Kerstmis.
Kerstmis.
De groote Blijdschap.
Kerstmis.
,Noël et l'Eglise tous les Jour".
Wenken vo<
dl
Dan sluit ze de oogen en dommeidt van ver
moeienis in.
Hoe mooi glansde de Kerstzon cup haar in den
slaap glimlachend gelaat en op de wieg van
haar kindje daar naast
„Ik heb hem geholpen, toen hij met moeite
op de wereld kwam, zou ik hem ook nu weer
niet kunnen hflpen, als hij straks, nogmaals
uit duistere beklemming verlos-, opnieuw zijn
weg in de wereld moet vinden Zoo peinst
de oude vrouw, en deze gedachte laat haar niet
los.
De Kerstzon glanst door het venster van een
aardig buitenhuisje op het gelaat van drie men
sehen, aan één tafel rondom den maaltijd ver-
eenigd. Een grijze, oude vrouw met een wit.e
muts, een jongere vrouw en een man.
„Dat had ik cien vorigen Kerstdag niet dur
ven droomen", zegt te man en kijkt peinzend
voor zich heen. Zware groeven in het gelaat ge
ven hem een bezorgd voorkomen. Maar in de
oogen, welke hij naar de oude vrouw opslaat,
ligt iets van een stille, vredige blijdschap.
„Het is toch vreemd" vervolgt hij en glim
lacht, „de meeste menschen beginnen met een
moeder en ik eindig er mee
En de oude vrouw ziet weer het tafereel, dat ze
als pleegzuster "beleefd heeft he» beurtelings
smartelijke en blijde gezicht van de stervende,
als ze keek naar het wiegje.
„Zoo is het goed. jongen zegt ze en drukt
hem de hand, „zoc is het goed
Het is moeilijk Kerstmis te vieren voor ons,
menschen van dezen tijd. Want Kerstmis
vieren, dat is meer dan een pa^r vrije dagen,
meer dan een feestelijke stemming bij kaarsen
en mistletoe, meer dan een gezellig familiefeest,
stemmig en warm gemaakt door onderlinge
genegenheid, die zich uit in geschenken van
ouders aan kinderen en kinderen aan ouders.
Het is dat alles ook, maar het is meer. Het is
een klop aan de deur van ons leven.
Wjj verlangen naar Kerstmis. Naar een paar
vrije dagen, een breuk in den harden gang van
ons leven, naar de feestelijke stemming, een
breuk met de egalen, gelijkmatigen gang in
ons huiselijk leven, naar het familie-samenzijn,
bron van warmte, die ons doet voelen, dat het
goed is, dat wij bij elkaar hooren. En dat ver-
Jangen naar Kerstmis is goed, omdat het zoo
door en door menschelijk is.
Maar Kerstmis is meer. Het is een klop aaü
de deur van ons leven. En als wij die deur ont
sluiten, dan valt er een licht over ons leven,
zoo warm en zoo levenwekkend, dat heel dat
andere, dat zoo door en door menschelijke, ver
langen naar Kerstmis wordt opgeheven in een
hoogere sfeer, wordt geplaatst in de juiste lijst
als een schilderij, dat eerst gloed en leven
krijgt, als het in de goede lijst wordt gezet.
Maar het is moeilijk om de deur te openen en
Kerstmis te vieren. Want wij zijn menschen van
onzen tijd. WU zijn critisch, wij zijn modern.
Wij willen niet achterlijk zijn, wij willen nuchter
zijn. Maar gepraat over Kerstmis, wat bereik
je ermee? En met recht! Wij hebben een plicht
om critisch en nuchter te zijn! Ook tegenover
het Kerstfeest. Want hoe vaak worden niet de
harde trekken van onzen tijd verdoezeld in
zachte woorden en zoete kaarsenschijn! Op den
achtergrond doemt alweer 1934 op en wij den
ken en tellen op: Ontwapeningsconferentie,
crisis, werkloosheid, afgunst en nijd, het verre
Oosten. En wij worden misschien bitter. Het is
moeilijk om Kerstmis als een feest te vieren.
Maar de klop aan de deur van ons leven is
er. Die is niet week niet sentimenteel, maar die
klinkt eenvoudig en nadrukkelijk midden In den
nacht van onzen tjjd. Zooals ook het Kerstkind
kwam in een stal...
En de boodschap is nog altijd de zelfde, is
nog altijd waar. Kerstmis was en blijft de bood
schap, dat er een Rijk gebouwd wordt voor en
door de nood van onzen tijd, uit en door de
nood van ons hart. Door wie? Door God!
Hij laat ons nog niet los. Hij heeft zijn be
doeling met ons allen. Hij roept ons toe: „ver
saagt niet! Blijft trouw en aan de wereld en aan
u zelf! k heb u en uw werk noodig en zal het
gebruiken! Helpt elkander in de nood! Strijdt
om in te gaan!"
Kerstmis is een belofte. Maar het moeilijkste
voor menschen van onzen tijd is om in beloften
te gelooven.
Het is echter een belofte van God!
H. FABER.
gelooven kan dat het met mensch en mensch-
neid zoo slecht toch niet te zijn gesteld en dat
er mogelijkheden en verborgen krachten zijn,
luistert bewogen naar den engelenzang die
schijnt te verzekeren dat er een hemelsch
welbehagen rust op hem en zijns gelijken. Wat
wel zéér troostvol en bemoedigend is.
Zoo waie er meer te noemen. Er blijkt uit
dat zelfs het Kerstevangelie ons niet één en
eensgezind aantreft, maar onze diepgaande
verdeeldheden slechts bevestigt en openbaart.
En dit te bedenken kan waarlijk geen aan
sporing zijn geestdriftig en warm over Kerst
feest te gaan schrijven.
Hoe gelukkig is het daarom dat Kerstmis
zelf ons de vrijheid geeft andere dingen te
uedenken en dit zelfs van ons vordert.
Wie het schoone verhaal van Lucas H leest
met ©en openziel moet tenminste één hoofd
zaak daarin ontdekken. In dat verhaal welft
zich een lichtende hemel hoven een donkere
aarde. Van die aarde valt zooveel goeds niet
i,e vertellen, eigenlijk in 't geheel geen goeds,
maar van dien hemel is wèl veel goeds, ja
alléén maar goeds te vertellen. Wanneer ue
zaal'ge nacht van Kerstmis ons nóg toejuicht,
dan is dit niet cm eigen aardsche maar o'm
hemelsche heerlijkheid en daarom alleen. En
ais wij, op verneerlijking beluste menschen,
ons zouden op maken tot een geestdriftig
Kerstfeest en willen gaan jubelen over „hu
kind dat geboren is", alsof wij de gelukkige
en trotsche ouders daarvan waren, laat ons
dan bedenken dat het diepzinnige Kerstverhaal
dit vaderschap ons eens en voor atljjd heeft
ontzegd. Want het kind ons geboren is „de
zoon ons gegeven door Gods kracht".
Op Kerstmis mogen en moeten wij van ons
zelf weg denken en naar God heen denken.
En dit denken is danken.
Kerstnacht is wereldnacht en even donker
als de wereld toen was, is zp nu. Het lied van
de vooruitgang is op aller lippen verstomd,
behalve bij die enkelen wie het deuntje maar
niet uit het geheugen wil schieten.
Donkerder dan ooit is wellicht de wereld
en van leed en zonde vol. Zelfs het huishou
delijk bestel van het wereldhuis is volledig in
de war geloopen en dit beteekent méér dan
verminderde inkomsten; het beteekent rade
loosheid van volken en regeeringen en van c'-e
duizenden en nóg eens duizenden die ledig aan
de markt staan. Geen horizon opent zich
voor alsnog en wij zijn als piloten die moeten
blind vliegen.
Het is goedkoop en onwaardig daartegenover
met zachte stichtelijkheden, al of niet aan
Kerstmis ontleend, aan te komen.
Het komende Kerstfeest zal in kerken en
daarbuiten weer op verschillende manieren
worden gevierd en het zou niet moeilijk zijn
aan te toonen dat zelfs met de Kerstboodschap
wy menschen allen onzen eigen weg gaan en
dat ieder het gebruikt zooals hij vindt dat het
in z^jn kraam te pas komt.
Wie in donkeren, guren wintertijd om wat
koesterende gezelligheid is verlegen, maakt er
„gezelligheid" van: hulst, mistletoe en als de
tijden niet zoo moeilijk waren, een kalkoen.
Wie vindt dat het raadzaam is in 't nuch
tere leven zoo nu en dan wat mystiek en
stichtelijkheid te introduceeren vindt in Kerst
mis zijn gading, want het beminnelijk verhaal
van kribbe, os en ezel, van herders en Oos-
tersche wijzen en van de ster „die bleef stille
staan" leent zich voortreffelijk daartoe.
Wie gaarne iets hoort wat hem kan verhef
fen en een plezier hem steken op zijn gena-
vend cultuur-hoedje, zoodat bij weer éven
Maar het Kerstevangelie is méér en beter
in den nacht van het heden. Nog eens: het
£if van onszelf en het verkondigt Gons gave.
Aninonie Donker in zijn verzenbundel
„Kruistochten' veitelt van een z.ese, cue
uoor het opgetogen lied van „een Kieine
nachtegaal" een oogenbiik zijn ziekte en den
nadere,.oen dood vergeet en sus morgendauw
dit zingen drinkend, geiooft in leven en heil.
Maar het is maar een oogenbiik:
En onverhoeds zweeg het onstuimig lied-,
Hij sloeg de oogen op. De nacht was vaal.
Dwalende zag hij rond, het was er niet.
Was dit het einae van het wild verhaal
Een aorgeioos geiuk, het was er niet.
Veerkracht en vreugde, maar het was er niet.
O God, vergeef de kieme nachtegaal.
Het was er niet, driemaal herhaald
het is de teleurgestelde belijdenis van allen
die het van de „kleine nachtegalen" van het
verwachten.
Het is er wèl zegt het Kerstevangelie
van <3od:
Wat heil een Kind is ons geboren,
Een Zoon gegeven door uw kracht;
De heerschappij zal Hem bekooren;
Zijn last is licht, zijn juk is zacht,
Zijn naam is Wonderbaar; zijn daden
Zijn wondren van genaad alleen;
Hij doet ons, hoe met schuld beladen,
Verzoend voor 't oog des Vaderstreên.
Maar dat er dan wèl is, is méér en beter
dan veerkracht en een zorgeloos geluk. Het
is, in en door Jezus Christus, het geloof dat
een wereld met haar zorgen en zonden over
wint.
Ned. Herv. Castorie.
J. C. van Dijk.
De lof, dien een vriend ons toezwaait, is soms
even overdreven als de haat, die een vijand ons
toedraagt.
Schep niet eerst uw opvoedingsplan om het
dan toe te passen op uw kinderen; bestudeer
eerst uw kinderen en richt naar de uitkomsten
van studie uw opvoeding in.
ROND DEN KERSTBOOM.
Trip, trap, o wat rap
Klap'rert op de trap,
Al die vlugge voetjes.
Ring, rang in de gang
0, wat duurt het lang
't Wachten voor die snoetjes.
Klik, klak aan de krak
Rakt na kleine Pack.
Maar nog even wachten
moet toch heel de rij,
die popelend en blij
aan binnengaan al dachten.
Daar komt moeder aan.
Ziet het troepje staan
Met stralende gezichtjes
Dan de schare gaat,
Waar de kerstboom staat
Met twinkelende lichtjes.
Puck ,die kraait verrukt
't Is haar haast gelukt
Een lichtje vast te pakken.
Moeder zegt: „Schei uit,
Kleine, stoute guit,
Straks branden nog de takken".
Dan klinkt vroom en zacht:
„Stille, Heil'ge nacht."
En komen de geschenken
Als een kaarsje dooft
Moet moeders hoofd
Aan bed-gaan denken.
Trip, trap, o wat slap,
sloffen op de trap
na die moeë voetjes.
Toch klinkt in de gang
Nog het kerstgezang
Uit slaperige toetjes.
„Ziet, ik verkondig
U groote blijdschap."
Lucas 2 10.
Kerstfeest is het feest van de groote blijd
schap.
En blijdschap is vooral in onzen kommer-
vollen tijd een uiterst schaarsch artikel. Want
over veler leven heeft zich in de iEiatste jaien
een loome werkloosheid gelegd. Zelfs worden
sommige harten door doffe wanhoopsgedachten
gekweld. En niet weinigen leerden het tegen
woordig voor de hoogste wijsheid, om zich maar
koud en cynisch over alles heen te zetten.
Niettemin voelt iedere ziel zoo nu en dan
aan oplevende, verfrissch-ende vreugde, drin
gend behoefte. We willen allen wel eens 'n
enkel uur vrij zijn van den geestdoodenden
sleurgang der alledaagsche beslommeringen.
Dat geeft nieuwe spanning aan de verslapte
veerkracht. Dat doet de grijsgrauwe zorgen-
neveis 'n wijle wijken. Dat weeft, althans voor
'n oogenbiik, een lichtend waas over de donkere
moeiten en vaak zenuwsloopenden bestaans-
strijd.
Vandaar dan ook, dat menigeen met Kerst
mis de ongezochte gelegenheid tot gezamenlijk
feestvieren maar al te gretig aangrijpt. Geen
bioscoop zoo klein, geen dEinszaal zoo onoog
lijk, of men vindt er toch een kunstig opge
sierde sparreboom. En straks, op den Heiligen
avond, heerscht er in de meest uiteenloopendfc
kringen bij kaarsengians en muziekgedruisch,
bij misteltak en roode hulst een algemeene
vroo'ijkheid, die hoe verscheiden ook in
wezen feitelijk niets verschilt van luchthartige
camavaispleizier en uitbundige St.-Nicolaas-
pret.
Intusschen wordt met „de groote blijdschap"
in 't Kerstverhaal iets totaal anders en on
eindig rijkers bedoeld. Daarvan is het zoo
even genoemde uitwendige en veelszins-leegt
vreugdebedrijf niet veel meer dan 'n minder
waardig surrogaat, om niet te zeggen, een
arme, droeve caricatuur. Want de ware Kerst-
blijdschap doordringt het gansche zijn van den
mensch met 'n stille, innige verheuging. Zij is
een geestesverrukking, die opwelt uit radicalt
levensvernieuwing en ongekende zielsvervul-
ling. Ze is een hemelsche extase vanwege het
geheel-eenig feit, dat ons geboren is de vurig-
verwachte Wereldheiland, de vrede-gevende
Zaligmaker, de Verlosser uit den allerhoagsten
nood de zonds-nood der menschheid.
Dat is de juichende verkondiging, de waar
lijk „goede boodschap", het eeuwenoude Evan
gelie van het steecis-terugkeerend Kertsteest.
En dót Envangelie dat alléén opent het
Paradijs der Godsgenieting zoowel om de ster
ken van lichaam als voor de gebrokenen van
kracht; om de ingebeeld-fatsoenlijken evengoed
als voor de in-schande-weggescholenen; om de
jonge, onversaagde enthousiasten niet minder
dan van de uitgeputte, vertwijfelde rouwdra
gers. Het biedt een blijdschap, die „al den
voïke" wezen zar.
Alléén maar; boodschappen en verkondigen
is nog by lange na niet hetzelfde als ervaren en
genieten. Want hoevelen zijn er niet die deze
blijmare reeds herhaaldelijk van uit de verte
hebben ongevangen! Ja, hoevelen hebben ze niet
al sinds hun prille jeugd van heel dichtby on
telbare keeren beluisterd en in den Bijbel zelf
gelezen! En toch 't kwam bij hen ten hoogste
tot 'n heimelijk hunkeren naar die spontane,
onvervalste geestdrift. Nooit eens tot 'n
volop drinken uit dien ten boorde geschonken
beker van het echte heilgenot. Neen, die zegen
viel wel aan de herders in 't kerstverhaal ten
deel! Zij hebben 't geheim der diepe blijdschap
door en door gekend.
Want zij zijn even later tot hun arbeid te
ruggekeerd in jub'lende verheerlijking en lof
prijzing van God.
Welnu, wat is dan de weg, die ons door die
eenvoudige veehoeders gewezen wordt, opdat
ook wij dat verheven ideaal bereiken mogen?
Men dacht, het eerste is: dat zij met oot
moedig, kinderlijk vertrouwen de Kerstbood
schap aanvaarden. Zij „geloofden" in die Gods
spraak, die op zoo mysterieuze wijze tot hen
kwam. Dat wil zeggen: die woorden hadden
dat op hun ziel. Die lieten de ziel los. 't Wa
ren dus geen dorre, starre begrippen voor hen,
die ze enkel maar verstandelijk in zich opna
men. Ook dweepten ze niet romantisch en sen
timenteel met dien melodieuze klankenzegen,
die daar in Ephrata's velden over hun hoofden
heenruischte. Doch 't gehoordr had met hen
een machtigen „inhoud". Het sprak hun van
een grootsch „gebeuren", van een aangrijpende
„werkelijkheid". En ofschoor hun eigen el
lendige toestand en de critieke omstandigheden
der toenmalige wereld met die hun voorge
spiegelde realiteit gewoonweg schenen te
spotten, werden ze er desondanks ten zeerste
door geboeid, konden 't met geen mogelijk
heid van zich afzetten, zoodat ze door innerlijken
aandrang het elkander willekeurig voorstelden:
„Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en
laat ons zien het woord, dat er geschied is".
Want ja, dat is de tweede voorwaarde,
waaraan we ter verkrijging van de zuivere
Kerstvreugde in Gods kracht voldoen moeten:
n.l. dat we de waarheid van dat in ons wer
kend woord nu ook persoonlijk gaan zien en
onderzoeken. Natuurlijk met door met Pierre
Loto daartoe een reis naar 't „Heilige Land"
te ondernemen, want in dat opzicht stellen
de meest gewijde plaatsen nog bitter teleur.
Doch wat we doen moeten is. ons biddend
bezinnen over 't geestelijk mysterie van Bet-
iehem. Over de daar-onthulde peidooze liefde
van den Eeuwige, Die mensch „kind" en
straks op Golgotila zelfs „zonde" en .vloek'
met ons wil worden. Maar tegelijkertijd ook
over Zijn geduchte, niets-sparende gestreng
heid, waardoor Hij slechts tot ons komt in cie
nederigheid van 'n stal onder 't teeken van
„windselen en krib" en verder in de ver
schrikking van 'n kruis onder 't teeken van „de
nagelen en het graf". Wie dat eenigermate
verstond, die ontwaart Christus' persoon en
werd nog allerwege in deze ontredderde wereld.
Die krijgt oog voor -de wonderen van Zijn
sterkenden steun op 'n armoedig zolderka
mertje of in 'n vereenzEiamd dEunes-boudoir.
Oog cok voor de Troostbron van Zijn schuld
vergeven ontfermen kunnen kille gevangenis
cellen en tot inkeer gebrachte kerkle
den. Oog evenzeer voor de machtöaden van
zijn bevrijdende heerschappij in holen van
drankzucht en ontucht en in de studeervertrek-
.ken van verslagen wijzen der wereld. Als we
ons maar tot den ernst, tot de allerlaatsten
ernst des levens begeven willen L
Maar dit brengt ons onwillekeurig tot den
li rden eisch, waaraan we ter wille van die
mystieke blijheid eveneens gevolg dienen te
geven.
„Zij kwamen" zoo staat er „met hóAst".
M.a.w. ze lieten zich niet rusteloos door allerlei
dingen tegenhouden en van hun voornemens
afbrengen. Ook hun aardsche bezigheden, die
ze anners tot in den nacht toe trouw behartig
den, zetten ze thans voor dit zekere belang vrij
moedig op zij. En zelfs de voor de hand lig
gende overweging, dat deze gang hun wellicht
meer dan één offer kon kosten, vermocht aan
hun toegewijden ijver geen afbreuk te doen. In
tegendeel, hoe meer bezwaren onderweg in
him gemoed oprezen, hoe meer zelfzuchtige
verzoekingen hen bestormden, hoe meer valsche
voorstellingen en verholen driften hen in hun
streven heiemmerden, des te Intenser hielden
zij hun turenden geluksblik op het wenkend
doel gevestigd en des te nauwer sloten zjj zich
hun zelfvertroostend zoeken door gegroeide
eenheid bij elkander aan. Dat is het wat
Paulus ergens van zich zelf getuigen
kan: „Ja gewisse-iyk, ik acht ólle dingen schade
te zijn aan de uitnemendheid der kennis van
Christus Jezus, mijne Heere."
Me dunkt, wie zoo Kerstfeest viert, behoeft
geen moment te twijfelen aan de stellige ver
zekering van den Heiland: „Indien gij gelooft,
zult gij de heerlijkheid Gods zien". En het zien
van die genade-heerlijkheid Gods, die nog
schooner is dan Zijn scheppingsheerlijkheid, dat
geeft den mensch onvergankelijke vreugde. Dat
is: de greotp blijdschap.
JOH. C. BRUSSAARD.
Ieder jaar wordt onze aandacht weer op
nieuw getrokken naar de heilige plek in Beth
lehem en het is alsof de mensch in zijn jach
tend bestaan op de heilige stilte van den
Kerstnacht wacht, om zijn onrustig en begee-
rig hart te kunnen ontladen en in stille schou
wing te genieten van den vrede en de rust, die
de heilige kribbe hem biedt.
Het meest zal ons de plechtige „Eenvoud"
treffen in dezen stal, waar de Vertegenwoor
diger van den hoogsten eenvoud en reinheid
verborgen ligt.
En de moderne mensch staat verbijsterd bij
het contrast, als hij eigen leven doorvoelt met
al z\jn gecompliceerdheid en noodeloos ge-
jaag.
Meer dan ooit breekt de behoefte in'zijn
ziel door om zich af te wenden van de veelheid
der aardsche cüngen en terug te keeren naar
een eenvoudiger levenswijze. Doch wat baat
het, als deze behoefte niet tot daad wordt, als
wij niet door iedere Kerstfeestviering beter,
reiner en eenvoudiger worden en als wij ons
dageiijksch sleurleven niet weten op te heffen
naar de hoogten van Schoonheid en Liefde.
Gelukkig de mensch, die met deze verlan
gens in het hart en met dezen drang naar
vernieuwing de kerstkribbe nadert, want voor
hem staat de mogelijkheid open, om iedere
snaar van zijn wezen af te stemmen op de stra-
iingskracht van het Godskind.
Een gloed van verlangen zal in hem gewekt
worden naar een eenvoudiger en heiliger leven
en de bezieling om mee te kunnen werken aan
den opbouw van de nieuwe samenleving, die
komende is en die gegrondvest zal moeten
worden op vereenvoudiging in alle dingen des
levens en op reinheid van bedoelingen.
Mogen wijsgeeren en kunstenaars en alle
mannen en vrouwen, die voor het welzijn van
anderen werken, geïnspireerd worden, om hun
nieuwe scheppingen met meer eenvoud te
construeeren, opdat de menschheid hun werk
gemakkelijker zal kunnen begrijpen en door
voelen en het daardoor beter in eigen levens
kring zal kunnen verwerken.
En al zal er, evenmin als voor het Christus
kind plaats voor hun werk zijn in de herberg
van het leven, door het Christuskind zullen zij
leeren begrijpen, dat er maar weinig plaats
noodig is voor een nieuw plan of een nieuw
denkbeeld, dat zijn oorsprong vindt in den zui-
versten Eenvoud, want alles, wat Waarachtig
heid' in zich draagt, is onweerstaanbaar en zal
allen tegenstand overwinnen.
Als er meer eenvoud zal komen in ons han
delen en ons begeeren en in ons leven onder
de menschen, zal er ook spoediger Vrede zyn.
Ko Borsten.
L'union de ces deux réalités eu un titre
semble un paradoxe. Noël, fête annuelle
journée part, et l'Eglise tous les jours,
représentant quelque chose de quotidien.
A Noël, nous recevons la visite de Venfant-
Dieu. A l'Eglise tous les jours, nous voulons
apporter tout l'Evangile! Et pourtant, sans
chercher bien loin, il y a de bonnes raisons
d'associer Noël l'Eglise tous les jours. Car,
sans la venue de Jésus-Christ nous n'aurions
rien a dire dans nos services quotdiens. Voila
pourquoi nous saluons Noël avec joie Noëlqm
va nous rappeler la merveilleuse aventure
tentée par Dieu lorsqu 'II vient sur la terre et
nous tend la main, Ia petite main de l'Enfant.
Et nour parler a la manière des hommes.
l'Eglise tous les jours n'est-elle pas un tout
tout petit moyen, encore peu développé. pauvre
et soutenu presque uniquement par sa mar-
raine Huguenote l'Eglise des Refugiés, ua
moyen dout Dieu v
la main aux homme
A la veille de
en présence de la
pas permis de rap
se.rvir des choses
atpparence pour son
sürement niême, 1'
t-elle un moyen d'
flamme de Noël?
Car, c'est bien
pouvons chanter:
Gloire S,
Paix sur
Een aardig Kerstki
ken van een garenklr
wordt het door middi
met een scherp mesje
we zijn al bijna klaar
heel te kleuren, met
een heel aardig effec
kunnen we er wat „g
takje van de dennenb
een strikje er om hee
om het in een oogwei
Kleine takjes hulst
tijd hljel aardig. Ook
ten over het damast
naamkaartje op elk
voudig kan men zool
visitekaartje, een tak
goede wil, ziedaar
allesmaak het
Voor hen die wijn
geldt nog het volgenc
uit een nieuw glas
dus zooveel glazen b;
wün schenkt. Meer
terglas echter liever
overladen. Thans nog
van wijnen: Vcörspij
witte Bordeaux, Soep
schotelWitte Bordei
lichte Bordeaux, Gevo
betere Bordeaux,
thans.... Smakelijk
GEBRAD1
1 Kalkoen,
125 gram boter,
125 gram vet spek,
vulsel,
zout.
De kalkoen uitnemi
emuen der vleugels ei
krop voorzichtig leeg
vervolgens in koud
zorgvuldig wasschen
hierachter volgende
barstopéning plaatsen
heelen vogel, die door
ziet, met zout inwrijve
schijfjes spek bedekken
den, den kalkoen er ir
sen en gedurende een
de heete boter overgie
voegen, de pan sluit*
mooi licht bruin brac
Men kan des verki
een weinig sago of pi
K-alkoen wordt alsv
Eerst worden de vl
(smaak als kip weg:
stukken gesneden. 1
schenkels weg (smaal
en ten laatste komt
aan den beurt (smaak
Van den afval kan m
Ion koken, of wel. me
of wortelen een smakc
VULSELS VOOR
LEVE1
De kalkoenlever
2 a 3 ganzenlevers
2 chalotte
1 heel ei of 2 eier do
150 gram oud brood
zout peper melk
Een halve eetlepel fiji
De lever fijn hakker
de fijn gehakte- chalc
Overigens bereiden ale
GEBRAD
1 wild konijn
125 gram spek
100 gram boter
2 lepels zure room of
Het konijn schoonn
In de braadpan de b
spek licht bruin lah
konijn onder herhaal
brum braden (pi. mir
wordt aan het einde
over het vkfesch uitg
nageraden. Door de
een weinig pikant wil
terd geroerd worden.
Het konijn wordt cx
gedurende 2 dagen i
er dan het volgende
sterken wijnazijn nu
uien, laurierbladen, ee
nagelen aan de kook
KREE1
Overtuig U of de
bij het kopoorststuk
gers niet in den nas
stuk en het staar
raken. Stop het in 1
snel het deksel op d
ruim water met 20
naar de grootte in 2(
Fransche gewoonte,
wortel en petersel
voegen: sommigen i