TENNIS-PANTALONS HENSEN „KLEVERPARK" DE TWENTSCHE BANK N.V. Zondagmorgen A. G. G. M. GIORGIS Zn. f 3.85 Betrouwbare Zaak HAARLEMSCHE MELKINRICHTING BL'DAALSCHEWEG 147 BLOEMENDAAL HET EERSTE GEBOD. Groote Openbare Vergadering N.S.B. MONTESSORI-ONDERWUS beantwoordt aan den eisch van dezen tijdhet kweekt zelfstandige menschen Bloemendaafsdhe Montesson-school - Vijverweg 27 f 1.25 ONTVLEKKEN EN OPPERSEN f 0.75 ALLÉÉN PERSEN Arbeidsbeurs Bloernendaal. Neemt een voorbeeld aan Kerkrade Bet re kt Uw KAAS uit eeri J. VERDEL - KLEVERPARK TELEFOON No. 10180 Wij leven in een tijd, die hunkert naar gezag. Dat is geen nieuws, we weten het langzamerhand wel. We weten ook, dat het geen heel eigen ken merk van ónzen tijd is, maar dat dit verlangen bestaat vanaf den vroégsten oertijd. Een enkele maal schijnen' we er eens bovenuit te komen, bijvoorbeeld in de „Verlichting", of, speciaal op godsdienstig terrein sinds het eind van de vorige eeuw, toen een groot deel van de -Christenheid het „gelooven op gezag" en daarmee vaak het gezag zelf, scheen te hebben afgezworen; maar op allerlei gebied duikt tegenwoordig toch weer het oude heimwee tip naar een macht, (al of niet belichaamd in een persoon), „die het weet." Hieruit blijkt slechts, dat het verlangen maar in schijn overwonnen was. Inderdaad snakken we nog steeds naar een wezen of een instantie (een Volkenbond, een kerk, een partij), dat ons de moeite' van het zelf-zoeken en denken be spaart en ons kant en klaar zegt, hoe liet moet. Ën liefst denken we ons dat wezen of die in stantie toegerust met een geweldige, aan het wonderbaarlijke grenzende macht, iets wat zelfs ónze Verfijnd-ontwikkelde hersenen niet kunnen doorgronden, maar dat ons. niettemin duidelijk maakt langs welke uitgestippelde wegen wij hebben te gaan. Iets of iemand, die nu eens iets concreets dóét, waarvan je weet wat je er aan hebt; zoodat er eindelijk eens raadselen worden opgelost, zorgen worden weggenomen; iemand, die die grootste plaag van alleonze verant woordelijkheid, van ons alheemt, en zegt: „Stil maar, ik zal 't wel voordoen." Voor zóó iets of iemand willen we dan wel werken ook; 't is niet uit luiheid, dat we er naar verlangen. Als we maar niet langer zelf hoeven te kiezen, als er maar een ander is, die de deur naar het Heiligdom voor ons ontzegelt. Niet, dat we dan de schuld kunnen afschuiven, daarom is het nog niet eens; maar dan hebben we tenminste weer een houvast, een anker; of: een kapstok, waaraan we onze idealen kunnen ophangen; of: éen vlag- 'waaronder we kunnen optrekkeh. In elk geval: iets vatets, iets tastbaars te midden van al het wankelende, iets wat meer is dan wijzelf, iets waarvoor we wat mogen doenwaaraan we mogen geven, offeren; een afgod. Dit alles weten we eigenlijk wel. Maai' we weten het, zooals we weten, dat we onzen naaste moeten liefhebben als ons zelf: als een theoretisch erkende waarheid, die we daarna rustig naast ons neer leggen, in het gunstigde geval strevende er „zoo veel mogelijk" naar te leven, maar die we toch nooit voor honderd procent au sérieux nemen. We weten wel, dat het gevaarlijk is om zich afgoden te scheppen, hóé begrijpelijk deze drang vooral in. nood mag zijn, en hoeveel waarachtig edele en zuivere drijfveeren er ook bij in het spel mogen zijn. Maar töch blijft het „in het spel". Hetzij wij er ons bewust van zijn, dat het afgoden zijn, waaraan wc ons hart hebben verpand, hetzij we werkelijk in den ernst van het spel gelooven voor God blijft ons heele armzalige goüden- kalf-aanbidding een spel. Ook al is het goud op zichzelf achttien karaats. En dit wenschen wij niet te erkennen. Hierin draaien wij ons zelf dagelijks weer éen rad voor oogen; wij offeren gewillig, elk aan zijn eigen afgod, hetzij in groepsverband, hetzij alleen, en misschien gelooven wij zelfs nog, dat wij, door dezen cultus indirect God toch dienen. Wij stellen ons immers in dienst van het goede, wij gehoorzamen trouw aan de bevelen, die onze afgod die immers een spreektrompet van God is, ons geeft. Wij buigen nederig onze knie, wij zijn aanbiddende, zwijgende slaven geworden, krui pende voor onzen afgod, maar óók voor God. Maar God zelf geeft het antwoord vanuit den donder op Sinai, voor toen, voor nu, voor eeuwig: „Ilc ben de Heer, Uw God, die u uit het slavenhuis uitgeleid heb. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." En dit gebod werd gegeven als het eerste ge bod. Misschien had het 't eenige kunnen zijn. „Heb God lief en doe dan verder wat ge wilt", SCHOORSTEENVEGERS RIDDERSTRAAT 18A ZWART HAARLEM - TELEFOON 13310 noemde Augustinus het. Als we dit ééne weten: „God", en verder niets, maar dan ook weten, niet zooals we weten, dat we onzen naaste moeten liefhebben, dan is het genoeg. Dan hebben we niet eens meer een excuus noodig van „dat we het toch goed bedoelden", „dat het op zichzelf toch niet slecht is iets te vereeren," enz. Een goede bedoeling is nooit een excuus, al wordt het honderdmaal beweerd; „dwalen te goeder trouw" blijft dwalen. („Dwalen" hier ver staan in den zin van wat God zoo noemt, niet volgens onzen eigen beperkten maatstaf). Want we hadden liet immers künnen weten, en dus niet behóèven te „dwalen"? Het is niet langer verantwoord om, schijnbaar ruim-denkend en eerbiedig, te zeggen: „wie kan Gods wil door gronden ik weet niet wat Gods wil is." Tegenwoordig beseffen we tenminste dit eenc weer wat beter: dat we het eigenlijk wèl weten; eigenlijk altijd wel weten. Hoe, dat gaat inder daad óns verstand te boven, die kennis is ons te wonderbaar. Maar we wéten hot; niet in het algemeen, maar voor elk speciaal geval daagt het ons ineens, en dan hoeven we niet meer te puzzlen en te kiezen. Niet te kiezen? wordt het dan töch voor ons gedaan, net als bij den afgod? Ja, maar anders. Volkomen anders. God laat ons inderdaad tot op zekere hoogte geen keus. „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Uit. Dus geen andere mogelijkheid. Maar aan den anderen kant laat Ilij ons vol maakt vrij in het gehoorgeven aan dat gebod. Hij dwingt ons niet, zooals de „afgoden" dik wijls wel doen, al is het slechts door suggestie of moreel overwicht, of door ons in ongenade te laten vallen. God wenscht geen slaven, maar kinderen. En als wij dagelijks uit eigen beweging weer naar de ketenen grijpen misschien ver gulde dan zijn we nog precies even ver als de gemeenteleden in Paulus' tijd aan wie hij schreef: dan is Christus feitelijk doelloos gestorven." Want Jezus kwam om vrij tc maken, van zonde, ja, maar ook van de speciale zonde van slaafschiieid, van steun-zoekende onzelfstandig heid, voortvloeiend uit angst. Gezag, dat bracht Hij ook, maar dan als een waarachtig gezag hebbende, „niet als de schriftgeleerden''. En Ilij heeft dit gezag nooit geëxploiteerd om aangebeden te worden; Hij wees zelfs de benaming „goede Meester" af, omdat niemand goed is dan God alleen. Iemand zei eens: „Jezus liet zich niet ge bruiken". Hij liet zich ook niet gebruiken als uithangbord of als toovenaar; deze geweldige verzoeking heeft Hij steeds weer af kunnen slaan. Hi j kon dit, omdat Hij teveel liefde voor de schare had om haar te misleiden; want Hij wist, dat het daarop onherroepelijk zou uitloopen. Hij had teveel eerbied voor God om Zijn schepselen tot slaven te maken en Hij nam die schepselen, die toen en nu „met opgestoken hoofde de open baring van het schepsel Gods" wachtten, volledig ernstig. fJ. Jezus liet zich dus niet aanbidden, Hij kon d:l y gevaar aan. Maar hoe weinigen kunnen dit Thans'is er een bew eging voor gcmeenschappe In de Gemeentelijke Concertzaal te Haarlem, die tot de laatste plaats bezet was, hield de Nationaal Socialistische Beweging een groote openbare vergadering. In deze bijeenkomst, die stond onder leiding van den leider van den Kring Haarlem-Zuid, trad als spreker op de heer C. van Geelkerken, algemeen secretaris der N.S.B.met het onderwerp „De Nationaal-Socialisten". Spreker vroeg zich af of het' nog wel noodig was na 4'/, jaar strijd, over de Nationaal-Socia listen te spreken. Doch spreker moet deze vraag bevestigend beantwoorden, omdat men zooveel over de Nationaal-Socialisten vertelt; in 't alge meen is de N.S.B.-er aan den buitenstaander niet sympathiek. Wij onderscheiden ons van andere menschen, zegt men. Zoo gauw zijt ge N.S.B.-er of niemand mag u meer. Men ergerde zich aan het zwarte hemd, dat men ons heeft uitgetrokken, men ergert zich aan ons insigne, onzen groet, onze strijdleus, ons orgaan, kortom aan alles. Onze propaganda werd ook door minister Colijn ordinair genoemd, en vulgair. Schelden we niet te hard? vragen ook N.S.B.-ers zich af. We willen ons niet verontschuldigen met het excuus dat anderen zoo gemeen zijn. Maar wij hebben critiek op alles wat laf en gemeen is in onzen Staat. En wij voeren onze propaganda om het beter te krijgen. Als gij meent dat onze propaganda onwaardig wordt, laat uw stem hooren. Onze tegenstanders zijn onwaar en leigen altijd, zegt spreker, dit illustree- rende met de aanhaling van een brief van een eerste Kamerlid, leider van een der Christelijke partijen, die adviseerde den strijd tegen zeker verbond te staken, omdat hij dit verbond steunde in den strijd tegen de N.S.B., en mededeelde dat ook de Koningin dit verbond steunde. Elk middel tegen ons is goed, zegt spreker. correcte pasvorm LET OP HET JUISTE ADRES Paarlaarsteeg 1, Tel. 12842 vaar ook aan? én dat maakt het voor ons zoo moeilijk. Paulus kon het aan, toen de verwon derende menigte in Lystra hem als een god wilde vereeren; met veel moeite overtuigde hij hen, dat hij een mensch was als zijzelf. Een paar dagen later steenigden zij hem. Wij vergeven een afgod niet als hij zichzelf onttroont. Maar de vele menschen en instellingen, die zich een, geheel of bijna, goddelijke eer hebben laten welgevallen, zij vormen onze dagelijksche groote verzoeking. Wij kunnen nooit dankbaar genoeg hen gedenken, die ons, hoewel wij zelf hen misschien in de gelegenheid brachten, deze verzoeking bespaarden. Wij danken aan hen meer dan vriendschap, meer dan liefde: wij danken aan hen onze vrijheid. Wij kennen ieder onzen eigen afgod wel, onze offers aan hem verbinden ons steeds nauwer aan zijn toovermacht, het net wordt steeds dichter getrokken. Zoo lang, tot onze vrijwillige gevangen schap plotseling zal blijken te zijn een vreeselijke en onvrijwillige, een waarvan we nooit meer los-, komen, evenmin als van de ban van de schoone wreede prinses uit het sprookje. En dan blijft er het eerste gebod, de geweldige eisch, die Gód ons allen stelt, inderdaad als ware Hij een „naijverig God". Hij eischt slechts dit ééne offerhet laten varen van den afgod, die ons gevangen houdt. Niet van iedereen het offer van denzelfden afgod, maar van elk van ons juist het offer van datgene, wat hem zijn innerlijke vrijheid beneemt, zooals Theophil Spoerri het uitdrukt. Willen wij dus offers brengen óm het offer dan zijn wij bij God verkeerd. God eischt slechts dit ééne offer van ons, niet als een bijzonder edele daad, die ons tot eer strekt, maar eenvoudig om ons vrij te maken. Maar wanneer wij dit offer kunnen brengen, en inderdaad geen andere goden meer voor Zijn aangezicht hebben, dan mogen wij Gods ge dachte: „tot uw verlossing" vertalen in: „tot Uw eer!" En dan begrijpen wij het eerste gebod ook in dezen zin: „Zoo blijft dan in de vrijheid waarmede Christus u heeft vrijgemaakt" (Gal. V 1). MAAKT KENNIS met onze school, vertrouwt ons Uw - kleuters toe. Ruime zonnige KLEUTERSCHOOL volgens half-openlucht-systeem in aanbouw. Billijke schoolgeldrege ling, Inlichtingen en inschrijving dagelijks. lljke bestrijding der N.S.B. onder den naam Eenheid Door Democratie," of zooals spreker verklaart „Eert Den Duit", een soort „herver zekering", waartoe alle partijen behoorenwant men gelooft als alle 53 partijen kapot zullen gaan, deze eene toch wel zal blijven bestaan. DC N.S.B., zegt spr., is niet een verstoorder van de rust, hoewel zij niet wil blijven zitten in de rust waarmee een oud-Atjeh officier het volk onlangs de bedstede inpraatte. Spreker verweert zich dan tegen de aantijging alsof het Nationaal Socialisme niet Ncderlandscli is. Ons Nationaal-Socialisme zal vergaan, en wij zullen niet bereiken waarvoor wij vechten, als onze beweging niet Nederlandscli is. Men heeft ons verweten dat er een internationale solidariteit is tusschen het Italiaansche fascisme en het Duitsehe nationaal-socialisme. Ik heb geantwoord: als het zoover komt dat we moeten optreden tegen de helhonden uit Moskou, dan hopen wij te gaan staan naast de zwarthemden van Mussolini en de bruinhemden van Hitier (daverend applaus). De Nationaal-Socialist ziet de N.S.B. als een door God gewilde bewegingwat het karakter van het Ncderlandscli Nat. Socialisme is, ligt duidelijk in onze geginselcn. De N.S.B. heeft het volk in al z'n geledingen gegrepen; de bekroning daarvan heeft op den Dam plaats gevonden, toen honderden neerge- knuppeld en van den Dam geranseld werden, terwijl de sociaal-democraten de Miranda en Boekman met de liooge hoed den zijkant van het paleis intraden. De bestrijding van de N.S.B. typeert spreker met de aanhaling van een artikel uit Het Volk, waarin een anti-Hitleriaansch boek, van een uitgewekenex-nationaal-socialist, wordt besproken, in welk boek wordt beweerd dat van der Lubbe tijdens het Rijksdagbrand-proces voortdurend gehypnotiseerd zou zijn door zekeren Ilanussen. Men vergat alleen maar dat de hypnotiseur al 4 maanden vóór liet proces begon overleden was. Ondanks onze „afzichtelijke beweging", zooals Het Volk zegt, duurt het geen 5 jaar meer voordat dit land Nationaal-soeialistiseh is donderend applaus...) Spr. releveert verschillende uitspraken van tegenstanders: Polak, die sprak van avonturiers, baantjes- en gelukszoekers; Ds. Buskus, die in Amsterdam zeide, voor de kerk van Christus het VAN COSTUUM, JAS OF MANTEL KLEERMAKERIJ EN PERS-INRICHTING MR. CORNELISSTRAAT 100, TEL. 11061 REPAREEREN - VERMAKEN - KEEREN. bolsjewisme te verkiezen boven het 'nationaal- socialisme; de Rotterdammer, die het meest ge- loovige volksdeel opriep om met de Marxisten op te trekken tegen de N.S.B. Een van dat meest- geloovige volksdeel stuurde mij, zegt spr., een brief waarop hij begon te zeggen dat hij stond op den bodem van een Christelijk volk, doch eindigde met uitdrukkingen als: ,.TIoe smaken de Musser- tjes? mij stinken ze nog teveel", en betite lingen aan ons adres als: „rioolratten, homo- sexueelen", enz. enz. Ons moet niet bezielen, zegt spreker, de geest van: we zullen den vijand straks wel krijgen. Wel moet neergeranscld worden wat ons tegenwerkt of ondermijnt. Wij moeten zijn trouw aan ons volk en vaderland, met opofferingsgezindheidwij weten ons in Gods hand; wij bouwen op wat diep in ons volk verankerd ligt; wij willen geen volk dat warm loopt voor een systeem, voor een stelsel. Wij willen weer zien een jeugd, die gelooft, een volk als eenheid. Kan de N.S.B. slagen Lou de Visser, de man die in een verzegelde wagon naar Rusland gestuurd moest worden, durfde op last van Dimitroff in de Kamer vragen of de N.S.B. niet verboden moest worden. Gij, zegt spr., moet kiezen tusschen hem en ons. Of hebt gij liever het Marxisme, of Spanje, waar de moord en slachtpartijen de Russische en Eransche revo lutie overtreffen De „Volk-"verslaggever, die onze Hagespraak beschreef, had het goed gezien toen hij schreef dat de deelnemers zonder argumenten zonder plan naar huis gingen, maar met het geloof „Mussert wint!" langdurig applaus en hou-zee-geroep). (tod heeft ons geplaatst in het midden van een volk, niet van een partij. Wij moeten kennen den geest van ons voorgeslacht: zij hebben niet ge vraagd naar meer of minder, maar hebben zich gegeven met een groote mate van overgave. Zooals de vier geuzen, die het slot Loevestein in bezit genomen hadden, en bezwijken moesteneen van hen werd levend gegrepen, gemarteld en bebloed op een steen gezet, hem werd gevraagd te zeggen, wie z'n kameraden en z'n opdrachtgevers waren, maar met de geweerloopen op z'n lijf is hij gaan zingen Geus, Geus, ja zoo wil ik heeten. Geus, Geus, op Belgen fel gebeten, Geus, ben ik steeds geweest, Geus, die den dood niet vreest. Als dat onze geest is, mogen we schilderen op alle straten: „Mussert wint!" (daverend applaus en hou-zee-geroep). Na de pauze werd een dertigtal ingekomen vragen door den spreker beantwoord, terwijl dé bijeenkomst met het zingen van het eerste couplet van het Wilhelmus werd besloten. Vóór de vergadering cn in de pauze zong een koor op het balcon vaderlandsche en strijd liederen. blJ.l. Zaterdag stonden bij de Arbeidsbeurs alhier ingeschreven 214 mannelijke en 2 vrouwe lijke personen, in totaal 21G werkzoekenden, gesplitst als volgt: Stucadoors 2 Loodgieters4 Behangers2 Timmerlieden3 Schilders3 Metselaars 3 Opperlieden 3 GrondwerkersG Overige bouwvakarbeiders4 Electriciens3 Monteurs (div. soorten)14 BankwerkersG Chauffeurs18 Bloemist-, land- cn tuinbouwarbeiders 41 Handels-en Kantoorpersoneel 17 Losse arbeiders61 Diverse beroepen 20 210 waaronder 2 dames. Het kantoor is gevestigd Bloemendaalsehe weg 313 te Overveen en geopend iederen werkdag van 912 uur v.m. Telefonisch te bereiken onder no. 1079510796. Alle bemiddeling geschiedt geheel kosteloos. dus van BEZORGING EN TOEZENDING OVERAL!!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 2