Economische Opbloei in Amerika. „KLEVERPARK" VERTREK 31 AUG. REISBUREAU „FLORA" POPULAIRE REIS _DE PARIA'S DER METROPOLIS. A. G. G. M. GIORGIS 8, Zn. „DE HUISVLIJT" Alle factoren voor een hoogconjunctuur aanwezig. Kans op inflatie Gezondheid en Hygiène in de Gouden Eeuw. f 1.25 ONTVLEKKEN EN OPPERSEN f 0.75 ALLÉÉN PERSEN 6 DAGEN PARIJS-VERSAILLES F 47.50 Een Ontstellende Statistiek der Londensche Armenwijk. Twee en een hall millioen Menschen in 12.000 Woningen. DE R.K. KERK EN DE N.S.B. Voor Huishoud- en Industrieschool- kleeding Zwarte Vrijdag in Wallstreet, die het begin der ernstige economische crisis in de Vereenigde Staten inluidde, had de zenuwen der ondernemers zoo zeer geschokt, dat de ondernemingsgeest voor een goeden tijd volkomen dood was. In 1935 liet men het aan Roosevelt over, met den opbouw te beginnen. Voordien had men reeds eenmaal ge poogd, de opbloei te stimuleeren, maar deze poging was op niets uitgeloopen. Eveneens faalde een tweede poging, die men onmiddellijk na de ambtsaanvaarding van Roosevelt waagde. Een nieuw optimisme werd levendig. Een nieuwe golf van optimisme kon zich begin 1935 baanbrekèn, toen de twee jaar geleden nog zoo geprezen „New Deal" van Roosevelt door de beslisssing van het Hoogste Gerechtshof in strijd met de Grondwet verklaard werd. Vele Amerik- kaansche ondernemers waren toen van meening, dat de economische opbloei, nu zonder staatshulp, met volle kracht kon inzetten. Alle factoren voor dien opbloei waren aanwezig, behalve een zéér voorname: de ondernemingsgeest. De bevolking was reeds over de depressie heen. Zij had ver trouwen in de toekomst, kocht auto's en bouwde huizin. Maar de-ondernemer, en nog sterker de geld schieter, bleven achter. Wéér moest de staa t het initiatief nemen en toonen, dat het mogelijk is hetgeld aan het rollen te brengen. Een groep Amerikaansche ondernemers, met Ford aan het hoofd, lieten zich den wenk uit Washington niet tweemaal geven en deden alle moeite, hun pro ductie te stimuleeren. De groote massa der onder nemers volgde het voorbeeld echter niet, en liet de maatregelen tot werkverschaffing, waarmede Roosevelt het aan tal werkloozen wilde terugbi engen eerst tot ontwikkeling komen. Pas tegen het einde van het vorige jaar begon de Amerikaansche parti culiere industrie zich in grooteren omvang voor den economischen opbloei daadwerkelijk te interes seeren. Nadien is er van eenigen terugslag ook geen sprake meer geweest. Op weg naar de hoogconjunctuur. De economische barometer staat gedurig op „mooi weer". Terwijl in normale jaren in dezen tijd een seizoeninzinking optreedt, werken in dit jaar de fabrieken op volle kracht door. Boven dien had men verwacht, dat de aanstaande presi- dents-verkiezingen de seizoensinzinking nog sterker zouden doen beinvloeden dan dat dit in „gewone" jaren het geval zou zijn. Maar niets van dit alles. Het indexcijfer der industrieele productie is ruim 20% hooger dan om denzelfden tijd van het vorige jaar. De staalproduetie is zelfs 60% hooger. De productiviteit van de staalindustrie, welke de bedrijvigheidsgraad van de overige industrieën verre te boven gaat, is zonder twijfel een zeer goed teeken. Het bewijst, dat de machine-industrie be langrijke opdrachten gegeven heeft; het bewijst verder, dat een van de belangrijkste industriën, de automobiel-industrie, zeer levendig is, terwijl deze gewoonlijk in dezen tijd van het jaar de nieuwe modellen voor het komende jaar voorbes- reidt. Ook de textielindustrie, die een van de grootste zorgenkinderen der Amerikaansche volkshuis houding is, deelt in den opbloei. De opwekking van electrische stroom bereikte in deze dagen den record-stand. De productie van steenkolen en de winning van petroleun stijgen voortdurend. Daarbij is het van buitengewoon belang, dat er nauwelijks op voorraad gewerkt wordt, dat de hoeveelheden slechts weinig aangroeien, maar dat de verhoogde- productie uitsluitend te danken is aan de groote vraag. Hiermede gaat een prijsstijging natuurlijk gepaard. Maar tot nog toe is deze gering geweest en is er dan ook geen reden om hierin een gevaar voor de toekomst te zien. Men vreest een inflatie. Ondanks den gunstigen economischen toestand is men in Wallstreet toch niet gerust. In breede kringen is men beducht voor een inflatie. Is deze meening gewettigd Het is juist, dat de uitgaven van den Staat aangroeien. Het deficiet van de schatkist bedraagt eenige milliarden dollars, een nog niet gekend verschijnsel in de Amerikaan sche staatsfinanciën. De bonus aan de oudstrijders, die van de uitkeering mooie kleeren en auto's koopen en zelfs reisjes naar Europa maken, is zonder twijfel een zuiver inflatieonistische hande ling. Deze verhoogt de hoeveelheid geld, die in omloop is, zonder tegelijkertijd een nieuwe, pro ductiviteit te scheppen. Deze uitkeering aan oud strijders is niet de eenige hulpmaatregel van de regeering geweest. De ondersteuning van den landbouw en de werkloozenuitkeeringen brachten enorme staatsuitgaven met zich mede. De Staat financiert dit alles en moet dus wel zijn toevlucht nemen tot een grootere uitgifte van bankbiljetten. Maar dit is niet met de inflatie in den gewonen zin van het woord op één lijn te stellen. Want door de grootere inkomens van tallooze men- sclien, stijgen nu reeds de belanstiriginkomsten. Het woord inflatie is derhalve hier niet geheel op zijn plaats. Zuiver theoretisch beschouwd heeft men hier misschien wel met een inflatie te maken. Dit is een kwestie die door de economen zelf zal moeten worden uitgemaakt. De Gouden Eeuw is in onze geschiedenis een tijd geweest van groote bloei op het terrein van kunsten en wetenschappen. Ook deze uitspraak gelieve men te aanvaarden: cum granum salis met 'n korreltje zout. Het is waar: de kunst be leefde -een glorie-tijdperk en zeker niet alleen de literaire en de schilderkunst, waartoe men zich al te enghartig 't liefst beperkt. Ook de stand der wetenschap ging met een vaart omhoog. Men herinnere zicli maar de namen van Cliristiaan Huygens de tweede Archimedes VAN COSTUUM, JAS OF MANTEL KLEERMAKERIJ EN PERS-INRICHTING MR. CORNELISSTRAAT 100, TEL. 11061 REPAREEREN - VERMAKEN KEEREN. Haarlem - Kennemerplein 5 - Telef. 16840 1e Klasse Hotels. Alles inbegrepen. (Behalve dranken). Londen telt 25.000 dakloozen! In Londen's East End vindi men de grootste armoede van Europa! Mo menteel is de armoede nergens n ijpender dan daar, waar het in de laatste jaren een kanker is geworden, die steeds meer wegvreet! De toestand is op het oogen- blik ondragelijker dan ooit. Sir Neville Chamberlain heeft het Lagerhuis al 'ns opgeschrikt door drastische afschilde ring van de toestanden inBirmingham, waar het water langs de muren der oberbevolkte kamers druppelt, de vloeren verrot en de stank ondragelijk is. Door zijn toedoen heeft hij weten te bewerk stelligen, dat er jaarlijks 12.000 nieuwe huizen in zijn vaderstad werden ge bouwd, waarvoor eredieten beschikbaar worden gesteld. Doch reeds lang vóór Sir Chamberlain, kort voor het begin dezer eeuw, had Sint Charles Booth, een reeder, die zich voor velerlei sociale vraag stukken interesseerde, doch overigens niets meer dan den naam met de stichter van hef Lege des Heils gemeen heeft, een alarmeereDd boek o er bet East End van Londen geschreven. Dit boek baarde geweldig veel opzien en is thans nog alge meen bekend. Op de door Booth geschapen basis heeft Sir Hubert toen het vierdeelig ooek „Nieuw onderzoek betreffende leven en arbeid te Londen" geschreven, dat als standaardwerk geldt en ge schreven werd in opdracht van de school voor poli tieke wetenschappen. De hoofdzaak van dit boek bestaat hieruit, dat het betrouwbare berichten moest leveren over de heerschende armoede in de armenwijken vaD Londen. Smith's onderzoekingen strekten zich hoofdzakelijk uit tot East End, het deel van Londen, dat Goya nog niet eens in alle verschrikkingen zou kunnen weergeven Op het onderzochte terrein zes wijken noorde lijk van de Theems en vijf ten zuiden ervan woont een bevolking van in totaal 2,5 millioen zielen. En dat in 12.000 woningenId vergelijking met den tijd van Booth, dus in de laatste 40 jaar, is het aantal Londenaars, die in armoedige om standigheden verkeeren, met een derde verminderd. Als de toestanden uit Booth's tijd thans nog be stonden, zouden er in Londen meer dan 800.000 menschen in de uiterste ellende leven. Dat is dus een tiende van de geheele bevolking. Het zijn er gelukkig „maar" 284.000, waarbij men nog moet bedenken, dat dit een getal uit 1934 is en sedert dien is er zeker geen verbetering ingetreden Wat is armoede Het is moeilijk dit begrip te omschrijven. Armoede wordt verschillend aange voeld. Het houdt vaak verband met de climatolo- gische omstandigheden. Armoede is voor een Napolitaan of voor een Algerijn niet hetzelfde als voor den Londenaar. De eerste leeft m de zon, de tweede ademt steeds weer kouden, natten mist en nevel in. Zijn voedingsbehoeften verschillen ook weer van die van anderen. De Londenaar heeft vleesch noodig en als hij niets heeft om te branden, leeft hij negen maanden in de koude. De industriali satie heeft bovendien zijn behoeften nog vergroot; hij heeft begrippen van comfort gekregen. En aan de andere zijde stort die industrialisatie hem juist in de werkloosheid en doet hem den nood nog heviger voelen. Uit het rapport van Smith blijkt, dat 3/8 van de bewoners van East End door de werkloosheid op de laagste treden van het mensche- lijk bestaan leven. Vreeseiijke toestanden heerschen ook in de eivolle woningen. Londen is hierin evenwel nog niet eens recordhoudster; deze twijfelachtige eer geniet de stad Shereditch, waar drie personen het minimum aantal is, hetwelk op één kamer samen woont, daar slaapt, eet, enz. Te Londen ,schat men het aantal dakloozen op ongeveer 25.000, die door de straten slenteren en ergens onderdak zoeken. Onder hen bevindt zich natuurlijk een groot aantal zwervers en misda digers, maar ook een groot aantal menschen, die zich op eerlijke wijze een weg door het leven trach ten te banen; krantenverkoopers, straatventers, sandwichmen, muzikanten en velen van hen hebben geen onderdak en kruipen des nachts ergens in een of ander asyi, op een dakkamertje of slapen onder een brug. Deze werkenden zonder onderdak schat Smitli op circa 30.000. Het droevigst is het evenwel gesteld met hen, die geheel alleen door het leven moeten. Zij be zitten geen middelen om zich ooit weer uit de ellende op te werken. Hun- lot is en blijft de eeuwige ontbering,hoewel velen onder hen de kunst verstaan, him verblijf zindelijk te houden en zoo de illusie te scheppen van een huiselijken haard, met, zij het dan ook zeer bescheiden, behaaglijkheid. Onder deze ongelukkigen zijn vele lieden, die geen pensioen genieten en van de kleine steun, die de straat hen geeft, moeten rondkomen. Bij de meesten van deze oude heden is de vrees voor het invalidenhuis zoo groot, dat zij liever de grootste ontberingen lijden, dan zich in zulk een kazerne te laten opsluiten. Anderen weigeren zelfs steun of hulp te aecepteeren, daar zij van niemand op eenigerlei wijze afhankelijk wenschen te zijn. Eenmaal per jaar, als de hopoogst nadert, ver dwijnen er 30.000 menschen uit dit leger der armoe de naar het land. Zij komen niet veel rijker terug, dan zij gegaan zijn, want hun harde arbeid wordt slecht betaald, maar het verblijf op het vrije land is vóof deze slaven van nes el en steenwoestijn, als een vacantie in het Patadijs en vooral de kin deren genieten met volle teugen van lucht en zon. Het is het eenige lichtende punt in dit donkere hoekje van de hedendaagsche „beschaving". Jan de Witt, die de grondlegger is geworden van de verzekeringswiskunde, Jan Swammer- dam, de uitvinder der microscoop. Maar nu het korreltje zout, hierboven bedoeld. De uitzondering, die we willen maken op de geweldige vooruitgang der wetenschappen is het terrein der geneeskunde. Dokters, zooals wij die kennen, waren er in dien tijd niet. Ais zoodanig fungeerde de barbier. De barbiers hebben sinds de gouden eeuw veel aan hun belangrijkheid ingeboet. Vol vertrouwen wendde men zich voor allerlei kwalen tot den eerzamen barbier, die in het aanwenden van de geneesmiddelen nogal eenzijdig te werk ging: aderlaten en bloedzuigers hielpen tegen allerlei kwalen. Een geschiedschrijver merkt hierbij op, dat deze geneeskunde meer slachtoffers heeft gemaakt dan een bloedige oorlog. Het kan ons niet verbazen, als wij ons voorstellen hoe men een patiënt, lijdend aan bloedarmoede met ader laten en bloedzuigers wilde genezen. Vermakelijk is dikwijls de wijze, waarop men sommige verschijnselen op liet gebied van ziekte wilde verklaren. Ook in de Gouden Eeuw hadden sommige men schen last van ongedierte. Men verklaarde dit „klassiek" verschijnsel aldus: „Het gebeurt somtijds, dat er in 't men- schenbloet selve Dieren (dat is Luysen) groeien, om het lichaem op te eten. In- sonderheit op kinderhoofden". Ook over lintwormen waren fantastische' ge ruchten in omloop. Men meende, dat zoo'n dier een lengte kon krijgen van minstens 100 m.In werkelijkheid houdt des lintworms lengte met 9 m. al op. Het was voor den Gouden-eeuwer heelemaal niet lastig om het lintwormverschijnsel te ver klaren „Ons lichaem is so vruchtbaer, dat er nauwelijcks een Deel gevonden wordt, daer geen wormen in groeyen. De voornaamste oorsaeck is de gulsigheyt. lek heb oock gesien in sommige menschen, die lange tijt veel droogh broodt aten, dat se heel vol wormen wierden". Besmettelijke ziekten eischten tal van slacht offers. In Leiden vergaderden de Theologen, die „op last der Hoogmogende H.H. Staten-Generaal" zich wijdden aan de nieuwe Bijbelvertaling. Tijdens dit werk het duurde twaalf jaar woedde er in Leiden de pest, die 20.000 menschen ten grave sleepte. Men kón tegen deze vreeseiijke ziekte eenvoudig niets doen, omdat men over de oorzaak van het ontstaan der pest volkomen in het duister tastte. Men nam wel maatregelen, maar deze maatregelen verergerde dikwijls de kwaal. Het beddengoed uit de besmette huizen werd b.v. heel gewoon verkocht. Een middel tegen pest was o.a.: een gedroogde pad, in azijn gekookt. Breidde de ziekte zich erg uit, dan liet men de menschen maar aan hun lot over. Soldaten hielden de wacht bij de poort om te verhinderen, dat menschen een door pest besmette stad ontvluchtten. Is het dan wonder, als we lezen, dat de pest zooveel duizenden slachtoffers maakte En neem dan eens in aanmerking de onge zonde en onhygiënische toestanden, die er heersch- ten zoowel in de stad als op het platteland. De gevreesde pokziekte werd als een dood gewone ziekte beschouwd. Geen wonder de SCHOORSTEENVEGERS RIDDERSTRAAT 18A ZWART HAARLEM - TELEFOON 13310 inenting is ongeveer een eeuw later uitgevonden door Dr. Jenner. „Deze sieckte is alle menschen so gemeen, datter naewelijkcks één onder duyeent ge vonden wordt, die deeze sieckte niet eens in sijn leven komt te gevoelen." Men was in de middelen ter bestrijding van sommige ziekten niet al te kieskeurig. Men oor- deele „Is iemant van een dullen hont gebeten, sal men daer opstellen paerdemis in sterken azijn gekookt of te gestoote zwavel met spcecksel gemenght ofte peek met wat zout". Bij al deze dwaze en dikwijls komisch aan doende recepten treft men een enkele keer ook wel eens wat goeds aan. Zoo bijvoorbeeld wordt er dikwijls op het nut van het poetsen dér tanden gewezen, op het gevaar van het vele gebruik van tabak, op: „de suyvere lucht als de allerbe- quamste tot behoudemsse der gesontheit." Laten we nog eens luisteren naar Vader Cats. Hij rijmelde in allen gemoede het volgende: „Wast U handen, wast U tanden Dikwijls, want het is U goed! Maar wast zelden Uwen voett Doch, wat immer U geschied, Wast V hoofd zijn leven niet!" Neen de Gouden Eeuw moge geweldig zijn geweest het geldt niet voor den gezondheids toestand en liygicne. En van Vader Cats krijgen we een allesbehalve frissche indruk! „MEN LAAT DE MAAR PRATEN". BISSCHOPPEN alleen Schagchelstraat 46, Telefoon 14461 en Badhuisstraat 29, Telefoon 15993. In alle kerken en kapellen van het bisdom Roermond is Zondag j.l„ aldus meldt „De Tijd", een herderlijke brief van dr. G. Lemmens, bisschop van Roermond, voorgelezen. De bisschop herinnert daarin aan de vorige waarschuwingen tegen de N.S.B., welke zijn uit gegaan van hem persoonlijk en van het geheele Episcopaat. Men laat echter blijkbaar, zegt de brief, de bisschoppen maar verklaren. Men acht zich zelfs beleedigd, dat zij volgens hun herderlijken plicht spreken en optreden. Men gaat met even groote vrijmoedigheid door. Meer nog: men smeedt plan nen om in het oer-katholieke Limburg groote ver gaderingen en demonstraties te houden. Ieder weet, dat wij met groot geduld en lank moedigheid zijn opgetreden. Ieder weet, dat Wij ons nooit in zuiver tijdelijke aangelegenheden willen mengen. Maar ieder zal moeten erkennen, dat wij. nu men op deze wijze reageert op onze plechtig! vermaningen omtrent dreigende geestelijke geva ren, niet meer mogen zwijgen en stil zitten. De Bisschop vraagt van de geloovigen met alle» aandrang: -■■••• „Houdt u allen ver van de bedoelde bijeen komsten; toont geen belangstelling en bedwingt ook uw nieuwsgierigheid, want zelfs die zou als belangstelling kunnen worden uitgelegd; leest hun geschriften niet, neemt ze niet aan, maar toont openlijk uw afkeer; sluit enger en sterker dan ooit de katholieke gelederen; vermaant uw medebroe der, opdat hij zich wachte voor menschen, die openlijk tegen den Bisschop ingaan, schaart u allen daadwerkelijk achter uw Bisschop, die in naam van God en als een vader u wil leiden in deze tijden, die vol zijn van geestelijke gevarenen bidt met Ons, dat God de verblinde en verdwaalde broeders nog doet terugkeeren van den Weg, die steeds verder afwijkt". Wij zullen aldus de bisschop op Zondag 6 September een grooten Biddag houden om Gods hulp af te roepen tegen 't groeiend gevaar. De Bisschop sluit met een vermaning en een smeekbede tot hen, die de stem van hun Bisschop tot nu toe niet verstonden en niet volgden: „Broeders, weest niet eigenwijs maar blijft trouw aan de leiding van hem, die door God gesteld werd om ook u veilig naar uw eeuwig einddoel te leiden. Thans geldt het verschrik kelijke woord: „wie niet met Mij is, is tegen Mij. Wie zou dan tegen Christus durven kiezen? Wij zegenen u allen en rekenen op u!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 2