TWEEDE BLAD
sD®0"
JIM, DE ZOON VAN BOBBY
w mm
Losse Blaadjes.
Wereldkampioen.
Brokjes Levenswijsheid.
Eén uit velen.
Uit de Tijdschriften.
SPORT.
SCHAAKRUBRIEK.
li 11
IP jpp
JP
UIT BOEK EN BLAD.
Toen Van Egmond kampioen was
Op 't Olympisch strijdterrein,
Waren alle Nederlanders
Trotsch, dat hij het juist moest zijn.
Nu heeft hij een nieuwen titel:
Die van wereldkampioen,
Zondag te Parijs verkregen,
Ha, wat gaf-ie 'm van katoen!
Hem de zege, en geen ander!
Pijlsnel vloog hij langs de baan,
En den sterksten tegenstander
Wist hij knapjes te verslaan!
En nu zijn we nog veel trotscher;
Maar verwond'ren doet 'tons niets,
Dat juist weer een Nederlander
Razend snel is op de fiets.
Want wij Nederlanders zitten
Aan ons rijwiel vastgegroeid
En we trappen, rijden, rennen,
Heel ons leven onvermoeid.
Ja, we zijn in 't daaglijksch leven
Allen wielren-amateur!
Daarom, hulde aan Van Egmond,
Want hij steld' ons niet teleur.
Voor Van Egmond een hoera'tje!
Voor den kampioen: hoezee!
Neêrland mag dan niet zoo groot zijn,
Maar het telt toch aardig mee!
XANDER.
(Nadruk verboden)
Van kindsbeen af leeren wij het als iets
begeerenswaardig beschouwen, bevoorrecht te
zijn. Niet dat wij een bepaald iets bezitten,
stemt ons tevreden, maar dat wij iets bezit
ten, dat een ander ontbeert. Het gevoel, onder
scheiden te worden boven onze omgeving, ver
schaft ons vreugde.
Het bizondere is het, dat wij het meest op
prijs stellen. Reeds het kind is trotsch op het
speelgoed, dat zijn makkers hem benijden.
Krijgen de vriendjes op hun verjaardag een
zelfde voorwerp, dan heeft dit stuk speelgóed
voor het tevoren bevoorrechte kind zijn waarde
yerloren.
Hetgeen wij met anderen moeten deelen,
achten wij van geringe beteekenis. Broertjes
en zusjes, die samen over een bouwdoos
mogen beschikken, houden veel meer van de
pop of het paard, dat nu eens heeiemaal alleen
van Jan of van Piet is. En zoo gaat het ook,
als Jan en Piet groot zijn geworden en hun
plaats in de maatschappij innemen. Ze willen
liever een eigen bedoeninkje hebben dan deel
uitmaken van een groot personeel; liever in
een eigen prutswoninkje huizen dan intrekken
in een kazerne-complex, liever zelf koken dan
hun maal in een centrale keuken laten bereiden.
Wat is het toch, dat zoovele menschen terug
houdt van coöperatie, ofschoon ze de voordee-
len daarvan moeten erkennen? Wat is het,
v/at hen een tegenstander doet zijn van de
democratie en van het internationalisme? Het
is de vrees voor het massale, waarin ze als
eenling verloren gaan; het is de behoefte, den
waan te bestendigen als zouden zij, door
schijnbaar hun eigen zaken te behartigen en
hun persoonlijke eigenaardigheden te hand
haven, hun zelfstandigheid kunnen bewaren.
Het verlangen om uit te blinken, om de
aandacht te trekken, om een bizonder voor
recht te hebben, is een van de sterkste drijf-
veeren in de menschengemeenschap. De zaken
man streeft naar fortuin, de kunstenaar naar
roem, de sportman naar eereteekens, omdat hij
die onderscheidingen noodig heeft om in zijn
eigen beteekenis te blijven gelooven.
Heeft men er wel eens acht op geslagen,
hoezeer de afgunst de openbare meening
beïnvloedt? Er zijn duizenden menschen, die
zich met woede kanten tegen maatregelen,
welke het peil van de massa verhoogen. Zij
geven toe, dat de aarde rijk genoeg is om al
haar bewoners ruimschoots te voeden; dat de
techniek door haar tegenwoordige volmaakt
heid de menschheid in staat stelt om met een
paar uur arbeid per dag in de behoeften der
heele gemeenschap te voorzien; dat men den
schat van tijd, die er bij een doelmatige rege
ling van productie en distributie in een
waarlijk geordende maatschappij voor een
ieder zou overblijven, voor de algemeene gees
telijke ontwikkeling ten nutte zou kunnen
maken. Toch heeft een dergelijk vooruitzicht
iets weerzinwekkends voor hen.
Niet, omdat zij zelf onder een dergelijke
verbetering zouden lijden. Zij zouden het in
geen enkel opzicht minder krijgen dan zij het
hebben. Maar zij kunnen het niet velen, dat
gemeengoed zou worden hetgeen zij thans als
een voorrecht genieten. Als ieder bezat, wat
zij bezitten, zou dit bezit geen onderscheiding
meer zijn.
„En wat moet er dan met de uitblinkers
gebeuren?!", heb ik eens een vrouw hooren
uitroepen, die, zelf vele voorrechten genietend
en zich derhalve tot de uitblinkers rekenend,
het schrikbeeld van de gelijkheid zag naderen.
Het is geen hebzucht, die tot een dergelijke
afgunst drijft. Afgunst is geen zucht om te
hebben, maar zucht om te hebben wat een
ander niet heeft.
Tenslotte iS- het ons ongeloof in ons zelf,
dat ons zoozeer op hét voorrecht gesteld doet
zijn. Wij willen meer wezen dan een ander,
maar wij willen ook meer wezen dan wij zelf
zjin. Want wij twijfelen aan onze eigen be
teekenis en wij snakken er naar, door onze
door
G. Th. ROTMAN.
17. Jan grijpt terstond Jims pooten vast
Maar ach, nu komt hij zélf in last:
Hij rookt, hij knettert, slaat aan 't gillen;
Zijn ooren en zijn haren trillen!
De doctor, die hem wil bevrijden,
Krijgt óók al van den stroom te lijden;
Zij hanger, aan elkaar als klitten
En springen als verwoede hitten.
18. Maar alle drie zoo aan elkaar
Wordt voor den stroom toch wel wat zwaar;
Jim schiet opeens van boven los
En boem!, daar gaat de heele tros!
Geloof maar, jongens, dat die val
Den doctor lang nog heugen zal!
Zijn deftig hoofd 't was om te huilen!
Was bont en blauw en vol met builen.
19.
Maar wat een strop voor Jimmy, dat
De knecht hem nu te pakken had!
Een eindje touw was gauw gevonden
En daarmee Jimmy vastgebonden.
Hij zat te kniezen en te treuren,
En dacht: „Wat zal me nu gebeuren!"
Tot hij den doctor op een dag
Eens zijn sigaar opsteken zag.
20. De doctor had daarvoor zoo'n ding,
Dat, floep!, vanzelf aan 't branden gü.
Maar door den rook en door de hitte
Geraakt de man al gauw aan 't „pitte
Jim heeft nu in een paar seconden
Het aansteek-instrument gevonden,
Waarmede onze slimme klant
Het touwtje ft! in tweeën brandt.
omgeving in dit opzicht te worden gerustge
steld. Eerst als men ons aankijkt met naijverige
oogen, omdat wij iets hebben wat anderen ont
beren, hebben wij in eigen oogen het brevet
van bekwaamheid bereikt.
Arme menschen, die teren op voorrechten
en onderscheidingen! Is de zon er minder om
dat zij alle schepselen beschijnt? Wordt er
één grassprietje te kort gedaan, als mil-
lioenen haar licht opvangen? Verliest de liefde
of de achting in waarde, wanneer zij zich over
meer menschen verdeelt dan over onze alles
voor zich alleen opeischende afgunst?
Gedeelde vreugde is dubbele vreugde en ge
deelde smart Is halve smart. Zoo Zegt het
spreekwoord, maar de meesten onzer gevoe
len het anders. De moeilijkste kunst is voor
hen de kunst om te deelen, de kunst om met
een welgemoed hart één uit velen te zijn.
H. G. CANNEGIETER
(Over de levende wezens in natuur en maat
schappij, de staat, de dictator en de vrijheid).
De soorten van levende wezens zijn krach
tens htm natuur zonder meer kolonies tan sla
ven.
De mensch is niet een dier-zonder-meer.
De gemeenschap-der-menschen, hun samen
leving, behoort tot de orde van vrije wezens.
De mie.-enhoop behoort tot de orde van
slaafsche wezens, de stad en de staat niet.
De mensch van mannelijk en vrouwelijk ge
slacht heeft zich zelf een derde onziidig ge
slacht geschapen: de machine.
De machine in de maatschappij behoort tot
de orde der slavernij.
De natuurlijke soorten komen in den gang
hunner ontwikkeling op kruiswegen, dan kun
nen zij kiezen, maar eenmaal gekozen hebben
de kunnen zij niet meer terug; hün keuze is
niet omkeerbaar.
Het oertype van den dictator is voor ons
Napoleon.
Napoleon had steeds als sterkste argument
„het algemeen belang", zooals hij dit wilde.
Alle tirannen hebben het stelsel gekozen het
Schrikbewind.
De tiran, als hij gedaan heeft, wat hij zede
lijk niet mocht doen, zoekt steeds anderen, die
hij verantwoordelijk kan stellen voor hetgeen
hij deed.
De tiran of despoot vindt het kinderachtig
rechtvaardig te zijn.
Hij geloof, dat hij onmisbaar is als God, in
wien hij niet gelooft.
De ware goden offeren zich zelf op voor het
menschelijk geslacht, zij bréngen geen men
schen om hals om „een vader" der mensch
heid te laten voortbestaan.
De dictator is de artiest-van-de-daad. Hoe
zeer is hjj van de andere artiesten ondèrschei-
den!
Hij is romp, en plat en de menigte is zijn
instrument; van hem wordt naast een onmete
lijke kracht afwezigheid vereischt van geweten.
De sterkste naturen hebben noodig wat hen
schokt, maar dit noodige wordt hun tevens
noodlottig; missen zij dit element in him
leven, dan wolkt een ziekte in hen omhoog.
Aan de tegenpool van elk despotisme ont
kiemt altijd, in den natuurlijken mensch zoo
zeer als in de maatschappij, bandeloosheid.
Het is niet meer dan natuurlijk, dat die
mensch^ wélke steeds tot een scherp ei. blik
semsnel wilsbesluit gereed is, in zijn handelen
oplossingen toont, die strijden met de werke
lijkheid en met hetgeen mogelijk is; msar hij
geeft er de voorkeur aan zichzelf te bedriegen
boven het niet-handeïen en hij blijft ir. zijne
dwaling volharden om ook de anderen mede te
bedriegen.
Daar voor een Napoleon alles actie of daad
is of moet worden, treedt men al als zijn
vijand op, als men anders denkt dan hij.
Zoo is het ook met den avonturier er. met
c'en hazardspeler.
Het zgn. gelukskind, de parvenu, is een
avonturier, die is geslaagd.
De parvenu, in w.ezen hazardspeler, neemt
zijn verlies licht op; vandaag verlies, morgen
winst! de hoofdzaak is hij speelt door.
De dichter, de denker, de kunstenaar niet
van-ce-daad maar van het woord de muziek,
de lijn, de kleur, wijt het niet-slagen in zijn
werk uitsluitend aan zichzelf; zijn geweten is
even sterk als teer; hii staat in Gods nabijheid;
de man-van-de-daad staat naast de natuur.
De dictator heeft oorlog noodig, ook al is
bij geen soldaat.
De kracht en c'e kunst om in vrede te leven
zijn alleen eigen aan het echte genie.
Tot Napoleon zou Bonaparte het nooit ge
bracht hebben zonder Fouché.
Het geweld is de laagste en minste graad
van de kracht.
Kracht, niet opgewassen tegen haar taak en
niet in staat tot handelen wordt beleediging of
hoon.
Geweld is kracht zonder grootheid.
Groothe'd is onbestaanbaar zonder zekere
geestrijke fierheid'.
De geest keert zich met tegenzin, zoo niet
met walging van het geweld af.
Het is groot geweld niet met geweld te be
antwoorden.
In een staat a la Napoleon blijven slechts
over kazernen, gevangenissen en gendarmerie.
Zulk een staat onderdrukt alle persoonlijk
leven, hij speurt een overtreding zelfs al in het
verlangen om vrij te zijn.
Zulk een staat vraagt alleen gehoorzaam
heid van gehoorzame wezens.
De ware staat is de (tijdelijke) vorm van
samenwerking die de vrije leden van een ge
zond volk kiezen om elkander te dienen en ge
lukkig te maken.
Uw André Suarès (La nouvelle revue
frangaise JuniJuli '33).
EEN PLAAGGEEST.
Smit was aan het verhuizen. Omdat verhuis
mannen nog al ruw met den boel omgaan, be
sloot hij, een kostbare staande klok zelf naar de
nieuwe woning te brengen. Dat viel hem echter
niet gemakkelijk. Uitgeput van den ongewonen
arbeid, zette hij onderweg de klok voorzichtig
tegen een huis en wischte zich het zweet van
zijn voorhoofd.
Een vriend zag het tooneeltje en zeide:
„Maar kerel, waarom draag je niet liever een
horloge?"
VOETBAL.
Ook de tweede reis, welke Bloemendaal
naar Utrecht maakte, had een succesvol ver-
ttoop. Nadat eerst van Hilversum met 42
werd gewonnen, kwam de eindstrijd tegen
Velox, dat Robur et Velocitas een 21 neder
laag had toegebracht. De korte rust, welke
onze spelers genoten hadden, één uur, tegen
Velox twee uur, kwam in de tweede helft tot
uiting, toen het volledige elftal der Utrechte
naren de onzen langzaam maar zeker terug
drong, met als resultaat 2 doelpunten, waar
tegenover onze voorhoede niets wist te stel
len. Zoo kwamen wij in het bezit van den
tweeden prijseen groote zilveren lauwerkrans,
te bezichtigen in de étalage van het sigaren
magazijn Van Twisk.
r
Bloemendaal moest den steun missen van
Immer en de beide Bakkers, zoodat het elftal
in de volgende opsteling gespeeld heeft:
Huisman
Jonkergouw J. Köhler
H. Köhler H. Beijk de Wilde
Kammeijer de Bock Van Gelder Leemhuis
van Leuven.
Hilversum, dat haar reserve-elftal gestuurd
had, gaf hiermede het bewijs, niet de juiste
sportieve opvattingen, verbonden aan het in
schrijven voor serie-wedstrijden, te hebben.
Immers, de konsekwenties van deze inschrij
ving is, dat men te voren de Zondag, gemoeid
met de geheele serie, vrij houdt. Dit hadden
de Hilversummers niet gdaan, want voor 13
Augustus hadden ze en wedstrijd aangenomen
tegen Willem H.
Desniettemin hebben die Gooische reserves
goed partij gegeven, hoewel ze in het begin de
zaak wat licht op schenen te vatten. Dit werd
hun noodlottig, want de snelle, jonge en bewe
gelijke Bloemendaal-voorhoede zwierf geregeld
voor het Hilversumdoel. En het duurde niet
lang, of Van Gelder had met een ver, hard
schot succes. Nog geen tien minuten waren
verloopen, toen de Bock een goede schietkans
benutte en no. 2 achter den Hilversum-doel-
man deponeerde. Voor de rust (er werd 2 x
V2 uur gespeeld (kwam er geen verandering
meer in den stand.
Maar in de tweede helft tapte de tegenpartij
uit een ander vaatje, met gevolg, dat Huis
man gepasseerd werd met een op korten af
stand gelost schot.
Dit was het sein voor de witten, wat ste
viger aan te pakken. Het enthousiasme ging
zóó ver, dat de Hilversum-keeper, als hij een
bal niet vlug genoeg weg kon werken, door al
onze voorhoedespelers dermate in 't nauw ge
bracht werd, dat het leder in het net belandde.
Van Gelder gaf het laatste tikje: Hilversum gaf
het nog niet op, en zag haar werken beloond
met een tweede doelpunt (32).
De vreugde was echter van zeer korten duur,
want bij een der volgende aanvallen, smaakte
Van Gelder het genoegen de hattrick te ver
richten, en zijn derde doelpunt te scoren, waar
mede hij den stand op 42 en Bloemendaal in
veiligen haven bracht.
Hierna had de verliezersronde plaats, waar
voor Hilversum en Robur et Velocitas zich
geklasseerd hadden.
De Apeldoorners hadden niet de minste
moeite zich het slap spelende Hilversum-elftal
van het lijf te houden en wonnen op hun slof
jes met 72. Door den geringen tegenstand,
welke de Gooiers boden, werd deze wedstrijd
er een van de slechtste soort, maar ook een,
die de groenwitten weinig of geen sympathie
bij het publiek deed verwerven. Hilversum
doet goed, indien haar het volgend jaar weer
een hitnoodiging van Velox mocht bereiken,
op een andere wijze aan haar verplichtingen
te voldoen, en met haar eerste elftal de kans
aangrijpen zich voor het Utrechtsche publiek,
en de uitnoodigende vereeniging te rehabilitee-
ren.
De finale ging tusschen Velox en Bloemen-^
daal. Wij wezen er reeds op, dat Velox een
uur langer gerust had, en bovendien in den
vóórwedstrijd tegen Robur een makkelijke
tegenstander had. Toch stak Bloemendaal
kranig van wal. Onze verdediging met Huis
man en Jonkergouw aan het hoofd, hield dap
per stand, en sloeg de talrijke Velox-aanvallen
af. Onze voorhoede, met haar snelle en ver
rassende uitvallen, eischte een voortdurende
oplettendheid en activiteit der geel-zwarte
verdediging en het was hoofdzakelijk haar
physieke meerderheid, die onze lichte voor
hoedespelers doelpunten verhinderde. De rust
kwam met blanken stand.
Na de thee deed de vermoeidheid zich in
ons elftal eerst recht gelden. Velox profiteerde
van deze inzinking en wist Huisman, die ove
rigens weer kranig zijn doel verdedigde, met
2 onhoudbare schoten te passeeren.
Tien minuten voor tijd gingen de onzen weer
tot den aanval over, maar ten slotte ontbrak
de „dasti" om tot resultaten te komen.
Zoo werd een eervolle nederlaag geleden.
In Velox' clubgebouw had daarna de uitrei
king der prijzen plaats. Met een hartelijke
speech werd de lauwerkrans overhandigd.
Bloemendaal kreeg een compliment voor haar
fair, mooi spel, de verzekering, dat met het
witte elftal steeds in de Domstad als een graag
geziene gast beschouwt. Wij refereeren ons
gaarne aan dit compliment, en betrekken
hierin vooral de invallers, die getoond hebben,
dat we onder onze reserves jonge spelers be
zitten, wien we straks met een gerust hart
de geëindigde taak der anderen over kunnen
dragen. Dit stemt inderdaad tot groote te
vredenheid. Indien de jongeren doorgaan zich
met dezelfde serieuze ambitie te geven dan
kan de toekomst rustig afgewacht worden.
A.s. Zondag krijgt het elftal rust, en de week
daarop (27 Augustus) gaan we naar de Koog,
om de eerste klasser K. F. C. in een vriend-
schappelijken wedstrijd acte de présence te
geven. Een pracht oefengelegenheid! Daarover
in ons volgend overzicht meer.
i
Korfbal.
Op Zondag 27 Augustus organiseert Sport-
Vereent op hare terreinen nabij de Ruïne van
Brederode te Santpoort groote serie-wedstrjj-
öen. Niet minder dan 68 twaalftallen zullen
daar den strijd met elkaar aanbinden, welke
op 8 velden, ieder drie wedstrijden spelen.
Uit Rotterdam, den Haag, Amsterdam, enz.
Oplossingen, bijdragen enz. te richten aan den
Schp •kredacteur, Cruquiusstraat 19, Haarlem.
EINSPELSTUDIE No. Hl.
H. Rinck,
(Barcelona).
1
Wit aan zet remise.
Stand der stukken:
Wit: Ka6, b2, d2.
Zwart: Ke5, b3, c5, d3.
Deze studie werd een 2de eervolle vermel
ding toegekend in een wedstrijd van de „Neue
Leipziger Zeitung" (1930).
DE GROOTE BONDSWEDSTRIJDEN.
De jaarlijksche bondswedstrijden zijn van 31
Juli tot 4 Augustus jl. te Scheveningen ge
speeld. De prijswinners in de hoofd- en eerste-
klassen waren als volgt:
Hoofdklasse A.: J. G. v. Eijbergen, Leiden,
na loting met P. F. N. Heije, den Haag, beiden
4 ('2 punt; 3. F. L Wackers, Amsterdam, na
loting met H. H. Kamstra, 's Gravenhage, bei
den 4 punten.
Hoofdklasse B. 1. Th. C. L. Kok, den Haag,
6 punten; 2. W. C. Treurniet, Rotterdam, 5 pun
ten; 3. E. v. Amerongen, Amsterdam, 4% pt;
4 „Kaas", 4 punten.
Hoofdklasse C. 1. A. de Groot, Velsen,
6 punten; 2. M. Epstein, den Haag, 5% punt;
3. J. G. Karper, Amsterdam, na loting met H.
Smitskamp Jr., den Haag, beiden 3% punt.
Hoofdklasse D.: 1. J. R. Samelius, Rotter
dam, 5% punt; 2. Th. P. v. d. Tol, Rotterdam,
5 punten; 3. J. Cauveren, Doetinchem, na lo
ting met H. Levie, Assen, beiden 4% punt.
Hoofdklasse E.: 1. L. J. Caminada, dien
Haag, na loting met A. L. de Wolf, Wasse
naar, beiden 4% punt; 3. B. v. Berkel, 4 pun
ten; 4. H. H. Sonmans, Groningen, na loting
met M. Rebattu, Amsterdam, beiden Zy2 punt.
Hoofdklasse F.1. A. A. Gor dij n, Vel
sen, na loting met J. Samkalden, den Haag
beiden 5 punten; 3. J. J. Lehr, Eindhoven. 4%
punt; 4. C. L. Ruben, den Haag, 4 punten.
Eerste klasse A.: 1. J. Edel, Naarden, 5%'
punt; 2. J. F. Mantz, Amsterdam, na loting
met H. H. Schure, Maastricht, beiden 3 pun
ten; 4. C v. d. Gaag, Utrecht, 4% punt.
Eerste klasse B.: 1. A. S. v. Ommeren, den
Haag, na loting met F. J. Haver Droeze, Rot
terdam en C. Eckhardt, Leidschendiam, allen
5 punten; 4. A. D. v. Steenis, Haarlem,
4 punten.
Eerste klasse C.: L. J. Rutten, Voorschoten,
na loting met E. D. de Waal, Alkmaar en J,
C. Geuzebroek, den Haag, allen 5% punt; 4. E.
Geitz, den Haag, 4 punten.
Eerste klasse D.1. F. Naerebout. Deventer,
6% punt; 2. G. M. Northolt, Zeist. 5% punt;
3. L. G. Hoenselaar, Amsterdam, 5 punten; 4.
A. Th. Knoppers, Amsterdam, 4% punt,
OPLOSSING PROBLEEM NO. 388.
(W. B. H. Meiners 1862—1927).
Stand der stukken:
Wit: Kh5, Dh3, Tg2, Ld«, c3. d2, d5, h6
Zwart: Ke4, c4, d7, h7.
1. Dh3hl, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. van
Dort, te Haarlem.
komen de spelenden te Santpoort om daar een
beker of tak te winnen.
De toegang is gratis.
Die dus van korfbal wil genieten, verzuime
niet daarheen te gaan. Het is echter ten
strengste verboden zich in het nabij gelegen
bosch en duin te begeven.
Bij D. B. Centens Uitgevers Mij. is versche
nen: „Zwembaden en hoe zij1 moeten zijn",
door N. L. WibautIsebree Moens, bioloog bij
de Afd. Volksgezondheid, Geneeskundige en
Gezondheidsdienst Amsterdam.
Wij komen op dit actueele werkje in een
volgend nummer terug.
Wij ontvingen ter bespreking een exemplaar
van het, bij de N.V. Uitgevers-Mij. „Kosmos"
te Amsterdam verschenen boekwerk: „De
kleine Camera en wat men er mede doen
kan".
In een volgend nummer hopen wij deze be
spreking te geven; het uitnemend verzorgd
werk, dat bedoeld is als een leiddraad voor den
gebruiker van de kleine camera, zoowel als
voor den gevorderden amateur, verdient in
ruimen kring bekend te worden.
De deskundige schrijver E. A. Loeb heeft
alle amateur-fotografen en zij die zich met
fotografie onledig houden, met dit handboek
aan zich verplicht.
Een winkelier in de Gr. Houtstraat te Haar
lem verkoopt aantrekkelijke hand-„schoenen".
Stel U het tegendeel voor.
Een buurman van hem is geen vriend van
het Nederlandsch Verbond. Hij stalt uit „trot-
teurs elegant, heerlijk passend, criéation deau-
ville voor den boulevard."