umitMWi/t&i .Jersey patroon. Schema voor de mouw. Patroon voor de sjs&d 8cHema voor de Jurj^per Eet rifcbel- patroon voor de lichte wol. NIEUWE IDEEËN. Bij de nieuwe toiletjes ziet men veel vuldig, dat er twee materialen in ver werkt zijn, al of niet in contrasteerende kleuren. Deze mode kan ons zeer van pas komen bij het moderniseeren van japonnen. Een nieuw idee is, de rok der japon van voren te laten openspringen, soms over een tweede rok en soms over een baan. Wanneer het dikke stof be treft, is de tweede oplossing verre te verkiezen boven de eerste. De linksche illustratie toont ons een zeer apart namiddagjaponnetje, dat vervaardigd is van grijze crêpe, terwijl de voorbaan zwart is. De combinatie van deze twee kleuren vormt een ge distingeerd geheel, te meer, daar de completeering van het toilet, cein tuur, handschoenen, schoenen, hoed en tasch, eveneens zwart is. Het is op het oogenblik zeer modern corsages te dragen zoowel op japon nen als op mantels. Vooral toefjes Parmaviooltjes worden veel gezien. Te zamen met een shawltje in dezelfde kleur van velours chiffon, kan een der gelijke corsage een zwarte mantel bij voorbeeld heel aardig opfleuren, zonder te „druk" te worden. Paars is op het oogenblik „de" mode- tint. Er zijn echter genoeg dames, die er niets voor voelen zich geheel in deze kleur te kleeden en voor hen zijn de lila accessoires een ware uitkomst. Daarmee kunnen zij haar toilet een moderne noot geven, zonder geheel op lila -aangewezen te zijn. Naast de Parmaviooltjes zijn het ook orchideeën, die dit seizoen bijzonder in de gunst staan als corsages. BABBELTJES VAN EEN VADER. Iedere jonge vader kent het, het oogenblik, waarop zijn vrouw hem vraagt den kinderwagen te rijden; .Want zij moet nog even een boodschap doen, nog even naar iets kijken, of iets dergelijks. „Loop jij maar door met den .wagen, ik kom directNatuurlijk zeg ik: „Maar vrouwtje, dat is toch te gek Vrouwen hebben echter geen prin cipes; zij kunnen zich, beter dan wij, aanpassen aan de verschillende om standigheden, waarin zij verkeeren. Zij, die bij andere gelegenheden zegt; „Wat zullen de menschen daar wel yan zeggen?", kijkt me verschikt aan en ÉW&WfiWW**. GEBREIDE DAMESJUMPER Benoodigd materiaal 150 gram lichte wol. 250 gram donkere wol. Voorpand met de lichte wol zet men 118 steken op en breit daarop 25 toeren 6r, 2a en teruggaand 6a, 2r. Als men deze rand gebreid heeft, rijgt men tusschen de 59ste en 60ste steek een draad gekleurde wol, opdat men weet, waar het mid den van het werk is. 26ste toer: lr (met donkere wol); dan gaat men verder met de lichte wol: 6r, 2a. Voor het midden van het werk maakt men 2r, achter het midden 2r en dan breit men weer door 2a, 6r. De laatste steek reent is met de donkere wol. De even toeren breit men, zooals men ze voor zich ziet; dus ave recht op de averechte steken en recht op de rechte steken. In de 27ste toer be gint men de ribbel op de rechterhelft van het werk een steek naar links en op de linker helft een steek naar rechts te verplaatsen. Men krijgt dan in het midden slechts 2 steken recht. Bovendien maakt men aan het begin en einde van het werk steeds een steek meer met de donkere wol. Deze donkere steken worden recht heen en averecht terug gebreid. Men werkt dus een lichte punt in het werk. Wanneer men in het midden 10 steken van de lichte wol op de naald heeft, begint men aan de uitholling voor het armsgat. Daarvoor kant men eerst aan iedere zijde 4 steken af, daarna nog 2 maal 2 en tenslotte 2 maal 1 steek. Aan iedere zijde mindert men dus 10 en in het geheel dus 20 steken weg. Men houdt 98 steken op de naald, Ondertusschen is men doorgegaan met het pa troon in het midden en als men de uithollingen voor de armsgaten gemaakt heeft, heeft men nog alleen donkere steken op de naald. Men breit vervolgens de eerste 49 steken op een derde naald en gaat op de rest verder. In de eerste 8 toeren kant men aan de halszijde 2 steken, in de volgende 24 toeren telkens 1 steek af. Dan brei t men nog 6 toeren zonder min deren en kant de op de naald gebleven 29 steken op de volgende manier af: aan de zijde van het armsgat kant men 10 steken weg, breit de naald uit en keert terug; dan kant men weer 10 steken af, breit de tour uit en keert terug en kant tenslotte 9 steken af. De andere schou der maakt men op dezelfde manier. Rugt deze breit men hetzelfde als het voorpand tot aan het eind van de driehoek in lichte wol. In- plaats van dan de hals te gaan maken, breien we 38 toeren recht heen en averecht terug (jersey). In de volgende rechte toer breit men de eerste 37 steken op een 3de naald, kant de volgende 32 steken af en gaat verder op de rest. Deze kant men op dezelfde manier af als bij de schouders van het voorpand, terwijl men aan de zijde van de halsopening nog telkens 2 steken wegmindert. MOUW! men zet 52 steken op en breit daarop 10 toeren heen en averecht terug van donkere wol. Dan meerdert men in iedere 10de toer links en rechts een steek. In de 105de toer breit men de twee middelste steken averecht met lichte wol. In de 106de toer breit men deze twee steken met lichte wol recht. In de 107de toer maakt men er links en rechts van deze lichte steken weer 1 steek averecht met lichte wol bij en in de 108ste toer breit men deze recht, in de 109de toer maakt men er wederom links en rechts 1 steek averecht bij, maar maakt de tusschenliggende 4 steken recht. Terug breit men, zooals men de steken voor zich ziet. Op deze manier gaat men door, zoodat men twee diagonale ribbels krijgt, die zich van elkaar ver wijderen. Het aantal lichte steken wordt telkens grooter, terwijl het aantal donkere steken af neemt. Wanneer met 12 lichte steken in het midden heeft, begint men een nieuwe groep ribbels in het midden van de naald te maken. Men meerdert ook nog steeds in iedere 10de toer aan elke kant 1 steek. Wanneer men geen donkere steken meer heeft, dat wil zeggen, dat men 88 steken op de naald heeft, begint men aan de kop van de mouw. (Men blijft na tuurlijk in het ribbelpatroon breien). In de eerste 12 toeren kant men aan het begin van iedere pen 2 steken af en in de daarop volgende 13 toeren aan iedere kant 3. Men houdt 25 steken op de naald, die men gewoon recht afkant. Shawl men zet 22 steken op met lichte wol en breit daarop 6 toeren recht heen en averecht terug; de 7de toer averecht en de 8ste toer herhaalt men telkens. Zoo breit men 122 toeren en kant dan af. Men naait de shawl rond de halsopening en bedekt, aan de voorkant, het gedeelte, waar de twee stukken aan elkaar worden genaaid met een broche, een clip of wel met een klepje, dat men als volgt breit: men zet met de donkere wol 10 steken op en breit daarop recht heen en averecht terug, tot men een lengte heeft van ongeveer 7 cm. Dit bevestigt men met een onzichtbaar steekje op de jumper. Ceintuur met de dikkere wol zet men 8 steken op en breit daarop 78 toeren recht heen en ave recht terug. Als sluiting kiest men een aardige gesp. Afwerking t men stikt de schouder- en zijnaden dicht, evenals de mouwen. Deze zet men naad op naad in het armsgat. Voor het ceintuurtje maakt men een paar lusjes, opdat men het niet ver liezen kan. ft4 antwoordt dan luchtigjes: „Wat kun nen ons de menschen schelen!" Ik ge hoorzaam. Hebt u wel eens een man gezien, die een kinderwagen duwt? Ik liep naast de glimmende verchroomde handvaten, waar ik achteloos een hand op gelegd had, om uit te laten komen, dat ik dat maar eventjes deed. De linker arm slingerde lichtzinnig door de lucht. Maar ik lette er zorgvuldig op, dat de wagen niet stootte; ik wilde volstrekt niet, dat het kindje merken zou, dat iemand anders den wagen reed. En hoewel het uiterlijk leek, dat ik maar half bij de zaak was, in werkelijkheid was ik het heelemaal. Op zulke oogen- blikken duwen mannen niet alleen met de handen den kinderwagen, maar vooral met het hart. Ik wandel met mijn dochtertje onder de boomen van de breede laan. Er is veel te vragen en te verklaren en veel te verzwijgen. Onophoudelijk, soms in de kindertaal, die wij niet begrijpen, gaat het kleine mondje. Ieder oogen blik moet ik stilstaan, omdat het kleintje dan met een handige draai voor me gaat staan, alsof ze wil zeggen: .Alleen over mij gaat het verder." Goed, men gehoorzaamt, omdat mannen hun vrouw en kinderen nu eenmaal gehoor zamen moeten. Heeft de groote Scho- perhauer niet gezegd, dat men geen vrouw en kinderen bezit, maar door hen bezeten wordt? Men staat dus stil en antwoordt ge duldig op alle vragen, tot het de kleine bevalt weer verder te gaan. Geen stap wordt gedaan, zonder dat men een der veelgelezen opvoedingsprincipes met de voeten treedt of een der talrijke ge hoorde raadgevingen in den wind slaat. Plotseling staan we voor een stel tantes en neven, die niet te ontloopen zijn. Ze gaan in een halven kring om ons heen staan. Het kind drukt zich tegen me aan en kijkt zwijgend en wan trouwend om zich heen. Ieder vraagt haar iets, maar ze geeft geen antwoord; ieder wil haar een handje geven, maar ze houdt haar mollige knuistjes op haar rug. Het gezelschap bevalt haar schijn baar niet. Plotseling keert ze zich om en loopt weg, met de handjes op den ru9, ,in trotsche eenzaamheid. Ze ver dwijnt achter de boomen. Dan zie ik haar midden op den weg, voorzichtig om zich heen kijkend. Ze heeft zich haar vader herinnerd en denkt: „Dien zou ik wel mee kunnen nemen." Ik neem vlug afscheid en ga haar achter na. Het was varm. De kleine wil niet slapen. Tenslotte heb ik haar zachtjes gevraagd, hoeveel sterren er aan den hemel staan en in haar pogingen dat uit te rekenen, is ze toch ingesluimerd. Voorzichtig loop ik de kamer uit; moe der moet nog wat naaien, terwijl ik niet, zooals ik daarnet zong naar de groene weide ga met de schaapjes, maar me aan mijn machine zet om te werken. Eindelijk is het werk klaar en ik sta op. Maar ik weet, dat ik, met het getik van de machine nog in mijn ooren, toch niet slapen kan. Ik sluip naar de kin derkamer en laat door de spleet van de deur een streep licht op het bedje van de kleine vallen, buig me over het hoopje mensch heen; het zachte in- en uitademen is het eenige geluid, dat ik hoor. En dat is als een ademtocht van de vrede. Ik voel alles in mij tot rust komen en zacht sluip ik .weer weg,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1937 | | pagina 3