TWEEDE BLAD
AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA
EN PIETJE ROET.
ONS JAZZ-HOEKJE.
SCHAAKRUBRIEK
Losse Blaadjes.
Werk.
Brokjes Levenswijsheid.
Morgenziekte.
TOONEEL.
Kijkjes Buiten.
HET BLOEMEND AALSCH WEEKBLAD VAN
16 FEBR. 1934 No. 6.
In verband met de werkloos
heidsbestrijding zal een wetsont
werp worden ingediend, waarbij
60 millioen gulden wordt gevraagd
voor de uitvoering van groote
werken.
De werkloosheid is een kwaad,
Dat maar niet wil verdwijnen.
En 't doet dan ook de toekomst niet
Bijzonder hoopvol schijnen.
Er zyn nog immer velen, die
Geregeld steun gaan halen,
Waarvoor de „werkers" extra veel
Belastingen betalen.
Maar wie steeds gratis uit de ruif
Van d' overheid mag eten,
Kan daarvoor wel wat werk gaan doen,
Dat anders werd verggten.
In enk'le plaatsen van ons land
Laat men de regeling gelden,
Dat tot den arbeid wordt verplicht
Wie zich voor steun komt melden.
Zoo kunnen werken uitgevoerd,
Waarvan men niet zou droomen,
Die anders zeer waarschijnlijk niet
Aan 'd orde zouden komen.
De landsregeering doet thans mee
'tldee schijnt haar te lokken!
Er wordt nu zestig millioen
Voor werken uitgetrokken.
Straks neemt men met versnelde vaart
De wegen onderhanden;
Er zjjn er nog te weinig hier
In 't rijk der Nederlanden.
Er worden havens uitgediept,
Men wil kanalen graven-
Kortom, men gaat het heele land
Verbeet'ren en beschaven!
Nu gaat men het belastinggeld
Voor 'n nuttig doel besteden,
(En heeft de fiscus reden, om
Ons verder uit te kleeden!)
De overheid is ook gebaat.
Wordt 't werk ter hand genomen,
Dan kan dit nieuwe wetsontwerp
Dus elk ten goede komen.
De werkeloozen zullen 't plan
Wel met gejuich begroeten;
Zij werken liever voor hun brood
Dan dat zij stempelen moeten!
(Nadruk verboden)
Op de vraag: wat is de meest verbreide ziekte?
«ou men ten antwoord krijgen: de morgenziekte.
Eigenlijk is het gemelijk, lusteloos, humeurig op
staan zoo algemeen, dat men, als iemand zijn
dag zou beginnen met een fleurig liedje te flui
ten, aan zijn gezondheid zou twijfelen. Een pret
tige stemming vóór het ontbijt behoort inder
daad tot de abnormale verschijnselen.
Waaraan zou deze morgenziekte haar ont
staan hebben te wijten Aan onze slechte me
thode van opstaan.
Uit onzen diepsten slaap schrikt ons een luid
rammelende wekkerbei op. De kamer is koud,
Wij tasten rond iti een mistigen schemer. Hui
verend staan we voor het ijzige water, dat on
verbicdelijk ons wacht. Is er onbelangrijker en
eentoniger bezigheid te bedenken can de dage-
Üjksche inzeep- en scheerpartij En het mani-
puleeren met al die kleedingstukken met hun on-
uitputtelijken voorraad kncropen en knoopjes
Welk een prozaïsch begin van den dag levert
dat ceremonieel van het aankleeden, wasschen
en kammen I Wie zou er niet door uit zijn hu
meur raken
Vrienden, wij doen het verkeerd Dit ceremo
nieel kan een feest zijnHerinneren wij ons
uit de Fransche geschiedenis niet de „lever du
roi", de ochtendplechtigheid in de slaapkamer des
konings, waarbij de gunstelingen genoodigd wer
den aanwezig te zijn Wij, gewone burgermen-
schen, staan veel te achteloos jegens de slaap
kamer, het vertrek waar we de meeste uren van
ons leven toch doorbrengen! De slaapkamer
moest onze feestzaal zijn en het opstaan de
vroolijkste plechtigheid van den dag. Waarom
kan ook ons lever" niet koninklijk wezen
Ik geef toe, dat den meesten onzer de gelegen
heid en de middelen hiertoe ontbreken. Het sla-
venbestaan van de school of de fabriek eischt ons
op, lang voordat wij nog op natuurlijke wijze
uit den slaap ontwaken. Dag aan dag komen wij
rust te kort en dit wreekt zich vooral in den
ochtend. Wij hebben een onweerstaanbare loom
heid te overwinnen. En wü rekken ons verblijf
in het bed tot het uiterste, zoodat we na het op
staan onmiddellijk den dag al met jachten moe
ten beginnen.
Maar ook wanneer wij gelegenheid hebben om
aan het begin van den dag rustig en opge
wekt alle aandacht te besteden, ontkomen wij
toch maar zelden aan de kwaal: morgenziekte
Het is, of wij ons tot gemelijkheid in den ochtend
verplicht gevoelen
Wij zijn als bewoners van een kil en duister
land en als dragers van een puriteinsche tra
ditie, zoo gehecht aan het ongerief, dat wij
alles wat het leven veraangenaamt als verslap
pend voor lichaam, karakter en geest beschou
wen. Wij verwennen ons niet graag, maar har
den ons des te liever.
Het was weder een Franschman, en wel nie
mand minder dan de roemruchte Messire Mi
chel, seigneur de Montaigne, die in zijn opvoed
kundige verhandeling heeft gewezen op het be
lang van een vriendelijker begin van den dag.
Zijn vader, kasteelheer aan 't eind van de Mid
deleeuwen, was het eens met die teerhartige
opvoeders, die beweren, dat het voor de weeke
hersentjes van de kinderen verkeerd is, hen
's morgens plotseling te wekken. Hij liet der
halve den speelman met lieflijke tonen den dag
aanvangen, zoodat zijn jongen ontwaakte bij de
klanken van de muziek. En Michel de Montaigne
is zijn vader voor deze methode levenslang dank
baar gebleven.
Het kasteel Montaigne stond in het zonnige
Zuiden; hoeveel te meer reden hebben wij om
ons te wapenen tegen de grimmigheid van een
Noordermorgen
Toch zou Messire Michel even vreemd opzien,
wanneer hij zijn droom werkelijkheid zag ge
worden, als zijn tijdgenoot Bacon, die in zijn
verbeelding reeds den toekomstigen mensch in
een vliegmachine zag zweven. De toekomst heeft
het verleden bevestigd; naast de vliegmachine
bedient ons nu ook de ochtendmuziek.
Want onwillekeurig moet ik aan de methode
van Montaigne's vader denken, wanneer ik het
program van de radio zie. Dit begint den dag
op dezelfde wijze, welke de Fransche kasteelheer
door G. TH, ROTMAN.
(Nadruk verboden.)
5. Maar na gedanen arbeid is het zoet rus
ten. Als Joosje en Pietje 's avonds met hun
negotie klaar waren en het verdiende geld
verdeeld en thuisgebracht hadden, gingen ze
samen wandelen. Zoo kwamen ze op zekeren
dag hg een hóoge heining met twee groote
deuren er in. Voorzichtig loerden ze naar
binnen
6. Het erf, dat er achter lag, behoorde zeker
aan een timmerman. Tenminste er lagen sta
pels planken en kisten en er stond een slijp
steen. Een, twee, drie glipten de jongens naar
binnen en maakten van een kist en een lange
plank een fijne wip. Hup! Hup! Op en neer!
Hoe langer hoe doller ging het!
voor zijn zoon toepaste, om hem te vormen tot
een rustig, opgewekt en harmonisch mensch.
Weliswaar is acht uur voor de meesten onzer
een te laat begin van den dag. Terwille van de
vele scholieren, arbeiders en zakenmenschen, die
reeds voor dag en dauw uit hun bed moeten,
zou men de ochtend-muziek vervroegd willen
zien. Want nu blijft dit voortreffelijk middel
voor geestelijke hygiëne voor het gros der men-
schen onbereikbaar.
Inderdaad het middel, dat Montaigne's vader
tegen de morgenziekte heeft uitgevonden, lijkt
probaat. Het vestigt in elk geval hierop de aan
dacht: dat wij geen deel van den dag mogen ver-
waarloozen als een onverschillig en onbelangrijk
fragment. En in geen geval het begin van den
dag, dat-, gelijk alle begin, het halve werk Is.
Het is waar, wat het andere spreekwoord zegt:
alle begin is moeilijk. Daarom verontschuldigen
wij d'e morgenzieken, die nog niet tot het besef
van htm slechte gewoonte gekomen zijn. Maar
zoodra zij het weten, dat ook opstaan een le
venskunst is, zullen zij niet langer louter met
kribbige scherts het woord van den dichter mis
bruiken: „Wees welkom, schoone dageraad",
maar inderdaad welgemoed uit hun bed sprin
gen om hem te verwelkomen.
H. G. CANNEGIETER
7. Maar o jongens, ze hadden geen van bei
den erg in den waterput er vlak bij. De plank
schoof onder 't wippen wat op zij en kwam
opeens bom! met het eene eind op den put
rand terecht, zoodat Pietje Roet hals over kop
in den put viel! Heel in de diepte hoorde ,,e
een plons en het water spatte hoog boven den
Put uit! Meteen sloeg de plank terug, en
Joosje kwam met een hevigen smak op den
grond terecht
8. rJoosje krabbelde bleek van schrik over
eind, liep naar den put en boog zich over den
rand. „Ben je daar nog?" riep hij. „Ja!" riep
Pietje Roet benauwd uit de diepte, „er staat
gelukkig niet veel water in; ik blijf nog net
met mijn hoofd boven. Maar haal me er nu
alsjeblieft gauw uit, want ik heb me leelijk zeer
gedaan en het water is kletsnat!" Ja -lat
was gemakkelijker gezegd dan gedaan!
„DE VIER MÜLLER'S'.
Blijspel in drie bedrijven van Arman Friede
man en Ludwig Herz zoowel in den Jansschouw
burg als in den Stadsschouwburg te Haarlem
gegeven door het gezelschap van Cor Ruys en
Louis de Bree.
Dit blijspel zal waarschijnlijk nog vele malen
in Haarlem gegeven worden in beide onze
Schouwburgen. Het verdient dit. Voor het eerst
zagen wij het in den Jansschouwburg. Het gun
stig verslag wat wij daarvan voornemens waren
hier te plaatsen is dcor een ongelukkig- toeval
op de reis van onze pers voor onze abonne's te
loor gegaan. Wij nemen dus de gelegenheid, dat
wü het zelfde stuk van het zelfde gezelschap
in den Stadsschouwburg zagen te baat om dit
maal beide Schouwburgen in een adem te noe
men. De opvoeringen trouwens geleken op elkaar
gelük twee druppels water. Het stuk-is volstrekt
niet onbelangrük. En ook niet voortdurend zoo
lachwekkend als de wijze, waarop het publiek
op de voorstelling in den Stadsschouwburg re
ageerde, zou doen veronderstellen. De lach was
daar niet van de lucht. Er komen in het stuk
twlae ernstige momenten voor, uitlatingen van
den ouden stamvader Müller (Cor Ruys) die tot
zijn kleinzoon Otto Müller (Louis Borel) (waar-
schünlijk is hiermede de oorlog van 1870 bedoeld)
zegt: „een geheele wereld is stuk geslagen, de
jeugd zal de wereld weer van voren af aan moe
ten opbouwen". Dit is wel aaer toepasselijk op
den tyd na den ongelükkigen en misdadigen
wereldoorlog en wij verdenken Cor Ruys, die de
vertaling verzorgde ervan dat hij deze zinsnede
eenigszins naar den bruikbaren trant van het
ongelukkige heden heeft overgezet. Een ander
maal spreekt grootvader tot een der hulpperso
nen gemoedelijk, maar uit de volheid van zijn
hart ongeveer aldus: „Een mensch heeft hier
binnen in een oneindige schat van liefde mede
gekregen, waarom het hem een behoefte is aan
andere uit te deelen, zonder ophouden en alleen
omdat hü het niet laten kan".
In dezen dubbelen inhoud- van het stuk worden
beurtelings jongeren en oudteren ertoe aange
trokken. In de eerste voorstelling, die wij bü-
woonden, waren tal van jongelieden aanwezig.
Het verbond tusschen oud en jong, tot redding
van den middelbaren leeftijd en over het hoofd
van dien middelbaren leeftüd heen is het stra
mien. waarop dit tragisch-komisch blij eindend
spel geborduurd is.
De Müllers waren: Cor Ruys (de Grootvader),
Jacques Reule (de Vader), Louis Borel (de klein
zoon) en Louis de Bree (Mendl Müller, de
half goedige, half verdorvene intrigeerende neef-
aan-lager-wal), ze worden door de drie overige
personen, Guita Chrlspijn—Mulder (Ella Müller,
vrouw van Vader Müller), Lily Bouwmeester (Dr.
Hertha Berker) en Elieze Pisuisse (Mary Chogau)
voldoende gesecondeerd. De Bree is in dit stuk
een tweeling-broeder in het komische van Cor.
Ruys. Ruys weet zich in dit stuk eenige reserve
op te leggen, zocdat de waarde in het stuk niet
onder al te groote humor of komiciteit schuil
gaat. Moge htet publiek hem daarbü door den
ernstigen ondergrond van het geval te beseffen,
in die richting helpen. Het wordt anders voor
Jacques Reule wel wat moeilijk uit zijn rol te
halen wat er in zit.
T.
STADSSCHOUWBURG. OPERA STUDIO.
Die Fledermaus.
De Opera Studio gaf Woensdagavond haar
eerste voorstelling te Haarlem. Om kort te
gaan, wij hebben genoten, want de voorstelling
was Af. Alles was even verzorgd, ook het
muzikale gedeelte, het orkest ondersteunde het
geheel op uitnemende wijze en .Dirigent Paul
Fella mag zeker een groot deel van het succes
op zijn naam boeken.
Over die Fledermaus zelf beheeven wij niet
uit te weiden, het mag als bekend veronder
steld worden. Wij voor ons, vinden het altijd
zeer prettig als deze oude operettes weer teu
tooneele gebracht worden en gezien de be
langstelling, de zaal was behoorlijk gevuld,
denken er velen zoo over.
En zoo was het dus een „gezellige" voor
stelling, gedragen door een aantal ras-artisten
die volkomen op elkaar ingespeeld waren en
het stuk met een enthousiasme droegen, wat
aanstekelijk op- de zaal werkte. Wat een keu
rig spel gaf niet Adele (Lia Fuldauer), hoe
parelend klonk: Glückhoh ist, was nicht mehr
zu anderen 1st.
Ook Rosalinde eii Ida (Else Muselli en Ellen
Schwarz) beschikken over zeer fraaie stem-»
men, welke het publiek van Johann Strauss'
charmante muziek ten volle deden genieten.
Een speciale uitzondering willen wij maken
voor Frosch, den cipier (Erwin Parker). Hü
was kostelijk, wat een pracht-creatie, wat een
verve, buitengewoon was dit spel, de zaal
gierde. Ook Dr. Blind (Jos. Franken) gaf
prachtig spel.
In de tweede acte, het feest in den tuin van
Prins Orlofsky, danste Darja Collin en haar
groep „Rosen aus den Süden". Darja Collin
en haar groep, zeven bevallige figuurtjes in
smettelooze costumes, zeven mooie gezichtjes,
een feest van gratie. Geen wonder, dat men
het laatste gedeelte bisseeren moest.
Wij herhalen, wü hebben genoten en wü
h pen, dat de Opera Studio spoedig terug
moge komen, want het is altüd prettig een
avond van kunst en geest te genieten.
EEN PRAATJE OVER DE MAAN.
De eerste dag der week wordt door Neder
landers, Duitschers, Engelschen en Scandina-
viërs dankbaar Zondag, Sonntag, Sunday en
Söndag genoemd naar het machtige hemel
lichaam dat alle warmte en licht geeft.
Deze volken huldigen op dezelfde wüze het
hemellicht dat in belangrijkheid op de zon volgt,
als zü den tweeden weekdag Maandag, Montag,
Monday, Mandag (Deensch) en M&ndag
(Zweedsch) betitelen. We kunnen er m dit rijtje
onze Friezen nog bü vermelden, die Moandei
zeggen, den eersten dag echter niet naar de
zon maar sjnein wie verklaart me dat woord?
noemen. Ook de Franschen en de Italianen
behooren met hun Lundi en Lunedi, waarbij ze
aan de zachtblinkende Luna denken, in deze
groep van vereerders thuis.
De zon is altijd een ronde licht kogel, de maan
is altüd voor de helft donker.
Als de verlichte helft van de maan heelemaal
naar ons toegekeerd is, spreken wij van volle
maan. Zien we maar een gedeelte van de ver
lichte helft, dan nemen wü een sikkel of een
segment waar. Is zoo 'n deel juist een halve
cirkel, dan noemen wij dat kwartier. Zooals
ieder weet Is er een eerste D en een laatste
kwartier Cl We kunnen die met een ezels
bruggetje gemakkelük uit elkaar houden door
het rechte lüntje in de eerste figuur naar be
neden en dat in de tweede figuur- naar boven
te verlengen. We krijgen dan P en d,
premier en dernier. Keert de maan ons haar
donkeren kant toe, dat is bü dag, dan zouden
we een zwarte schüf aan den hemel moeten
zien. Dat gebeurt echter niet. Ten eerste wordt
dat belet door het diffuse daglicht, ten tweeden
ontvangt de nieuwe maan eigenlük van twee
kanten licht. Van de zon in de eerste plaats en
wel aan den van ons afgekeerden kant en van
de aarde op de naar ons toegekeerde züde. Dit
laatste licht is veel sterker dan wat wü van de
volle maan ontvangen, omdat deze heel klein is
vergeleken bij de aarde.
En wanneer zien wij nu volle maan, eerste en
laatste kwartier, en wanneer hebben we nieuwe
maan? Volle maan altijd na zonsondergang, dus
oost tegenover west. Nieuwe maan, als ze met
de zon opkomt, dus den heelen dag onzichtbaar
aan de lucht zit. En elke andere gestalte, van
den smallen sikkel af, dien je na zonsondergang
laag in het westen kunt zien, tot de volle maan
toe, kan verklaard worden uit de verschillende
standen van een bol waarvan de eene helft
helder verlicht wordt.
Het is niet gemakkelük een antwoord te geven
op de vraag, of de maan groot is. Het eenvou
digst is te antwoorden met een wedervraag: Is
de kat een groot dier? Nee, zeggen wü en den
ken dan aan onze eigen afmetingen. Maar
vragen we het aan een muis, dan zegt die: Ja,
erg groot. Alles is betrekkelyk. De vraag naar de
grootte der maan zal dan ook wel bedoeld zün
in betrekking tot de aarde. En dan moet het
antwoord luiden: zij Is klein. De verhouding Is
ongeveer als die van een tennisbal tot een vier
maal zoo dikken voetbal. En daar de voetbal
naar alle züden, lengte, breedte en hoogte, vier
maal zoo dik is als de tennisbal, kom je tot
het besluit, dat de eerste 4 x 4 x 4 64 maal
zoo groot moet zijn als de andere.
Zoo is het ook met de aarde en de maan,
maar het getal 4 is wat te groot genomen. In
werkelijkheid is het 3 2/3. Waaruit volgt, dat
de aarde 11/3 x 11/3 x 11/3 1331/27 50 maal
zoo groot is als de maan.
Een vraag die hier bij behoort, is: Hoeveel
maal is het oppervlak van de aarde zoo groot
als dat van de maan? We zouden dat heel aar
dig kunnen onderzoeken met den voetbal enden
tennisbal, door ze beide met verf te bestrijken.
Er zou blüken, dat we voor den grooten bal
16 4 x 4 maal zooveel verbruikt hadden als
voor den kleinen. Ook kunnen we beide ballen
wegen en vinden voor de dunne laag gummi van
den voetbal 16 maal het gewicht van de even
dunne laag tennisbal-gummi. Hieruit besluiten
wü, dat het aardoppervlak 11/3 x 11/3 r= bijna
13% maal zoo groot is als de maanoppervlakte.
En daar wij bü volle maan de helft van ons
hemellichaam zien, Is dat oppervlak het 27ste
deel van de heele aardoppervlakte.
We zouden ook kunnen zeggen: het heele
Sovjet-gebied plus Noord-Amerika is even groot
als de volle maan. Wil je het nog anders? Europa
is zoo groot als een zuiver eerste of laatste
kwartier.
En nu dringt zich een derde vraag naar voren:
hoe ver is de maan van ons af?
Het antwoord kan zijn: heel dicht bü ons,
als we haar afstand vergelijken bü dien van
andere lichamen in de oneindige ruimte, of met
den omtrek van onze aarde. Als we een draad
10 maal om den evenaar konden spannen, zou
die lang genoeg zün om de aarde met de maan
te verbinden. Dat lijkt dichtbü, maar in cijfers
is het toch 390.000 KM. Dat wil zeggen een af
stand, dien een trein van 75 KM. per uur nacht
en dag doorstoomende in 6 jaar zou afleggen.
Reken maar na.
K. ZW.
TECHNISCHE AFDEELING.
Deze week werd lk met een buitengewoon
groot pak verrast en daar we nu de St. Nico-
laas-ttjd alweer een stuk voorbij zijn, dacht
ik aan een vergissing. Doch de verleiding werd
me te machtig en ik opende het pakket,
waarin een Ukelele lag met een leerboek. Ver
der was er een begeleidend schrijven bij, en
bleek dit pakket afkomstig te zijn van de
firma Hogelbijl te Haarlem. En werd mü ver
zocht dit instrument te bespreken, aan welk
verzoek ik gaarne voldoe.
Een Ukelele is een soort kleine guitaar met
4 snaren en is uitermate eenvoudig gecon
strueerd. Een houten klankkast, 4 snaren en 4
schroeven, om de snaren te spannen, en ver
der niets. Men ziet, dus, hieraan is niet veel
stuk te maken. Een Ukelele is reeds jaren in
't buitenland (vooral in Engeland en Ame
rika) in zwang en heeft daar elke behoorlijke
jonge jazz-liefhebber zoo'n instrument. En nu
is de laatste jaren dit instrument bezig in
Holland veel opgang te maken. Wat hiervan
de oorzaak is?
In de le plaats, de buitengewone lage prijs
van het instrument (het mü toegestuurde
kostte f 3.90 en zag er geweldig keurig uit).
Oplossingen, bijdragen, enz. te richten aan den
Schaakredacteur, Gedempte Oude Gracht 63,
Haarlem.
PROBLEEM No. 412.
c. C. W. Mann,
('s Gravenhage.)
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Khl, Db4, Pe6, Pf7, a3, fS.
Zwart: Kd5, Pa8, a4, b7, f4, g4.
EINDSPEL No. 89.
In de 10e matchpartü, gespeeld te Lening
rad 15 December 1933, tusschen de meesters
S. Flohr (Praag) en M. Bq twin nik
(Leningrad), ontstond na den 26sten zet van
Wit (Flohr), Lg2—f3 de volgende stand:
Op zeer fraaie wüze won Zwart na enkele
zetten, met een Dame-offer:
26h4Xg3!
27. Lf3Xg4 g3Xf2f
28. Kgl g2 Pf6'Xg4
29. h2—h3 Pg4f6
30. Kg2Xf2 Pf6—e4j
Opgegeven.
Op 31. Kf2—g2 volgt Ld7Xh3f, enz.
KIJKERS NIET GEWENSCHT.
Twee heeren, die eén party schaak speelden
in een café, hadden veel last van de toeschou
wers, die achter hun stoelen stonden en be
langstelling toonden in het spel. Eindelyk
vroeg een der spelers aan een der toeschou
wers zijn plaats te willen innemen, tot hü zou
terugkomen. De toeschouwer ging zitten,
waarna de eerste speler de zaal verliet.
Spoedig daarna volgde tweede speler dezelfde
tactiek, zoodat de beide plaatsvervangers ach
terbleven en met elkaar schaakten. Toen zy een
heele poos hadden gespeeld, informeerde een
der vervangers by den ober, waar de beide
heeren waren, die oorspronkelijk aan dit
tafeltje speelden. De ober antwoordde: „Zij
spelen schaak in de zaal hiernaast."
(„Weekly Irish Times.),
OPLOSSING PROBLEEM No. 409.
(Erich Brunner).
Stand der stukken:
Wit: Kf3, Ta2.
Zwart: Khl, Pb4.
1. Ta2a4, Khl—gl; 2. Ta4xb4, Kgl—hl;
3. Kf3—f2, enz.; 2Kgl—h2; 3. Tb4—
bl, enz.; 1Khl—M; 2. Ta4Xb4, Kh2—
gl, 3. Tb4—h.4, enz.; 2Kh2—hl (h3);
3. Kf3—f2, enz.; 1Pb4—d3; 2. Kf3—
g3, onv.; 3. Ta4al (f)enz, 1Pb4—
c2 (a2)2. Kf3—f2, Pb4 (d4); 3. Ta4Xd4, enz.;
1Pb4d5; 2. Kf3—f2 (g3), enz.;
1Pb4a6 (c6); 2. Kf3—g3)! enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort te Haarlem.
De pry's is dus voor niemand een beletsel. Ver
der is er nog een zeer belangrü'ke factor en
wel de verbazend makkelijke manier waarop
men het Ukelele spel kan leeren en leert. Ik
kreeg een studieboek dik 32 bladzijden, en dit
boek is zeer duidelyk en helder geschreven.
Ik ben 's avonds om 8 uur begonnen om te
pogen uit de Ukelele eenigszins dragelijke
muziek te krijgen en ziet, dank zy het leer
boek, kwam er om 11 uur reeds iets, wat op
muziek geleek. En na eenige dagen ging het
al vrij aardig. Men ziet het, binnen 14 dagen
kan men het Ukelele spel machtig zijn. Het
leerboek is geschreven door Lew Stern en is
uit de bekende „First Step" serie der firma
Keith Prows en Co. te Londen.
Na dit alles er over gezegd te hebben, zou
ik een ieder willen toeroepen, loop zoo snel
mogelijk naar de firma Hogenbijl, Oude Groen
markt 28, Haarlem, laat U een Ukelele en het
leerboek toonen en U wordt kooper!!!!
Het leerboek bevat aardige songs, zooals
„My old Kentucky Home", en Indien men nu
al de songs van het leerboek heeft doorge
speeld, pakt men de eerste beste Engelsche
song en u zult zien dat daar zelfs ook de
Ukelele grepen boven staan. Indien U er dus
een koopt, behoudt het altijd zijn waarde en
men heeft er dus nooit spüt van.
Rest ons nog te vermelden dat er water
dichte foudralen by te krügen zijn, wat dus
onnoodige beschadiging voorkomt.
E. G.
N.B. In deze maand zal ook nog het beloofde
Kovacs Lajos artikel verschijnen. Dit ter ge
ruststelling voor de Kovacs Lajos' liefhebbers,
„Jazz"-red. "Sj