Z». Zn. TWEEDE BLAD JIM, DE ZOON VAN BOBBY em, Tel. I ONZE NAJAARS-REC LAME-CAMPAGNE. lefoon 11307 EN, PLAIDS, ivegers Losse Blaadjes. Herfsttinten. Brokjes Levenswijsheid. Afleiding. SCHAAKRUBRIEK. Kijkjes buiten. Onze Land- en Tuinbouw- spreekwoorden. ifiteert, doet U naking met de ïzer KOFFIE- van Zaterdag 7 jij aankoop van 65, 75, 80 ct., 'OND KOFFIE Is de gekochte 12. 23616. >on 22594. I, enz. s K0FFIË ;n krachtigen iroma. ZATERDAG. t den winkei. is voor 25 ct. 2 pond 25 ct. iond voor 19 ct. dspakken 26 ct. iond voor 15 ct. ken voor 18 ct. ken voor 21 ct. iond voor 22 ct. ken voor 29 ct. ken voor 33 ct. ken voor 18 ct. ken voor 21 ct. ond voor 19 ct. ond voor 23 ct. ond voor 28 ct. iond voor 32 ct. ken voor 20 ct. HEIJN's VER- 5N, U heeft dan s allerbeste, ge- ti te ontvangen. iORDERKERKKOOR. :rv. Kerk, Hillegom ■gel- en pianospel leoretische vakken HEEMSTEDE istudeering, die in op Woensdag 11 en len Stadsschouwburg voetlicht zal komen, nt persoonlijk naar itvoeringen te leiden, ostumes, die voor de eutsche Theater" te slhaus" te Salzburg tr Nederland worden ons land zal Max hap in Brussel en 'oeringen geven, om naus" te ensceneeren. Het mooie zomersche seizoen Is al weer afgeloopen. Nu blijft slechts de herinnering, Die vaak komt aangeslopen. Het bosch, des zomers vol lawaai, Staat rustig te verstillen; Het krijgt geen nieuwen toevloed van Picknic-papier en schillen! De hel telt geen kampeerders meer; 'tls uit nu met dit pretje. Zij prefereeren met dit weer Hun lekker warime bedje! 'tls vreemd en leeg, waar opgepropt Des zomers tenten prijken. Wie werkelijk een strand wil zien Moet eig'lijk nü gaan kijken! De avonden zijn waarlijk kil. Je kunt in 't schemeruurtje Waarempel al verlangen naar Een knus gezellig vuurtje! Vooral waneer de regen valt In stroomen naar heneden; Maar vaak is 'tbulten zacht en stil... Een beeld van rust en vrede. Een witte nevelsluier dekt Des avonds vaart en weiden Natuur gaat reeds in herfstgeiwaad Den winter voorbereiden. De donk're dagen komen aan Maar laat 'tU niet verdrieten: Ga 't herfstverkleuren gadeslaan! 't Geeft veel nog te genieten! Negen en negentig percent van hetgeen de menschen voelen, denken en doen, geschiedt uit afleiding. Afleiding is een negatieve be weegreden. Hetgeen zij ten doel heeft, is uit sluitend den geest af te wenden van de posi tieve drijfveeren. Er zijn belangrijke factoren in ieders leven, maar weinigen is het gegeven, aan die factoren, en dan nog slechts voor een kort oogenblik, de aandacht te wijden. Wat het hart bezighoudt, wat de verbeelding in beweging zet, wat tot nadenken prikkelt, dit is ons in de meeste gevallen ontzegd. Wat moeten wij doen, om de ondraaglijke spanning te ontgaan, waarmee de tegenstelling tusschen ons harts tochtelijk verlangen en de volstrekte on mogelijkheid om dat te verwezenlijken, ons kwelt? Wij zoeken afleiding. Wanneer de wereld het hebben moest van hetgeen wij uit positieve aandriften spontaan tot stand zouden brengen, dan zou haar oogst schraal zijn. Zoo goed als al het werk dat in onze samenleving, gedaan wordt, is de vrucht van die negatieve beweegreden. Wij staan in den ochtend op uit den slaap en de nieuwe dag breekt voor ons open. Met de veelvuldige mogelijkheden, welke het veel zijdige leven den belangstellenden mensch aan biedt. Maar wat kunnen wij in onze beperking, in onze banden, in ons gareel, met die mogelijk heden beginnen? Verdiepen wij ons maar niet te veel in den rijkdom, waarmede bet leven lokt. Die rijkdom is niet voor ons. Ons hart zou op hol slaan, onze geest in vervoering raken, ons lichaam zich in de ruimte verliezen, wanneer wij aan onze begeerten toegaven. Er zijn zooveel grootsche en schoone dingen op aard te begeeren, maar zij hangen alle net even buiten ons bereik. Wij zouden ons verrekken, wanneer wij er naar grepen. Laat ons er liever maar niet aan denken, laten wij onzen blik afwenden naar hetgeen in onze onmiddellijke nabijheid ligt. Laat ons met saamgeknepen lippen ons werpen op de cagelijksche taak: laat ons aan 't werk gaan, dat is het doeltref fendste middel om te vergeten. Als gevangenen zitten wij opgesloten binnen de enge cel onzer gedachten. Kaal als een kerkermuur is ons uitzicht; er is niets buiten gewoons aan te ontdekken; wij kennen iederen steen, elke voeg en elk spinrag. Eentonig als de corvée van een gedetineerde zijn onze werk zaamheden; we kennen ze uit de regelmatige herhaling van eiken dag. Daar is geen verras sing bij te beleven. Maar op gezette tijden laat de cipier de ge vangenen los. Him gezondheid zou het niet uithouden, als ze niet op hun tijd een verzetje kregen buiten hun cel. En zoo worden ze ge lucht op de binnenplaats; ze loopen werktuig lijk als ledepoppen in 't rond, totdat hun tijd weer gekomen is om naar binnen te gaan. Zoo hebben ook wij onze afleiding- Wie waar deert de muziek als kunst, wie heeft een be wuste en positieve vreugde aan spel en sport; tot wie spreken de boeken en de tooneelstukken en filmwerken een profetische taal, die hen tot luisteren naar het hoogste en beste dwingt? Wij zetten de radio aan, wij dansen of kaarten, wij gaan naar bioskoop of komedie, wij nemen een boek, 'omdat wij toch den vrijen tijd om moeten krijgen! Uit afleiding is het dat wij werken, uit afleiding ontspannen wij ons. Zijn de eigenlijke, spontane gevoelens en ge dachten der menschen zoo waanzinnig, dat men er zich van afwendt, om er aan te ontkomen? Is de wezenlijke beteekenis van het leven zoo huiveringwekkend, dat men zich omkeert om in den schijn de werkelijkheid te vergeten? Is de innerlijke aandrang tot handelen zoo scha- door G. Th. ROTMAN. 43. Dan stormen zij, nadat de stroomen. Wat tot bedaren zijn gekomen, Van de politie vergezeld, De trappen op en staan versteld! Want boven 't spieg'lend watervlak Daar bengelt, als een hulploos wrak, Vriend Jim, die bij het sprongen maken Aan 't keukenlicht was blijven haken! 44. Maar wacht, 'n dappere agent Maakt aan zijn lijden gauw een end: Terwijl hij door het water plast, Pakt hrj Jim bij z'n pooten vast En heeft hem met één ruk bevrijd Uit alle stroop en narigheid, Niet echter zonder dat zijn ooren Een stukje van hun vel yerloren. delijk, de ernst van een positief ideaal zoo nood lottig, dat wjj onze diepste drijfveeren ontloo- pen voor iets, waartoe wij ons weerspannig en plichtmatig dwingen om hun ontrouw te kunnen worden? Waarom is afleiding het levensbeginsel van menschen en menschengemeenschappen Waar om gaan wij geen van allen den rechtstreek- schen weg? Aan elk dieper doordenken, aan elk innig en gaaf gevoel, aan eiken aandrift tót kloek en rechtschapen handelen onttrekken wij ons door dat universeele geneesmiddel tegen de kwaal van het mensch-zijn. Wijl afleiding ten slotte toch altijd nog de gemakkelijkste weg is, om aan de levensplicht te ontkomen, heeft de gemakzuchtige mensch haar tot drijfveer en doelwit gesteld. H. G. CANNEGIETER Oplossingen, bijdragen, enz. te richten aan den Schaakredacteur Cniquiusstraat 19, Haarlem, PROBLEEM No. 397. K. Harder (Essen). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Ka5, Tg6, Lal, Lh7, Pc8, Pdl, c4, e4, f2, f3, g3. Zwart: Ke5, Dfl, Lb5, b3, Ib4, c5, d4, g5. Bekroond met den 3den prijs in den wedstrijd van den Duitschen Schaakbond (1927). PARTIJ No. 181. Gespeeld in een blindséance van 32 partijen te Chicago, 16 Juli 1933. Wit: Zwart: Dr. A. Aljechin Kohier (Parijs). (Chicago). SCANDINAVISCHE VERDEDIGING. 1. e2e4 d7d5 2. e4Xd5 Dd8xd5 3. Pblc3 Dd5a5 4. Pgl—f3 e7e6 5. d2d4 c7c6 6. Lfl—d3 Pg8—f6 7. 0—0 Lf8e7 8. Lel—g5 0—0 9. Pf3e5 Pb8—d7 10. Tfl—el Tf8—e6 11. Ddl—f3 Pd7—fS 12. Pc3—e4 Da5—d8 13. Tal—dl Pf6Xe4? 14. Df3xf7f Kg8—h8 15. Lg5Xe7 Te8 x e7 16. Telxe4 Opgegeven. De wereldkampioen won in 12% uur twee pauzen van te zamen 1% uur) 19 partijen, verloor er 4 en maakte 7 partijen remise. Zijn honorarium bedroeg ongeveer 2500 gulden. HET NADEEL VAN FIGUREN- ONTWIKKELING! In „British Chess Magazine" verhaalt O. C. Müller van iemand, die doorgaans met de imeesters James Mason (18491905) en W. H. K. Pollock (18581896) speelde. Laatstge noemde Amerikaansche meester gaf in het jaar 1886 (of '85?) simultaanvoorstellingen te Am sterdam. Eerstbedoelde schaker vroeg op zekeren dag aan Müller, of het goed was bij het begin van het spel de officieren te ontwik kelen. Müler gaf niet dadelijk antwoord, maar merkte tenslotte op, dat als Mason en Pollack het zeiden, het dan wel juist moest zijn. „Neen, hernam de vrager, U hebt ongelijk en ik wil U ook zeggen waarom. Zoodra ik de figuren ontwikkel worden ze door Pollock en Mason genomen." OPLOSSING PROBLEEM No. 394. (Erich B runner). Stand der stukken: Wit: Kd2, Dh4. Zwart: Khl, Lfl, d3, h2. 1. Dh4—g3, onv.; 2. Dg3—f2, Lfl—g2; 3. Df2—elf, enz. Goede oplossing ontvangen van H, W. van Dort te Haarlem. 45. De diender zegt tot Jim: „Ziezoo! Jij gaat met mij naar het bureau! 'k Ben evenwel een ord'lijk man, Die geen onreinheid velen kan; 'k Ga met zoo'n stroopkop niet op straat; Je wordt dus eerst gewasschen, maat!" Zoo zegt hijhij neemt Jimmy op En wascht hem eerst eens flink z'n kop. 46. Maar Jimmy is met dit geplas Niet zoo bijzonder in zijn sas; Hij neemt, 'n grijnslach om z'n tanden, Heel stil het teiltje in z'n handen; Springt plots'ling op en gooit met kracht Den diender heel de watervracht Ploemp! midden in zijn „aangelaat" En poetst in aller ijl de plaat. DE DRAAD VAN ARIADNUE. k Heb hier een twljgje met een steenhard manchetje van heel kleine eitjes er om heen. 't Zijn aaneengekitte eitjes van den ringelrups- vlinder. Die naam correspondeert op dat man chetje en die eitjes zitten in hun hardheid bijna veilig om het twijgje heen. Bijna. Want onze meezen weten ze met hun fijn scherp snaveltje wel los te hakken. Zooals je weet, leggen de meeste vlinders hun eitjes op de bladeren of er onder tegen aan. Dat nu doet de ringgelrupsvlinder opzet telijk niet. Hij weet, dat die bladeren straks zullen afvallen en dat zou voor zijn toekomstig kroost den ondergang zijn.' Want, zouden al die eitjes aan de afgevallen bladeren niet te gronc'-e Hierboven vindt men de laatste reeks uit knipsels uit advertenties, die in het nummer van 29 September hebben gestaan. Zooals wij de vorige week uiteen hebben ge zet is het de kunst, uit te zoeken, tot welke advertentie bovenstaande fragmenten behooren. Daartoe moeten de uitknipsels worden opge plakt en daar achter vermeld, tot welke adver tentie het uitknipsel behoort. Elke serie dient apart te worden opgeplakt, met vermelding van den datum of het nummer der courant waarin de advertenties voorkwamen. We vestigen er voor de laatste maal de speciale aandacht op, dat d'e inzendingen kun nen geschieden tot Dinsdag 30 October, uiter lijk 's middags 12 uur aan een der navolgende adressen. Na dit tijdstip worden geen inzendingen meer aangenomen. Als len rijs loven wij uit: een bedrag van f 15, als tweeden prijs een bedrag van f 10; als derden prijs een bedrag yan f 5, als vierden prijs een bedrag van f 2.50 en nog een tweetal troost prijzen. Hoofdkantoor: Cruquiusstraat 19, Haarlem; Bijkantoor. Bloemendaalsche weg 42, Bloe- mendaal; Bijkantoor; Prof. van Vlotenweg 5, Bloemen- daal; in gesloten enveloppe met opschrift: Najaarsreclamecampagne „Het Bloemendaalsch Weekblad". gaan, dan moesten toch de jonge rupjes van honger omkomen, voor de boom weer nieuwe bladeren had. Nu de eitjes aan de takjes vast- gekit worden, zijn ze zoo veilig mogelijk. Wanneer komen öie eitjes uit? Zoodra de bladknoppen opengaan. Dadelijk na hun ge boorte weven de junge rupjes een gezamen lijke woning van een zijdeachtig glinsterend weefsel. Daar wonen ze overdag in. Tegen den avond trekken ze er uit op onderzoek. Om nu zekerheid te hebben, dat ze op den boom hun woning terug zullen vinden in den donkeren nacht, doen ze als Theseus in 't Labyrinth, Immers, die kreeg van zijn geliefde Ariadne een kluwen garen mee, toen hij den zevenkop- pigen Minotaurus in het donkere binnenste van den berg Ida ging zoeken en verslaan. Den terugweg vond hij door den draad, dien hij bij den aanvang van zijn tocht buiten het hol had vastgebonden en bij 't voortschrijden in bet d-onker had afgewikkeld, weer op te winden en zoo langs het garen tot den ingang voort te gaan. Zoo doen de rupjes ook in navolging van Theseus. Zij laten bij hun nachtelijke stroop tochten glinsterende draden op de takken achter. Je kunt die op den boom vinden en den weg nagaan die de rupsjes bij bun uitgang en terugkeer hebben gevolgd. Zoo kunnen ze een boom kaal vreten, als musschen, spreeuwen, meezen, klevers en boomkruipers aan de vernieling geen paal en perk stellen. K. ZW. Meelij, meelij, ik heb vandaag 40 K.M. geloo- pen. 't Zou wat, ik heb de vierdagenmarsch goed uitgeloopen. (Happy Mag) Ter voldoening aan het verzoek van ver schillende lezers, laten wij hieronder de ver klaring volgen der laatst geplaatste spreek woorden: Wie 's winters vinckt en somers vist Hoe veel hij vangt, 't is meer gemist. Vader Cats wilde hiermee zeggen, dat vis- schen, jagen en allerlei bijwerk voor het hoofd werk van den landman schadelijk is. De Ouden zeiden reeds Age quod age: doe wat gij doet, dat is: Blijf bij ééne zaak. BOEREN IS LOEREN. Een Noord-Hollandsch spreekwoord, dat be duidt: Een boer moet elke goede gelegenheid tot zijn voordeel aangrijpen. Wie knollen wil eten. Moet Sint Laurens niet vergeten, zegt men in Drente, dat is, de zaaiing van knollen moet met Sint Laurens (10 Aug.) ge daan zijn. Bij later zaaiing zal men meer blad en minder knollen krijgen. Wie overdag vischt, Moet 't nachts netten drogen, wil zeggen, dat men voor de genoegens van zijn handelingen, welke genoegens meestal op een ongelegen tijd intreden, moet opkomen. Wij vervolgen thans onze spreekwoorden met: Geen beter mest komt op het land Als 's meesters oog en 's heeren hand. De mest is geen heilige; doch waar hij valt loet hij mirakelen. Zaaiing hol oogsten vol, of Dun gezaaid, dicht geoogst. Vrouwenkoorn goed koorn. De melk zit kort aan den grond (de Beemsteri of De boter zit dicht aan den grond (Z. Holland).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 3