ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD I VOOR BLOEMENDAAL - OVERVEEN - AERDENHOUT - BENTVELD - ZANDVOORT - V DGELENZANG - HEEMSTEDE - HAARLEM EN SANTPOORT-STATION Bureau voor Redactie en Administratie: BLOEMEND.WEG 42, Bloemendaal POSTREKENING 191387 - TELEF. 23453 (9-6 UUR) B.G.G. 14864, 22177 OF 11512 Bureau voor AdvertentiënHANDELSDRUKKERIJ F. M. VAN DEURSEN ROZENNOBELSTR. 18 TELEF. 507 ZANDVOORT - Postgiro 129568 AAN DE LEZERS EN ADVERTEERDERS brokjes levenswijsheid De Butler Onze vrijheid van drukpers. G. J. GUDE - Cuisinier 29e JAARGANG 20 MAART 1936 OPLAAG 5000 EXEMPL. No. 43 TER VOORTZETTING VAN ADVERTENTIETARIEF: Per regel15 cent Contract speciaal tarief Kruidnoten 4 regels 35 cent Elke regel meer 10 cent ABONNEMENT: f 1.— per half jaar bij vooruitbetaling Losse nummers5 cent Ons blad is een nieuw tijdperk ngetreden. Gij kunt er op rekenen, dat het voortaan weer wekelijks verschijnt. Geeft dus aan onze colporteurs uw abonnementen en annoncen op. Het nieuwe abonnement gaat 30 Maart a.s. in. (Red). (Nadruk verboden) Vermoedelijk heeft menig lezer de film „Ruggles dient twee heeren" ge zien en zich daarbij ten zeerste ver maakt. Kostelijk is de humor in de figuur van den deftigen huisknecht, die door zijn meester, een Engelschen lord, als inzet bij het pokerspel wordt „verloren" aan een parvenu uit een provinciestadje ergens in Amerika en die, door zijn nieuwen baas meer als kameraad dan als knecht behandeld, in de wonderlijkste situaties komt. Maar de hier zoo smakelijk opgedisch- te geschiedenis is toch meer dan lou ter amusement. Er ligt iets ontroerends in, dat iedereen treft, omdat men in de ontwikkeling van deze geschiede nis iets uit zijn persoonlijk leven te rugvindt iets dat men weliswaar niet heeft beleefd, maar toch graag zou willen beleven. En is dit niet de taak van de kunstde menschen het ide- aal-beeld van zichzelf te laten zien, hun voor oogen te tooveren, hoe het zou kunnen zijn, als ze hun leidend levensbeginsel ook inderdaad volgden? De held op het doek doet, hetgeen de toeschouwer niet durft, maar om dat deze held er zoo aarzelend en onder veel innerlijke strijd toekomt, wordt hij den toeschouwer nog nader, die voelt, dat het hem ook zélf op den duur zou gelukken, als de om standigheden wat meeliepen en hij zich maar een beetje meer tot door zetten aanspoorde. Zoo werkt een der gelijk schouwspel verlossend. De held van deze geschiedenis is slechts een eenvoudig maneen knecht stammend uit een familie van knech ten, welke van vader op zoon eeu wenlang dezelfde adellijke familie gediend heeft. Hiérdoor is de onder danigheid hun als 't ware in 't bloed gaan zitten en ze zijn, door hun aan geboren vertrouwdheid met hetgeen de dienst van hen eischt, de belichaam de nauwgezetheid, promptheid en correctheid geworden. Er is geen cor recter wezen te bedenken dan de Engelsche butler, dat familiestuk van het kasteel. Op zijn strakke gelaat is geen emotie te lezen, zijn gebaren zijn als die van een ledepop; uitzijn mond komt geen ander woord, dan hetgeen hij als gewenscht of voorge schreven afleest uit de oogen van zijn meester. Hij is de verpersoonlijkte onpersoonlijkheid; de slaaf zonder ziel. En het merkwaardige is, dat hij op dit zielloos bestaan nog prat gaat en zich als willoos werktuig van den adel zelf van een soort adoldorn acht, zijn persoon vereenzelvigend met het livrei, dat hij draagt. „Naar Amerika?!", vraagt Ruggles, de huisknecht, onthutst, wanneer zijn meester hem op zijn nieuwen dienst voorbereidt. „Maar daar heerscht im mers de slavernij?!" Zoo weinig begrip van de geschie denis, maar ook: zoo weinig begrip van zijn eigen toestand had dezen butler, dat hij, zich niet bewust zelf slaaf te zijn, de slavernij vreesde! De butler kon het zinnebeeld zijn van de duizenden en millioenen, die zich vrij en voornaam wanen in het livrei, dat hun het stempel van hun stand opdrukt. Men behoeft juist geen huisknecht te zijn, om, als een ziel loos en onpersoonlijk wezen in het een of andere ambt te fungeeren en daar zich te gedragen als ledepop, die, prompt en correct, het woord spreekt en het gebaar maakt, dat de betrekking op elk moment eischt. Men kan stipt zijn plicht doen, trouw en eerlijk dienen en, in nederig op zien tot-hetgeen de conventie gebiedt, zich ontdoen van elke oorspronkelijk heid en van alle spontaneïteit. Alle butlers gelijken op elkaar, zooals alle kellners, alle conducteurs, alle bur gemeesters, alle ministers op elkan der gelijken. Men mag dit niet doen als dokter of dominee, dat geeft geen pas voor een arbeider en men moet als leve rancier zijn klanten ontzien. Ruggles, de huisknecht, komt in het vrije Amerika, dat hem allengs de waarde van het mensch-zijn ont- üult. Onmerkbaar bijna, wordt hij een ander man. Een ander man? Hij was immers geen man. „Het is", zegt hij tegen de kookster, met wie hij vertrouwd raakt, „een plechtig mo ment: in een familie van khec-hten ontstaat voor het eerst in de geschie denis wat er nog nooit was geweest: een man". De butler wordt mensch. Het strak ke gelaat ontplooit zich, het correcte gebaar verraadt gemoedsuitingen, Ruggles wordt vroolijk, Ruggles wordt driftig, Ruggles wordt dronken, Ruggles spreekt, wat het hart en niet langer wat zijn meester hem ingeeft. De onpersoonlijke ledepop, het ziel- looze livrei grijpt het heerschap, dat hem altijd als de ondergeschikte toe gesnauwd en gehoond heeft, bij de kraag en zet hem zijn,zijn!!huis uit. Want Ruggles heeft aan het slot van de geschiedenis een eigen huis en een eigen bedrijf en een eigen vrouw en een eigen leven! Hoe weinigen onzer, hoewel geen huisknecht, kunnen dit zeggen! Daar is durf voor noodig, durf en een vaak moeilijke en langdurige zedelijke ont wikkeling is noodig om die durf te krijgende durf om in zijn betrekking en in de maatschappij een vrij en zelfstandig wezen te zijn, een man, een mensch, een persoonlijkheid. Die zijn arbeid stipt en correct verricht, maar er niet de slaaf van is; die zijn werkpak of ambtscostuum naar den eisch draagt, maar zich niet vereen zelvigt met zijn livrei, die zich ont worsteld heeft aan de opvatting: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Helaas, het ontwikkelingsproces.van butler tot mensch draagt niet altijd dat genoeglijke karakter, dat deze film zoo vermakelijk doet zijn. Het is vaker een tragedie dan een komedie. H. G. CANNEGIETER Houston Stewart Chamberlain wijst er in het begin van zijne „Grundlagen des XIXten Jahrhunderts" op, dat de Pers een nieuwe 19e eeuwsche ver schijning was. Zij werd een machtige bondgenoote van alle economische stroomingen, eerst alleen van het kapitalisme, later ook van socialisme en communisme. Hare ontwikkeling hield gelijken tred met die van industrie, handel en techniek. Eendeels bestond de Pers van de reclame, voor handel en in dustrie goed bruikbaar, weldra onmis baar. Anderdeels werd haar uitbouw en vooruitgang enorm bevorderd dooi de nieuwe techniek (telegraaf, tele foon, radio). De Pers in het onderling verkeer een typisch groote-stads-middel is, niet slechts opgekomen, maar ook groot geworden in de groote steden. En nu valt het ons op, in de lijst van personen door de regeering be noemd in de Staatscommissie voor de G ronds wetsherziening alleen namen vermeld te zien van personen die elders „Ariërs" zouden worden ge noemd en geen van hen. die wel eens genoemd zijn typische groote-stads- menschen. En toch, reeds van de 17e eeuw af hebben voortreffelijke jood- sche intellectuelen deel uitgemaakt van ons gemeenebest, en in de 19e eeuw hebben velen van hen als leeraar, hoogleeraar, jurist, adviseur, schrijver of politicus ons: land, hun land, ge diend. Niet alleen in groote lijnen of misschien juist vooral in groote lijnen. Is dit uitschakelen toeval? Bestaat toeval? Niet in den zin van onveroorzaakt geval. Plet uitschakelen kan onbewust ver oorzaakt zijn. H;«t zou schoon zijn als dit zoo was en als de in dit uit schakelen gelegen fout dus te her stellen ware. Want de groote stad en de Joden en de Pers en dus ook de eventueele breideling van de Pers hooren bijeen. Is het uitschakelen bewust geschied, dan krijgt de voorgenomen grondwets herziening nog een bedenkelijke kant. Bedenkelijk is ze al, omdat ze is voorgenomen zonder dat eene alge meen gevoelde behoefte bestaat om de grondslagen van ons Staatsleven te veranderen. Bedenkelijk is ze, omdat ze het antwoord schijnt op een beweging, die niet op eenige nederlandsche tra ditie steunt. Bedenkelijk is ze, omdat de ver dediging van de bestaande grondsla gen best is toevertrouwd aan de wet en men zeker niet zijn huis het krachtigst verdedigt door het in ver bouwing te doen gaan. Bedenkelijk is de voorgenomen grondwetsherziening, los nu van in de commissie benoemde personen, om de blijkbare bedoeling o.a. de openbare uiting van gedachten en gevoelens in Nederland aan banden te leggen, om wat met een leeljjk woord gemeenlijk genoemd wordt: het muilbanden van de Pers. Goethe moet zich omstreeks 1827 hebben uitgelaten ten gunste van een breidelen der persvrijheid, dat toen in Frankrijk aan de orde was. Ecker- mann vertelt daar iets van. De fran- schen zijn geestig g.-noeg, zou Goethe gezegd hebben, om daarvan geen last te hebben, een schrijver behoeft zijn kritiek niet altijd op de man af te uiten. Kritiek omwonden, allegorisch geuit, is fijner en waardiger en maakt daarom op den ontwikkelden mensch dieper indruk dan de op den man af geuite afkeuring. Een echte 18e eeuwsche opvatting. Zeker er zijn ook nu nog kringen waarin men, om het zoo eens uit te drukken, alleen indirect met elkander van gedachten wisselt, hoofsch, in on derstellingen sprekende of in vragende vorm, Maar onze tijd is er niet meer een voor voorzichtige hoofschheid, voor elkander bedekt benaderen, vragender wjjs verkennen. We staan én alleen én „en bloc" voor gevaren, raadselen en problemen met groote snelheid vlak voor ons opdoemen, ons aller bestaan onmiddelijk raken, voor gevaren, raad selen en problemen die door de ge weldige toename van het va-keer ook nog ieder oogenblik veranderen van uitzicht. En nu geldt dit dat de waarde van het leven stijgt in evenredigheid met de gevaren, waaraan het is bloot gesteld. Zoo is in het leven der vol keren en de beteekenis van het vor stendom dienovereenkomstig gestegen. Maar de hoveling als zoodanig- heeft afgedaan. En wie nu mee wil spreken, al is het in nog zoo geringe mate, heeft dus niet alleen paraat maar ook vierkant te zijn, ronduit zijn meening te zeggen, alles te verzwijgen wat hij voor zich wil houden, maar wat hij wil zeggen moet zijn de waarheid en niets dan de waarheid. Niet ten onrechte légt de Oxford- beweging den christen eerlijkheid als eersten plicht op. Wij hebben aan Goethe's uitlating geen- houvast meer. Andere tijden, andere zeden. Wanneer derhalve een der voorwaarden voor de ware De- mokratie is, dat niemand voorafgaand verlof noodig heeft om zijne mede burgers in kennis te stellen met zijne gedachten en gevoelens, waarbij hij strafrechtelijk aansprakelijk blijft voor de aanranding van iemands eer of goeden naam, dan is het voornemen tegen het vrije uiten van die gedachten en gevoelens, bij voorbaat dammen te gaan opwerpen, dit muilbanden der Pers, bedenkelijk, omdat het is een aanval op de Demokratie Demokratie is nog altijd die vorm van Staatsgemeenschap waarin de natie zich zelf regeert. (Wat in den mond van den half-ontwikkelde wel vaak als „demokratie" wordt afge keurd, is meestal ochlokratie een ge regeerd worden door de groote hoop). De voorgenomen aanval op de vrije meeningsuitingen der Nederlanders in hun eigen land, in hun eigen taal, jegens eigen landgenooten komt der halve hierop neer: dat er Nederlanders schijnen te zijn, of ze nu heeten Jhr. Zus of Prof. zoo doet weinig ter zake die rneenen, dat zij beter dan anderen kunnen beoordeelen wat aan voelen en denken de moeite waard is om wereldkundig te worden en wat niet, en in welken vorm datgene wat zij van hunne hooge goedkeuring voor zien, gevoegelijk ter wereld is te bren gen. En waren het dan nog maar altijd zulke mannen van hoog karakter intellekt en hooge vaderlandslievende opvattingen, die deze lakens zouden uitdeelen. Doch dit gevoelt iedereen wel, juist in ons land dat demokratisch blijft, al wil men er de ware demokratie muilbanden, is van zelf uitgesloten het duitsche dictatoriale systeem en rijst straks een legertje van middel matige menschen omhoog om de lakens op dit gebied uit te deelen. Dit wordt onduldbaar. Het is ook onnoodig. De organen der publieke meening worden geleid en bestuurd door ver antwoordelijke redacteuren, die al gemeen genomen eer te streng dan te slap zijn in het zelf beoefenen van censuur op hun eigen blad. Willen personen in het openbaar grieven uiten tegen anderen, ze kunnen dit doen in de vorm van brochure's waarbij zoowel de civiele rechter als de straf rechter niet alleen repressieven maar ook preventieven invloed oefenen kan. Een blad als voorheen „de Asmodée" een typisch sensatieblad gelezen om schandelijkheden omtrent a of b heb ben het in ons land niet kunnen houden. De andere bladen hebben ook om dat zij onderling concurreeren hun redactietorens wat hooger opgetrokken, hunne redacteuren wat meer vrijheid gegeven, den toon wat losser doen worden en zijn steeds meer gaan spreken tot ontwikkelde personen. Het aantal vensters in de redactie- UITZENDING VAN DINERS Gevestigd sedert 1 920 lordensstraat 74 - lelef. 13132 HAARLEM kamers en daarinee hef aantal uit zichten op het volle leven wordt voort durend grooter. Wat wil men meer! Binnen de grenzen van hetgeen de betalende lezers en vooral de ad verteerders toestonden, breidden de kranten hun arbeidsveld zoo veel mogelijk uit, zoete hoon mocht in ge dichtjes tot uitzetting komen, ironie en spot- en zotternijen, provincie bladen begaven zich zelfs somtijds op het gebied van hekelen van be paalde plaatselijke toestanden, die als misstanden werden gekenschetst. De geweldige ontwikkeling van plaatselijke weekbladen, vak-pers, kerkelijke- en vereenigings-pers, daar onder begrepen die met politieke strekking, stelde aan de dagbladen steeds lioogere eischen, wilden zij al thans eenigzins „bij" (up-to-date) blij ven. De dagblad-directeuren en de journalisten vereenigden zich, niet alleen uit materialistisch oogmerk, maar ook om eenigermatcn den in houd hunner bladen in behoorlijke stijl te houden. Als buitenbeentje, dat wel eens kromme sprongen maakt, ontpopt zich zoo nu en dan een blad van eenzijdig politieke strekking, dat, zooals Volk en Vaderland of de Tribune, uitgaat van bepaalde vooropstellingen en van voor anderen niet dadelijk aanneme lijke waardeeringen en dat al het andere in den ban doet, tracht neer te praten of weg te hoon en. Deze soort bladen vormt echter een zeer kleine minderheid onder onze overigens meer tamme en zoetsappige dan openhartige Pers. Daarnaast bestaan dan nog heel enkele satyrieke politieke bladen zoo als „de Notenkraker", die in opvol ging van de „Uilenspiegel" de ko mische kant van politieke strevingen in spot of satyre, in min of meer ar tistiek gewaad gehuld voor het voet licht brengen. De bedoeling der regeering nu met hare voornemens tot wijziging van het persartikel onzer vrijheid wil lende Grondwet, schijnt te zijn in de eerste plaats de laatste twee soor ten bladen te leggen aan banden van een aan de publicatie voorafgaande censuur. Is dit de bedoeling, dan kan daar tegen niet sterk en niet veelzijdig genoeg worden gewaarschuwd. Voor een flegmatisch volk als het nederlandsche ontstaat bij pers- censuur het gevaar van onver schilligheid die als de nadeelige ge volgen daarvan niet uitblijven ook nog kan omslaan in te hartelijke belangstelling. Het moge aan sommige ambtelijke autoriteiten in staat en kerk rust geven als ze in een veilig huisje van onbesprokenheid kunnen wegschuilen, maar ook dit soort rust roest. In de brouwerij moet leven blijven. Het zijn niet de slechtste vruchten waaraan de wespen knagen. De romeinsche keizers waren over het algemeen niet kinderachtig. Van de optochten, waarin zij na verove ringen triomfeerend de stad Rome binnen trokken, maakten vlak achter hen, lieden deel uit, die tot taak hadden hen openlijk te bespotten. De vorsten uit den tijd van het absolute koningschap hadden hun narren, kleine meest gebochelde dwergen, geestige kereltjes aan het hof in dienst, die tot taak hadden met snedige ge zegden en hatelijke opmerkingen ten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 1