Kerstmis. Kerstmis. De groote Blijdschap. Kerstmis. ,Noël et l'Eglise tous les Jour". Wenken vo< dl Dan sluit ze de oogen en dommeidt van ver moeienis in. Hoe mooi glansde de Kerstzon cup haar in den slaap glimlachend gelaat en op de wieg van haar kindje daar naast „Ik heb hem geholpen, toen hij met moeite op de wereld kwam, zou ik hem ook nu weer niet kunnen hflpen, als hij straks, nogmaals uit duistere beklemming verlos-, opnieuw zijn weg in de wereld moet vinden Zoo peinst de oude vrouw, en deze gedachte laat haar niet los. De Kerstzon glanst door het venster van een aardig buitenhuisje op het gelaat van drie men sehen, aan één tafel rondom den maaltijd ver- eenigd. Een grijze, oude vrouw met een wit.e muts, een jongere vrouw en een man. „Dat had ik cien vorigen Kerstdag niet dur ven droomen", zegt te man en kijkt peinzend voor zich heen. Zware groeven in het gelaat ge ven hem een bezorgd voorkomen. Maar in de oogen, welke hij naar de oude vrouw opslaat, ligt iets van een stille, vredige blijdschap. „Het is toch vreemd" vervolgt hij en glim lacht, „de meeste menschen beginnen met een moeder en ik eindig er mee En de oude vrouw ziet weer het tafereel, dat ze als pleegzuster "beleefd heeft he» beurtelings smartelijke en blijde gezicht van de stervende, als ze keek naar het wiegje. „Zoo is het goed. jongen zegt ze en drukt hem de hand, „zoc is het goed Het is moeilijk Kerstmis te vieren voor ons, menschen van dezen tijd. Want Kerstmis vieren, dat is meer dan een pa^r vrije dagen, meer dan een feestelijke stemming bij kaarsen en mistletoe, meer dan een gezellig familiefeest, stemmig en warm gemaakt door onderlinge genegenheid, die zich uit in geschenken van ouders aan kinderen en kinderen aan ouders. Het is dat alles ook, maar het is meer. Het is een klop aan de deur van ons leven. Wjj verlangen naar Kerstmis. Naar een paar vrije dagen, een breuk in den harden gang van ons leven, naar de feestelijke stemming, een breuk met de egalen, gelijkmatigen gang in ons huiselijk leven, naar het familie-samenzijn, bron van warmte, die ons doet voelen, dat het goed is, dat wij bij elkaar hooren. En dat ver- Jangen naar Kerstmis is goed, omdat het zoo door en door menschelijk is. Maar Kerstmis is meer. Het is een klop aaü de deur van ons leven. En als wij die deur ont sluiten, dan valt er een licht over ons leven, zoo warm en zoo levenwekkend, dat heel dat andere, dat zoo door en door menschelijke, ver langen naar Kerstmis wordt opgeheven in een hoogere sfeer, wordt geplaatst in de juiste lijst als een schilderij, dat eerst gloed en leven krijgt, als het in de goede lijst wordt gezet. Maar het is moeilijk om de deur te openen en Kerstmis te vieren. Want wij zijn menschen van onzen tijd. WU zijn critisch, wij zijn modern. Wij willen niet achterlijk zijn, wij willen nuchter zijn. Maar gepraat over Kerstmis, wat bereik je ermee? En met recht! Wij hebben een plicht om critisch en nuchter te zijn! Ook tegenover het Kerstfeest. Want hoe vaak worden niet de harde trekken van onzen tijd verdoezeld in zachte woorden en zoete kaarsenschijn! Op den achtergrond doemt alweer 1934 op en wij den ken en tellen op: Ontwapeningsconferentie, crisis, werkloosheid, afgunst en nijd, het verre Oosten. En wij worden misschien bitter. Het is moeilijk om Kerstmis als een feest te vieren. Maar de klop aan de deur van ons leven is er. Die is niet week niet sentimenteel, maar die klinkt eenvoudig en nadrukkelijk midden In den nacht van onzen tjjd. Zooals ook het Kerstkind kwam in een stal... En de boodschap is nog altijd de zelfde, is nog altijd waar. Kerstmis was en blijft de bood schap, dat er een Rijk gebouwd wordt voor en door de nood van onzen tijd, uit en door de nood van ons hart. Door wie? Door God! Hij laat ons nog niet los. Hij heeft zijn be doeling met ons allen. Hij roept ons toe: „ver saagt niet! Blijft trouw en aan de wereld en aan u zelf! k heb u en uw werk noodig en zal het gebruiken! Helpt elkander in de nood! Strijdt om in te gaan!" Kerstmis is een belofte. Maar het moeilijkste voor menschen van onzen tijd is om in beloften te gelooven. Het is echter een belofte van God! H. FABER. gelooven kan dat het met mensch en mensch- neid zoo slecht toch niet te zijn gesteld en dat er mogelijkheden en verborgen krachten zijn, luistert bewogen naar den engelenzang die schijnt te verzekeren dat er een hemelsch welbehagen rust op hem en zijns gelijken. Wat wel zéér troostvol en bemoedigend is. Zoo waie er meer te noemen. Er blijkt uit dat zelfs het Kerstevangelie ons niet één en eensgezind aantreft, maar onze diepgaande verdeeldheden slechts bevestigt en openbaart. En dit te bedenken kan waarlijk geen aan sporing zijn geestdriftig en warm over Kerst feest te gaan schrijven. Hoe gelukkig is het daarom dat Kerstmis zelf ons de vrijheid geeft andere dingen te uedenken en dit zelfs van ons vordert. Wie het schoone verhaal van Lucas H leest met ©en openziel moet tenminste één hoofd zaak daarin ontdekken. In dat verhaal welft zich een lichtende hemel hoven een donkere aarde. Van die aarde valt zooveel goeds niet i,e vertellen, eigenlijk in 't geheel geen goeds, maar van dien hemel is wèl veel goeds, ja alléén maar goeds te vertellen. Wanneer ue zaal'ge nacht van Kerstmis ons nóg toejuicht, dan is dit niet cm eigen aardsche maar o'm hemelsche heerlijkheid en daarom alleen. En ais wij, op verneerlijking beluste menschen, ons zouden op maken tot een geestdriftig Kerstfeest en willen gaan jubelen over „hu kind dat geboren is", alsof wij de gelukkige en trotsche ouders daarvan waren, laat ons dan bedenken dat het diepzinnige Kerstverhaal dit vaderschap ons eens en voor atljjd heeft ontzegd. Want het kind ons geboren is „de zoon ons gegeven door Gods kracht". Op Kerstmis mogen en moeten wij van ons zelf weg denken en naar God heen denken. En dit denken is danken. Kerstnacht is wereldnacht en even donker als de wereld toen was, is zp nu. Het lied van de vooruitgang is op aller lippen verstomd, behalve bij die enkelen wie het deuntje maar niet uit het geheugen wil schieten. Donkerder dan ooit is wellicht de wereld en van leed en zonde vol. Zelfs het huishou delijk bestel van het wereldhuis is volledig in de war geloopen en dit beteekent méér dan verminderde inkomsten; het beteekent rade loosheid van volken en regeeringen en van c'-e duizenden en nóg eens duizenden die ledig aan de markt staan. Geen horizon opent zich voor alsnog en wij zijn als piloten die moeten blind vliegen. Het is goedkoop en onwaardig daartegenover met zachte stichtelijkheden, al of niet aan Kerstmis ontleend, aan te komen. Het komende Kerstfeest zal in kerken en daarbuiten weer op verschillende manieren worden gevierd en het zou niet moeilijk zijn aan te toonen dat zelfs met de Kerstboodschap wy menschen allen onzen eigen weg gaan en dat ieder het gebruikt zooals hij vindt dat het in z^jn kraam te pas komt. Wie in donkeren, guren wintertijd om wat koesterende gezelligheid is verlegen, maakt er „gezelligheid" van: hulst, mistletoe en als de tijden niet zoo moeilijk waren, een kalkoen. Wie vindt dat het raadzaam is in 't nuch tere leven zoo nu en dan wat mystiek en stichtelijkheid te introduceeren vindt in Kerst mis zijn gading, want het beminnelijk verhaal van kribbe, os en ezel, van herders en Oos- tersche wijzen en van de ster „die bleef stille staan" leent zich voortreffelijk daartoe. Wie gaarne iets hoort wat hem kan verhef fen en een plezier hem steken op zijn gena- vend cultuur-hoedje, zoodat bij weer éven Maar het Kerstevangelie is méér en beter in den nacht van het heden. Nog eens: het £if van onszelf en het verkondigt Gons gave. Aninonie Donker in zijn verzenbundel „Kruistochten' veitelt van een z.ese, cue uoor het opgetogen lied van „een Kieine nachtegaal" een oogenbiik zijn ziekte en den nadere,.oen dood vergeet en sus morgendauw dit zingen drinkend, geiooft in leven en heil. Maar het is maar een oogenbiik: En onverhoeds zweeg het onstuimig lied-, Hij sloeg de oogen op. De nacht was vaal. Dwalende zag hij rond, het was er niet. Was dit het einae van het wild verhaal Een aorgeioos geiuk, het was er niet. Veerkracht en vreugde, maar het was er niet. O God, vergeef de kieme nachtegaal. Het was er niet, driemaal herhaald het is de teleurgestelde belijdenis van allen die het van de „kleine nachtegalen" van het verwachten. Het is er wèl zegt het Kerstevangelie van <3od: Wat heil een Kind is ons geboren, Een Zoon gegeven door uw kracht; De heerschappij zal Hem bekooren; Zijn last is licht, zijn juk is zacht, Zijn naam is Wonderbaar; zijn daden Zijn wondren van genaad alleen; Hij doet ons, hoe met schuld beladen, Verzoend voor 't oog des Vaderstreên. Maar dat er dan wèl is, is méér en beter dan veerkracht en een zorgeloos geluk. Het is, in en door Jezus Christus, het geloof dat een wereld met haar zorgen en zonden over wint. Ned. Herv. Castorie. J. C. van Dijk. De lof, dien een vriend ons toezwaait, is soms even overdreven als de haat, die een vijand ons toedraagt. Schep niet eerst uw opvoedingsplan om het dan toe te passen op uw kinderen; bestudeer eerst uw kinderen en richt naar de uitkomsten van studie uw opvoeding in. ROND DEN KERSTBOOM. Trip, trap, o wat rap Klap'rert op de trap, Al die vlugge voetjes. Ring, rang in de gang 0, wat duurt het lang 't Wachten voor die snoetjes. Klik, klak aan de krak Rakt na kleine Pack. Maar nog even wachten moet toch heel de rij, die popelend en blij aan binnengaan al dachten. Daar komt moeder aan. Ziet het troepje staan Met stralende gezichtjes Dan de schare gaat, Waar de kerstboom staat Met twinkelende lichtjes. Puck ,die kraait verrukt 't Is haar haast gelukt Een lichtje vast te pakken. Moeder zegt: „Schei uit, Kleine, stoute guit, Straks branden nog de takken". Dan klinkt vroom en zacht: „Stille, Heil'ge nacht." En komen de geschenken Als een kaarsje dooft Moet moeders hoofd Aan bed-gaan denken. Trip, trap, o wat slap, sloffen op de trap na die moeë voetjes. Toch klinkt in de gang Nog het kerstgezang Uit slaperige toetjes. „Ziet, ik verkondig U groote blijdschap." Lucas 2 10. Kerstfeest is het feest van de groote blijd schap. En blijdschap is vooral in onzen kommer- vollen tijd een uiterst schaarsch artikel. Want over veler leven heeft zich in de iEiatste jaien een loome werkloosheid gelegd. Zelfs worden sommige harten door doffe wanhoopsgedachten gekweld. En niet weinigen leerden het tegen woordig voor de hoogste wijsheid, om zich maar koud en cynisch over alles heen te zetten. Niettemin voelt iedere ziel zoo nu en dan aan oplevende, verfrissch-ende vreugde, drin gend behoefte. We willen allen wel eens 'n enkel uur vrij zijn van den geestdoodenden sleurgang der alledaagsche beslommeringen. Dat geeft nieuwe spanning aan de verslapte veerkracht. Dat doet de grijsgrauwe zorgen- neveis 'n wijle wijken. Dat weeft, althans voor 'n oogenbiik, een lichtend waas over de donkere moeiten en vaak zenuwsloopenden bestaans- strijd. Vandaar dan ook, dat menigeen met Kerst mis de ongezochte gelegenheid tot gezamenlijk feestvieren maar al te gretig aangrijpt. Geen bioscoop zoo klein, geen dEinszaal zoo onoog lijk, of men vindt er toch een kunstig opge sierde sparreboom. En straks, op den Heiligen avond, heerscht er in de meest uiteenloopendfc kringen bij kaarsengians en muziekgedruisch, bij misteltak en roode hulst een algemeene vroo'ijkheid, die hoe verscheiden ook in wezen feitelijk niets verschilt van luchthartige camavaispleizier en uitbundige St.-Nicolaas- pret. Intusschen wordt met „de groote blijdschap" in 't Kerstverhaal iets totaal anders en on eindig rijkers bedoeld. Daarvan is het zoo even genoemde uitwendige en veelszins-leegt vreugdebedrijf niet veel meer dan 'n minder waardig surrogaat, om niet te zeggen, een arme, droeve caricatuur. Want de ware Kerst- blijdschap doordringt het gansche zijn van den mensch met 'n stille, innige verheuging. Zij is een geestesverrukking, die opwelt uit radicalt levensvernieuwing en ongekende zielsvervul- ling. Ze is een hemelsche extase vanwege het geheel-eenig feit, dat ons geboren is de vurig- verwachte Wereldheiland, de vrede-gevende Zaligmaker, de Verlosser uit den allerhoagsten nood de zonds-nood der menschheid. Dat is de juichende verkondiging, de waar lijk „goede boodschap", het eeuwenoude Evan gelie van het steecis-terugkeerend Kertsteest. En dót Envangelie dat alléén opent het Paradijs der Godsgenieting zoowel om de ster ken van lichaam als voor de gebrokenen van kracht; om de ingebeeld-fatsoenlijken evengoed als voor de in-schande-weggescholenen; om de jonge, onversaagde enthousiasten niet minder dan van de uitgeputte, vertwijfelde rouwdra gers. Het biedt een blijdschap, die „al den voïke" wezen zar. Alléén maar; boodschappen en verkondigen is nog by lange na niet hetzelfde als ervaren en genieten. Want hoevelen zijn er niet die deze blijmare reeds herhaaldelijk van uit de verte hebben ongevangen! Ja, hoevelen hebben ze niet al sinds hun prille jeugd van heel dichtby on telbare keeren beluisterd en in den Bijbel zelf gelezen! En toch 't kwam bij hen ten hoogste tot 'n heimelijk hunkeren naar die spontane, onvervalste geestdrift. Nooit eens tot 'n volop drinken uit dien ten boorde geschonken beker van het echte heilgenot. Neen, die zegen viel wel aan de herders in 't kerstverhaal ten deel! Zij hebben 't geheim der diepe blijdschap door en door gekend. Want zij zijn even later tot hun arbeid te ruggekeerd in jub'lende verheerlijking en lof prijzing van God. Welnu, wat is dan de weg, die ons door die eenvoudige veehoeders gewezen wordt, opdat ook wij dat verheven ideaal bereiken mogen? Men dacht, het eerste is: dat zij met oot moedig, kinderlijk vertrouwen de Kerstbood schap aanvaarden. Zij „geloofden" in die Gods spraak, die op zoo mysterieuze wijze tot hen kwam. Dat wil zeggen: die woorden hadden dat op hun ziel. Die lieten de ziel los. 't Wa ren dus geen dorre, starre begrippen voor hen, die ze enkel maar verstandelijk in zich opna men. Ook dweepten ze niet romantisch en sen timenteel met dien melodieuze klankenzegen, die daar in Ephrata's velden over hun hoofden heenruischte. Doch 't gehoordr had met hen een machtigen „inhoud". Het sprak hun van een grootsch „gebeuren", van een aangrijpende „werkelijkheid". En ofschoor hun eigen el lendige toestand en de critieke omstandigheden der toenmalige wereld met die hun voorge spiegelde realiteit gewoonweg schenen te spotten, werden ze er desondanks ten zeerste door geboeid, konden 't met geen mogelijk heid van zich afzetten, zoodat ze door innerlijken aandrang het elkander willekeurig voorstelden: „Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord, dat er geschied is". Want ja, dat is de tweede voorwaarde, waaraan we ter verkrijging van de zuivere Kerstvreugde in Gods kracht voldoen moeten: n.l. dat we de waarheid van dat in ons wer kend woord nu ook persoonlijk gaan zien en onderzoeken. Natuurlijk met door met Pierre Loto daartoe een reis naar 't „Heilige Land" te ondernemen, want in dat opzicht stellen de meest gewijde plaatsen nog bitter teleur. Doch wat we doen moeten is. ons biddend bezinnen over 't geestelijk mysterie van Bet- iehem. Over de daar-onthulde peidooze liefde van den Eeuwige, Die mensch „kind" en straks op Golgotila zelfs „zonde" en .vloek' met ons wil worden. Maar tegelijkertijd ook over Zijn geduchte, niets-sparende gestreng heid, waardoor Hij slechts tot ons komt in cie nederigheid van 'n stal onder 't teeken van „windselen en krib" en verder in de ver schrikking van 'n kruis onder 't teeken van „de nagelen en het graf". Wie dat eenigermate verstond, die ontwaart Christus' persoon en werd nog allerwege in deze ontredderde wereld. Die krijgt oog voor -de wonderen van Zijn sterkenden steun op 'n armoedig zolderka mertje of in 'n vereenzEiamd dEunes-boudoir. Oog cok voor de Troostbron van Zijn schuld vergeven ontfermen kunnen kille gevangenis cellen en tot inkeer gebrachte kerkle den. Oog evenzeer voor de machtöaden van zijn bevrijdende heerschappij in holen van drankzucht en ontucht en in de studeervertrek- .ken van verslagen wijzen der wereld. Als we ons maar tot den ernst, tot de allerlaatsten ernst des levens begeven willen L Maar dit brengt ons onwillekeurig tot den li rden eisch, waaraan we ter wille van die mystieke blijheid eveneens gevolg dienen te geven. „Zij kwamen" zoo staat er „met hóAst". M.a.w. ze lieten zich niet rusteloos door allerlei dingen tegenhouden en van hun voornemens afbrengen. Ook hun aardsche bezigheden, die ze anners tot in den nacht toe trouw behartig den, zetten ze thans voor dit zekere belang vrij moedig op zij. En zelfs de voor de hand lig gende overweging, dat deze gang hun wellicht meer dan één offer kon kosten, vermocht aan hun toegewijden ijver geen afbreuk te doen. In tegendeel, hoe meer bezwaren onderweg in him gemoed oprezen, hoe meer zelfzuchtige verzoekingen hen bestormden, hoe meer valsche voorstellingen en verholen driften hen in hun streven heiemmerden, des te Intenser hielden zij hun turenden geluksblik op het wenkend doel gevestigd en des te nauwer sloten zjj zich hun zelfvertroostend zoeken door gegroeide eenheid bij elkander aan. Dat is het wat Paulus ergens van zich zelf getuigen kan: „Ja gewisse-iyk, ik acht ólle dingen schade te zijn aan de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijne Heere." Me dunkt, wie zoo Kerstfeest viert, behoeft geen moment te twijfelen aan de stellige ver zekering van den Heiland: „Indien gij gelooft, zult gij de heerlijkheid Gods zien". En het zien van die genade-heerlijkheid Gods, die nog schooner is dan Zijn scheppingsheerlijkheid, dat geeft den mensch onvergankelijke vreugde. Dat is: de greotp blijdschap. JOH. C. BRUSSAARD. Ieder jaar wordt onze aandacht weer op nieuw getrokken naar de heilige plek in Beth lehem en het is alsof de mensch in zijn jach tend bestaan op de heilige stilte van den Kerstnacht wacht, om zijn onrustig en begee- rig hart te kunnen ontladen en in stille schou wing te genieten van den vrede en de rust, die de heilige kribbe hem biedt. Het meest zal ons de plechtige „Eenvoud" treffen in dezen stal, waar de Vertegenwoor diger van den hoogsten eenvoud en reinheid verborgen ligt. En de moderne mensch staat verbijsterd bij het contrast, als hij eigen leven doorvoelt met al z\jn gecompliceerdheid en noodeloos ge- jaag. Meer dan ooit breekt de behoefte in'zijn ziel door om zich af te wenden van de veelheid der aardsche cüngen en terug te keeren naar een eenvoudiger levenswijze. Doch wat baat het, als deze behoefte niet tot daad wordt, als wij niet door iedere Kerstfeestviering beter, reiner en eenvoudiger worden en als wij ons dageiijksch sleurleven niet weten op te heffen naar de hoogten van Schoonheid en Liefde. Gelukkig de mensch, die met deze verlan gens in het hart en met dezen drang naar vernieuwing de kerstkribbe nadert, want voor hem staat de mogelijkheid open, om iedere snaar van zijn wezen af te stemmen op de stra- iingskracht van het Godskind. Een gloed van verlangen zal in hem gewekt worden naar een eenvoudiger en heiliger leven en de bezieling om mee te kunnen werken aan den opbouw van de nieuwe samenleving, die komende is en die gegrondvest zal moeten worden op vereenvoudiging in alle dingen des levens en op reinheid van bedoelingen. Mogen wijsgeeren en kunstenaars en alle mannen en vrouwen, die voor het welzijn van anderen werken, geïnspireerd worden, om hun nieuwe scheppingen met meer eenvoud te construeeren, opdat de menschheid hun werk gemakkelijker zal kunnen begrijpen en door voelen en het daardoor beter in eigen levens kring zal kunnen verwerken. En al zal er, evenmin als voor het Christus kind plaats voor hun werk zijn in de herberg van het leven, door het Christuskind zullen zij leeren begrijpen, dat er maar weinig plaats noodig is voor een nieuw plan of een nieuw denkbeeld, dat zijn oorsprong vindt in den zui- versten Eenvoud, want alles, wat Waarachtig heid' in zich draagt, is onweerstaanbaar en zal allen tegenstand overwinnen. Als er meer eenvoud zal komen in ons han delen en ons begeeren en in ons leven onder de menschen, zal er ook spoediger Vrede zyn. Ko Borsten. L'union de ces deux réalités eu un titre semble un paradoxe. Noël, fête annuelle journée part, et l'Eglise tous les jours, représentant quelque chose de quotidien. A Noël, nous recevons la visite de Venfant- Dieu. A l'Eglise tous les jours, nous voulons apporter tout l'Evangile! Et pourtant, sans chercher bien loin, il y a de bonnes raisons d'associer Noël l'Eglise tous les jours. Car, sans la venue de Jésus-Christ nous n'aurions rien a dire dans nos services quotdiens. Voila pourquoi nous saluons Noël avec joie Noëlqm va nous rappeler la merveilleuse aventure tentée par Dieu lorsqu 'II vient sur la terre et nous tend la main, Ia petite main de l'Enfant. Et nour parler a la manière des hommes. l'Eglise tous les jours n'est-elle pas un tout tout petit moyen, encore peu développé. pauvre et soutenu presque uniquement par sa mar- raine Huguenote l'Eglise des Refugiés, ua moyen dout Dieu v la main aux homme A la veille de en présence de la pas permis de rap se.rvir des choses atpparence pour son sürement niême, 1' t-elle un moyen d' flamme de Noël? Car, c'est bien pouvons chanter: Gloire S, Paix sur Een aardig Kerstki ken van een garenklr wordt het door middi met een scherp mesje we zijn al bijna klaar heel te kleuren, met een heel aardig effec kunnen we er wat „g takje van de dennenb een strikje er om hee om het in een oogwei Kleine takjes hulst tijd hljel aardig. Ook ten over het damast naamkaartje op elk voudig kan men zool visitekaartje, een tak goede wil, ziedaar allesmaak het Voor hen die wijn geldt nog het volgenc uit een nieuw glas dus zooveel glazen b; wün schenkt. Meer terglas echter liever overladen. Thans nog van wijnen: Vcörspij witte Bordeaux, Soep schotelWitte Bordei lichte Bordeaux, Gevo betere Bordeaux, thans.... Smakelijk GEBRAD1 1 Kalkoen, 125 gram boter, 125 gram vet spek, vulsel, zout. De kalkoen uitnemi emuen der vleugels ei krop voorzichtig leeg vervolgens in koud zorgvuldig wasschen hierachter volgende barstopéning plaatsen heelen vogel, die door ziet, met zout inwrijve schijfjes spek bedekken den, den kalkoen er ir sen en gedurende een de heete boter overgie voegen, de pan sluit* mooi licht bruin brac Men kan des verki een weinig sago of pi K-alkoen wordt alsv Eerst worden de vl (smaak als kip weg: stukken gesneden. 1 schenkels weg (smaal en ten laatste komt aan den beurt (smaak Van den afval kan m Ion koken, of wel. me of wortelen een smakc VULSELS VOOR LEVE1 De kalkoenlever 2 a 3 ganzenlevers 2 chalotte 1 heel ei of 2 eier do 150 gram oud brood zout peper melk Een halve eetlepel fiji De lever fijn hakker de fijn gehakte- chalc Overigens bereiden ale GEBRAD 1 wild konijn 125 gram spek 100 gram boter 2 lepels zure room of Het konijn schoonn In de braadpan de b spek licht bruin lah konijn onder herhaal brum braden (pi. mir wordt aan het einde over het vkfesch uitg nageraden. Door de een weinig pikant wil terd geroerd worden. Het konijn wordt cx gedurende 2 dagen i er dan het volgende sterken wijnazijn nu uien, laurierbladen, ee nagelen aan de kook KREE1 Overtuig U of de bij het kopoorststuk gers niet in den nas stuk en het staar raken. Stop het in 1 snel het deksel op d ruim water met 20 naar de grootte in 2( Fransche gewoonte, wortel en petersel voegen: sommigen i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1933 | | pagina 4