TWEEDE BLAD sD®0" JIM, DE ZOON VAN BOBBY w mm Losse Blaadjes. Wereldkampioen. Brokjes Levenswijsheid. Eén uit velen. Uit de Tijdschriften. SPORT. SCHAAKRUBRIEK. li 11 IP jpp JP UIT BOEK EN BLAD. Toen Van Egmond kampioen was Op 't Olympisch strijdterrein, Waren alle Nederlanders Trotsch, dat hij het juist moest zijn. Nu heeft hij een nieuwen titel: Die van wereldkampioen, Zondag te Parijs verkregen, Ha, wat gaf-ie 'm van katoen! Hem de zege, en geen ander! Pijlsnel vloog hij langs de baan, En den sterksten tegenstander Wist hij knapjes te verslaan! En nu zijn we nog veel trotscher; Maar verwond'ren doet 'tons niets, Dat juist weer een Nederlander Razend snel is op de fiets. Want wij Nederlanders zitten Aan ons rijwiel vastgegroeid En we trappen, rijden, rennen, Heel ons leven onvermoeid. Ja, we zijn in 't daaglijksch leven Allen wielren-amateur! Daarom, hulde aan Van Egmond, Want hij steld' ons niet teleur. Voor Van Egmond een hoera'tje! Voor den kampioen: hoezee! Neêrland mag dan niet zoo groot zijn, Maar het telt toch aardig mee! XANDER. (Nadruk verboden) Van kindsbeen af leeren wij het als iets begeerenswaardig beschouwen, bevoorrecht te zijn. Niet dat wij een bepaald iets bezitten, stemt ons tevreden, maar dat wij iets bezit ten, dat een ander ontbeert. Het gevoel, onder scheiden te worden boven onze omgeving, ver schaft ons vreugde. Het bizondere is het, dat wij het meest op prijs stellen. Reeds het kind is trotsch op het speelgoed, dat zijn makkers hem benijden. Krijgen de vriendjes op hun verjaardag een zelfde voorwerp, dan heeft dit stuk speelgóed voor het tevoren bevoorrechte kind zijn waarde yerloren. Hetgeen wij met anderen moeten deelen, achten wij van geringe beteekenis. Broertjes en zusjes, die samen over een bouwdoos mogen beschikken, houden veel meer van de pop of het paard, dat nu eens heeiemaal alleen van Jan of van Piet is. En zoo gaat het ook, als Jan en Piet groot zijn geworden en hun plaats in de maatschappij innemen. Ze willen liever een eigen bedoeninkje hebben dan deel uitmaken van een groot personeel; liever in een eigen prutswoninkje huizen dan intrekken in een kazerne-complex, liever zelf koken dan hun maal in een centrale keuken laten bereiden. Wat is het toch, dat zoovele menschen terug houdt van coöperatie, ofschoon ze de voordee- len daarvan moeten erkennen? Wat is het, v/at hen een tegenstander doet zijn van de democratie en van het internationalisme? Het is de vrees voor het massale, waarin ze als eenling verloren gaan; het is de behoefte, den waan te bestendigen als zouden zij, door schijnbaar hun eigen zaken te behartigen en hun persoonlijke eigenaardigheden te hand haven, hun zelfstandigheid kunnen bewaren. Het verlangen om uit te blinken, om de aandacht te trekken, om een bizonder voor recht te hebben, is een van de sterkste drijf- veeren in de menschengemeenschap. De zaken man streeft naar fortuin, de kunstenaar naar roem, de sportman naar eereteekens, omdat hij die onderscheidingen noodig heeft om in zijn eigen beteekenis te blijven gelooven. Heeft men er wel eens acht op geslagen, hoezeer de afgunst de openbare meening beïnvloedt? Er zijn duizenden menschen, die zich met woede kanten tegen maatregelen, welke het peil van de massa verhoogen. Zij geven toe, dat de aarde rijk genoeg is om al haar bewoners ruimschoots te voeden; dat de techniek door haar tegenwoordige volmaakt heid de menschheid in staat stelt om met een paar uur arbeid per dag in de behoeften der heele gemeenschap te voorzien; dat men den schat van tijd, die er bij een doelmatige rege ling van productie en distributie in een waarlijk geordende maatschappij voor een ieder zou overblijven, voor de algemeene gees telijke ontwikkeling ten nutte zou kunnen maken. Toch heeft een dergelijk vooruitzicht iets weerzinwekkends voor hen. Niet, omdat zij zelf onder een dergelijke verbetering zouden lijden. Zij zouden het in geen enkel opzicht minder krijgen dan zij het hebben. Maar zij kunnen het niet velen, dat gemeengoed zou worden hetgeen zij thans als een voorrecht genieten. Als ieder bezat, wat zij bezitten, zou dit bezit geen onderscheiding meer zijn. „En wat moet er dan met de uitblinkers gebeuren?!", heb ik eens een vrouw hooren uitroepen, die, zelf vele voorrechten genietend en zich derhalve tot de uitblinkers rekenend, het schrikbeeld van de gelijkheid zag naderen. Het is geen hebzucht, die tot een dergelijke afgunst drijft. Afgunst is geen zucht om te hebben, maar zucht om te hebben wat een ander niet heeft. Tenslotte iS- het ons ongeloof in ons zelf, dat ons zoozeer op hét voorrecht gesteld doet zijn. Wij willen meer wezen dan een ander, maar wij willen ook meer wezen dan wij zelf zjin. Want wij twijfelen aan onze eigen be teekenis en wij snakken er naar, door onze door G. Th. ROTMAN. 17. Jan grijpt terstond Jims pooten vast Maar ach, nu komt hij zélf in last: Hij rookt, hij knettert, slaat aan 't gillen; Zijn ooren en zijn haren trillen! De doctor, die hem wil bevrijden, Krijgt óók al van den stroom te lijden; Zij hanger, aan elkaar als klitten En springen als verwoede hitten. 18. Maar alle drie zoo aan elkaar Wordt voor den stroom toch wel wat zwaar; Jim schiet opeens van boven los En boem!, daar gaat de heele tros! Geloof maar, jongens, dat die val Den doctor lang nog heugen zal! Zijn deftig hoofd 't was om te huilen! Was bont en blauw en vol met builen. 19. Maar wat een strop voor Jimmy, dat De knecht hem nu te pakken had! Een eindje touw was gauw gevonden En daarmee Jimmy vastgebonden. Hij zat te kniezen en te treuren, En dacht: „Wat zal me nu gebeuren!" Tot hij den doctor op een dag Eens zijn sigaar opsteken zag. 20. De doctor had daarvoor zoo'n ding, Dat, floep!, vanzelf aan 't branden gü. Maar door den rook en door de hitte Geraakt de man al gauw aan 't „pitte Jim heeft nu in een paar seconden Het aansteek-instrument gevonden, Waarmede onze slimme klant Het touwtje ft! in tweeën brandt. omgeving in dit opzicht te worden gerustge steld. Eerst als men ons aankijkt met naijverige oogen, omdat wij iets hebben wat anderen ont beren, hebben wij in eigen oogen het brevet van bekwaamheid bereikt. Arme menschen, die teren op voorrechten en onderscheidingen! Is de zon er minder om dat zij alle schepselen beschijnt? Wordt er één grassprietje te kort gedaan, als mil- lioenen haar licht opvangen? Verliest de liefde of de achting in waarde, wanneer zij zich over meer menschen verdeelt dan over onze alles voor zich alleen opeischende afgunst? Gedeelde vreugde is dubbele vreugde en ge deelde smart Is halve smart. Zoo Zegt het spreekwoord, maar de meesten onzer gevoe len het anders. De moeilijkste kunst is voor hen de kunst om te deelen, de kunst om met een welgemoed hart één uit velen te zijn. H. G. CANNEGIETER (Over de levende wezens in natuur en maat schappij, de staat, de dictator en de vrijheid). De soorten van levende wezens zijn krach tens htm natuur zonder meer kolonies tan sla ven. De mensch is niet een dier-zonder-meer. De gemeenschap-der-menschen, hun samen leving, behoort tot de orde van vrije wezens. De mie.-enhoop behoort tot de orde van slaafsche wezens, de stad en de staat niet. De mensch van mannelijk en vrouwelijk ge slacht heeft zich zelf een derde onziidig ge slacht geschapen: de machine. De machine in de maatschappij behoort tot de orde der slavernij. De natuurlijke soorten komen in den gang hunner ontwikkeling op kruiswegen, dan kun nen zij kiezen, maar eenmaal gekozen hebben de kunnen zij niet meer terug; hün keuze is niet omkeerbaar. Het oertype van den dictator is voor ons Napoleon. Napoleon had steeds als sterkste argument „het algemeen belang", zooals hij dit wilde. Alle tirannen hebben het stelsel gekozen het Schrikbewind. De tiran, als hij gedaan heeft, wat hij zede lijk niet mocht doen, zoekt steeds anderen, die hij verantwoordelijk kan stellen voor hetgeen hij deed. De tiran of despoot vindt het kinderachtig rechtvaardig te zijn. Hij geloof, dat hij onmisbaar is als God, in wien hij niet gelooft. De ware goden offeren zich zelf op voor het menschelijk geslacht, zij bréngen geen men schen om hals om „een vader" der mensch heid te laten voortbestaan. De dictator is de artiest-van-de-daad. Hoe zeer is hjj van de andere artiesten ondèrschei- den! Hij is romp, en plat en de menigte is zijn instrument; van hem wordt naast een onmete lijke kracht afwezigheid vereischt van geweten. De sterkste naturen hebben noodig wat hen schokt, maar dit noodige wordt hun tevens noodlottig; missen zij dit element in him leven, dan wolkt een ziekte in hen omhoog. Aan de tegenpool van elk despotisme ont kiemt altijd, in den natuurlijken mensch zoo zeer als in de maatschappij, bandeloosheid. Het is niet meer dan natuurlijk, dat die mensch^ wélke steeds tot een scherp ei. blik semsnel wilsbesluit gereed is, in zijn handelen oplossingen toont, die strijden met de werke lijkheid en met hetgeen mogelijk is; msar hij geeft er de voorkeur aan zichzelf te bedriegen boven het niet-handeïen en hij blijft ir. zijne dwaling volharden om ook de anderen mede te bedriegen. Daar voor een Napoleon alles actie of daad is of moet worden, treedt men al als zijn vijand op, als men anders denkt dan hij. Zoo is het ook met den avonturier er. met c'en hazardspeler. Het zgn. gelukskind, de parvenu, is een avonturier, die is geslaagd. De parvenu, in w.ezen hazardspeler, neemt zijn verlies licht op; vandaag verlies, morgen winst! de hoofdzaak is hij speelt door. De dichter, de denker, de kunstenaar niet van-ce-daad maar van het woord de muziek, de lijn, de kleur, wijt het niet-slagen in zijn werk uitsluitend aan zichzelf; zijn geweten is even sterk als teer; hii staat in Gods nabijheid; de man-van-de-daad staat naast de natuur. De dictator heeft oorlog noodig, ook al is bij geen soldaat. De kracht en c'e kunst om in vrede te leven zijn alleen eigen aan het echte genie. Tot Napoleon zou Bonaparte het nooit ge bracht hebben zonder Fouché. Het geweld is de laagste en minste graad van de kracht. Kracht, niet opgewassen tegen haar taak en niet in staat tot handelen wordt beleediging of hoon. Geweld is kracht zonder grootheid. Groothe'd is onbestaanbaar zonder zekere geestrijke fierheid'. De geest keert zich met tegenzin, zoo niet met walging van het geweld af. Het is groot geweld niet met geweld te be antwoorden. In een staat a la Napoleon blijven slechts over kazernen, gevangenissen en gendarmerie. Zulk een staat onderdrukt alle persoonlijk leven, hij speurt een overtreding zelfs al in het verlangen om vrij te zijn. Zulk een staat vraagt alleen gehoorzaam heid van gehoorzame wezens. De ware staat is de (tijdelijke) vorm van samenwerking die de vrije leden van een ge zond volk kiezen om elkander te dienen en ge lukkig te maken. Uw André Suarès (La nouvelle revue frangaise JuniJuli '33). EEN PLAAGGEEST. Smit was aan het verhuizen. Omdat verhuis mannen nog al ruw met den boel omgaan, be sloot hij, een kostbare staande klok zelf naar de nieuwe woning te brengen. Dat viel hem echter niet gemakkelijk. Uitgeput van den ongewonen arbeid, zette hij onderweg de klok voorzichtig tegen een huis en wischte zich het zweet van zijn voorhoofd. Een vriend zag het tooneeltje en zeide: „Maar kerel, waarom draag je niet liever een horloge?" VOETBAL. Ook de tweede reis, welke Bloemendaal naar Utrecht maakte, had een succesvol ver- ttoop. Nadat eerst van Hilversum met 42 werd gewonnen, kwam de eindstrijd tegen Velox, dat Robur et Velocitas een 21 neder laag had toegebracht. De korte rust, welke onze spelers genoten hadden, één uur, tegen Velox twee uur, kwam in de tweede helft tot uiting, toen het volledige elftal der Utrechte naren de onzen langzaam maar zeker terug drong, met als resultaat 2 doelpunten, waar tegenover onze voorhoede niets wist te stel len. Zoo kwamen wij in het bezit van den tweeden prijseen groote zilveren lauwerkrans, te bezichtigen in de étalage van het sigaren magazijn Van Twisk. r Bloemendaal moest den steun missen van Immer en de beide Bakkers, zoodat het elftal in de volgende opsteling gespeeld heeft: Huisman Jonkergouw J. Köhler H. Köhler H. Beijk de Wilde Kammeijer de Bock Van Gelder Leemhuis van Leuven. Hilversum, dat haar reserve-elftal gestuurd had, gaf hiermede het bewijs, niet de juiste sportieve opvattingen, verbonden aan het in schrijven voor serie-wedstrijden, te hebben. Immers, de konsekwenties van deze inschrij ving is, dat men te voren de Zondag, gemoeid met de geheele serie, vrij houdt. Dit hadden de Hilversummers niet gdaan, want voor 13 Augustus hadden ze en wedstrijd aangenomen tegen Willem H. Desniettemin hebben die Gooische reserves goed partij gegeven, hoewel ze in het begin de zaak wat licht op schenen te vatten. Dit werd hun noodlottig, want de snelle, jonge en bewe gelijke Bloemendaal-voorhoede zwierf geregeld voor het Hilversumdoel. En het duurde niet lang, of Van Gelder had met een ver, hard schot succes. Nog geen tien minuten waren verloopen, toen de Bock een goede schietkans benutte en no. 2 achter den Hilversum-doel- man deponeerde. Voor de rust (er werd 2 x V2 uur gespeeld (kwam er geen verandering meer in den stand. Maar in de tweede helft tapte de tegenpartij uit een ander vaatje, met gevolg, dat Huis man gepasseerd werd met een op korten af stand gelost schot. Dit was het sein voor de witten, wat ste viger aan te pakken. Het enthousiasme ging zóó ver, dat de Hilversum-keeper, als hij een bal niet vlug genoeg weg kon werken, door al onze voorhoedespelers dermate in 't nauw ge bracht werd, dat het leder in het net belandde. Van Gelder gaf het laatste tikje: Hilversum gaf het nog niet op, en zag haar werken beloond met een tweede doelpunt (32). De vreugde was echter van zeer korten duur, want bij een der volgende aanvallen, smaakte Van Gelder het genoegen de hattrick te ver richten, en zijn derde doelpunt te scoren, waar mede hij den stand op 42 en Bloemendaal in veiligen haven bracht. Hierna had de verliezersronde plaats, waar voor Hilversum en Robur et Velocitas zich geklasseerd hadden. De Apeldoorners hadden niet de minste moeite zich het slap spelende Hilversum-elftal van het lijf te houden en wonnen op hun slof jes met 72. Door den geringen tegenstand, welke de Gooiers boden, werd deze wedstrijd er een van de slechtste soort, maar ook een, die de groenwitten weinig of geen sympathie bij het publiek deed verwerven. Hilversum doet goed, indien haar het volgend jaar weer een hitnoodiging van Velox mocht bereiken, op een andere wijze aan haar verplichtingen te voldoen, en met haar eerste elftal de kans aangrijpen zich voor het Utrechtsche publiek, en de uitnoodigende vereeniging te rehabilitee- ren. De finale ging tusschen Velox en Bloemen-^ daal. Wij wezen er reeds op, dat Velox een uur langer gerust had, en bovendien in den vóórwedstrijd tegen Robur een makkelijke tegenstander had. Toch stak Bloemendaal kranig van wal. Onze verdediging met Huis man en Jonkergouw aan het hoofd, hield dap per stand, en sloeg de talrijke Velox-aanvallen af. Onze voorhoede, met haar snelle en ver rassende uitvallen, eischte een voortdurende oplettendheid en activiteit der geel-zwarte verdediging en het was hoofdzakelijk haar physieke meerderheid, die onze lichte voor hoedespelers doelpunten verhinderde. De rust kwam met blanken stand. Na de thee deed de vermoeidheid zich in ons elftal eerst recht gelden. Velox profiteerde van deze inzinking en wist Huisman, die ove rigens weer kranig zijn doel verdedigde, met 2 onhoudbare schoten te passeeren. Tien minuten voor tijd gingen de onzen weer tot den aanval over, maar ten slotte ontbrak de „dasti" om tot resultaten te komen. Zoo werd een eervolle nederlaag geleden. In Velox' clubgebouw had daarna de uitrei king der prijzen plaats. Met een hartelijke speech werd de lauwerkrans overhandigd. Bloemendaal kreeg een compliment voor haar fair, mooi spel, de verzekering, dat met het witte elftal steeds in de Domstad als een graag geziene gast beschouwt. Wij refereeren ons gaarne aan dit compliment, en betrekken hierin vooral de invallers, die getoond hebben, dat we onder onze reserves jonge spelers be zitten, wien we straks met een gerust hart de geëindigde taak der anderen over kunnen dragen. Dit stemt inderdaad tot groote te vredenheid. Indien de jongeren doorgaan zich met dezelfde serieuze ambitie te geven dan kan de toekomst rustig afgewacht worden. A.s. Zondag krijgt het elftal rust, en de week daarop (27 Augustus) gaan we naar de Koog, om de eerste klasser K. F. C. in een vriend- schappelijken wedstrijd acte de présence te geven. Een pracht oefengelegenheid! Daarover in ons volgend overzicht meer. i Korfbal. Op Zondag 27 Augustus organiseert Sport- Vereent op hare terreinen nabij de Ruïne van Brederode te Santpoort groote serie-wedstrjj- öen. Niet minder dan 68 twaalftallen zullen daar den strijd met elkaar aanbinden, welke op 8 velden, ieder drie wedstrijden spelen. Uit Rotterdam, den Haag, Amsterdam, enz. Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den Schp •kredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem. EINSPELSTUDIE No. Hl. H. Rinck, (Barcelona). 1 Wit aan zet remise. Stand der stukken: Wit: Ka6, b2, d2. Zwart: Ke5, b3, c5, d3. Deze studie werd een 2de eervolle vermel ding toegekend in een wedstrijd van de „Neue Leipziger Zeitung" (1930). DE GROOTE BONDSWEDSTRIJDEN. De jaarlijksche bondswedstrijden zijn van 31 Juli tot 4 Augustus jl. te Scheveningen ge speeld. De prijswinners in de hoofd- en eerste- klassen waren als volgt: Hoofdklasse A.: J. G. v. Eijbergen, Leiden, na loting met P. F. N. Heije, den Haag, beiden 4 ('2 punt; 3. F. L Wackers, Amsterdam, na loting met H. H. Kamstra, 's Gravenhage, bei den 4 punten. Hoofdklasse B. 1. Th. C. L. Kok, den Haag, 6 punten; 2. W. C. Treurniet, Rotterdam, 5 pun ten; 3. E. v. Amerongen, Amsterdam, 4% pt; 4 „Kaas", 4 punten. Hoofdklasse C. 1. A. de Groot, Velsen, 6 punten; 2. M. Epstein, den Haag, 5% punt; 3. J. G. Karper, Amsterdam, na loting met H. Smitskamp Jr., den Haag, beiden 3% punt. Hoofdklasse D.: 1. J. R. Samelius, Rotter dam, 5% punt; 2. Th. P. v. d. Tol, Rotterdam, 5 punten; 3. J. Cauveren, Doetinchem, na lo ting met H. Levie, Assen, beiden 4% punt. Hoofdklasse E.: 1. L. J. Caminada, dien Haag, na loting met A. L. de Wolf, Wasse naar, beiden 4% punt; 3. B. v. Berkel, 4 pun ten; 4. H. H. Sonmans, Groningen, na loting met M. Rebattu, Amsterdam, beiden Zy2 punt. Hoofdklasse F.1. A. A. Gor dij n, Vel sen, na loting met J. Samkalden, den Haag beiden 5 punten; 3. J. J. Lehr, Eindhoven. 4% punt; 4. C. L. Ruben, den Haag, 4 punten. Eerste klasse A.: 1. J. Edel, Naarden, 5%' punt; 2. J. F. Mantz, Amsterdam, na loting met H. H. Schure, Maastricht, beiden 3 pun ten; 4. C v. d. Gaag, Utrecht, 4% punt. Eerste klasse B.: 1. A. S. v. Ommeren, den Haag, na loting met F. J. Haver Droeze, Rot terdam en C. Eckhardt, Leidschendiam, allen 5 punten; 4. A. D. v. Steenis, Haarlem, 4 punten. Eerste klasse C.: L. J. Rutten, Voorschoten, na loting met E. D. de Waal, Alkmaar en J, C. Geuzebroek, den Haag, allen 5% punt; 4. E. Geitz, den Haag, 4 punten. Eerste klasse D.1. F. Naerebout. Deventer, 6% punt; 2. G. M. Northolt, Zeist. 5% punt; 3. L. G. Hoenselaar, Amsterdam, 5 punten; 4. A. Th. Knoppers, Amsterdam, 4% punt, OPLOSSING PROBLEEM NO. 388. (W. B. H. Meiners 1862—1927). Stand der stukken: Wit: Kh5, Dh3, Tg2, Ld«, c3. d2, d5, h6 Zwart: Ke4, c4, d7, h7. 1. Dh3hl, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. W. van Dort, te Haarlem. komen de spelenden te Santpoort om daar een beker of tak te winnen. De toegang is gratis. Die dus van korfbal wil genieten, verzuime niet daarheen te gaan. Het is echter ten strengste verboden zich in het nabij gelegen bosch en duin te begeven. Bij D. B. Centens Uitgevers Mij. is versche nen: „Zwembaden en hoe zij1 moeten zijn", door N. L. WibautIsebree Moens, bioloog bij de Afd. Volksgezondheid, Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam. Wij komen op dit actueele werkje in een volgend nummer terug. Wij ontvingen ter bespreking een exemplaar van het, bij de N.V. Uitgevers-Mij. „Kosmos" te Amsterdam verschenen boekwerk: „De kleine Camera en wat men er mede doen kan". In een volgend nummer hopen wij deze be spreking te geven; het uitnemend verzorgd werk, dat bedoeld is als een leiddraad voor den gebruiker van de kleine camera, zoowel als voor den gevorderden amateur, verdient in ruimen kring bekend te worden. De deskundige schrijver E. A. Loeb heeft alle amateur-fotografen en zij die zich met fotografie onledig houden, met dit handboek aan zich verplicht. Een winkelier in de Gr. Houtstraat te Haar lem verkoopt aantrekkelijke hand-„schoenen". Stel U het tegendeel voor. Een buurman van hem is geen vriend van het Nederlandsch Verbond. Hij stalt uit „trot- teurs elegant, heerlijk passend, criéation deau- ville voor den boulevard."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3