MUI ILV.
„MONA'Anthraciet
„DE HUISVLIJT"
is hard en glanzend.
Maar Ook Nooit Andere
De Belgische kwaliteit Anthraciet
OVERVEEN
Bij onze Pagelijksche
Rondwandeling.
A. 6. G. M. GIORGIS Zn.
Van de Leestafel.
I 1.25
ONTVLEKKEN EN OPPERSEN
f 0.75
ALLÉÉN PERSEN
„KLEVERPARK"
Technocratie en
Samenleving.
I Dat zijn geen luchtkasteelen van fantastisch
idealisme. Het zijn feiten, die spreken. De kunst
matige vernietiging en beperking der productie,
de tientallen millioenen, die niet meer meedoen
in het productieproces, en bovendien door hen,
die nog werken, gevoed, gekleed en gehuisvest
moeten worden, vormen het sprekend bewijs.
Vul nu Uw bergplaats
met MonaAnthraciet
ZOMERPRIJS:
afmeting 30/50 m.M. k f 1.95
afmeting 20/30 m.M. a f 2.10
TELEFOON Nos. 23517—557 SANTPOORT
25 Augustus 1936.
Hedenochtend klokke 9 uur nam dan weer het
nieuwe schooljaar een aanvang. De oudere leer
lingen begroetten elkander na zoo'n lange af
wezigheid, terwijl de nieuwelingen door hunne
respectievelijke moeders en vaders werden af
gegeven aan het schoolhoofd, ten einde hun de
noodige wijsheid bij te brengen.
„Jantje huilt" konden we waarnemen, terwijl
er ook in stilte een traantje door Janjes Moeder
werd weggepinkt.
Verderop richtte een Vader de lens op zijn
dochtertje, om een herinnering te hebben aan
haar eerste stap op school.
„Opgeruimd is netjes", lieten weer anderen
zich ontvallen, en zoo luidde de bel het nieuwe
leerjaar in. Vreugde, met weer dezelfde tranen
over enkele jaren, als Jantje uit school komt
met het bevret „Geslaagd" en de werkelijkheid
wat meer van nabij bekeken moet worden.
Het gaat ieder jaar maar door.
Zoo is het leven!
26 Augustus 1936.
„Mijnheer!"
Als een paal stond ik na dezen uitroep tegen
over een lieftallige deerne.
„Dame (welke h.b.b.h.h.) waarmede kan ik
u van dienst zijn?"
„Ik wilde u gaarne eens wat vragen".
Aangezien ik thuis geen jalouzie(en) heb, stelde
ik mij voor het beantwoorden zooveel mogelijk
beschikbaar. Na eerst wat over kalfjes en koetjes
gesproken te hebben, stak H.Ed, van wal, want
ze laveerde wat om mij heen.
„Zegt u nu toch als 't u blieft, waar het om gaat".
Eindelijk kwam het er uit: groote afkeuring
over de tuinbeplantingen, waarmede de Bloemen
dalers zich beijveren om de bloemetjes zooveel
mogelijk buiten te zetten. Haar voorstel, om
mee te gaan naar haar huis, werd door mij ge
accepteerd, en uit de verte werden we van uit
het dakvenster al door de verdere huisgenooten
begroet. Onder de toonen van de „Hochzeits-
marsch", die ons door de radio tegenklonken,
belandden we in den erker.
Na de uitnoodiging om eens in den erker te
zitten, geaccepteerd te hebben, werd het mij
vanaf die plaats groen en geel voor de oogen.
Van een straat of laan was niets te bekennen,
waarom ik dan ook maar verzocht voor het zolder
venster te mogen plaats nemen. Daar gekomen,
werd mij een glaasje ranje met een ijsklontje
door das Deutsche Madel Willy geserveerd, en
SCHOORSTEENVEGERS
RIDDERSTRAAT 18A ZWART
HAARLEM - TELEFOON 13310
eerst daar kregen we als in een uitkijktoren een
schitterend gezicht over Bloemendaal s bloemen
pracht. Dat zouden we nu ook zoo graag beneden
zien, maar die heesters zijn zoo hoog.
„Weet u daar nu geen weg op?" werd mij ge
vraagd en de daad bij het woord voegende, wees
ik den weg éénmaal links en éénmaal rechts, dan
ziet u het bordje „Raadhuis", gaat u daar nu
eens om raad, en zu zult zien, dat u over 14
dagen ook beneden een pracht uitzicht heeft!
Den volgenden dag werd mij een bosje vergeet-
me-nietjes bezorgd; binnenkort ga ik weer eens
op visite, maar de huissleutel wil ik niet hebben...
JAN HAMER.
FORDWERELD.
Veertiendaagsch Tijdschrift voor Trans
port en Toerisme.
Telkens wanneer dit tijdschrift weer op onze
tafel verschijnt, valt ons de frissche, aangename
uitvoering op. Steeds is de omslag in heldere
kleuren gedrukt en typografisch volkomen ver
antwoord. Ook de inhoud doet steeds aangenaam
en welverzorgd aan.
In dit Augustusnummer brengen we allereerst
een bezoek aan „De Sierkan", de bekende melk
fabriek te Den Haag. We maken een rondgang
door het moderne en technisch prachtig ver
zorgde fabrieksgebouw en komen tenslotte te
recht bij de expeditie-afdeeling, waar natuur
lijk een ruim gebruik wordt gemaakt van de
Eord-truck tot aller tevredenheid.
Ook aan de literatuur is de noodige aandacht
gewijd. We vinden ditmaal een spannend verhaal
van de bekende Nederlandsche schrijfster Willy
Corsari en getiteld „Inspecteur Lunds Inspiratie".
Een serie zeer exclusieve opnamen en fotomon
tages verlevendigen den tekst.
In alle belangrijke plaatsen van Nederland
vinden we Ford-toonzalen. In Dordrecht werd
juist een nieuwe geopend, waaraan hier een
artikel is gewijd.
Herhaaldelijk worden ook met Fords groote en
VAN COSTUUM, JAS OF MANTEL
KLEERMAKERIJ EN PERS-INRICHTING
MR. C0RNEL1SSTRAAT 100, TEL. 11061
REPAREEREN - VERMAKEN KEEREN.
zware tochten ondernomen en het uithoudings
vermogen en de capaciteiten van de wagens ge
toetst. Mr. P. H. L. Lamberts Hurrelbrinck
bespreekt in een artikel „De Alpenrit", een derge
lijke proeftocht.
Ook de heer De Wolff Peereboom uit Alkmaar
ondernam een dergelijken tocht en beschrijft
dat in een artikel „Vierduizend kilometer in één
week." Chauffeurs worden tegenwoordig onder
worpen aan een zware psycho-technische keuring
in het laboratorium van de P.T.T. In een aardig
artikel wordt hierover iets verteld.
Tenslotte wordt er iets verteld van de handige
kleine wagentjes, die niettemin veel comfort
bieden, n.I. de Ford-juniores. Al met al dus vooral
voor vakmenschen een belangrijk geschrift.
V oor Huishoud - en Industrieschool-
kleeding
alleen
Schagchelstraat 46, Telefoon 14461 en
Badhuisstraat 29, Telefoon 15993.
In „Bellamy-Nieuws", het officieel orgaan der
Internationale Vereeniging „Bellamy", troffen
we onder bovenstaanden titel aan het hierna vol
gende uittreksel uit een Radiorede, door Dr. E.
H. F. V. d. Lely, voor de V.R.O.-microfoon ge
houden.
De Technocratie houdt zich bezig met het
onderzoek naar de economische en maatschappe
lijke invloeden en gevolgen, die de zegetocht der
machine en techniek met zich meebracht in onze
samenleving. Haar doel is op grond van dit onder
zoek richtlijnen aan te geven hoe de vruchten van
de techniek zoo goed mogelijk aan allen ten voor-
deele kunnen komen.
De eerste belangrijke conclusie, waartoe de
Technocratie komt, luidt: De voortschrijdende
techniek met zijn steeds grooter vervanging van
menschelijken arbeid door de machine, doet een
in omvang steeds toenemende blijvende werkloos
heid ontstaan, indien de huidige arbeidstoestanden
en organisatievermogen van den arbeid ongewij
zigd blijven.
Het aantal ingeschreven werkloozen nadert
in ons land reeds bedenkelijk het half millioen,
terwijl dit aantal in Amerika en Europa zonder
Rusland reeds de 25 millioen overschreden heeft.
Wanneer wij mogen rekenen, dat gemiddeld
elk dezer werkloozen een gezin heeft, dat uit een
vrouw en twee kinderen bestaat, dan beteekent
dit, dat honderd millioen menschen rechtstreeks
de materieele gevolgen dezer werkloosheid aan
den lijve ondervinden. Zij zijn verstoken van den
zegen die de techniek ons dagelijks brengt in den
vorm van overvloedige oogsten en een enorme
massaproductie van industrieele artikelen. De
vruchtbaarheid der aarde is enorm toegenomen,
dank zij de rationeele en wetenschappelijk ont
ginning van den bodem en haar verborgen rijk
dommen. Het productievermogen der moderne
fabrieken is toegenomen tot in het fabelachtige.
Het dringt steeds meer tot ons door, dat onze
aardbol vruchtbaarder is en meer rijkdommen
Verbergt, dan men vroeger ooit heeft kunnen
vermoeden. De overvloedige opbrengsten worden
zelfs verbrand of in zee geworpen. In 1935 b.v.
400.000 wagonladingen. De bebouwde opper
vlakte is reeds belangrijk ingeperkt. De suiker,
een eminent volksvoedsel, wordt in zulke massa's
voortgebracht, dat men er in ons land over dacht
er alcohol van te maken en deze inplaats van
benzine voor auto's te gebruiken. De meeste
suikerfabrieken in Ned. Indië zijn stilgelegd.
Koeien en varkens zijn er in zulke hoeveelheden,
dat sommige landen er geen raad meer mee weten
en ze afslachten en verwerken tot meel en mest
en tot verkleining van den veestapel zijn over
gegaan. In Nederland werd in 1933 ruim 38 mil
lioen K.G. aardappelen en 50 millioen K.G. groen
ten weggegooid. In het buitenland werden 144.000
wagonladingen rijst en 267.000 zakken koffie
aan de vernietiging prijs gegeven. De wereld
schijnt met haar producten geen raad te weten,
terwijl millioenen snakken om deze rake gaven
der natuur in voldoende mate deelachtig te worden.
Zoo zouden we kunnen doorgaan. Nagenoeg van
alle voortbrengselen der aarde schijnt ,er een
teveel te zijn. Met producten der industrie is dit
nog in veel sterkere mate het geval. De moderne
bedrijven kunnen met weinig menschelijke arbeids
krachten voedsel, kleeding, schoeisel, genotmid
delen enz., in zulke hoeveelheden vervaardigen,
dat bij een doelmatige verdeeling iedere bewoner
onzer planeet zich in een redelijken welstand zou
kunnen bevinden. Het mag ons des te meer ver
wonderen, dat een dergelijke enorme productie
bereikt wordt niettegenstaande ontelbare werk-
Iooze arbeiders niet meedoen. Wanneer we dan
ook om ons heen zien, welk een overproductie
er is van graan, rubber, suiker, eieren, boter enz.,
hoe havens vol liggen met een teveel aan zee- en
binnenvaartschepen, hoe ontelbare auto's de
wegen bevolken, hoe goed de bevolking nog ge
kleed gaat en wij bedenken daarbij, dat dit alles
slechts door een deel der menschheid is gepro
duceerd en een groot deel helaas door werkloosheid
daaraan niet meegewerkt heeft, dan hebben wij
goede gronden ons over dat alles tot in het diepst
van ons hart te verwonderen. Ons te verbaêejjl
over een maatschappij waarin tientallen millioenen
der bevolking werkloos zijn, niet meedoen
aan de voortbrenging en waar toch nog zulk een
groote productie voortgang heeft.
Wij leven thans op een allereigenaardigst tijdstip
der wereldgeschiedenis en ontwaren dingen, die
nog nooit zijn voorgekomen en het gevolg zijn van
de vergevorderde techniek.
We zien in de eerste plaats, dat bijna de helft
van de menschheid, economisch bekeken, niet
meedoet aan het productieproces, waardoor we
maar voor een gedeelte in die welvaart verkeeren,
welke mogelijk zou zijn.
In de tweede plaats, dat we uit menschwaardig
oogpunt verplicht zijn een behoorlijk deel van
wat ons toekomt te geven aan de helft die werk
loos is, zoodat we daardoor nog minder welvaart
hebben.
En tenslotte het meest treffende, dat het over
gebleven restje welvaart nog eens verminderd
moet worden door varkens te vernietigen, graan
te verbranden, koffie in zee te werpen, enz.
Gezien dat alles, vragen wij ons af, hoe het
mogelijk is, dat we nog die welvaart hebben
en nog die productie bezitten, die wij thans beleven
en die onevenredig groot is in verhouding tot het
bruikdeel der nuttig aangewende arbeidsprestatie.
De allergrootste welvaart zou ons deel zijn
wanneer de officieele en onzichtbare werkloozen
met volle kracht mee gingen produceeren, boven
dien niet langer door de maatschappij gesteund
behoefden te worden en productievernietiging
niet meer plaats vond.
Wij weten dat de massaproductie typisch is
voor onze maatschappij en dat bij die massa
productie de arbeider op den achtergrond is ge
komen en de machine op den voorgrond. Dit
heeft tot gevolg gehad, dat wanneer een fabriek
zijn productie wil verdubbelen het niet noodig
is om ook het aantal arbeiders te verdubbelen,
omdat het voor de machine weinig uitmaakt,
of zij 10.000 of 20.000 producten fabriceert. Zoo
kan tenslotte de fabriek zijn productie vertien
voudigen door slechts het aantal arbeiders te ver
dubbelen. Wij zouden kunnen zeggen, dat bij het
te werk stellen van arbeiders, de productie in
Verhouding veel sterker toenemen kan en toege
nomen is dan de vermeerdering van het aantal
arbeiders zou doen vermoeden. Daardoor zal,
door het in het productieproces de officieele en
verkapte werkloozen op te nemen, de wereld
productie niet alleen verdubbelen, maar vertien
voudigen of misschien nog grooter worden.
En als we dan rondkijken en zien hoeveel mooie
auto's ons voorbijsnellen, hoevelen een radio
bezitten, hoe goed nog de bevolking gekleed gaat
in een maatschappij, waar dat alles slechts door
een deel der bevolking is opgebouwd en waar
een deel der productie vaak ook nog wordt ver
nietigd of productiebeperking plaats vindt, dan
kunnen wij ons geen idee vormen hoe welvarend
een maatschappij er uit zou kunnen zien, waar
niet slechts een deel aan de productie meedoet,
maar waar iedereen productief en opbouwend
meewerkt.
Ik wil er verder niet op ingaan hoe welvarend
onze maatschappij er uit zou kunnen zien met
zoo'n geweldige productie en bovendien zonder
vernietiging. Ieder zou tienmaal meer goederen
kunnen krijgen dan thans, dus iemand die nu
f1500.per jaar verdient zou zooveel kunnen
krijgen als waarvoor hij thans f 15000.zou
moeten verdienen. Het klinkt fantastisch. Maar
het is een feit, dat de moderne techniek in staat
is zooveel te produceeren, dat ieder mensch, zelfs
de laagst gesalarieerde, zooveel aardsche goederen
zou kunnen krijgen, dan hij ook maar redelijker
vijs zou kunnen gebruiken. Wc zouden een maat
schappij voor ons zien, waar armoede onbekend
is, waar de laagst gesalarieerde nog een hoeveel
heid goederen enz. krijgt, en een welstand heeft,
die nu slechts voor betrekkelijk weinigen is ge
geven.
Het is dan ook geen algemeen belang meer, dat
men zich gaat interesseeren voor het probleem,
waarom door groote werkloosheid de welvaart
zoo verminderd is. Neen, het is ieders persoonlijk
belang, te streven naar een systeen of regeling,
waar de welvaart zooveel grooter kan zijn dan thans
het geval is.
Neen, wanneer wij dit inzien, mogen we niet meer
zeggen, dat we arm zijn en dus moeten bezuinigen,
dus minder goederen moeten koopen en verbruiken.
In deze wereld van den overvloed zijn wij plotse
ling neergeploft, dank zij de revolutionaire ont
wikkeling der industrieele techniek. Het behoeft
ons dus niet te verwonderen, dat wij er direct geen
raad me® weten en we nog altijd wegen volgen en
maatschappelijke opvattingen huldigen, welke
niet meer in deze nieuwe wereld thuis behooren.
Wij zijn maatschappelijk nog in de kinderschoenen
blijven staan en moeten een geestelijke verande
ring doormaken om ons in de aangelande wereld
van den overvloed thuis te gaan voelen. Wij zijn
nu nog vreemden in ons nieuwe huis. Nu staan
wij nog angstig in den nieuwen tijd, besluiteloos
om er ons in te wagen, daar we het nog niet kunnen
gelooven in een wereld van den overvloed terecht
gekomen te zijn. Als kinderen vragen wij ons af:
„Zou het waar zijn, dat wij eindelijk denken als
de vrek en de gierigaard, die te zuinig leeft te
midden van zijn rijkdommen?" En toch is
het waar. Wij leven veel te zuinig, want millioenen
gaan slecht gekleed, zijn onvoldoende gevoed en
gehuisvest, terwijl er van alles overvloed is, dat
aan deze toestanden onmiddellijk een eind zou
kunnen maken. Maar zoolang wij nog denken op
wijzen en handelen volgens methoden, welke uit
voorgaande eeuwen stammen, is verbetering uit
gesloten, omdat onze maatschappelijke houding
dan niet past bij den nieuwen tijd. Wij moeten
meegaan met den tijdstroom en onze levenshouding
aanpassen en veranderen. Wij zijn achtergebleven
bij onzen tijd en haar materieelen vooruitgang.
Daarom verkeert de wereld op het oogenblik in
hevige gisting en wordt de geestelijke strijd ge
streden tusscben overleefde maatschappelijke op
vattingen en de eischen die de nieuwe samenleving
aan ons stelt. Hier ligt de kern van de sociale span
ningen. Het zijn de baringsweccn van den nieuwen
geest, die zich in de wereld van den overvloed op
zijn plaats zal voelen. Aan deze geestelijke om-
stelling, overschakeling, ontkomt niemand. Voor
zeer velen zal zij moeilijk zijn, omdat wij leven
volgens gewoonten en overgeërfde opvattingen,
die zich moeilijk langs verstandelijken weg laten
wijzigen. En toch zal dit de eerste voorwaarde
zijn, wil onze techniek en de voortgebrachte
rijkdommen een zegen voor allen worden.
Uit het feit, dat er geen scliaarschte aan goe
deren heerscht, blijkt dat het vraagstuk van een
rationeele productie en distributie geen politiek
karakter heeft, omdat het volkomen overbodig is
te twisten over een rechtvaardige verdeeling,
indien er overvloed is.
Naast de belangrijke stelling over de Technolo
gische Werkloosheid moet als tweede genoemd
worden „De ontwikkeling der techniek en uit
schakeling der menschelijke arbeidskracht doen
het inkomen uit arbeid zoodanig dalen, dat hej,
aanbod der goederen en de finantieel-kraclitige
vraag steeds grootere wanverhoudingen gaan ver-
toonen. Ons finantieele stelsel met zijn methoden
om het geld te maken en te distribueeren via de
bankbedrijven en werkers aan den consument moet
falen en verouderen, wanneer wij in een samen
leving gekomen zijn, waarin steeds minder werkers
noodig zijn bij de productie en distributie der
goederen. Het inkomen uit arbeid stijgt in een
dergelijke samenleving immers niet meer evenredig
met de stijgende productie, maar vertoont de
tendenz te dalen in verhouding tot de totale
productie. Het finantieel mechanisme, dat de
distributie der goederen verzorgt met geld, dat
via de bedrijven bij de verbruikers komt, faalt
in een tijdperk dat de bedrijven steeds minder
menschelijken arbeid noodig hebben bij hun
productie.
Het is voor ieder duidelijk, dat als 25 millioen
werkloozen geen inkomen meer ontvangen, dit
een enorme daling der totale koopkracht ver
oorzaakt. Dat tekort worde door de producenten
des te erger gevoeld, omdat ter zelfder tijd, dat
zij de arbeiders door de machines vervingen, de
productie verveelvoudigd werd.
Wanneer in een bepaald bedrijf, b.v. een bak
kerij, door mechanisatie, van de 20 menschen, die
erin werken, tien werkloos Worden, dan is het
een leugen om te zeggen, dat die tien evengoed
hun brood kunnen hebben, ook al werken zij niet.
Daarmee wil ik niet zeggen, dat die tien niet
geroepen zijn tot arbeid, maar het is een leugen,
dat de arbeid van die tien noodzakelijk is om aan
den kost te komen.
Wij zijn in een wereld aangeland, waarin onge
veer de helft der menschheid met behulp der machi
nes de geheele menschheid van het noodige kan
voorzien. In een dergelijke wereld kan en mag de
welvaart van ieder niet meer uitsluitend bepaald
worden door het feit of hij toevalligerwijze nog tot
de betaalde werkende helft behoort. Daar een
voorziening in de redelijke behoeften van de ge
heele menschheid noch aan de moderne techniek,
noch aan de economie, onvervulbare eischen stelt,
is een zoodanige maatschappelijke verandering
noodig en noodzakelijk, dat deze het groote vraag
stuk der betere distributie der welvaart tot
oplossing brengt en den mensch vrij maakt voor
een werkelijke beschaving, die niet geketend is
aan de vrees voor honger en ondergang.
Het bestaande distributie- en productiesysteem
is gebaseerd op een geldstelsel, dat niet harmonieert
met onze werkelijke productie capaciteit en voort
gebrachte rijkdommen. De paradox van een schrij
nende armoede, als gevolg van geldgebrek, naast
een overvloed van goederen, welke de primaire en
vele andere behoeften kunnen dekken, is daardoor
een in de geschiedenis ongeëvenaard verschijnsel.
Ontwikkeling van de techniek beteekent echter
niet alleen een vergrooting van de productie,
maar ook een vervanging van menschelijke arbeids
krachten door machines en dit heeft weer een ver
grooting van het aantal werkloozen ten gevolge.
Verlaging van arbeidsloonen, vermindering van
de koopkracht der arbeiders, brengt direct of
indirect een koopkrachtvermindering van het
overgroote deel der bevolking mede, waardoor
de vergroote productie onverkocht blijft. Dc
machinale productie kan echter wel de arbeiders
als arbeiders maar niet als koopers missen, zij
heeft behoefte aan een massa, die consumeert.
Consumptie is echter slechts mogelijk door geld
en geld is slechts aanwezig indien de massa arbeidt
en machinale productie maakt de massa arbeidloos.
Dit is de vicieuze cirkel, waarin een maatschappij
verzeild raakt, die geld in plaats van goed tot de
basis van haar economisch bestel kiest.
De wegen om dezen vicieuzen cirkel te ver
breken, zijn principieel reeds vastgelegd voor hen,
die het met de heden ontwikkelde gedachtengang
eens zijn. Deze nieuwe economie moet de techniek
vrijmaken van belemmerende factoren, als de
supprematie van het geld over het goed en van
maatschappelijke dogma's over gezonde logische
jmichten.