TWEEDE BLAD AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA EN PIETJE ROET. SCHAAKRUBRIEK Losse Blaadjes. Nieuwe Spelling. Brokjes Levenswijsheid. Confrontatie-dressuur. Het doel der industrie. UIT BOEK EN BLAD BET BLOEMEND AALSCH WEEKBLAD VAN 20 APRIL 1934 No. 16. In deez' dagen komt de spelling Weer eens extra op de proppen, Nu men van regeeringswege 'n Nieuwe in ons hoofd wil stoppen. D'oude spelling heeft bezwaren, Is niet makk'lijk aan te leeren, Ja, wie foutloos wil gaan schrijven Mag wel dag en nacht studeeren! Zes jaar lgag're school kan meestal Niet voldoende wijsheid geven Aan de nijv're jongelieden Bij hun intree in het leven. Ja, zelfs gestudeerde menschen, Waar je 't niet van zou verwachten, Schrijven fouten, die doen denken: „Man, waar waren je gedachten!" Daarom heeft men overwogen Om die moeielijke zaken Ten gerieve der bevolking Wat eenvoudiger te maken. Maar het gaat niet zoo gemakk'lrjk. ,,'t Staat zoo raar, die nieuwe spelling", Zeggen velen, „die te lezen Is beslist een oogenkwelling!" „Dat 's een kwestie van gewoonte" Zegt men dan van and're zijde „Vereenvoudiging der spelling Is een reden tot verblijden!" E!n de vóór- en tegenstanders Schermen zoo al vele jaren, Vliegen om een kleinigheidje Steeds elkander in de haren leder doet, gelijk hem goeddunkt, Schrijft de één het woord „cadeautje" Met een c, dan spelt een ander 't Met een k, en met één o-tje! Dat 's een ongewenschte toestand, En om uit 't moeras te raken Zal de onderwijsminister Nieuwe spellingsregels maken. En die mogen wij proiieeren Om zóó practisch te ervaren Of ze makk'lijk zijn te leeren, Ook al blijven er bezwaren. Als nu maar de twee partijen Zich niet wéér ten strijde gorden. Anders kan de spelling-chaos Er nog grooter door gaan worden! (Nadruk verboden) Paarden zijn van nature schrikachtige bees ten. Een groot deel van de paardendressuur bestaat in liet aanwenden van middelen om de dieren ceze aangeboren eigenschap te laten ovler- winnen. Wanneer men politie-ruiters met deze dressuur bezig ziet, krijgt men aanvankelijk wel eens te doen met de beesten, die van zenuwach tigheid schoppen en steigeren, wanneer men vlak in hun nabijheid een pistool afschiet of allerlei andere angstwekkende geluiden maakt. Men ge went ce dieren, door vlammen te loopen, over menscÜJenlichaoien heen te stappen, kortom, al- ierlei dingen te doen, waartegen hun schrikach tig wezen zich van nature verzet. Wanneer men dan later temidden van allerlei straattumult den politie-ruiter ziet optreden en iet op de vol maakte kalmte van zijn paard, bewondert men deze dressuur en men verblijdt zich er over, dat het dier hierdoor van zijn angst is bevrijd. Ik herinner mij, hoe koetsiers vroeger, toen de auto het paard' als trekdier nog niet had vervan gen, op dezelfde wijze te werk gingen om het dier aan het toen nog nieuwe verschijnsel, den spoortrein, gewend te doen raken. Er stond voor den overweg een bord met het opschrift: Halt wanneer een trein nadert De koetsier liet het rijtuig tot dit bord doorrijden, klom dan van den bok, greep het paard bü het hoofdstel, en kalmeerde het beest met geruststellende woorden en Iiefkoozingen, terwijl het snuivend en trappe lend het naderend gevaarte in oogenschouw nam Na enkele confrontaties was het paard aan den spoortrein gewend. 'Dit middel dunkt mij ook voor schrikachtige menschen geschikt. Vroeger heeft men in de op voeding maar al te veel de omgekeerde methode toegepast. Men ontzag den angst van het kind, vermeed alles wat hem schrik, afkeer of angst kon inboezemen en onthield hem de kennisma king met hetgeen hem kon verontrusten. Men ontkende het bestaan van het kwaad, stelde de maatschappij als een ideale gemeenschap en de menschen als engelen voor, betoogde dat mis daden, rampen en ziekten, waarvan het kind bij geruchte gehoord had, weliswaar in andere lan den van de wereld voorkwamen, maar in zijn woonplaats tot de onmogelijkheden behoorden; men zweeg over verschijnselen, welke hem in ver bijstering zouden kunnen brengen zooals het ge slachtsleven,. ce godsdienst, de dood. Geen wonder, dat zoo menig jong menschen- leven door deze methode overstuur is geraakt. Ook een paard, dat men nooit een spoortrein heeft leeren aanschouwen en dat men niet aan pistoolschoten gewend heeft, slaat immers op hol bij het eterste gerucht Allengs is men aan ook tot de ervaring ge komen, dat confrontatie met de werkelijkheid, ook zoo deze zich in angstwekkende verschijnselen openbaart, de beste voorbereiding is voor een kalme en rustige levenshouding. Men ontkent niet langer het bestaan van het kwaad en het bestaan van ziekte en dood; men stelt het kind tegen over de ongerechtigheden der maatschappij en erkent volmondig, dat het menschdom niet lou ter uit engelen bestaat. Men laat hem huiveren voor de onverklaarbare geheimen van het leven, en opstandig trappelen tegen zooveel wat de kinderlijke illusie verstoort. Deze dressuur is een werk, waarbij men zijn teergevoeligheid aanvankelijk heeft te overwinnen, want grooter medelijden dan met een verschrikt gemaakt paard heeft men met het geschokte gemoed van een kind. Maar zooals men zich over de zelfoverwinning van het paard verblijdt, geeft ook de gemoedsrust van het aan die verschijnse len der werkelijkheid allengs gewend geraakte kind een gevoel van - voldoening. Vócï lichtigeiife.ktd'-liaturehèiE ook kcti'bestap van sommige menschentypen een foltering. Het overgevoelige gemoed lijdt onder haat, jaloezie, afkeer. Zelfs de naam van een antipathieke per soonlijkheid kan hen reeds op onverdraaglijke wijze prikkelen. Ook hier helpt de confrontatie- dressuur. Hond en kat, kat en kanarie zijn van nature elkanders vijanden. Toch leven in verschillende gezinnen deze huisdieren bijeen. Ze zijn aan el kander gewend geraakt en hebben elkaar leeren aanvaarden. Maar ook dit is niet zonder zielsstrijd1 gegaan. Ik heb een oom gehad, die zijn kat aan de ka narie wende, door haar bij 't nekvel te grijpen door G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden.) 41. Professor Weetikveel vond het best, en met hun drieën liepen ze nu naar het wagentje, want daarin stond het busje met geld. Maar net toen ze er aankwamen, kreeg Hektor een slagersjongen in het oog, die met een vollen mand heerlijk vleesch voorbijfietste. En Hektor met groote sprongen er achteraan! 42. Neen maar, dat was verschrikkelijk! Daar gingen de pindakoekjes en de duiten! Wég het mooie wagentje en de hond! Tranen met tuiten huilend, renden Joosje en Pietje hun wagentje achterna, op den voet gevolgd door den professor, die natuurlijk dacht: ik moet m'n nieuwe paraplu hebben! En zoo duurde het niet lang, of het werd een heele oploop. 43. De menigte groeide hoe langer hoe meer aan; alles holde schreeuwend en tierend achter den armen Hektor aan, die van louter angst nog veel harder begon te hollen. De arme slagers jongen wist niet, wat hem overkwam; hij stond duizend angsten uit, en meende elk oogen- blik Hektors tanden in zijn kuiten te zullen yoelen 44. Maar wacht, daar kwam hij op een reuzen-idee! Ja, zoo zou hij het snuivende monster daar achter hem zeker kwijtraken! Tusschen de heerlijkheden, die hg in zijn mandj" had, lag een heerlijke, sappige biefstuk, die voor mevrouw van den dokter bestemd was. Hij- pakte het stuk vleesch, en gooide het ach ter zich op straat. en met haar snuit tegen de kooi te drukken. Aanvankelijk sidderde het dier, zoo nabij zün prooi, van jachtlust. Maar eiken dag werd het kalmer en tenslotte zag P°es naar de kanarie- kooi niet meer om. Ik heb een man gekend, die een ander zoo haatte, dat hg zijn naam niet in de krant Dezen kon zonder van streek te raken. Maar deze man was verstandig en pakte zijn natuur aan. Hij plaatste de krant met den naam op zijn schrijf tafel vlak voor zijn oogen, zoadat hij elk oogen- blik aan het gehate wezen herinnerd werd. Door deze confrontatie-dressuur werd hij zijn geprik keld gemoed op den duur de baas. Als men tegenstanders, concurrenten, medemin naars ook onder de menschen eens ging behan delen als mijn oom zijn kat en zijn kanarie, zou den er minder ongelukken gebeuren en zou ei- minder verdriet worden geleden dan thans. H. G. CANNEGIETER N. E. G. Buiten- verantwoordelijkheid der Redactie. Overname toegestaan, mits met bronvermel ding. De Nieuw-Economische Groep, waarvan deze artikélen-reeks uitgaat, is een zelfstandige Ne- derlandsche afdeeling der Gemeenschaps- crediet-beweging, gebaseerd op de denkbeelden en plannen van C. H. Douglas. Haar doel is belangstelling te kweeken voor sociaal-econo mische problemen, aan te toonen, welke fouten in het bestaande stelsel de behoorlijke distri butie van goederen en diensten onmogelijk maken en te streven naar Economisch Herstel. Allen, die waarde hechten aan het behoud hunner burgerlijke vrijheid en de verwerving hunner economische zekerheid, kunnen de N. E. G. steunen door toe te treden als lid of als donateur. Het secretariaat is gevestigd Prins Hendrik kade 20, Amsterdam, aan welk adres herdruk ken van reeds verschenen artikelen gratis ver krijgbaar zijn. vin. Crediet moge in vredestijd moeilijk te ver krijgen zijn, in oorlogstijd stroomt het als water (want de immer ontbrekende absolute zekerheid van afzet ontstaat dan en de crediet- gever? worden door geen „veiligheidsoverwe gingen" meer geremd). Er kan dan ook weer meer geld uitgegeven worden. Veel beschik baar geld beteekent gemakkelijke verkoops- mogelijkheid voor de goederen: de prijzen stijgen en wat niet meer voor vreedzaam ver bruik verkocht kan worden of daarvoor on geschikt is, wordt opgeblazen of op andere wijze opgeruimd. De productie wordt tot het maximum opgevoerd, maar er komt nóóit te veel. Industrieële landen kunnen zich eenvou dig geen heerlijker toestand denken. Zoolang inkomens gedistribueerd worden in ruil voor verricht wei-k beschouwt men dien industrieëlen arbeid als productie van rijkdom, hoewel men eerder van verspilling behoorde te spreken, wat oorlogsproductie in het algemeen is. Oor- losprodwcD* is -eohter nift \^itsluitend verspil ling, daar, om gelijken tred te houden met het kolossale vernielvermogen van den modernen oorlog, de productie tot een hoog punt van „ef- ficiensy" (doelmatigheid) moet worden opge voerd. Oorlog heeft mitsdien zoowel een produc tieve als een destructieve werking en indien het financieele stelsel behoorlijk functioneerde, zou de natie gecrediteerd moeten worden voor de waarde der gecreëerde kapitaalgoederen en gedebiteerd met de waarde van alles, dat ver nield werd, want de kosten van het nieuwe be drijf zijn begrepen in den prijs van verbruikte of vernielde goederen en zijn betaald door de gemeenschap (van consumenten en belasting betalers) en dus, logisch, hun bezit. Inplaats daarvan, ontstaat een schuld, de Nationale of Staatsschuld, die door de banken gefabriceerd wordt, via de Regeering. resp. de Schatkist. Dat deze (en soortgelijke) Kapitaal-waarden, of hun equivalent in koopkracht, de gemeen schap niet ten goede komen (resp. haar eigendom niet wordt) is een deel van onze aanklacht tegen het heerschende stelsel en de verklaring, waarom en waaraan het te gronde gaat. Hoewel wij in Nederland reeds lang geen vroolijk oorlogje meer gevoerd, en naast enkele nadeelen van elders gevoerde oorlogen vele „voordeelen" in den vorm van O.W.'ers ge noten hebben, is het oorlogsgevaar momenteel zóó dreigend, ook. voor ons dat wij gemeend hebben dit voorbeeld van nieuw-economisch standpunt gezien, nog al uitvoerig naar voren te moeten brengen. Overigens is al hetgeen aangeveerd werd over het ontstaan van uitslui tend schulden, óók in vredestijd en onder alle andere omstandigheden van toepassing. Financieel crediet. Reëel Crediet. Goederen Crediet. Wij hebben getracht er de aandacht op te vestigen, dat het verschil tusschen totale prij zen en totale inkomens regelrecht voert naar revolutie en oorlog, of één van heiden. Hoe dat verschil ontstaat hebben wij met het A plus B theorema gememoreerd, maar er zijn ook nog andere redenen. Zooals, b.v. de on wetenschappelijke wijze van crediet-verstrek- king en -intrekking door c'e Banken, gepaard aan de afwezigheid van controle op verkoops prijzen en de gesties der banken. Het credietwezen is zonder twijfel een der belangrijkste dingen van dezen tijd. De emi nente Amerikaansche jurist en staatsman, Da niel Webster, zei hiervan: „Crediet is voor den handel even noodzakelijk als voor ons de lucht. Het heeft duizendmaal méér gedaan om de wereld rijker te maken, dan alle mijnen ter wereld tezamen". En hij heeft waarschijnlijk gelijk, want hierdoor konden de nieuwe voort- brengingsmiddelen ontstaan en in bedrijf ge steld worden, zelfs wanneer 's werelds rijkdom men grootendeels nog slechts latent bestaan en nog nooit in hun volle omvang geëxploi teerd zijn. En wij zijn van meening, dat zij thans in vollen omvang geëxploiteerd kunnen wor- den, en wel dadelijk, indien men maar wil. I Zonder een georganiseerd crediet-wezen zou e industrie zich nooit op productie op groote chaal hebben kunnen instellen, dan zouden stoom en electriciteit den arbeid der menschen niet hebben vervangen en het is uitsluitend omdat de werklast door de machines van den rug der arbeiders afgenomen werd, dat werke lijke emancipatie thans mogelijk, en niet langer een droom is. In een vorig artikel hebben wij reeds uit voerig gesproken over de begrippen Finan- ciëel en Reëel crediet. Wij komen er hier nog in het kort op terug met eenige aanvullende opmerkingen. Reëelcrediet dan, wordt door Douglas gede finieerd als de capaciteit eener gemeenschap (met behulp van werktuigen, installaties, techniek, arbeid en samenwerking) goederen en diensten te leveren. De geheele gemeen schap is in dit begrip opgenomen, niet de zoo genaamde arbeiders alléén. Financiëel-crediet is gebaseerd op reëei-cre- diet en door het financieele crediet wordt het reëele crediet in werking gesteld, waardoor omzetting in tastbare goederen en diensten mogelijk gemaakt wordt en de uitwisseling daarvan bewerkstelligd wordt. Men heeft het „het bloed van de gemeenschap" genoemd en terecht. Waar het een zoo belangrijke rol te vervullen heeft, behoort het onder de controle der gemeenschap te staan en niet zooals thans, nog steeds onder de exclusieve controle van enkele particulieren. Gezien dat financieel-crediet van zoo vitaal belang is, zullen nagaan hoe het ontstaat en hoe het werikt. Voor ons doel kunnen we geld en financic-el- crediet als één en hetzelfde beschouwen. Cre diet en geld zijn onderling verwisselbaar. In zijn hoek „Currency and Credit" schrrift R. O Hawtrey „Crediet wordt dikwijls een substi tuut yan geld genoemd. Het is even juist geld als een substituut van crediet te zien. Da banken zijn bereid geld om te zetten in cre diet en crediet in geld, naar keuze der cliënten. Zij vragen zelfs geen stem in het kapittel" Verder schrijft hij „Vrijwel alle koopkracht ont staat uit crediet en hoewel crediet omgezet kan worden in geld, wanneer het in handen komt van d-en arme. die geen bankrekening heeft, of den rijke, die zakgeld noodig heeft, herneemt het steeds de vorm van crediet en wordt dan vernietigd". Reginald McKenna, President van d-e Midland Bank, oud kanselier van de Britsche Schatkist, sprak zijn aandeel houders in 1924 in den zelfden geest toe: „Het bedrag van het bestaande geld varieert alleen door de handeling der banken, waardoor ze de deposito's verhoogen of verlagen. We weten hoe dat geschiedt: Iedere bank-aankoop van beleggingswaarden schept een deposito en iedere terugbetaling van een bankleening zoowel als iedere bank-verkoop van beleggingswaarden, vernietigt er een" Hawtrey zegt voorts „Crediet ontstaat in productie en wordt teniet gedaan door con sumptie" en verwijzend naar het scheppen va.n (financieel) crediet: „De banlder schept de be talingsmiddelen uit het niets." IN MEMOIUAM MEVROUW WILHELMEN A BERNARDINA STOOF GEB. VAN DEVENTER. Toen de familie Stoop van „De Rijp" en me juffrouw Van Rossem aan bekenden en vrien den kennis gaven van het oveilgden op 14 de zer in den ouderdom van 75 jaar van mevrouw Stoop, was rondom het papie' dat die mede- deeling behelsde dfe breede rouwrand wel zéér passend. Dat beseffen in Bloemendaal vooral, maar ook in geheel Haarlem en omstreken zelfs zij die haar slechts somtijds en terloops ontmoetten of haar leven slechts van op een afstand gadesloegen. Vriendelijk maar toch pittig was deze vrouw, ze moet behalve zeer ontwikkeld en hoogst beschaafd tevens (wat niet altijd voorkomt) volkomen eerlijk zgn ge weest. Lag het daaraan, dat n.et iedereen zich zoo maar tot haar durfde wenden? Terwijl toch de vrijmoedigheid van onze landgenooten om aan vermogende weldadig gez-nden hulp voor anderen en voor zich zelf te viagen vrij groot is? Verstandige weldadigheid te beoefenen lag in haar macht en haar lust. Hoevelen hebben niet daaraan hun gezondheid, misschien hun leven, hun opgewektheid, hun rust, hun kracht te danken! Doch men hoorde daar niet van, het ging alles geleidelijk, nac-.urlijk zou men kunnen zeggen, omdat het kwam uit een op goed-doen ingestelden aanleg, die door veel feitelijk goed-doen geoefend was. Het is voor Bloemendaal vooral een groot voorrecht ge weest, dat zij daarbij sterk kon leunen op haar man. Maar zij leunde, en dac gaf aan haar le ven een nog dieperen zin, innig en sterk op haar God. Dat werd duidelijk in de intieme rede door haar schoonzoon den heer Ir. Kessler vóór de verassching j.l. Dinsdag op Westerveld uitgesproken. Zij, die onder alle omstandighe den godsdienst en kerk vereenzelvigen, zullen zich hierover verwonderen. Ten onrechte Te recht staat op menige roomsche kerk: Haec of Hic donuis Dei (dit of hier is het Huis des Heeren) op de buitenzij van het gebouw. Het buitene, het leven, de open hemel, de wolken, de zon, de maan en de sterren, heel de wereld is Zijn gebied en Huis. De Kerk is het bedehuis der menschen, die te klein zijn om Hem te aanbidden in Geest en in Waarheid, zij is een onontbeerlijk middel voor wie zonder haar het contact met hun God zouden verliezen, zij is en blijft toch een ding; zij is 'n plechtanker voor de gemeente des H-eeren, maa' ook 'n anker is 'n ding. De kerk kan zijn prachtig van maat verhoudingen, rijk gemeubileerd en op zijn schoonst versierd, doorklonken door orgeltonen, door diepe mannen en klare jongensstemmen, maar muren en daken, meubelen en ornamen ten, zelfs mannen en jongens zijn even zeer maar dingen, als het niet de geest is die ze vormt en rangschikt, ze doel blinken en klin ken, de Geest die ook in één' eenvoudige diep- gevoelige vrouw woning kan vinden en van uit hare vensters zijn liefdegloed, zijn koeste rende warmte weldoende kan uitstralen over haar omgeving. Zulk een vrouw was „mevrouw Stoop". Onze Bloemendaaische mevrouw Stoop. Want hoevele .mevrouwen Stoop ons land nog meer moge herbergen, voor ons in Bloemendaal zal nog gedurende een onheuglijk aantal jaren mevrouw Stoop zijn Wilhehnina Bernardina Stoopvan Deventer, wier nage dachtenis beter dan door eeróg couranten-arti kel geëerd kan worden door eene gedachtenis rede als van Ir. Kessler. waarvan wij hopen dat zij zal worden gedrukt en op intiemen maar ruimen schaal verspreid hetgeen in dit geval mogelijk is. Wij besluiten met de woor den van den onderdirecteur van Multifilm, die bij afwezio-h°id wegens oro'eDoUtheid van den heer Mol bij de verasschine dezen verving: „Een leven, dat blijft in oppervlakkigheden is de vreeselijke moeiten van te teven niet waard Dit leven had een dieperen zin". Oplossingen, bijdragen, enz., te richten aan den Schaakredacteur, Gedempte Oude Gracht 63, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 11» A. Ha va si. (Boedapest.), Wit aan zet wint. Stand der stukken: Wit: Ke5, Df5, h5. Zwart: Kg7, Ddl, d4, d5, g5. OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP. Na een pauze van vijf jaar beleeft de schaak wereld weer eens het schouwspel van een match om de hoogste waardigheid, welke zg kan schenken. Dr. Aljechin verdedigt zijn titel voor de tweede maal tegen Bogoljubow, van wien hij in 1929 gewonnen heeft met 11 winst punten en 9 remise-partijen, terwijl 5 partijen voor hem verloren gingen. De voorwaarden zijn dezelfde als bij de eerste match. De wed strijd omvat 30 partijen. Winnaar is hij, die het meeste aantal punten behaalt, met dien verstande dat daarhg minstens 6 winstpunten moeten zijn. De match heeft plaats in verschillend: plaatsen van Zuid-Duitschland. On eersten Paaschdag is de wedstrijd in Baden-Baden be gonnen, waar de eerste drie partijen zijn ge speeld. De uitslag was, Aljechin 1 gewonnen en 2 remises. De 4e en 5e partij zijn gespeeld te Villingen in het Zwarte Woud. De uitslag was Aljechin 1 gewonnen en 1 remise. Stand van de 5e partij: Dr. Aljechin 3% punt, Bogolju bow 1% punt. Als bet zoo doorgaat is de match reeds na 15 partijen geëindigd. Maar ook Bogoljubow, die in goede conditie is, zal nu en dan wel eens een winstpuntje maken. Toch is o.i. de uitslag niet twijfelachtig, na melijk een overwinning van den wereldkam pioen. Er zal voorts gespeeld worden in Karls ruhe en Pforzheim en twee partijen in Mün- chen. Daarna wordt gespeeld in Bayreuth, Neurenberg, Wiesbaden (vier partijen), Mann heim (drie partijen) en voor de tweede maal in Karlsruhe. Ook hennen de steden Hef, Uon- stanz en Stuttgart zich aangeboden om match- partijen te financieren. In al deze plaatsen worden voorts simultaanséances door de mees ters gehouden. De wereldkampioen is zich ernstig bewust van zijn zware taak, maar is naar verlui! zeker van zijn overwinning. Merkwaardig is zeker, dat de laatst gespeelde ernstige partij BogoljubowAljechin (Bern 1931) door Bo goljubow werd gewonnen In elk geval een buitengewoon interessante strijd, hoe de uit slag ook is. OPLOSSING SCHAAKPROBLEEM No. 416. (O. M. O 1 s en). Stand der stukken: Wit: Ka7, Dc2, P<-3, Pg3, e2, f2. g5, h5. Zwart: Kd4, Lh3, a2, a3, d7, f6, g2. 1. Dc2—c7, (dreigt 2. Dc7b6f, 3. Pg3e4 mat of 3, Db6Xf6 mat), f6xg5; 2. Ka7b6, d7—d6; 3. Dc7—g7 mat. Lh3e62. Pe3—c2f, Kd4—d5; 3. e2—e4 mat. ,Lh3—f5; 2. Pg3xf5t, Kd4—e4; 3. f2—f3 mat. d7d62. Dc7—c4f, Kd4—e5; 3. f2—f4 mat. Mooie matbeelden! Goede oplossing ontvangen van: H. W. van Dort, te Haarlem. De plechtigheid der verasscning werd door eene ontelbare menigte verwanten en belang stellenden bijgewoond. Na de rede van Ir. Kessler bedankte de eenige zoon der overle dene mr. A. Stoop van hier in weinige maar goedgekozen bewoordingen voor de. betoonde belangstelling. JOHAN FABRICIUS: Leeuwen hon geren in Napels. N.V. H. P. Leopold's U. M. Den Haag. Ing. f 2.90. Geb. f 3.90. Fabricus Is hier niet de fijne dwaler onder de blauwe, Italiaansche lucht, maar de verteller, die van wat er den vorigen winter in Napels is gebeurd, een roman heeft gemaakt, zoo boeiend, gaaf en af, dat we er even bij willen stilstaan: Een circus, dat met de slechte tijden worstelt om zijn bestaan, komt naar Napels. De koude houdt het publiek verre en de schuldeischers vragen het faillissement aan. Enkele dagen lang ontfermt de bevolking van Napels zich over de hongerende leeuwen, dan laat men hen aan hun lot over en vindt het brullen nog slechts een plaag voor de stad. Aan de vindingrijkheid van een jongen Napolitaanschen advocaat is het te danken, dat er een oplossing gevonden wordt. Drie personen spelen er hun rol: Gottfried Sturm, de directeur, die een hopelcozen strijd voert met de tijdsomstandigheden en die het spoedige einde van alles voorziet; Rambaldo Fittipaldi. de jonge Napolitaansche advcroat, oie aan den ondergang van het circus zijn opkomst dankt en Paul de leeuwentemmer. De karakters zijn zoo prachtig uitgebeeld, dat de personen voor ons leven: we zien ze vóór ons. Zijn kennis van het Napolitaansche stadsleven, zijn suggestieve schrijftrant en prettige, lenige stijl verhoogen de waarde van het boek. Esvéa-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1934 | | pagina 3