (ofschoon in anderen zin)Mens
sana in corpore sano.
3. de opleiding tot alle christelyke en maat-
schapelijke deugden.
Het aanleeren der „gepaste en nuttige kun
digheden", door de meeste ouders als doel van
de school beschouwd, en hoe nuttig en waar
devol, vooral in deze examentijd, het ook moge
zijn, is nog.slechts middel.
Het doel van het openbaar onderwijs is
hooger, grootscher, schooner: Neen, geloof en
naastenliefde, verdraagzaamheid, saamhoorigheid,
eensgezindheid en samenwerking, deze Christe
lijke en maatschappelijke deugden op te wek
ken, te onderhouden, te versterken, dé.t is in
de maatschappij de taak van het openbaar
onderwys.
Het is juist deze hooge zedelijke waarde, die
van de zijde van het publiek te veel wordt
genegeerd.
Ik heb het zelfs eens meegemaakt, dat haar
dit recht deze plicht ontzegd werden:
Het liep tegen Koninginnedag en op een der
schoolborden stond het lied uit Valerius' Ge-
denckklanck: „Wilt heden nu treden". Toeval
lig zag dit een mijnheer, die bbjkbaar de hooge
taak van het openbaar onderwijs niet kende,
wiens kinderen trouwens ook geen leerlingen
waren van het openbaar onderwijs, en die zelf
waarschijnlijk ook de openbare school niet had
bezocht. Hij maakte aanmerkingen, niet op het
lied, maar op het feit, dat dit lied op een open
baar schoolbord stond geschreven.
Ik kon mij niet onttrekken aan het gevoel,
dat hij dit lied liever gereserveerd zag voor
de bijzondere school van zijn richting en ver
telde hem daarom de volgende oud-Friesche
anecdote:
In het oude stadje Dockum had de schout
imet z'n rakkers een misdadiger gegrepen, die
wegens ernstige misgrijpen tot de galg ver
wezen werd. Toen echter de terechtstelling
zou plaats hebben, bleek de galg versleten en
vergaan. Maar geen nood, men stuurde een
renbode naar de naastbijzijnde stad, met het
verzoek, den veroordeelde daar te mogen han
gen. Maar in die naburige stad wilde men er
niet van weten. En het antwoord luidde: „Onze
galg is voor ons en voor onze kinderen en die
van Dockum moeten er afblyven".
U begrijpt, dat ik Valerius liederen niet bij
een galg wilde vergelijken, ik wenschte alleen
maar te demonstreeren, waartoe een hebberig
heid, die zich toeeigent, wat algemeen bezit
behoort te zijn, wel leiden kan.
U ziet uit 'deze ervaring echter, dat het doel
van het openhaar onderwijs nog lang niet vol-
voldoende gekend wordt.
Daarom herhaal ik U nog eens:
De openbare school is geen inrichting van
onderwijs zonder geloof, zonder moraal, geen
leerinstituut zonder meer.
De openbare school, dikwijls uitgemaakt
voor „neutrale" school, het woord neutraal
dekt echter heelemaal niet de kenmerkende
eigenschappen van algemeen vormend lager
onderwijs dat openbaar onderwijs, zei ik.
waar geleerd wordt, elkaar te verdragen,
ieders waarachtige godsdienstige overtuiging
te eerbiedigen, waar de grondslagen gelegd
worden voor een eensgezinde samenleving,
ondanks veler verschillende opvattingen; zulk
onderwijs, waar geen schotjes worden opge
richt, die ons volk verdeelen in plaats van te
vereenigen; waar de kinderen worden opge
leid tot alle christelijke en maatschappelijke
deugden, is een landsbelang van de eerste
grootte en waard te zijn, een voorwerp van
„aanhoudende zorg der regeering".
VOETBAL.
Als men naar een wedstrijd gaat, waarin twee
pretendenten voor het lands-kampioenschap
elkaar de overwinning zullen betwisten, spitst
men zich by voorbaat op een voetbaldemonstra
tie, die dén objectieven toeschouwer veel genot
verschaft. Men rekent op een naar Neder-
landsche begrippen zoo goed als volkomen
party, waarin vcetbalvemuft, techniek en tac
tiek den kenner weinig reden tot critiek vermag
te geven.
Met deze gedachten zetten we ons j.l. Zondag
op de Stormvogels-tribune, om te genieten van
de ontmoeting tusschen het IJmuidensche elf
tal en de Zuidelijke „primus interparus" PSV
Al geven we gaarne en .onmiddellijk toe, dat
er diverse staaltjes van goed voetbal vertoond
werden door de twee-en-twintig spelers, toch
was de aigemeene indruk ver van bevredigend.
Want naast de symptonen, die „brains-work"
verriedden, waren er te veel fouten gemaakt,
welke een gevolg waren van onbedachtzaamheid
engebrek aan technisch en/of tactisch door
zicht. Aan deze fouten maakten beide elftallen
zich schulcjig.
Beginnen we met de gasten: doelman Bouw-
mans heeft cp inderdaad keurige wüze zün
doel verdedigd. Geheel feilloos was zy'n werk
niet, maar zyn opstellen, vangen en wegwerken
stempelden hem tot een uitstekende keeper.
Soepelheid en behendigheid, maar bovenal het
medeleven met het spel, zelf al bevindt die bal
zich op de vijandelijke helft, zyn de eerste ver-
eischten voor een doelman.. Deze eigenschappen
bezit Bouwmans ongetwijfeld, terwyl zijn uit
trappen naar de vleugels zeer tactisch en ver
moedelijk een gevolg van wyze trainings-lessen
was.
Van de beide backs was onze internationaal,
Jef van Run natuurlijk de beste, hoewel hij
lang niet onpasseerbaar bleek. In snelheid lag hij
het dikwijls tegen den Stormvogels linksbuiten
pf, Geroutineerd als hy is, had hij het spoedig
door, dat „moed" niet in het voetbalwoorden
boek van Van Waard voorkomt, en op die
wetenschap speculeerde hy later op succesvolle
wijze. Brak hy veel aanvallen, zijn wegwerken
was soms zeer zwak, speciaal het „hoog" spelen
een fout waaraan zich trouwens veel spelers
schuldig maakten mogen we allerminst van
hem verwachten.
Zyn collega Lanegger stond hem goed ter
zijde, en vooral in de tweede hielft viel de trap-
vastheid van dezen back op. Hij maakte echter
een kolossalen blunder en die kwam zyn elftal
op een doelpunt te staan (Stormvogels eerste
goal)
Van de drie middenspelers was de center-half
ongetwyfelö de beste, en geweldige zwoeger, die,
jammer genoeg het spel onvoldoende open houdt.
Zijn kopwerk was welverzorgd. Overigens was het
opmerkelyk, dat de lindhovenaren over het ge
heel beter waren in het „headen" dan de
Umuidenaren.
Van Cerd ontsierde zijn spel door minder
faire trucjes, wat tegenover het uiterst correcte
spel der Stormvogels geheel uit den toon viel.
We zagen dezen speler zelfs enkele malen „na
trappen" wat hem een fluitconcert op den hals
haalde.
Van Zeyl, de linkshalfbaok was er na de rust
beter in, en heeft veel afgemeten centers aan
den linksbuiten Visser gegeven.
Om by dezen voorhoede-speler te blijven: wij
begrijpen niet goed, hoe er van hem zco'n groo-
ten roep in het Zuiden uit kan gaan. Zün op
brengen is meestentijds snel en handig, maar
het voorzettenin een woord slecht en on
benullig. De wyze, waairop hij enkele opgelegde
kansen om zeep bracht was wanhopig. Hy werd'
hierin haast nog overtroffen door den linksbin
nen, de ex-Alphenaar van Kooijk, die in het veld
goed was, doch voor de goal gekomen een abso
luut gebrek aan schotvaardigheid toonde. Ook
van Kooijk miste onbegrijpelijk een tweetal zeer
fraaie kansen.
De middenvoor van den Broek, de andere in
ternationaal in de lindhovensche ploeg, was ook
al onvoldoende tenminste als schutter. Hij ver
deelde het spel uitnemend, echter kon hy in het
doelgebied gekomen zich zelden vry spelen van
Prins of Haak, en toen hem dit eens gelukte,
schoot hij op enkele meters ver naast. In het
begin van den strijd loste hij onverwachts een
20 meter kogel, die doelman de Waard meer
moeite kostte dan hem lief was; dit was het
eenige behoorlijke schot, dat wij van Van den
Broek noteerde.
Van den rechterwing Huntig-van Strien ging de
meeste kracht uit. Dit tweetal toonde begrip te
hebben van het opzetten oer aanvallen in
samenwerking met de half-backs. De zoo juist
gememoreerde schotloosheid der andere binnen-
spelers deed hun goede werk herhaaldeiyk te
niet. Zoo was het niet te verwonderen dat PSV
in het veld niet d'e mindere van haar tegen
stander, een regelmatige nederlaag leed.
En nu onze westelyke kampioen: Stormvogels.
Het is opmerkelijk, dat het speltype van dit elf
tal door de jaren maar niet verandert: ais van
ouds stevige knapen, die weten wat sjouwen,
maar niet weten wat opgeven is! Maar tetvens
nog steeds voetballers, die door hun enthousiasme
meermalen de noodige zelfbeheersching kwijt
raken, en daarvoor veel, eigenlyk te veel onpro
ductief werk doen. Opvallend is b.v. het absoluut
noodeloos zwaaien met de beenen, waardoor een
zekere onrust van het elftal uitgaat.
Een gunstige uitzondering hierop maken twee
spelers: in de eerste plaats de rechtshalf Feyen.
Dat is een geboren voetballer, die den bal het
werk laat doen. Jammer is, dat Feijen niet fit
is. Hy sukkelt blijkbaar met een „knietje" Het
komt ons voor, dat het voor den a.s. medicus
beter is, voorloopig op non-actief te gaan. Is hij
geheel hersteld (blyft hy nu met voetballen
doorgaan, dan twijfelen we aan volledige beter
schap) kwalificeeren we hem als een der beste
Nederiandsche middenspelers. Zelden cupedieërt
hy het leven door de lucht. Zijn aangeven is af,
eveneens het positie kiezen. Door zijn blessure is
het hem echter onmogelyk zich geheel te geven
en dit wreekte zich ook nu weer. (Tegen Go-
ahead kostte het Stormvogels twee doelpunten).
Daarom lijkt het ons after-all beter Feijen
voorloopig rust te gunnen: Stormvogels kan hem
té goeö gebruiken om eenige risico to ioopen van
volkomen uitschakeling.
De tweede speler die „rustig voetbalt" is de
veteraan Koster. Deze populaire Stormvogel
speelde tegen P.S.V. zyn 200e wedstrijd. Zijn em
bonpoint staat hem een snel verplaatsen in den
weg. Toch is Koster altyd zoo opgesteld, dat hy
meestentijds in het bezit van den bal komt Of
Stormvogels nog lang van zyn diensten gebruik
behoort te maken is een andere vraag! De toe
komst is aan de jeugd.
In de voorhoede der thuisclub viel het onoor
deelkundig spel van Schoorl op. Hij is lang geen
ideaal middenvoor. Naar we vernemen heeft
Schoorl dit seizoen veel doelpunten voor zyn
vereeniging gescoord, en wordt hy de IJmuiden
sche scherpschuttr genoemd. Wy hebben geen
rechtvaardiging voor dit epitheton kunnen ont
dekken. Wel schiet Schoorl veel en hard maar op
vallend slecht en bovenal onbesuisd. Het schot
kan voor dezen jongeling niet hard genoeg zijn,
waaronder de zuiverheid en daar komt het
juist op aan lydt.
Aan dezelfde kwaal sukkelt de rechtsbinnen
Groeneveld. De linksbuiten de Waard is, evenals
de rechtsbuiten v. d. Steen snel en van goeden
wille. Zy zyn dikwyls zóó ondoordacht in de
afwerkjng hunner rushes, dat resultaat uitblyft.
Haak lykt ons de oude niet meer. Wel staat
hy nog als een rots in zee, maar zyn wegtrap
pen is te onzuiver. Prins en v. d. Velde zyn phy-
siek in staat aanvallend en verdedigend onver
moeid op te treden. Hun plaatsen dient beter
verzorgd te worden. Hierin nemen zij een voor
beeld aan Fcyen. Doelman de Waard is goed,
zondier meer. Erg klemvast lykt hy ons niet. De
invaller-linksbinnen Offern ten slotte mocht het
genoegen smaken de hattrick te verrichten en de
drie doelpunten te scoren, wat wel een groote
voldoening voor dezen jeugdigen debutant ge
weest zal zyn.
KAMPEEREN VAN MEISJES.
Aan alle meisjes van 13—18 jaar, die geen
universitaire studieplannen hebben.
De zomermaanden naderen; vacantieplannen
worden gemaakt.
Kampeeren neemt hierin een groote plaats
in.
Naar welk kamp dezen zomer?
Om IJ te helpen bij de keuze, vestigen wy
gaarne Uw aandacht op de Ver. Leiding Meisjes
Zomerclubs.
Deze Vereeniging organiseert jaarlyks zoowel
huis- als tentenkampen voor meisjes van 1318
jaar te Leusden, Löosdrecht en Poederwyk.
Vraagt kampboekjes aan, waarin alle gege
vens omtrent deze kampen vermeld zyn. Deze
worden gaarne met opgaafformulier toegezonden
door de secretaresse, mej. E. van Hoogenhuyze,
Boekenroodestraat 10, Haarlem.
VOETBAL.
Deze week publiceeren wy de eindstanden der
competities, waaraan de Senores - elf tal len van
Bloemendaal deelnamen.
later volgen die der juniores en adspiranten
COMPETITIESTANDEN.
H. F. C.
18
13
5
0
59—26
is
31
D. W. S.
18
11
3
4
55—20
25
Velox
18
10
1
7
56—31
21
B'oemendaal
18
8
3
7
44—49
19
Hercules
18
6
4
8
39—41
16
A. F. C.
18
6
4
8
43—52
16
Alphen
18
6
4
8
48—58
16
De Spartaan
18
5
4
9
31-45
14
B. F. C.
18
5
4
9
32—50
14
Baarn
18
3
2
13
34—69
8
R. C. H. 5
18
12
3
3
63—36
27
Sormvogels 8
18
11
3
4
6440
25
R. C. H. 4
18
9
3
6
56—41
21
IVO
18
10
1
7
55—57
21
DIO
18
8
4
6
49—34
20
Spaarnevogels
18
9
1
8
48—39
19
EDO 4
18
7
2
9
52—54
16
Bloemendaal 2
18
3
6
12
40—59
12
Haarlem 3
18
3
2
11
39—60
12
DWO.
18
3
1
14
28—64
7
Vlieg. Vogels
14
13
1
0
102—8
27
B'oemendaal 3
14
12
1
1
96—21
25
VVB.
14
8
0
6
58—29
16
WH. 2
14
6
O
8
40—58
12
VOG. 2
14
4
4
6
25—50
12
Kennemers 6
14
4
2
8
36—50
10
DWO.
14
4
0
10
38—78
6*)
Swastika 3
14
0
2
12
19—120
2
DWO 3 in mindering 2 winstpunten
WI3-
gens n. o. tegen Bl'daal 3 op 6/ll/'32.
Stormvogels 5
18
14
1
3
93—34
29
WB. 2
18
12
1
2
67—42
25
IVO. 3
17
12
0
5
75—37
24
Kinheim 5
18
11
1
6
64—48
23
Bloemendaal 4
17
11
0
6
106—32
22
DIO. 3
17
9
1
7
67—39
19
Thalia 2
18
6
1
11
36—68
13
Beverwijk 5
18
4
2
12
37—63
10
Kennemers 9
18
3
1
14
24—121
7
EDO. 8
17
1
2
14
21—106
4
Rozenprieel
18
15
O
3
7928
30
Hillinen 5
18
14
2
2
75—39
30
Haarlem 6
16
12
1
3
100—27
25
Droste 2
17
9
0
8
78—62
18
Bloemendaal 5
18
8
1
9
50—63
17
EHS. 3
17
7
1
9
53—53
15
ETO. 2
18
5
4
9
5748
14
Vijfhuizen 2
16
7
0
9
36—41
12*)
Spaarndam 3
17
3
1
13
26—105
7
DSK. 3
17
1
0
16
14—102
2
Vijfhuizen 2 in mindering 2 winstpunten
wegens staken wedstrijd tegen ETO. 2 op
6/ll/'32.
EDO. 6
16
15
1
0
100—13 31
HFC. 6
16
11
2
3
88—43 24
Bloemendaal 6
16
8
4
4
4942 18*)
Schoten 5
16
7
4
5
42—31 18
Halfweg 3
16
6
2
8
32—56 14
Zeemeeuwen 5
16
4
2
10
47—53 10
Rozenprieel 2
16
4
2
10
39—87 10
T. H. B. 4
16
2
5
9
46—77 9
Hillinen 4
16
2
4
10
22—63 8
Bloemendaal
6 in mindering
2 winstpun-
ten wegens n. o. tegen Halfweg 3
op 18/9732.
ETO.
12
8
4
0
43—17 20
Zeemeeuwen 3
12
9
2
1
49—19 20
Btoemend Vetr.
12
4
2
6
26—38 10
Swastika
12
3
3
6
22—35 9
Zandvoort 3
12
3
3
6
24—53 9
T. H. B. 3
12
3
2
7
36—52 8
RCH. 6
12
2
4
6
23—29 8
Beslissingswedstryd om
de
bovenste plaats:
ETOZeemeeuwen 3 43 op 2/4/'33.
Beslissingswedstrijd om de onderste plaats:
THB. 3—RCH. 6 4—1 op 30/4/'33.
1
Een Finsch Nationaal gebruik.
door
Dr. J.'HELLENDOORN.
Tot de interessante Finsche gebruiken,
nog uit de oeroude tyden overgeleverd,behoort
het bad, de z.g. sauna. Het speelt in Suomi
zoo noemen de Finnen zelf hun vaderland een
veel belangryker rol dan bij een ander volk in
Europa en wanneer men ziet, op welke wyze het
genomen wordt en hoeveel beteekenis er in alle
standen aan wordt gehecht, dan denkt men on
willekeurig aan den Oosterschen oorsprong van
dit ras, dat zich in drie Europeesche stammen
Hongaren, Estlanders, en Finnen op zoo ge
heel verschillende wyze openbaart.
De Sauna is gedurende vele eeuwen onver
anderd gebleven en ontbreekt ook thans nog in
geen enkel echt Finsch huis. Vooral op het plat
teland vormt zy een eerwaardig bestanddeel van
het gezinsleven. Zelfs de armste boer, wiens
woning slechts twee of drie kamers telt, heeft
daarnaast nog een kleine vrijstaande badkamer,
zonder welke hy zich beslist niet gelukkig zou
voelen.
Een saunagebouwtje bestaat uit een enkel ver
trek, waar een smalle deur toegang toe geeft.
Slechts zelden vindt men daarnaast nog een
klein zyvenstertje, want het behoort in sauna
donker te zyn en men heeft er dan ook geen
ander licht dan wat er binnendringt door de
reten en voegen tusschen de latten van den wand
of door de dunne afvoerbuis voor de rook. In een
hoek staat een machtige haard, opgebouwd uit
tamelyk groote steenen, die zooveel mogelyk pas
send in elkaar moeten sluiten, omdat er geen ce
ment of ander bindmiddel tusschen aangebracht
wordt.
Hierdoor zou men de kwaliteit van den stoom be-
naideelen, die verkregen wordt door binnen in
de kachel een houtvuur aan te maken en zoolang
aan te wakkeren, totdat de steenen stuk voor
stuk gloeiend zyn geworden, waarna er uit een
tevoren in de sauna gebrachte kuip water op Je
steenen wordt gestort. Dit herhaalt men zoolang,
totdat do geheele kamer volhangt met dichte wol
ken en de bedienden geheel door de heete stoom
zyn omhuld. Aangezien de stoom omhoog stygt,
bevinden zy zich op een soort galery, die op de
halve hoogte van het vertrek rondom langs de
wanden loopt. Daar zitten of liggen zy en laten
de vochtige wasem in alle poriën dringen. Mannen
en vrouwen baden gezamenlyk en geheel ont
kleed het is byna volkomen donker en men
kan ternauwernood de naastbyzynde persoon zien
als een vage schim.
Gaandeweg wordt de hitte ondragelyk. Nu
wordt de bloedsomloop en het uitbreken van het
zweet bevorderd door het lichaam te slaan met
bebladerde berkentakjes, die elk jaar in den voor
zomer met zorg worden verzameld en in het heete
water byzender buigzaam worden. Wanneer ook
dit deel van het bad achter den rug is, duwen
de mannen de deur van de sauna open, loopen
nog steeds ontkleed naar buiten, rollen zich in.
het gras of 's winters in de sneeuw, of wel zy
springen in het koude water van een rivier of
meer. om aan weer naar de sauna terug te ren
nen en opnieuw de hite op zich te laten inwerken.
Dit voor niet-Finnen levensgevaarlyk spelletje
herhalen zij eenige malen. Ook üe vrouwen wis
selen het heete stoombad 'n paar malen met koude
baden af, zonder dat de temperatuurswisseling
een nadeeligen invloed op haar gezondheid heeft.
De sauna is echter meer dan een in elk gezin
voorkomende badkamer. De aanstaande moeders
trekken zich, waneer zy haar tyd voelen naderen,
in de sauna terug, maken een gemakkelijke lig
plaats op de galerij en wachten daar met de
vroed uit 't naaste dorp de groote gebeurtenis af.
De eerste kreten van den jongen wereldburger
weerklinken dus in de sauna en bovendien wordt
hy na eenige maanden plechtig de badkamer bin
nengedragen voor zijn echte „bad". Daarby wordt
'n versje gezongen, waarin men de hoop uitspreekt
dat het kind eenmaal een leider zal worden van
het leiderlooze vólk. Oog in andere streken der
Finsche volksliteratuur zy zyn door Ehas Lönn-
rot in ai hun verscheidenheid byeengebracht in 't
Finsch nationale epos Kalewala speelt de sau
na 'n roi. In vele ervan wordt den jongen meisjes,
die op het punt staan om te trouwen, den raad
gegeven om de sauna in het huis van him schoon
ouders te verzorgn om voldoende water op de
gloeiende steenen te storten, opdat de stoom haar
schoonvader aangenaam omhult, dan wel om te
zorgen voor mooie berkentakken, die het lichaam
van alle verontreiniging en vermoeidheid
bevrijden.
Zelfs bij een sterfgeval kan men niet zonder
de sauna. Na de begrafenis wacht het gezelschap
een byzonder heet bad, dat desmart
moet verzachten. Meuschën zonder eigen woning
byv. bedelaars, zal geen Fin het gebruik van de
sauna weigeren en de armen hechten hieraan
grootere waarde don aan een goede ligplaats voor
den nacht. Verder gebruiken de vrouwen die op
elke Finsche boerderij zelf bier brouwen, de sauna
als drooghuis, terwijl in de warmte het gistings
proces er goed verloopt. Men ziet dus dat de sauna
in het geheele leven der Finnen een groote plaats
inneemt en daarin onderscheidt dit nationale ge
bruik zich ook van de stoombaden der Russen en
Turken, waar het ons in menig opzicht aan doet
denken. Hoe oud het gebruik van het stoombad
is, kan slechts by benadering worden geschat. De
Romeinsche geschiedschrijver Livius beschrijft
reeds het stoombad van de Scythen uit zijn tijd,
een volk dus dat leefde in het tegenwoordige
Zuid-Rusland. Tacitus deelt mede, dat de oude
Germanen voor hun stoombaden water stortten
op los opeengestapelde gloeiende steenen en ver
der vermeldt de Arabische schrijver Ibu Dasta,
ook wel Ibu Rosteh genoemd, die in de tiènde
eeuw van onze jaartelling leefde, dat de eerste
Slaven een soortgelijk gebruik kenden. De sauna
en de daarmee in verband staande ge
bruiken worden ook thans nog in Finland in eere
gehouden. Eten vreemdeling, die een uitnoodiging,
om van de sauna gebruik te maken, zou afwijzen,
zou alle sympathie verliezen. Hy moet dus maar
de tanden op elkaar zetten en zich heldhaftig
houden, al voelt hij zich alles behalve heldhaftig.
(Nadruk verboden.)
DE BIBLIOTHEEK VAN ALFONSO XIIL
De Spaansche regeering heeft besloten, dat
de particuliere boekerijen van Alfonso XIH.
van de vroegere koningin en van de prinsessen
voor het publiek toegankelijk zullen zyn, zoodra
men met het omvangrijk catalogiseeringswerk
klaar is. Daar men hier te doen heeft met
groote kostbaarheden, zal de bezichtiging der
bibliotheek van strengere voorwaarden afhanke-
lyk zyn dan anders het geval is. De journalis
ten, die in de gelegenheid waren de boeken
schatten te bezichtigen, verklaren dat de geruch
ten, als zou de ex-koning niets dan Engelsche
romans en jachtlitteratuur hebben ingeslagen,
op onwaarheid berusten. In werkelijkheid bevat
de bibliotheek 6000 handschriften uit de middel
eeuwen en meer dan 300.000 moderne voort
brengselen, waarvan vele voor den verzamelaar
hooge waarde hebben.
In de eerste zaal, die de „schatkamer" heet,
treft men bijvoorbeeld eenige Westgotische co
dices aan waaronder een liber canticorulm uit
het jaar 1059, dat aan Ferdinand I van Cas-
tilië heeft toebehoord. Voorts bevinden er zich
zeldzame oorkonden, welker banden met sma
ragden zijn versierd en waarvan de Waarde
alleen al op 15.000 gulden wordt geschat. Van de
historische documenten noemen wy het beroem
de exemplaar der „Heilige Week", dat Lodewyk
XVI tot op het oogenblik, dat hij het schavot
besteeg, niet uit handen gaf. De geleerden zien
voorts met verlangen uit naar de studie der
incunabelen, die de bibliotheek ook ryk is en
waarvan enkele behooren tot de oudste boeken,
die ooit gedrukt werden.
KINDERLIJKE DWALING.
Een kleine jongen komt in een boekwinkel
en vraagt: „Wat kost dat boek „Hoe men
mannen boeit", dat in de etalage ligt?"
„Dat is toch geen boek voor jou, myn
jongen", zegt de boekhandelaar. „Wat wilt je
daar mee?"
„Ik wil het mijn vader op zijn verjaardag
geven. Hij is agent van politie".
Van louter vreugde, dat het bij onzen buur
man branderig ruikt, zien wij niet, hoe in ons
huis de helle vlammen uit het dak slaan.