ID U R A Ml E A IE OE1EI SELECTIVITY INDICATOR AAN DE KINDER KAMER-DEUR.... BLOEMENDAAL Bij den ondergang van het s.s. „Van der Wijck". Sijdragen Huwelijksgeschenk. bericht U, dat ook in het filiaal bekwaam technisch personeel aanwezig is, om U de vele Radio-Apparaten 1937 te demonstreeren en toe te lichten. U bent verzekerd bij ons van I. de Grootste Keuze, II. Vlugge bediening, III. en de beste Service. (Demonstratie aan huis zonder eenige verplichting). blTen gerieve van hen, die nog geen gele genheid hadden hunne bijdrage voor het Nationaal Huwelijksgeschenk aan het Bloemendaalsche Co mité af te dragen zij er op gewezen dat op verschil lende adressen collectebussen voor dit doel gereed staan, en wel te Bloemendaa! len huize van Douai rière Jhr. Mevr. E. H. E. Teding van Berkhout- Camerlink Helmolt, Villa 't Heuveltje. Parkweg 2; de Twentsche Bank N.V., Bloemendaalscheweg 147 en bij den secretaris-penningmeester van het Comité, den heer H. F. Heerkens Thijssen, Rustenburgherweg 9. Te Overveenten huize van mevr. A. Bührmann- le Gras, Ter Hoffsteedeweg 9, alsmede ten Raad- huize. Te Aerdenhout: ten huize van mevr. A. E. H. baronesse van Dedem-Zubli, Boekenroodeweg 6 en bij mevr. van der Merscli-de Bie Leuveïing Tjeenk, Tramweg 7. Te Vogelenzangten huize van den heer H. Meinesz. voorzitter van het Comité, Bekslaan. Aan bovenstaande adressen zijn tevens nog her- inneringskaarten verkrijgbaar tegen een minimum bijdrage van f 0.25. Voor de goede orde en ter verdere voorkoming van de vele vergissingen die reeds gemaakt zijn, zij er nog de aandacht op gevestigd dat het post gironummer 293100 luidt ten name van den secre taris-penningmeester van het Comité Bloemendaal voor het Huwelijksgeschenk aan Prinses Juliana en Prins Bernhard, zonder toevoeging van den eigennaam van den penningmeester. Hoog vliegt St. NicoTaas door de lucht. iHij zit op 't paard, dat kreunt en.zucht. Zijn knechtje Piet hangt aan den staartj ,yan 't wit- en zwartgevlekte paard. w Als 't maantje schijnt en hen verliet,.,,' Komt er plezier op hun gezicht, Dan grijpt Piet In z'n diepen zak' En klautert op den nok van 't date Vóór dat iemand 't heeft bemem, Is hij den schoorsteen in gewerkt. Aan rook of roet stoort hij zich niet, Maar daarvoor is 't ook Zwarte Piet! BV men de kleintjes 's morgens op, Dan vinden ze een tol, een pop, Een spoortrein met een lange baan, Dit heeft die goeie Sint gedaan. Een berijmde St. Nicolaas-vertelling. Ze zaten rustig saam te praten, Den avond vóór Sint Nicolaas; Daarboven sliepen Lies en Broertje, Die droomden nu van Pieterbaas. Maar 't Ouderpaar, vol lieve zorgen, Besprak hoe leuk het weer zou gaan Als morgenochtend vroeg de kleuters De schoentjes daar weer zagen staan. „Voor Henk die chocola-sigaartjes", Zei Moe, „daar houd hij zooveel van, Dat is nu net zoo'n aardigheidje Voor onzen lieven kleinen man. Hij was wat bang bij het naar bed gaan, Dat Pieterman op 't dak zou zijn „Die lieve schat", zei daarop Vader, „Och ja, hij is ook nog zoo klein." „Nou klein zei Moeder protesteerend Hij is zeven jaar en zoo kordaat, Al menig kind dat dan komt zeggen, Dat Sint-Niklaas niet meer bestaat". „Och ja, die jeugd van tegenwoordig", Dus mopperde nu Vader weer, „De zuigelingen in de wiegjes Gelooven straks aan Sint niet meer." „Gelukkig maar, dat onze lieverds Dan toch zoo wijs nog maar niet zijn", Sprak Moeder, stil gelukkig-lachend, „Want dat zou eclit-verdrietig zijn. Voor Lieske heb ik hier een hartje Met vruchten, kijk, van marsepein, Daar is ze weet je wet zoo dol op, Dat stop ik in dat schoentje-klein." „Die Lies", dus lachte Vader, „heeft straks Zoo lief geroepen bij den haard: „Dag beste Sint Niklaas en Pieter, Komt U vannacht nog met Uw paard?" „Ja, Lieske is óók vol verwachting", Zegt Moe, „ze wordt pas zes zoowaar, Als die. niet aan den Sint geloofde Maar stil eens man. wat hoor ik daar?" En beiden luist'ren ingespannen; Daar boven wordt er zacht gepraat; 't Is of zij kinderstemmen hooren. „Dat kan toch niet zegt Moe, „zoo laat „Die rakkerds zullen hardop droomen", Lacht Vader, „van het paard van Sint, Wat er vannacht wel weer zal komen, Wat ieder in de schoentjes vindt Een lach omstraalt weer Moeder's trekken; „Toe man, kom ga eens zachtjes mee, Ik wou dat toch zoo graag eens hooren, Nee, Vadertje, zeg nu niet „nee". We gaan héél zachtjes saam naar boven, En luisteren dan aan de deur; Dat kinderlijk geloof is héérlijk Toe mannie, stel me niet teleur." Wij vragen Uw speciale aandacht voor het zoo genotvolle en uiterst selectieve radio-apparaat Verkrijgbaar reeds vanaf f 115. met ultra korte golf (Betaling regelen wij desgewenscht). Hoofdkantoor Kleverlaan 176 (t.o't Sportveld) Tel. 14753 Filiaal Bloemendaalscheweg 119 (hoek Dr. D. Bakkerlaan), Tel. 23937 te Bloemendaal En twee paar voeten zijn toen sluipend De trap héél zachtjes opgegaan; Het zorgend Ouderpaar heeft luisterend Aan 't kinder-slaapvertrek gestaan Zij hooren daar hun kleine Ventje Dat tot het lieve Zusje spreekt, Maar als zij luist'ren, is 't die beiden Of er daar plots iets in tien breekt. „Zeg Lieske, jij moet óók nog zeggen, Heusch Zus, dat moet je nu ook doen Dat wij nog aan den Sint gelooven .En aan den schoorsteen en de schoen; rnm nu Pa en Moes verdrieten, 1 doen er zooveel moeite voor Pas op, kruip gauw onder de dekens, Ik meen, dat ik daar Pappie hoor." En twee paar voeten zijn toen sluipend De trap héél zachtjes afgegaan, Beneden is de deur der kamer Ook even zacht weer dichtgedaan. En twee paar oogen keken daarop Elkander stil-verdrietig aan Uit Moeder's oog - zij kon 't niet helpen Daar drupte zachtkens-stil een traan Historisch Van bevoegde, in de geschiedenis onzer scheep vaart ingewijde, zijde schrijft men ons over deze in de pers allengs op den achtergrond geraakte zaak het volgende: Nog korten tijd geleden was de belangstelling van geheel Nederland en Ned-Indië gericht op de noodlottige ramp met het s.s. „Van der Wijck". Vooral het raadsel van de wijze waarop de „Van der Wijck" verging, prikkelde de nieuwsgierig heid van het publiek, temeer wijl ook van be voegde zijde wijselijk geen enkele verklaring werd afgelegd. Nieuwe rampen troffen ons land en de belangstelling werd overgebracht op de Scheveningsche loggers en op het Grieksehe schip te Schiedam. Intusschen bracht een ontijdige verklaring van een der passagiers het raadsel nogmaals naar voren. Zijne „verklaring" dat de „Van der Wijck" reeds in de haven slagzij zou hebben .emaakt lijkt ons ongegrond en onvoorzichtig, i'en eerste is het voor den niet zeeman zeer moei- ijk te constateercn of een schip scheef ligt. Een 'eit is, dat een passagier of een bezoeker, die :an boord stapt gewoonlijk den indruk krijgt, iat een schip scheef ligt. Hiervoor zijn versehil- .ende gronden aan te voeren. Ten eerste loopt het lek in een ietwat gebogen lijn, hetgeen veelal een optisch bedrog veroorzaalft. Ten tweede vormen scheepswand en kade nobit een rechten hoek, vaardoor ook een indruk van scheefliggen wordt gevestigd. Zou het schip inderdaad scheef hebben ge legen, dan zou een bevaren man als kapitein Akkerman zeker niet zijn uitgevaren. Dat de juiste oorzaak van de ramp met zeker- 'ieid wordt vastgesteld is hoogst twijfelachtig, iïen kleinigheid kan de oorzaak zijn van de ernstige ramp, hetgeen moge blijken uit een twee tal gevallen van andere schepen, die als door een wonder niet het lot van de „Van der Wijck" ondergingen, hoewel zij zeker op dezelfde wijze zouden vergaan zijn. Beide gevallen gebeuiden met in Indië bekende Tjibooten. Teneinde de situatie voldoende te kunnen overzien is het noodig, dat men, althans voor een deel, op de hoogte is van de indeeling van deze schepen. Bij deze Tji-boten is de proviandkamer, d.w.z. de bergplaats voor de levensmiddelen en dranken, boven de machinekamer gebouwd. Een open afvoer van de proviandkamer naar het voorruim, (ruim 3). De machinekamer ontvangt o.a. versche lucht van een luchtkoker, welke door de proviand kamer loopt. In de wanden van de proviand kamer bevinden zich de patrijspoorten, welke tijdens de vaart met de stormluiken gesloten moeten zijn. De reden van dit voorschrift voor het sluiten van de patrijspoorten is de volgende: De vensters liggen hij een goed geladen scnip op vrij geringe hoogte van het wateroppervlak (plus minus 70 tot 80 c.m. soms nog minder). Ook de patrijspoorten in de ruimen liggen op dezelfde hoogte. Het behoeft wel geen betoog, dat zelfs bij een zeer geringen golfslag het water gemakkelijk door een openstaande patrijspoort zou binnen dringen. In geval no. 1 lag de Tji-boot te S. Nadat de lading gelost was werden de patrijspoorten van de proviandkamer geopend, teneinde deze ruimte te luchten. Na het lossen volgde weer laden, in dit geval werd de boot zelfs vrij zwaar geladen. Voor het vertrek werd bevel gegeven de patrijs poorten van de proviandkamer te sluiten, welk bevel door andere werkzaamheden werd vergeten. Hoewel het geen orkaan was, raakte het schip toch in vrij rumoerig weer. Iedere golf, die tegen het schip opvloog, stuwde een flinke straal water de proviandkamer in en schiep hier een wanorde, welke men zich nauwelijks kan voorstellen. Blikjes melk en conserven dreven weldra met flessehen en stroohulzen door de proviandkamer. Het binnenstroomende water werd promt weggevoerd door het afvoerkanaal, zoo snel als deze nauwe buis dit verwerken kon. Voor de opening van de afvoerbuis ontstond een verhoogde zuigkracht, welke kracht de lichtere drijvende voorwerpen zooals de stroohulzen tot zich trok. Door de kracht waarmee het water werd weggezogen, kwamen tenslotte ook eenige hulzen in de afvoer buis welke deze als een kurk afsloten. Het water dat nu geen uitweg vond steeg ge stadig, tot het op een hoogte kwam, waar een kleine opening in den luchtkoker zat. Het water, dat hierdoor heendrong, kwam terecht op het hoofd van den machinist van de wacht in de machinekamer. Wijl deze geen verklaring voor dat water kon vinden, stelde hij hiervan direct zijn chef in kennis. De eerste machinist, een man met een helder inzicht, voelde direct, waar de schoen wrong of liever in dit geval, waar het water vandaan kwam. Geassisteerd door den eersten stuurman begaf luj zich naar de proviand kamer en bij opening spoelden de provisiën hen over de voeten. Dank zij eenige stroohulzen kwam men tot de ontdekking, dat het schip water maakte. Hadden deze stroohulzen het water niet tegen gehouden, dan zou het ruim zijn volgeloopen en het schip gekapseisd, even als de „Van der Wijck". Het tweede geval, hetwelk ook zeer wel in een drama had kunnen eindigen, was in het geheel niet te wijten aan onachtzaamheid van het personeel. Een Tji-boot voer met een deklading ebben hout naar IJ. De ingewijde weet, dat ebbenhout zeer zwaar is en het schip lag dan ook zeer diep. Als eerste pech geraaide het schip in een taifoen, waardoor de deklast ging werken. Het was aan den moed en de kunde der officieren en beman ning te danken, dat de lading niet verloren ging, hoewel zij niet kon voorkomen, dat de last danig Verschoof en ook de pijlgaten bedekte. De lading verplaatsen was door het gToote gewicht van het hout onmogelijk. Zonder ernstige schade door de taifoen, slechts met vertraging kwam de Tji-boot aan de IJ, waar het schip, nog voor het gemeerd lag, de belangstelling trok van vele nieuwsgierigen door zijn eigenaardige ligging. Ook de gezagvoerder constateerde hier tot zijn verwondering, dat het schip met den kop veel dieper lag dan normaal, terwijl het achter deel eerder hooger lag. Het geheel maakte een indruk, alsof het schip onder wilde duiken. Met spoed werd een aanvang gemaakt met het lossen, maar na het lossen van het hout was er nog geen verandering in den stand van het schip. On middellijk nadat het hout gelost was, werden de ruimen geopend. Hierbij zij nog opgemerkt, dat elk ruim verdeeld kan worden in verschillende lagen, welke dan gescheiden zijn door zware houten luiken. Bij het lossen bleek, dat de bovenste laag van de lading nog in den besten staat verkeerde en hoegenaamd niet had ge leden van het slechte weer. Onder de eerste laag lag een zending suiker. Bij het openen van de luiken bleek deze suiker veranderd in suiker water. Er was dus water in het ruim gekomen en onmiddellijk werd een onderzoek ingesteld op welke wijze dit was geschied. De patrijspoorten waren goed gesloten en voor zien van stormluiken. Voorts kwam vast te staan, dat het personeel van de machinekamer geen schuld trof. Overtanken van water was met de noodige zorg gedaan. Kortom alles werd na gekeken en gecontroleerd, nergens echter viel te hespeuren op welke wijze het water in het ruin: was gekomen. Ten laatste moest het schip het dok in en hier werd nogmaals uiterst nauwkeurig nagegaan, waar het lek wel mocht schuilen. Ook hier was het resultaat nihil. Experts en machinisten stonden voor een raadsel. Tenslotte werd als laatste poging een zware waterstraal op de patrijspoorten gericht en ziet het resultaat was verbluffend. Deze patrijs poorten, niettegenstaande zij met de storm luiken gesloten waren, bleken niet waterdicht. Wijl deze patrijspoorten onder de zeespiegel hadden gelegen was hierdoor het water binnen gestroomd. Had deze Tji-boot nog drie dagen moeten varen, dan zou zij ondergedoken zijn en op voor de wereld onverklaarbare wijze, ver dwenen. Bovenstaande gevallen zijn geen bewijs, dat het s.s. „Van der Wijck" op dezelfde wijze ver gaan moet zijn, temeer wijl de zee tijdens de vaart zoo rustig was. Zij geven echter wel een vingerwijzing met welke mogelijkheden men rekening moet houden. Ook de commissie van onderzoek zal zeker haar aandacht in deze richting sturen. Zij vormen overigens een bewijs hoe een k'eine onachtzaamheid of een niet te voorziene om standigheid een groote ramp kan veroorzaken. Het zij gezegd, een verklaring als afgelegd door den passagier mist eiken grond van „kennis van zaken" en werpt een onverdiende blaam op menschen, die bekend staan om hun plichts betrachting. Een dergelijke mededeeling aan de commissie van onderzoek moge nuttig zijn, de verklaring vau de pers riekt naar sensatie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 4