Zondarmorg'eini
ANNE DE VRIES
„BARTJE"
De Kennemer Padvinders vieren hun
Zilveren Jubileum.
29e Jaargang - No. 47
17 April 1936
Oplaag 5000 Ex.
Algemeen Weekblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhoui,
Bentveld, Vogelenzang, Heemstede, Haarlem en Santpoort-Station
AD VERTENTIEN
ABONNEMENTEN
DE ANDERE OEVER.
UITZENDING VAN DINERS
G. J. Gude - Cuisinier
PASCHEN!
LANGS DEN AETHER.
Lezing.
Het kan er mee door.
HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLA
Advertentiënper regei t 0.15.
KRUIDNOTEN, kleine advertenties, 4 regels f 0.35,
bij vooruitbetaling. Elke regel meer f 0.10
BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING
Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën:
Bloemendaalscheweg 42, Bloemendaal.
Telefoon van 10 tot 5% uur 23453.
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling fl.per halfjaar
Abonnementen kunnen steeds ingaan, maar zijn ver
bindend voor het loopende halfjaar.
Losse nummers f 0.05.
Het boek van Galsworthy „Over the River"
heeft tot hoofdpersoon een meisje, dat zich door
een groote en smartelijke ervaring den verderen
weg ten leven ziet afgesneden; zij is door den
stroom naar de digptg^esleurd, en tracht tevergeefs
om „naar den andeten-«t(ver" te komen en een
nieuw menseh te worden, tot haar dit op ongeveer
de laatste bladzijde van het boek op een tamelijk
romantisch geforceerde, onaanvaardbare wijze
gelukt.
Al kan de uitwerking van Galsworthy ons niet
geheel bevredigen, het gegeven is zóó de moeite
waard, dat men het bijna „het" gegeven en be
ginsel des levens zou kunnen noemen. Loopt
er door het lieele leven niet de ééne groote rivier,
die de draaikolken en maalstroomen in zich heeft,
en die de menschen scheidt in hen die op dezen
oever staan en hen „van den anderen oever"
En op „dezen" oever kunnen wij het ten slotte
geen van allen duurzaam uithouden, omdat de
vervulling van de levenswet nu eenmaal isde weg
door de rivier. Het groote verlangen van ons allen
gaat, bewust of onbewust, in laatste instantie uit
naar „den anderen oever". De volkomen andere
oever. Niet de oever, waar eens iets anders ge
beurt dan bij ons, waar eens wat ander soort
bloemen groeien, wat uitheemsclier bijvoorbeeld,
of waar we wat geëffender paden vinden, want dit
zijn eigenlijk maar gemakzuchtige droomen over
Luilekkerland. De andere oever, dat is niet: het
gelukslandwe zoeken daar niet meer de ver-
yulling van onze liefste wensehen. Als we dat er
mee bedoelen, onderschatten we de diepte van de
rivier: een tocht door een dergelijken stroom leidt
niet sic: 'lts tot Luilekkerland. i
De andere oever is het in wezen andere, waar
alle oude dingen, waar wij zelf nieuw zijn geworden.
Er groeien precies dezelfde bloemen als aan onzen
kant, en de wegen zijn er niet gemakkelijker.
Maar aan den anderen oever is de sluier, die voor
ons nog alle dingen bedekt, en waardoor wij het
wezenlijke niet zien, weggenomen. Het is de plaats,
waar wij eindelijk mogen zien „van aangezicht
tot aangezicht".
Er zullen misschien menschen zijn, die nu willen
zeggen: „Als dat met den anderen oever wordt
bedoeld, dan noem ik het den dood; het leven
hiernamaals. Eerder bereikt men dat niet".
Daar is iets van waar, in zooverre er geen enkele
brug over de rivier bestaat, en het dus menselielijk
gesproken onmogelijk is om den overkant te
bereiken.
Toch is niet uitsluitend het leven hiernamaal
„de andere oever". Er zijn toch enkele menschen,
die reeds tijdens hun leven daar komen. En het
zijn juist deze menschen, die de beste middelaars
diensten verrichten voor Gods openbaring aan
degenen op dezen oever.
Zoo lezen wij in Handelingen: „Des nachts kreeg
Paulus een gezicht: een Macedoniër stond voor
hem en smeekte: „Kom over naar Macedonië en
help ons". Zoodra hij dat gezicht had aanschouwd,
zochten'wij naar Macedonië te vertrekken, daaruit
besluitend dat God ons riep om hem de Blijde
Boodschap te brengen".
Hier roept dus een man, staande op de heiden-
sche Kust, tot Paulus, den man op den „anderen
oever"; en Paulus die zelf de wateren nog heviger
over zich heen had voelen gaan in de diepste
diepten der zee dan Jona, vertrekt onmiddellijk
naar Macedonië om te helpen. Het feit alleen al,
dat hij den moed heeft gehad om zich in die kolken
te wagen, doet ons de nuchtere vraag: „en hoe
kwam Paulus dan aan den anderen oever?" op
de lippen besterven. Dit gaat ons eenvoudig niets
aan, evenmin als ons dat iets aangaat, van de
enkele begenadigden die wij misschien nu nog
kennen. Hij kwam er. zij komen er, als Christo-
phorus; omdat God hun Roode Zee doorZijn open
baring kliefde, en omdat Hij hun oogen rein
genoeg had gemaakt om dien weg te kunnen zien.
Wij die dit niet kunnen: ons eenvoudig laten
vallen in de diepte, in een onwankelbaar vertrou
wen op God, wij die of nog op „dezen" oever
staan, öf, al zijn we in de rivier gevallen of ge-
VEREENIGING VOOR JEUGDWERK
BLOEMENDAAL
leest op Donderdag 23 April 1936.
des avonds 8 uur in het Jeugdhuis,
Donkerelaan, Bloemendaal, over en uit
Kaarten a 50 ets. verkrijgbaar aan het
Jeugdhuis en bij den boekhandel „Vcko",
Zijlstraat 98, Haarlem. - Plaatsbespreking
a 10 ets., Jeugdhuis, Tel. 22790.
sprongen, daarin nog probeeren te prutsen, te
zwemmen en te spartelen, wij kunnen misschien als
één r an de middelen om den anderen oever te
bereiken waarnaar ons diepste verlangen uitgaat,
(want dat is: Gods nabijheid te mogen zien èn ie
kunnen verdragen), aangrijpen de manier van
den Macedoniër, die zelf niet durfde, en God niet
kon vragen, en daarom tot den man aan de over
zijde riep: Kom over en help ons! Al kennen
wij maar één menseh ter wereld van wien wij zien
dat hij op den anderen oever staat daar is geen
vergissen mogelijk, dat hoe,ren we niet te ver
moeden, dat weten we dan is dat misschien ook:
een baken dat God daar voor óns geplaatst heeft,
omdat we te verblind waren om God zelf te kunnen
zien.
Mocht het zijn, dat we een dergelijk onwaar
deerbaar geschenk gekregen hebben van één der
weinigen van den „anderen oever' te Ieeren kennen,
öf mocht het zijn dat we door een zeer ingrijpende
beleving door Gods hand zelf in den stroom zijn
geduwd in beide gevallen blijft ons een enorme
verplichting, de verplichting waar Paulus de
afvallige Galaten op wijst, als hij hun verwijt:
„Hebt gij zoo groote ervaring vruchteloos gehad V'
De v erplichting is, dat wij hebben te zorgen, dat
het geschenk niet spoorloos aan ons voorbijgaat,
en dat wij ten koste van alles, ook van onszelf,
ook van het „geluksland", moeten meewerken om
over de rivier te komen. Niet door te zwemmen,
want zwemmen zou Petrus ook niet geholpen
hebben toen hij uit kleingeloovigheid op het punt
was te verdrinken. Tegen de „Flut des Lebens",
die zoo avontuurlijk en romantisch lijkt als we
hem nog niet kennen, maar die, als hij eenmaal
komt aanzwellen, sterker blijkt te zijn dan wij,
maar niet sterker dan God, helpt alleen en uitslui
tend het „Heer, red mij, ik verga". Niet het woord,
niet de vrome stemming, zelfs niet de daad, maar
het geloof.
Dan alleen zal de groote Stormenstiller ons ook
eenmaal kunnen voeren „naar den anderen oever".
Den 15den April 1936 is het 25 jaar geleden, dat
de Ver. „De Kennemer Padvinders", thans afdee-i
ling Haarlem van de Ver. „De Nederlandsche
Padvinders" werd opgericht door een aantal heeren
onder wien Dr. J. B. Schepers, Dr. A. A. G. Land,
Dr. J. J. van den Hoek, en H. Stinis, allen thans
nog in Haarlem woonachtig. De eerste voorzitter
vinderstijd. Hen bindt de padvinderswet en de
padvindersbelofte. Voorzoover de oudleden geen
regelmatig contact onderhouden, moge hier ge
wezen worden op de mogelijkheid dit te doen door
middel van het maandblad „De Blinkert", waar
van binnenkort een Jubileumnummer zal ver
schijnen. Abonnementen hierop worden gaarne
van de jonge vereeniging was de heer J. J, var) d oor de leiders eft- bestuursleden, of door het seere-
KOp, die tót 1918 als itóö'flairig werkzaam blee® 'fanaat VVald. Pyrmóntlaan ÏS, Overveen aange-
Het ledenaantal steeg na de oprichting snel tot
160 en schommelde vervolgens gedurende de eerste
15 jaren tussclien 100 en 200, totdat na 1927 de
groote bloei begonnen is, welke vooral na 1932 met
kracht is doorgezet, zoodat thans het aantal van
500 leden reeds bereikt is.
De Kennemer Padvinders hebben gedurende
deze kwart eeuw huisvesting gevonden in het
troephuis Rolliuizen, hetwelk echter juist deze
dagen door den laatsten Groep ontruimd is, omdat
de Gemeente Haarlem de gebouwtjes gaat afbre
ken voor den bouw van een lokaal van den Gem.
Geneeskundigen Dienst. Sinds 1928 zijn er andere
padvinderslokalen bijgekomen, zoodat de meeste
Groepen een behoorlijk onderdak bezitten. Niette
min blijft het verlies van Rolhuizen ernstig ge
voeld, daar dit gratis ter beschikking stond en
bovendien de geheele geschiedenis der Kennemers
en al hun lief en leed heeft mede gemaakt.
De Padvindersbeweging in Nederland heeft
sinds Staatsraad J. J. Rambonnetin 1929 de leiding
in handen nam een belangrijke wijziging ondergaan
en is meer in overeenstemming gebracht met de
internationale organisatie, zoowel wat de belofte
aangaat, als de werkwijze betreft, die volgens de
Spelregels wordt geleid. De nadruk wordt thans
meer gelegd op de zelfwerkzaamheid der jongens,
die in patrouilles van 6 a 7 oefenen onder leiding
van een uit hun midden gekozen patrouilleleider.
Drie a vier patrouille's vormen een Troep onder
leiding van een Hopman. Bovendien telt de bewe
ging een Juniores afdeeling, de Welpen, welke in
Horden vereenigd zijn en onder leiding van Akeela's
het Junglespel Van Rudyard Kipling spelen. Ver
der zijn de oudere leden, leeftijd van 17 tot 70, geor
ganiseerd als Voortrekkers onder leiding van
Oubazen. Het geheel staat onder toezicht van een
door het Nationaal Hoofdkwartier aangestelde
Districts-Commissaris, welke functie in Haarlem
wordt waargenomen door den heer M. C. de Jong.
De ouders der padvinders en de volwassen leden
der afdeeling kiezen het afdeelingsbestuur, hetwelk
zorg draagt voor benoeming en ontslag van de
leiders en leidsters en de levensmogelijkheden der
Groepen zoo gunstig mogelijk tracht te doen zijn,
door o.a. zoo noodig steun te verleenen aan de
Groepen en door organisatie van gemeenschappe
lijke bijeenkomsten der afdeeling. Bovendien wordt
door het secretariaat de uitreiking der legitimatie-
kaarten geregeld.
De Kennemer Padvinders hebben ten allen
tijde een belangrijke rol gespeeld in de Neder
landsche Padvinderswereld en waren steeds goed
vertegenwoordigd bij nationale gebeurtenissen en
Jamboree's. Het initiatief voor het eerste groote
Nederlandsche Padvinderskamp te IJmuiden in
1913 ging uit van de afdeeling Haarlem. Hetzelfde
mag gezegd worden van de komende zeer belang
rijke gebeurtenis: De Wereld-Jamboree 1937. Voorts
mogen wij herinneren aan het bezoek van 350
Engelsclie Padvinders in den zomer van 1926,
hetwelk het jaar daarop gevolgd werd door een
tegenbezoek van 200 Nederlanders onder leiding
van den toenmaligen voorzitter den heer J. M.
Figee aan Engeland. Ten slotte ligt nog versch
in het geheugen het met Kerstmis j.l. gehouden
Winterlaer der Voortrekkers uit geheel Nederland.
Gedurende de afgeloopen 25 jaar zijn vele
jongere en oudere personen in contact geweest
met de vereeniging en allen zullen zonder twijfel
aangename herinneringen bewaren aan hun pad-
nomen
De leiding der Groepen berust thans in handen
van een 50-tal dames en heeren, die geheel belang
loos een groot deel van hun vrijen tijd geven aan
de jeugd. Er bestaat onder de 12 groepen één groep,
welke samengesteld is uit kreupele jongens, die
volgens speciale regels getraind worden in de
padvindersvaardigheden.
Het padvinder-zijn staat open voor jongens van
alle gezindten en klassen uit de maatschappij,
mits deze bereid zijn de padvindersbelofte af te
leggen, welke luidt ernstig te zullen trachten zijn
plicht te zullen doen tegenover God en zijn land,
iedereen te helpen waar hij kan en de padvinders-
wet te zullen gehoorzamen. Zij, die de training
volgen, leeren zich gelukkig te voelen met een
voudige middelen (kampleven), leeren hun zin
tuigen te gebruiken hetgeen voor door de groote-
stadsmenschen zoo verwaarloosd wordt, en last
not least leeren iets te zijn voor hun medemenschen.
Het padvinderschap leert den jongen menseh zich
niet opzichzelf te concentreeren, doch meer aan
het belang van anderen te denken.
Juist in deze moeilijke tijden zijn de padvïnders-
idealen, de geest van dienen, voor zeer vele jon
gere en oudere menschen van onschatbare waarde.
De buitenwerreld zal hiervan binnenkort iets mo
gen waarnemen, wanneer in 1937 de 5de Wereld-
Jamboree gehouden zal worden in Vogelenzang,
waar tienduizenden jongens uit alle deelen der
wereld bijeen zullen komen, om gedurende een
tweetal weken in vriendschap, te kampeeren en
elkaar en het publiek te toonen wat de training
volgens de padvindersmethoden vermag te berei
ken.
Onze Kennemer Padvinders zullen daarbij een
belangrijke rol moeten spelen, waarbij zij de mede
werking behoeven van alle weldenkende menschen
uit onze stad en omgeving. Met vertrouwen ver
volgden de Kennemer Padvinders den weg, welke
zij thans reeds 25 jaar hebben gevolgd.
Het ligt in het voornemen, dit jubileum te vieren
op Zaterdag 16 Mei met een feestelijke bijeenkomst
van de geheele afdeeling in de Gemeentelijke
Concertzaal, welke tevens toegankelijk zal zijn
voor belangstellenden. Het programma van dezen
dag wordt nog nader bekend gemaakt.
Gevestigd sedert 1920
Iordensstraat 74, Tel. 13132, Haarlem
De Paasch- en feestdagen zijn achter den rug
en behooren wederom in het museum der ge
schiedenis te worden bijgezet, terwijl helaas ver
schillende feestgangers met een laatsten groet
en diep betreurd door de achterblijvenden op den
doodenakker hun laatste rustplaats zullen vinden.
Het is niet te verwonderen, dat er in bijzonder
drukke dagen dooden vallen.
Noodzakelijk is dit echter allerminst. De Neder
landsche regeering heeft voor alle plaatsen ver
keersregelingen vastgelegd en deze met de bekende
waarschuwingsborden aangegeven, terwijl op ver
schillende kruispunten verkeerszuilen zijn aan
gebracht. Maar wat is nu het geval Bijv. auto
bestuurder, laten we maar eens zeggen No. 25062,
komt van den Zeeweg uit Zandvoort, negeert de
waarschuwingsborden bij den Militairen weg en
gaat in de richting Julianalaan, negeert wederom
de waarschuwingsborden en gaat links van den
verkeerszuil op den Bloemendaalscheweg-kruising
Julianalaan naar Alkmaar, onderweg zeer zeker
nog meer borden negeerend, totdat misschien den
sterken arm hem voor den kantonrechter brengt.
'Dan is Holland in last, en de boete moet worden
betaald, Wielrijders gaan aan hetzelfde - euvel
mank eh hegeéren wat te negeerën is. Men is uit!
Alles goed en wel. De chauffeur wil ook wel eens
van de schoone omgeving genieten en laat de
machine maar tollen, totdat, enz.! Vult u zelf
maar in. De meeste wielrijders zijn eerst dan voor
goed genezen als men een bonnetje heeft gehad.
Maar waarom is dat nu alles noodig? Men kan
beter het geld laten rollen onderweg, dan dat
het Rijk met de boete mooi of slecht weer gaat
spelen.
De bedoeling van het bovenstaande is: „Denkt
aan Veilig Verkeer". Dan heeft de politie
ook een gemakkelijken dag en hebben wij
de slachtoffers niet ter laatste rustplaats te voeren.
Attentie s.v.p. met de Pinksterdagen en later!
Anne de Vries zal op Donderdag 23 April e.k.
in „Het Jeugdhuis" aan de Donkerelaan des
avonds om 8 uur, lezen over en uit het bekende en
veelbesproken boek „Bartje". Gaarne wekken we
een ieder op dien avond vrij te houden, naar „Het
Jeugdhuis" te gaan en te luisteren wat Anne de
Vries over bovengenoemd werk te zeggen heeft.
Voor verdere bijzonderheden leze men de adver
tentie in dit blad.
De Emmabloem-collecte der vorige week heeft
in Bloemendaal f 562.opgebracht.
Hallo! Hallo! Hier Politieradio-omreep Hilver
sum! Hier volgt een bericht. De burgemeester
van Zevenhoven maakt bekend, dat heden is
weggeloopen een groote Ulmer dog, wit met zwarte
vlekken, het linkerachterbeen geheel wit. Als
merkbare teekenen: Reu! Dengene die de aan
houding volbrengt, zal een flinke belooning ten
deel vallen. Dank u zeer!
Deze klanken en vooral de flinke belooning
werden in mijn ooren geknoopt, doch den volgenden
morgen was alles vergeten en vergeven, de hond
uit mijn gedachte, en met een opgeruimd gemoed
het dagelijkseh werk hervattend bracht de trein
mij te Apeldoorn. Nu begint het spul. Wandelend
door de schitterende omgeving, viel mijn oog op:
„Een Ulmer dog, wit met zwarte vlekken, het
linkerbeen geheel wit". In mijn verbeelding
rammelde de belooning al in mijn spaarpotje, dat
ik voor die gelegenheid had villen aanschaffen.
Met groote studie volgde ik den hond, die een
slagerswinkel intippelde, iets wat niet alleen een
Ulmer dog, doch de meeste honden als eigenschap
bezitten en bleef den achtervolger voor den winkel
staan. Deze werd aangesproken door een heer met
witte jas, die bij nadere beschouwing den slager
voorstelde. Heeft u kennis aan den hond was de
vriendelijke vraag van de witte jas. Om u de
waarheid te zeggen, neen. Wilt u hem koopen?
Dat was in het geheel mijn bedoeling niet, want
een spaarpot was nog nooit in mijn bezit geweest.
Met een zacht lijntje verliet ik den witgejasten
heer en stortte mijn hart uit aan den eersten
politieagent welke met een frissche Apeldoornsche
kleur mij tegemoet liep. Aangezien ik liever met
een politieagent meega dan met een aanspreker,
maakte ik een praatje en kwam het gesprek al
spoedig op den Ulmer dog. Ja! Nu u dat zegt heb
ik dien slager voor enkele dagen met dien hond
uit den trein zien komen. Met die wetenschap nam
ik afscheid van den agent en holde naar de telefoon
en vroeg aansluiting met Zevenhoven. HalloWat
zegt u De hond Ja, die is al weer twee dagen
thuis. Weg spaarpotje, weg illusie en met de
gedachte „Er is meer gelijk dan eigen", vervolgde
ik mijn weg, doch na enkele dagen kreeg ik een
postwissel, mij de telefoonkosten vergoedende.
Jan Hamer.