TWEEDE BLAD
AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA
EN PIETJE ROET.
SCHAAKRUBRIEK
Losse Blaadjes.
Nieuwe Spelling.
Brokjes Levenswijsheid.
Confrontatie-dressuur.
Het doel der industrie.
UIT BOEK EN BLAD
BET BLOEMEND AALSCH WEEKBLAD VAN
20 APRIL 1934 No. 16.
In deez' dagen komt de spelling
Weer eens extra op de proppen,
Nu men van regeeringswege
'n Nieuwe in ons hoofd wil stoppen.
D'oude spelling heeft bezwaren,
Is niet makk'lijk aan te leeren,
Ja, wie foutloos wil gaan schrijven
Mag wel dag en nacht studeeren!
Zes jaar lgag're school kan meestal
Niet voldoende wijsheid geven
Aan de nijv're jongelieden
Bij hun intree in het leven.
Ja, zelfs gestudeerde menschen,
Waar je 't niet van zou verwachten,
Schrijven fouten, die doen denken:
„Man, waar waren je gedachten!"
Daarom heeft men overwogen
Om die moeielijke zaken
Ten gerieve der bevolking
Wat eenvoudiger te maken.
Maar het gaat niet zoo gemakk'lrjk.
,,'t Staat zoo raar, die nieuwe spelling",
Zeggen velen, „die te lezen
Is beslist een oogenkwelling!"
„Dat 's een kwestie van gewoonte"
Zegt men dan van and're zijde
„Vereenvoudiging der spelling
Is een reden tot verblijden!"
E!n de vóór- en tegenstanders
Schermen zoo al vele jaren,
Vliegen om een kleinigheidje
Steeds elkander in de haren
leder doet, gelijk hem goeddunkt,
Schrijft de één het woord „cadeautje"
Met een c, dan spelt een ander
't Met een k, en met één o-tje!
Dat 's een ongewenschte toestand,
En om uit 't moeras te raken
Zal de onderwijsminister
Nieuwe spellingsregels maken.
En die mogen wij proiieeren
Om zóó practisch te ervaren
Of ze makk'lijk zijn te leeren,
Ook al blijven er bezwaren.
Als nu maar de twee partijen
Zich niet wéér ten strijde gorden.
Anders kan de spelling-chaos
Er nog grooter door gaan worden!
(Nadruk verboden)
Paarden zijn van nature schrikachtige bees
ten. Een groot deel van de paardendressuur
bestaat in liet aanwenden van middelen om de
dieren ceze aangeboren eigenschap te laten ovler-
winnen. Wanneer men politie-ruiters met deze
dressuur bezig ziet, krijgt men aanvankelijk wel
eens te doen met de beesten, die van zenuwach
tigheid schoppen en steigeren, wanneer men vlak
in hun nabijheid een pistool afschiet of allerlei
andere angstwekkende geluiden maakt. Men ge
went ce dieren, door vlammen te loopen, over
menscÜJenlichaoien heen te stappen, kortom, al-
ierlei dingen te doen, waartegen hun schrikach
tig wezen zich van nature verzet. Wanneer men
dan later temidden van allerlei straattumult
den politie-ruiter ziet optreden en iet op de vol
maakte kalmte van zijn paard, bewondert men
deze dressuur en men verblijdt zich er over, dat
het dier hierdoor van zijn angst is bevrijd.
Ik herinner mij, hoe koetsiers vroeger, toen de
auto het paard' als trekdier nog niet had vervan
gen, op dezelfde wijze te werk gingen om het
dier aan het toen nog nieuwe verschijnsel, den
spoortrein, gewend te doen raken. Er stond voor
den overweg een bord met het opschrift: Halt
wanneer een trein nadert De koetsier liet het
rijtuig tot dit bord doorrijden, klom dan van
den bok, greep het paard bü het hoofdstel, en
kalmeerde het beest met geruststellende woorden
en Iiefkoozingen, terwijl het snuivend en trappe
lend het naderend gevaarte in oogenschouw nam
Na enkele confrontaties was het paard aan den
spoortrein gewend.
'Dit middel dunkt mij ook voor schrikachtige
menschen geschikt. Vroeger heeft men in de op
voeding maar al te veel de omgekeerde methode
toegepast. Men ontzag den angst van het kind,
vermeed alles wat hem schrik, afkeer of angst
kon inboezemen en onthield hem de kennisma
king met hetgeen hem kon verontrusten. Men
ontkende het bestaan van het kwaad, stelde de
maatschappij als een ideale gemeenschap en de
menschen als engelen voor, betoogde dat mis
daden, rampen en ziekten, waarvan het kind bij
geruchte gehoord had, weliswaar in andere lan
den van de wereld voorkwamen, maar in zijn
woonplaats tot de onmogelijkheden behoorden;
men zweeg over verschijnselen, welke hem in ver
bijstering zouden kunnen brengen zooals het ge
slachtsleven,. ce godsdienst, de dood.
Geen wonder, dat zoo menig jong menschen-
leven door deze methode overstuur is geraakt.
Ook een paard, dat men nooit een spoortrein
heeft leeren aanschouwen en dat men niet aan
pistoolschoten gewend heeft, slaat immers op
hol bij het eterste gerucht
Allengs is men aan ook tot de ervaring ge
komen, dat confrontatie met de werkelijkheid, ook
zoo deze zich in angstwekkende verschijnselen
openbaart, de beste voorbereiding is voor een
kalme en rustige levenshouding. Men ontkent niet
langer het bestaan van het kwaad en het bestaan
van ziekte en dood; men stelt het kind tegen
over de ongerechtigheden der maatschappij en
erkent volmondig, dat het menschdom niet lou
ter uit engelen bestaat. Men laat hem huiveren
voor de onverklaarbare geheimen van het leven,
en opstandig trappelen tegen zooveel wat de
kinderlijke illusie verstoort.
Deze dressuur is een werk, waarbij men zijn
teergevoeligheid aanvankelijk heeft te overwinnen,
want grooter medelijden dan met een verschrikt
gemaakt paard heeft men met het geschokte
gemoed van een kind. Maar zooals men zich over
de zelfoverwinning van het paard verblijdt, geeft
ook de gemoedsrust van het aan die verschijnse
len der werkelijkheid allengs gewend geraakte
kind een gevoel van - voldoening.
Vócï lichtigeiife.ktd'-liaturehèiE ook kcti'bestap
van sommige menschentypen een foltering. Het
overgevoelige gemoed lijdt onder haat, jaloezie,
afkeer. Zelfs de naam van een antipathieke per
soonlijkheid kan hen reeds op onverdraaglijke
wijze prikkelen. Ook hier helpt de confrontatie-
dressuur.
Hond en kat, kat en kanarie zijn van nature
elkanders vijanden. Toch leven in verschillende
gezinnen deze huisdieren bijeen. Ze zijn aan el
kander gewend geraakt en hebben elkaar leeren
aanvaarden.
Maar ook dit is niet zonder zielsstrijd1 gegaan.
Ik heb een oom gehad, die zijn kat aan de ka
narie wende, door haar bij 't nekvel te grijpen
door G. TH. ROTMAN.
(Nadruk verboden.)
41. Professor Weetikveel vond het best, en
met hun drieën liepen ze nu naar het wagentje,
want daarin stond het busje met geld. Maar
net toen ze er aankwamen, kreeg Hektor een
slagersjongen in het oog, die met een vollen
mand heerlijk vleesch voorbijfietste. En
Hektor met groote sprongen er achteraan!
42. Neen maar, dat was verschrikkelijk!
Daar gingen de pindakoekjes en de duiten!
Wég het mooie wagentje en de hond! Tranen
met tuiten huilend, renden Joosje en Pietje hun
wagentje achterna, op den voet gevolgd door
den professor, die natuurlijk dacht: ik moet
m'n nieuwe paraplu hebben! En zoo duurde het
niet lang, of het werd een heele oploop.
43. De menigte groeide hoe langer hoe meer
aan; alles holde schreeuwend en tierend achter
den armen Hektor aan, die van louter angst nog
veel harder begon te hollen. De arme slagers
jongen wist niet, wat hem overkwam; hij stond
duizend angsten uit, en meende elk oogen-
blik Hektors tanden in zijn kuiten te zullen
yoelen
44. Maar wacht, daar kwam hij op een
reuzen-idee! Ja, zoo zou hij het snuivende
monster daar achter hem zeker kwijtraken!
Tusschen de heerlijkheden, die hg in zijn mandj"
had, lag een heerlijke, sappige biefstuk, die
voor mevrouw van den dokter bestemd was.
Hij- pakte het stuk vleesch, en gooide het ach
ter zich op straat.
en met haar snuit tegen de kooi te drukken.
Aanvankelijk sidderde het dier, zoo nabij zün
prooi, van jachtlust. Maar eiken dag werd het
kalmer en tenslotte zag P°es naar de kanarie-
kooi niet meer om.
Ik heb een man gekend, die een ander zoo
haatte, dat hg zijn naam niet in de krant Dezen
kon zonder van streek te raken. Maar deze man
was verstandig en pakte zijn natuur aan. Hij
plaatste de krant met den naam op zijn schrijf
tafel vlak voor zijn oogen, zoadat hij elk oogen-
blik aan het gehate wezen herinnerd werd. Door
deze confrontatie-dressuur werd hij zijn geprik
keld gemoed op den duur de baas.
Als men tegenstanders, concurrenten, medemin
naars ook onder de menschen eens ging behan
delen als mijn oom zijn kat en zijn kanarie, zou
den er minder ongelukken gebeuren en zou ei-
minder verdriet worden geleden dan thans.
H. G. CANNEGIETER
N. E. G.
Buiten- verantwoordelijkheid der Redactie.
Overname toegestaan, mits met bronvermel
ding.
De Nieuw-Economische Groep, waarvan deze
artikélen-reeks uitgaat, is een zelfstandige Ne-
derlandsche afdeeling der Gemeenschaps-
crediet-beweging, gebaseerd op de denkbeelden
en plannen van C. H. Douglas. Haar doel is
belangstelling te kweeken voor sociaal-econo
mische problemen, aan te toonen, welke fouten
in het bestaande stelsel de behoorlijke distri
butie van goederen en diensten onmogelijk
maken en te streven naar Economisch Herstel.
Allen, die waarde hechten aan het behoud
hunner burgerlijke vrijheid en de verwerving
hunner economische zekerheid, kunnen de N.
E. G. steunen door toe te treden als lid of als
donateur.
Het secretariaat is gevestigd Prins Hendrik
kade 20, Amsterdam, aan welk adres herdruk
ken van reeds verschenen artikelen gratis ver
krijgbaar zijn.
vin.
Crediet moge in vredestijd moeilijk te ver
krijgen zijn, in oorlogstijd stroomt het als
water (want de immer ontbrekende absolute
zekerheid van afzet ontstaat dan en de crediet-
gever? worden door geen „veiligheidsoverwe
gingen" meer geremd). Er kan dan ook weer
meer geld uitgegeven worden. Veel beschik
baar geld beteekent gemakkelijke verkoops-
mogelijkheid voor de goederen: de prijzen
stijgen en wat niet meer voor vreedzaam ver
bruik verkocht kan worden of daarvoor on
geschikt is, wordt opgeblazen of op andere
wijze opgeruimd. De productie wordt tot het
maximum opgevoerd, maar er komt nóóit te
veel. Industrieële landen kunnen zich eenvou
dig geen heerlijker toestand denken. Zoolang
inkomens gedistribueerd worden in ruil voor
verricht wei-k beschouwt men dien industrieëlen
arbeid als productie van rijkdom, hoewel men
eerder van verspilling behoorde te spreken,
wat oorlogsproductie in het algemeen is. Oor-
losprodwcD* is -eohter nift \^itsluitend verspil
ling, daar, om gelijken tred te houden met het
kolossale vernielvermogen van den modernen
oorlog, de productie tot een hoog punt van „ef-
ficiensy" (doelmatigheid) moet worden opge
voerd.
Oorlog heeft mitsdien zoowel een produc
tieve als een destructieve werking en indien
het financieele stelsel behoorlijk functioneerde,
zou de natie gecrediteerd moeten worden voor
de waarde der gecreëerde kapitaalgoederen en
gedebiteerd met de waarde van alles, dat ver
nield werd, want de kosten van het nieuwe be
drijf zijn begrepen in den prijs van verbruikte
of vernielde goederen en zijn betaald door de
gemeenschap (van consumenten en belasting
betalers) en dus, logisch, hun bezit. Inplaats
daarvan, ontstaat een schuld, de Nationale of
Staatsschuld, die door de banken gefabriceerd
wordt, via de Regeering. resp. de Schatkist.
Dat deze (en soortgelijke) Kapitaal-waarden,
of hun equivalent in koopkracht, de gemeen
schap niet ten goede komen (resp. haar
eigendom niet wordt) is een deel van onze
aanklacht tegen het heerschende stelsel en de
verklaring, waarom en waaraan het te gronde
gaat.
Hoewel wij in Nederland reeds lang geen
vroolijk oorlogje meer gevoerd, en naast
enkele nadeelen van elders gevoerde oorlogen
vele „voordeelen" in den vorm van O.W.'ers ge
noten hebben, is het oorlogsgevaar momenteel
zóó dreigend, ook. voor ons dat wij gemeend
hebben dit voorbeeld van nieuw-economisch
standpunt gezien, nog al uitvoerig naar voren
te moeten brengen. Overigens is al hetgeen
aangeveerd werd over het ontstaan van uitslui
tend schulden, óók in vredestijd en onder
alle andere omstandigheden van toepassing.
Financieel crediet.
Reëel Crediet.
Goederen Crediet.
Wij hebben getracht er de aandacht op te
vestigen, dat het verschil tusschen totale prij
zen en totale inkomens regelrecht voert naar
revolutie en oorlog, of één van heiden. Hoe
dat verschil ontstaat hebben wij met het A
plus B theorema gememoreerd, maar er zijn
ook nog andere redenen. Zooals, b.v. de on
wetenschappelijke wijze van crediet-verstrek-
king en -intrekking door c'e Banken, gepaard
aan de afwezigheid van controle op verkoops
prijzen en de gesties der banken.
Het credietwezen is zonder twijfel een der
belangrijkste dingen van dezen tijd. De emi
nente Amerikaansche jurist en staatsman, Da
niel Webster, zei hiervan: „Crediet is voor den
handel even noodzakelijk als voor ons de lucht.
Het heeft duizendmaal méér gedaan om de
wereld rijker te maken, dan alle mijnen ter
wereld tezamen". En hij heeft waarschijnlijk
gelijk, want hierdoor konden de nieuwe voort-
brengingsmiddelen ontstaan en in bedrijf ge
steld worden, zelfs wanneer 's werelds rijkdom
men grootendeels nog slechts latent bestaan
en nog nooit in hun volle omvang geëxploi
teerd zijn. En wij zijn van meening, dat zij thans
in vollen omvang geëxploiteerd kunnen wor-
den, en wel dadelijk, indien men maar wil.
I Zonder een georganiseerd crediet-wezen zou
e industrie zich nooit op productie op groote
chaal hebben kunnen instellen, dan zouden
stoom en electriciteit den arbeid der menschen
niet hebben vervangen en het is uitsluitend
omdat de werklast door de machines van den
rug der arbeiders afgenomen werd, dat werke
lijke emancipatie thans mogelijk, en niet langer
een droom is.
In een vorig artikel hebben wij reeds uit
voerig gesproken over de begrippen Finan-
ciëel en Reëel crediet. Wij komen er hier nog
in het kort op terug met eenige aanvullende
opmerkingen.
Reëelcrediet dan, wordt door Douglas gede
finieerd als de capaciteit eener gemeenschap
(met behulp van werktuigen, installaties,
techniek, arbeid en samenwerking) goederen
en diensten te leveren. De geheele gemeen
schap is in dit begrip opgenomen, niet de zoo
genaamde arbeiders alléén.
Financiëel-crediet is gebaseerd op reëei-cre-
diet en door het financieele crediet wordt het
reëele crediet in werking gesteld, waardoor
omzetting in tastbare goederen en diensten
mogelijk gemaakt wordt en de uitwisseling
daarvan bewerkstelligd wordt. Men heeft het
„het bloed van de gemeenschap" genoemd en
terecht. Waar het een zoo belangrijke rol te
vervullen heeft, behoort het onder de controle
der gemeenschap te staan en niet zooals
thans, nog steeds onder de exclusieve controle
van enkele particulieren.
Gezien dat financieel-crediet van zoo vitaal
belang is, zullen nagaan hoe het ontstaat en
hoe het werikt.
Voor ons doel kunnen we geld en financic-el-
crediet als één en hetzelfde beschouwen. Cre
diet en geld zijn onderling verwisselbaar. In
zijn hoek „Currency and Credit" schrrift R. O
Hawtrey „Crediet wordt dikwijls een substi
tuut yan geld genoemd. Het is even juist geld
als een substituut van crediet te zien. Da
banken zijn bereid geld om te zetten in cre
diet en crediet in geld, naar keuze der cliënten.
Zij vragen zelfs geen stem in het kapittel"
Verder schrijft hij „Vrijwel alle koopkracht ont
staat uit crediet en hoewel crediet omgezet
kan worden in geld, wanneer het in handen
komt van d-en arme. die geen bankrekening
heeft, of den rijke, die zakgeld noodig heeft,
herneemt het steeds de vorm van crediet en
wordt dan vernietigd". Reginald McKenna,
President van d-e Midland Bank, oud kanselier
van de Britsche Schatkist, sprak zijn aandeel
houders in 1924 in den zelfden geest toe: „Het
bedrag van het bestaande geld varieert alleen
door de handeling der banken, waardoor ze de
deposito's verhoogen of verlagen. We weten
hoe dat geschiedt: Iedere bank-aankoop van
beleggingswaarden schept een deposito en iedere
terugbetaling van een bankleening zoowel als
iedere bank-verkoop van beleggingswaarden,
vernietigt er een"
Hawtrey zegt voorts „Crediet ontstaat in
productie en wordt teniet gedaan door con
sumptie" en verwijzend naar het scheppen va.n
(financieel) crediet: „De banlder schept de be
talingsmiddelen uit het niets."
IN MEMOIUAM MEVROUW WILHELMEN A
BERNARDINA STOOF GEB. VAN
DEVENTER.
Toen de familie Stoop van „De Rijp" en me
juffrouw Van Rossem aan bekenden en vrien
den kennis gaven van het oveilgden op 14 de
zer in den ouderdom van 75 jaar van mevrouw
Stoop, was rondom het papie' dat die mede-
deeling behelsde dfe breede rouwrand wel zéér
passend. Dat beseffen in Bloemendaal vooral,
maar ook in geheel Haarlem en omstreken
zelfs zij die haar slechts somtijds en terloops
ontmoetten of haar leven slechts van op een
afstand gadesloegen. Vriendelijk maar toch
pittig was deze vrouw, ze moet behalve zeer
ontwikkeld en hoogst beschaafd tevens (wat
niet altijd voorkomt) volkomen eerlijk zgn ge
weest. Lag het daaraan, dat n.et iedereen zich
zoo maar tot haar durfde wenden? Terwijl toch
de vrijmoedigheid van onze landgenooten om
aan vermogende weldadig gez-nden hulp voor
anderen en voor zich zelf te viagen vrij groot
is? Verstandige weldadigheid te beoefenen lag
in haar macht en haar lust. Hoevelen hebben
niet daaraan hun gezondheid, misschien hun
leven, hun opgewektheid, hun rust, hun kracht
te danken! Doch men hoorde daar niet van,
het ging alles geleidelijk, nac-.urlijk zou men
kunnen zeggen, omdat het kwam uit een op
goed-doen ingestelden aanleg, die door veel
feitelijk goed-doen geoefend was. Het is voor
Bloemendaal vooral een groot voorrecht ge
weest, dat zij daarbij sterk kon leunen op haar
man. Maar zij leunde, en dac gaf aan haar le
ven een nog dieperen zin, innig en sterk op
haar God. Dat werd duidelijk in de intieme
rede door haar schoonzoon den heer Ir. Kessler
vóór de verassching j.l. Dinsdag op Westerveld
uitgesproken. Zij, die onder alle omstandighe
den godsdienst en kerk vereenzelvigen, zullen
zich hierover verwonderen. Ten onrechte Te
recht staat op menige roomsche kerk: Haec of
Hic donuis Dei (dit of hier is het Huis des
Heeren) op de buitenzij van het gebouw. Het
buitene, het leven, de open hemel, de wolken,
de zon, de maan en de sterren, heel de wereld
is Zijn gebied en Huis. De Kerk is het bedehuis
der menschen, die te klein zijn om Hem te
aanbidden in Geest en in Waarheid, zij is een
onontbeerlijk middel voor wie zonder haar het
contact met hun God zouden verliezen, zij is
en blijft toch een ding; zij is 'n plechtanker voor
de gemeente des H-eeren, maa' ook 'n anker is
'n ding. De kerk kan zijn prachtig van maat
verhoudingen, rijk gemeubileerd en op zijn
schoonst versierd, doorklonken door orgeltonen,
door diepe mannen en klare jongensstemmen,
maar muren en daken, meubelen en ornamen
ten, zelfs mannen en jongens zijn even zeer
maar dingen, als het niet de geest is die ze
vormt en rangschikt, ze doel blinken en klin
ken, de Geest die ook in één' eenvoudige diep-
gevoelige vrouw woning kan vinden en van
uit hare vensters zijn liefdegloed, zijn koeste
rende warmte weldoende kan uitstralen over
haar omgeving. Zulk een vrouw was „mevrouw
Stoop". Onze Bloemendaaische mevrouw
Stoop. Want hoevele .mevrouwen Stoop ons
land nog meer moge herbergen, voor ons in
Bloemendaal zal nog gedurende een onheuglijk
aantal jaren mevrouw Stoop zijn Wilhehnina
Bernardina Stoopvan Deventer, wier nage
dachtenis beter dan door eeróg couranten-arti
kel geëerd kan worden door eene gedachtenis
rede als van Ir. Kessler. waarvan wij hopen
dat zij zal worden gedrukt en op intiemen
maar ruimen schaal verspreid hetgeen in dit
geval mogelijk is. Wij besluiten met de woor
den van den onderdirecteur van Multifilm, die
bij afwezio-h°id wegens oro'eDoUtheid van den
heer Mol bij de verasschine dezen verving:
„Een leven, dat blijft in oppervlakkigheden is
de vreeselijke moeiten van te teven niet waard
Dit leven had een dieperen zin".
Oplossingen, bijdragen, enz., te richten aan
den Schaakredacteur, Gedempte Oude Gracht
63, Haarlem.
EINDSPELSTUDIE No. 11»
A. Ha va si.
(Boedapest.),
Wit aan zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Ke5, Df5, h5.
Zwart: Kg7, Ddl, d4, d5, g5.
OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP.
Na een pauze van vijf jaar beleeft de schaak
wereld weer eens het schouwspel van een
match om de hoogste waardigheid, welke zg
kan schenken. Dr. Aljechin verdedigt zijn titel
voor de tweede maal tegen Bogoljubow, van
wien hij in 1929 gewonnen heeft met 11 winst
punten en 9 remise-partijen, terwijl 5 partijen
voor hem verloren gingen. De voorwaarden
zijn dezelfde als bij de eerste match. De wed
strijd omvat 30 partijen. Winnaar is hij, die
het meeste aantal punten behaalt, met dien
verstande dat daarhg minstens 6 winstpunten
moeten zijn.
De match heeft plaats in verschillend:
plaatsen van Zuid-Duitschland. On eersten
Paaschdag is de wedstrijd in Baden-Baden be
gonnen, waar de eerste drie partijen zijn ge
speeld.
De uitslag was, Aljechin 1 gewonnen en 2
remises. De 4e en 5e partij zijn gespeeld te
Villingen in het Zwarte Woud. De uitslag was
Aljechin 1 gewonnen en 1 remise. Stand van
de 5e partij: Dr. Aljechin 3% punt, Bogolju
bow 1% punt. Als bet zoo doorgaat is de
match reeds na 15 partijen geëindigd. Maar
ook Bogoljubow, die in goede conditie is, zal
nu en dan wel eens een winstpuntje maken.
Toch is o.i. de uitslag niet twijfelachtig, na
melijk een overwinning van den wereldkam
pioen. Er zal voorts gespeeld worden in Karls
ruhe en Pforzheim en twee partijen in Mün-
chen. Daarna wordt gespeeld in Bayreuth,
Neurenberg, Wiesbaden (vier partijen), Mann
heim (drie partijen) en voor de tweede maal
in Karlsruhe. Ook hennen de steden Hef, Uon-
stanz en Stuttgart zich aangeboden om match-
partijen te financieren. In al deze plaatsen
worden voorts simultaanséances door de mees
ters gehouden.
De wereldkampioen is zich ernstig bewust
van zijn zware taak, maar is naar verlui!
zeker van zijn overwinning. Merkwaardig is
zeker, dat de laatst gespeelde ernstige partij
BogoljubowAljechin (Bern 1931) door Bo
goljubow werd gewonnen In elk geval een
buitengewoon interessante strijd, hoe de uit
slag ook is.
OPLOSSING SCHAAKPROBLEEM No. 416.
(O. M. O 1 s en).
Stand der stukken:
Wit: Ka7, Dc2, P<-3, Pg3, e2, f2. g5, h5.
Zwart: Kd4, Lh3, a2, a3, d7, f6, g2.
1. Dc2—c7,
(dreigt 2. Dc7b6f, 3. Pg3e4 mat of 3,
Db6Xf6 mat),
f6xg5; 2. Ka7b6, d7—d6; 3. Dc7—g7 mat.
Lh3e62. Pe3—c2f, Kd4—d5; 3. e2—e4 mat.
,Lh3—f5; 2. Pg3xf5t, Kd4—e4; 3. f2—f3 mat.
d7d62. Dc7—c4f, Kd4—e5; 3. f2—f4 mat.
Mooie matbeelden!
Goede oplossing ontvangen van: H. W. van
Dort, te Haarlem.
De plechtigheid der verasscning werd door
eene ontelbare menigte verwanten en belang
stellenden bijgewoond. Na de rede van Ir.
Kessler bedankte de eenige zoon der overle
dene mr. A. Stoop van hier in weinige maar
goedgekozen bewoordingen voor de. betoonde
belangstelling.
JOHAN FABRICIUS: Leeuwen hon
geren in Napels. N.V. H. P. Leopold's
U. M. Den Haag. Ing. f 2.90. Geb.
f 3.90.
Fabricus Is hier niet de fijne dwaler onder de
blauwe, Italiaansche lucht, maar de verteller,
die van wat er den vorigen winter in Napels is
gebeurd, een roman heeft gemaakt, zoo boeiend,
gaaf en af, dat we er even bij willen stilstaan:
Een circus, dat met de slechte tijden worstelt om
zijn bestaan, komt naar Napels. De koude
houdt het publiek verre en de schuldeischers
vragen het faillissement aan. Enkele dagen lang
ontfermt de bevolking van Napels zich over de
hongerende leeuwen, dan laat men hen aan hun
lot over en vindt het brullen nog slechts een
plaag voor de stad. Aan de vindingrijkheid van
een jongen Napolitaanschen advocaat is het te
danken, dat er een oplossing gevonden wordt.
Drie personen spelen er hun rol: Gottfried Sturm,
de directeur, die een hopelcozen strijd voert met
de tijdsomstandigheden en die het spoedige einde
van alles voorziet;
Rambaldo Fittipaldi. de jonge Napolitaansche
advcroat, oie aan den ondergang van het circus
zijn opkomst dankt en Paul de leeuwentemmer.
De karakters zijn zoo prachtig uitgebeeld, dat
de personen voor ons leven: we zien ze vóór ons.
Zijn kennis van het Napolitaansche stadsleven,
zijn suggestieve schrijftrant en prettige, lenige
stijl verhoogen de waarde van het boek.
Esvéa-