HENSEN Damesjassen Onze plaatsgenoot, de heer J. D. Bierens de Haan, (Doctor Theologiae) thans ook Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte. A. G. G. M. GI0RGIS Zn. VEREENIGING DER NOTARISSEN TE HAARLEM VERKOOPLOKAAL 'T NOTARISHUIS Maandag 28 September Kijkdag van 10-4 uur. Dinsdag 29 en Woensdag 30 September Verkooping. Tooneel. - V." Bij gelegenheid van de overdracht van het rectoraat (rector eener universiteit is de titel van den voorzitter van den Senaat der hoogeschool, •welke senaat bestaat uit de gezamenlijke lxoog- leeraren) van de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, eene plechtigheid, die jaarlijks plaats heeft aan het begin van den nieuwen cursus, is dit jaar aan dr. J. D. Bierens de Haan uit Aerdenhout verleend het eere-doctoraat in de faculteit van Letteren en Wijsbegeerte. De aula der Universiteit was reeds vóór vier uur j.l. Maandagmiddag geheel gevuld. De academische senaat was bijna voltallig, honderden studenten bevonden zich op de gaan derijen, de besturen hunner corporatiën zaten op een eereplaats aan den voet van den katheder, toen prof. Zeeman, de scheidende rector, zijn uit voerig en geestig verslag van de lotgevallen der academie uitbracht. Dat duurde meer dan een uur, maar niemand heeft zich daarbij verveeld. Onze lezers kennen de feiten en cijfers door prof. Zeeman opgesomd al uit de dagbladen. Wij willen echter onze lezers eenige geestige opmerkingen uit de als geheel boeiende rede van den rector niet onthouden. „Lichamelijke training is ook training van den geest, zij 't in bepaalde richting". „Het doel van de Unitas Studiosorum (de A.S. Bond) is hetzelfde als het doel van het Amsterdamsche studenten corps". „De wetenschap schrijft haar geschiedenis zelf'. „Geen autoriteit wordt hier ontzien dan die het ware zoekt en brengt". „De samenleving onder schatte niet de waarde van het redelijke denken". „Het personeel der academie gaf velerlei adviezen aan dooden en blinden op velerlei gebied". „De gemeenschap zorge voor stoffelijke en geestelijke vrijheid van hen die zich aan wetenschappen wij den". „Men beknibbele de hoogleeraren niet". „Groote vrijgevigheid pare zich aan eischen van groote soberheid". Ten slotte een uitlating aan gehaald van wijlen prof. Josephus Jitta „Recht kan slechts op waarheid berusten". Hierna had de eere-promotie plaats. Professor J. H. Pos, de promotor, sprak aldus: Doctor Bierens de Haan, Het voorstel tot Uw promotie honoris causa, dat in Juni j.l. door de Faculteit der Letteren aan de Senaat dezer Universiteit werd gedaan, is na korte motiveering zonder verdere bespreking aan genomen. Als promotor verheug ik mij over de gelegenheid om vóór de openbare voltrekking der promotie-handeling de beteekenis van Uw wijs- geerig werk in het licht te stellen. De toegemeten tijd doet mij zoeken naar het meest wezenlijke. rv^P-isft tatie óver „De beteekenis van Shaftes- burj^ Engelsche Ei;hiek" waarop gij in 1891 te terecht tot doctor theologiae werd bevorderd, gaf reeds duidelijk Uw wijsgeerige opvatting der ethiek te zien. Behandeling en kritiek zijn over wegend die eens wijsgeers. Uw gelieele latere ont wikkeling wordt begrijpelijk voor wie vanuit de rij der volgende geschriften op Uw eersteling terug ziet. Shaftesbury werd door U begrepen als oor spronkelijk ethisch denker, die het utilisme afwijst zonder in intellectualisme of rigorisme te vervallen, voor wien de grond der zedelijkheid gelegen is noch in onbewust gediend eigenbelang noch in een buiten den mensch staande autoriteit, maar in een aanleg des menschen zelf, welke zich in een hoog gestemd, onafleidbaar gevoel openbaart. Het ver band van zedelijkheid en schoonheid, zooals Shaftesbury dit, Plato's erosleer weder opnemend, voorstond bleef voor U een voorbeeld. Tot in een Uwer laatste geschriften „Plato's Levensleer", blijkt, dat de keuze van Uw eerste object van onder zoek door een intuitie van geestelijke verwantschap werd bepaald. Inderdaad," Shaftesbury was vpor U iets geheel anders dan een onderwerp dat men zich laat geven, om, naar het heet, zijn studie af te sluiten. Hij was het begin Uwer philosophisehe zelfbewustwording, hij bleef Uw spiegel en leids man ook toen Gij boven hem uitkwaamt en zelfs waar Gij hem afwees. Uw kritiek was scherp op Shaftesbury's oplossing van het probleem des kwaads, dat door hem voor-niet bestaand wordt verklaard. Vanuit dieper theologisch inzicht hekel- det Gij zulk oppervlakkig optimisme. Toen evenwel later de menschkundige theoloog in U tot specu latief mysticus geworden was, kwam, metaphysisch verdiept, ook bij U het inzicht in de negativiteit van het kwaad terug. Het werd dan niet, als bij Shaftesbury, voor onbestaand verklaard, maar als voorwaarde tot de verwerkelijking der Idee be grepen. Uw negen jaar later verschenen „Levensleer naar de beginselen van Spinoza" behandelt een grooter en dieper denker, een die minder dan den eerstgenoemde is gedetermineerd door tijd, ras en maatschappelijk milieu. Uw commentaar op de Ethica is niet historisch, maar wijsgeerig. Gij legt Spinoza uit met kritiek, die haar maatstaf ontleent aan de grondgedachten van den wijsgeer zelf. Gij bereiktet binnen de sfeer van Spinoza's denken systematische afronding, doordat Gij, de wereld leer prijsgevend, de levensleer bouwdet op den grondslag van het activiteitsbeginsel dat begrij pelijk verband tussehen onze innerlijke ervaringen sticht. Deze synthese van geesteswetenschappe lijke psychologie is veel meer dan een samenstel van Spinoza-citaten. Gij keurt en schift Uw mate riaal vanuit volle geestelijke ervaring en op grond eener diepgaande introspectie. De subtiele samen hang der hoogere menschelijke gevoelens wordt door U beter begrepen en adaequater tot uitdruk king gebracht dan Spinoza's bevangenheid in wis kundige redeneertrant toeliet. En toch ontwikkelt ook Gij een wisse kunde van liet- affectleven, dat Gij, naar Spinoza's eigenlijke bedoeling, als rede lijke, zelfgenoegzame samenhang begrijpt. Spinoza had niet alleen te onpas de wiskundige redeneer- vorm verleend aan zijn inzichten aangaande de menschelijke geest, het determinisme van zijn wereldleer had in de levensleer eenige hardheden verooizaakt. die voor redelijke bezinning geen stand houden. Op deze punten verbetert Uw Spinozisme Spinoza. Gij hebt bij voorbeeld aan het berouw als geestelijk gevoel zijn zin teruggegeven, zonder in overdreven waardeschatting van dit gevoel te vervallen. Wanneer gij daarnevens aan het leed een zin toekent in het proces der zelfver werkelijking, dan wordt de hardheid van Spinoza's Stoiscisme getemperd door een element van Nieuw- Tcstamentisch Christendom Uw Spinoza-studie ging de horizon van Shaftes bury te buiten, doordat de levensleer gevat "werd in een kosmische achtergrond. Bij Spinoza zelf stond deze, als zuiver naturalisme, onverzoend tegenover de levensleer. Tussehen de Deus natura en de Gods-idee die den mensch liefheeft was geen samenhang. Bij U ging meer en meer het kosmisch naturalisme zich vergeestelijken, totdat in de Idee de grond van wereld en menschengeest beide werd herkend. Het idealisme dat zich in de rijping Uwer jaren ontwikkelde, vond zijn afsluit ing in de trilogie „De weg tot het Inzicht", „Wereldorde en Geestes leven" en „Menschengeest". „De weg tot het Inzicht" 5s een ware phenomenologie der kennis, die opklimt van de zinnelijke aanvang tot het zich zelf denkende denken, die wortelhandeling van den geest, waarvan al het ervaarbare afhankelijk is. Men herkent hier Plato Plotinus en de speculatieve mystiek in modern gewaad. Omvattender nog is „Menschengeest" waarin Gij ondernomen hebt, de Idee als grondslag niet enkel van zedelijkheid- en kennis, maar ook van schoonheidszin en religie te bewijzen. Gij zijt U blijkens de voorrede van .de oorspronkelijke opzet van dit werk bewust geweest. Inderdaad geeft gij een synthese der vier geestes gebieden in hun gemeenschappelijke wortel, waar men gewoonlijk volstaat met afzonderlijke fun deeringen. Begonnen met liet zedelijk gevoel verwijdde zich Uw onderzoek tot de inhoud van den mensehen geest om te eindigen en te rusten in de metaphysica der zich zelf verwerkelijkende Idee. Het verband met de levensleer werd daarbij niet verbroken, gelijk Gij op liooger plan in Uw Plato-studie tot haar zijt teruggekeerd. In een denken als het f? ".is. Meet vyesA .«Jijp methode, meer Idee dafi gr)j,..jtfaw'fësullaat( hoé- zeer het zich ook voltrekke naar een ontwerp dat tot in onderdeelen doordacht is. Uw denken is niet verklarend, maar zin gevend. Tot de kennis der verschijnselen draagt het niet bij, tot de natuur wetenschappen hebt Gij weinig te zeggen. Deze zoeken de natuur te kennen zooals ze objectief gedacht moet worden, voor U komt de natuur in aanmerking zooals ze aanschouwd wordt in de doorleving. Toch staat Uw denken niet huiten de wetenschappen, maar het heeft in de eerste plaats beteekenis voor die gebieden, waarin naast de ver klarende methode de zingeving beoefend wordt de geesteswetenschappen. De moreele en esthe tisehe verschijnselen in gtwahiedenis en cultuur vragen naast verklaring ook zinduiding en daartoe hebt Gij toegangen geopend en vrij gehouden in een tijd die geneigd is alle begrip te verwachten van het verklaren alleen. De levensbeschouwelijke strekking van Uw denken heeft U in aanraking gebracht met kringen van intellectueelen en wijsheid zoekenden, breeder dan gewoonlijk hij bereikt, die leeft in een acade mische positie. Gij hebt wijsgeerig inzicht en rede lijk levensbegrip gebracht aan zeer velen. Is Uw denken door zijn mensclielijkheid toegankelijk voor iedereen, de innerlijke voornaamheid ervan doet U begrijpelijk zijn zonder dat Gij vervlakt of vergrooft. Een man der massa evenwel zijt Gij nooit geworden. Het tijdsgewricht en de maat schappelijke situatie in ons vaderland bepaalden Uw geestesgang tot een dappere vaart tussehen Scylla en Charibdus; eenerzijds stond het kerkelijk geloof op de vaste bodem vim het absoluut ver leden. Duizenden voor wie de inhoud van het geestelijk leven zijn waarde ontleent aan Open baring of Autoriteit konden in Uw idealisme slechts zien een afbraak, niet de hoogere, vrijgemaakte vorm van datzelfde wat hen bezielt en me, het leven verzoent. En' anderzijds kolkte en zo g de sociale beweging, het nieuwe geloof, dat all s zet op de toekomst. Gij moest voor de eenen te positief, voor de anderen te individualk burgerlijk zijn. Het is hier niet de plaats het verstand uit te leggen. Het midden dat Gij se te houden en dat voor rechts te links, voor lix rechts was, was geen midden, maar diepere d nen- sie. De menschenwaarden waarom Gij U bekom mert zijn dezelfden als waaraan het geloof g en waarvoor de toekomstbeweging strijdt, de bezinning en de strijd gaan kwalijk in éér man samen, en U was de bezinning toegevallen. Dit doctoraat, dat een arbeid van vijf en v :rtig jaren kroont, komt zeker niet te vroeg. De U) ver- -Tx.li. J1.I. TT to.n«l AnVt-l- I 1V, TT /li ItaI' '\.l^ siteit die het U verleent eert in U zich zei: hoedster der Nederlandsehe beschaving hee zij in U herkend een voortzetter der lijn van vrije Nederlandsehe geesten die in de aanvang |iaar Uilig isch- mis- eent ïs te B1LDERDIJKSTRAAT Ia - HAARLEM - TEL. 11928 top bereikte in Erasmus van Rotterdam. Zij begroet in U een man, niet enkel gesproten uit een geslacht dat zooveel aanzienlijke beoefenaren der wetenschap heeft voortgebracht, maar die als zijn geestelijke verwanten en leidslieden Hegel, Kant, Leibniz, Spinoza en Plato aanwijst. Uw omgang met deze onsterfelijken is de Neder landsehe zaak ten goede gekomen. Het zelfbegrip der mensehheid, door hen bereikt en dat boven nationaal is, is door Uw vemederlandsching, voor de onzen concreet geworden zonder daarbij te ver liezen. Uw gehalte is denken, Uw vorm kunst. Uw zilveren proza is geen uitwendig kleed slechts: de klank des inhouds is in overeenstemming met zijn kleur. Misschien hebben het klaterend intel lect van Bolland en de eerbiedwekkende weten schappelijkheid van Heymans in de aandaelxt der tijdgenooten iets weggenomen van het aandeel dat toekwam aan Uw voorname, stille speculatie. Maar de toekomst zal voor Uw arbeid een eigen en blijvende plaats bewaren. Aan Dr. Bierens de Haan werd hierna gelegen heid gegeven het woord te voeren. Wij danken het aan zijne welwillendheid ook deze rede hier in extenso te kunnen weergeven. In U, Professor Zeeman, onder wiens rectorale bewind mij het doctoraat honoris causa in de faculteit van letteren en wijsbegeerte is verleend, dank ik den Senaat der Amsterdamsche Univer siteit voor deze eervolle onderscheiding. Dat juist de Universiteit mijner geboortestad, aan welke ik met zoovele handen gebonden ben, mij deze eer, bewees, stemt mij tot verhoogde vreugd. Aan Professor Pos, mijn warmen dank voor de wijze waarop U het beeld mijner geestelijke ontwikkeling hebt geteekend en voor Uw hartelijke belangstel ling, in mijn werk betoond. Mijn liefde voor de wijsbegeerte is ontwaakt te Utrecht, waar echter in liet eind der tachtiger jaren het hooger onderwijs mij niet de verwachte leiding gaf en ik als student mijn eigen weg moest zoeken. Opzoomer verkeerde in zijn vermoeide nadagen en de wijsgeerige belangstelling was tot het nulpunt gedaald. Ilc zocht levensleer en werd korten tijd geboeid door Ed. von Hartmann. Weldra begreep ik anders te moeten aanvangen en bestu deerde de Engelsche ethiek der 18de eeuw. In dien tijd mijns levens was de wetenschappelijke wereld positivistisch georiënteerd, zoodat voor mij dui delijk was waar zicli de vijand ophield. Derhalve ging ik mij op David Hume bezinnen, die niet slechts het voorloopig slotwoord der Engelsche ethiek gesproken had, maar in tweeërlei zin de eerste theoreticus van het modern-positivisme is geweest. Het tekort van Hume moest ook de fout van het 19e eeuwsch positivisme zijn. Dit alles was voorspel, want mij lokte de faam van Spinoza. getailleerde modellen 3.25, 2.75, 2.10, 1.95 LET OP HET JUISTE ADRES PAARLAARSTEEG 1 - TEL. 12842 Aanvang Seizoen 1936-'37,15 October Spreekuur dagelijks van 11-12, 2-5 en 7-9 uur. Schagchelstraal 29 Telefoon 10806 V/1- I /kV. DANS AC A DEM IE //fill Ü.G. MARTIN Zonen HAARLEM, AMSTERDAM. BUSSUM.HILVERSUM geschreven vertoogen, die ik bundelde als Idee studies, Verborgen Harmonie en Vergezichten. Ik meen dat zij in de Nederlandsehe letterkunde een eigen plaats bekleeden. De meeste dezer welden in mij op als een verrassend geschenk der Muze. In geest en gezindheid stemmen zij met mijn wijs geerig werk overeen, schoon de vorm der begrips- beelding een andere is. Ook Faust en de Commedia de Tragedie en de Komedie gaven mij - stof tot arbeid. Thans heb ik naar de jarentelling den avondstond mijns levens bereikt, maar ik heb niet het gevoel alsof ik nu een einde nader. Ilc geloof niet aan de Untergang des Abendlandes al ziet de wereld er drqigend uit, wat zij vaak heeft gedaan. Ik geloof aan regeneratie. De bestemming des menschen ligt niet in den ondergang. De bdStemming der weten schap, der wijsbegeerte en der kunst evenmin. Mijn promotor noemde den naam Plato. Hij aan wien mijn laatste geschrift gewijd is, was mij steeds de hoogste openbaring van den wijsgeerigen geest: philosophos en poietes in eenen. Zoo ik in den platonischen zin heb mogen arbeiden is mijn leven niet zonder inhoud geweest. Ik blijf de Amsterdamsche Universiteit dank baar dat zij aan mijn levenswerk de sanctie harer eervolle onderscheiding heeft verleend. Zoowel de woorden van den rector als de toe spraken van prof. Pos en dr. Bierens de Haan wer den door de aanwezigen met een hartelijk applaus begroet. Na afloop der plechtigheid werden de nieuwe rector Prol'. Ernst Laqueur (de bekende specialist op liet gebied der hormonen-leer) en onze nog altijd jonge inaar weldra 70-jarige Doctor philoso pliiae door honderden gelukgewenscht. Zijn levensleer zou diepten ontsluiten zoo zij in vrijheid werd nagedacht. Aanvankelijk scheen mij Spinoza's wereldleer, waarin de levensleer gebed was, naturalistisch gestempeld; maar later is mij anders gebleken. Ik werd geen Spinozist in den orthodoxen zin des woords en moest met ver-v schillende Spinozisten eener oudere generatie en opvatting den degen kruisen, te meer daar mij het Spinozisme geen afzonderlijke waarheid was, doch een dicpklinkend akkoord in de symfonie der Europeesche gedachte. Geen ernstige wijsgeerig- heid echter die niet met Kant rekening houdt, zoo werden in dien tijd Spinoza en Kant voor mij twee wegwijzers, want ik was niet van meening dat de een den ander uitsloot. Ten slotte moest in mij het denken zijn eigen weg van bezinning gaan, en, mocht deze weg ook dielit langs Fichte en Hegel, de heroën van het Duitsche idealisme, voeren, Fich- tiaan of Hegelaar werd ik nief, overtuigd dat de Nederlandsehe wijsbegeerte geen provincie der Duitsche is, want bij alle internationalisme der wijsgeerige gedachte draagt zij het eigen stempel van haar instelling en haar taal. De Nederlandsehe taal heb ik vereerd als een zielsbèzit waarmee de schoonste werken konden worden gewrocht. Ik ben dank verschuldigd aan de instellingen waaraan ik als docent en woordvoerder heb mogen medewerken: wijsgeerige en andere vereenigingen, Volksuniversiteiten, de Internationale School voor Wijsbegeerte, de School voor Maatschappelijk Werk. Zij gaven aan mijn levensarbeid een vasten vorm en schonken een omgang welken de studeer kamer niet geeft, zoodat mijn werk geboren is uit het huwelijk van eenzaamheid en gemeenzaamheid. Mijn wijsgeerige geschriften zijn vastlegging en verbreeding van de gesproken voordracht, dié aan de schrijftafel was voorbereid. In ons land staan vele geesten ook zonder akademische voorbereiding open voor het wijsgeerig woord. Ik weet daarvan treffende voorbeelden. Maar wat is in den grond der zaak levende wijsbegeerte anders dan een methodisch zich rekenschap geven aan zichzelf aangaande den zin van leven en wereld Een reke ning en verantwoording om niet in de verwarring der wereld onder te gaan? Het wijsgeerig denken dient de gemeenschap doordat het is een arbeid des mensehen aan zichzelf. In dit geval geldt de spreuk: Charité bien ordonnée commence par soi- même. Van vroeg aan, sinds ik mijn wijsgeerige taak opvatte, heb ik gestreefd het enkele te verstaan in een verband des geheels; de idee der totaliteit van het geestesleven heeft mij voorgelicht eer zij in meer algemeene erkenning kwam: de geledingen van het menschelijk geesteswezen, rede, zede, schoonheidszin, religie, één samenhangend geheel, en bij afzonderlijke behandeling disjecta membra; het geestesleven een fase in de kosmische bewe ging, die ook het leven der natuur omvat. Deze zienswijze beteekent de eindoverwinning over het 19de eeuwsch positivisme. "Nevens het wijsgeerig werk heb ik met voorliefde „Boy meets Girl", bij „Het Centraal Tooneel'! (Regie Cees Laseur). Hetzelfde stuk dus als ik verleden week in de opvoering van „De Amsterdamsche Tooneel Vereeniging" besproken heb. Hetzelfde stuk, maar in eene geheel verschillende opvatting, zoodat het een ander stuk scheen. Eene vergelijking gedetailleerd te maken, is ver leidelijk, maar vereischt plaatsruimte. Laat mij dus volstaan met deze opmerking: De regie bij „de Amsterdamsche Tooneelvereeniging" legde het zwaartepunt bij de vertooning meer op een saty- risch element, die van „Het Centraal Tooneel" spitste zich toe op typeering. Mij stond de laatste opvatting nader, ofschoon een paradox schijn baar de eerste waarschijnlijk meer in overeen stemming was met de opvatting des schrijvers. Willy Haak (het meisje, dus het ydillische moment) was teederder dan het meisje van Mary Dressel- huys, die meer droomverloren speelde, dus ook goed. „De Markiezin van Arcis", door Carl Sternheim bij het Gezelschap Saalborn-Parser (Regie Louis Saalborn.) Een prachtige vertooning van een stuk, welks stijl wij helaas of gelukkig, al naar men het nemen wil ontwend zijn geraakt. Ongetwijfeld een sterk speelstuk vol (melo) dramatische effecten en nu ja, wij nemen ten slotte dan maar de (hier en daar valsche) rhetoriek en het iet-wat pathetische op den koop toe. De Markiezin van Pommeraye wil zich wreken op haar gewezen minnaar, den markies van Arcis. Zeer geraffineerd is die wraak: Zij koopt Clementine Duquenoy en hare dochter Henriette, een meisje met een ruime ziel. maar met wat men noemt een verdacht verleden, om zich zedig voor te doen en dan te zorgen, dat de markies op Henriette verliefd wordt. Dit geschiedt en het gaat zóó ver, dat de Markies haar, Henriette, trouwt, dus haar tot de Markiezin van Arcis maakt. Dan onthult in een triomf van wraak de markiezin van Pommeray wie en wat Henriette is. De markies is wanhopig, wil Henriette dooden. Deze, die intusschen werkelijk is gaan houden van den markies, werpt zich voor zijn voeten en vraagt als genade den dood. Dan trekt de markies haar aan zijn hart, alles is vergeven en vergeten en met dit blij eindigende slot en met „Schadenfreude" over de markiezin de Pommeray gaan zij naar huis. En met de herinnering aan een prachtige voorstelling, want Louis Saalborn gaf prachtig en in pompeusen stijl den zwierigen markies, fel ook in zijne smart-oogenblikken in het laatste bedrijf. Schitterend was Magda Janssens als de markiezin, valseli en -wreed met oogen van haat haar oogenspel vooral was prachtig met breede gebaren. Julia Cuypers was goed de gluiperige moeder. Carla de Raet Henriette. Zij gaf goed het aanstellige, kuische meisje, maar het was meer knap dan spontaan spel, ofschoon zij in het laatste bedrijf wel los kwam. Edmond Visser. SCHOORSTEENVEGERS RIDDERSTRAAT 18A ZWART HAARLEM - TELEFOON 13310

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 2