MODE TIPS OM ZEL£ TE MAKEN KINDEREN OP HET STRAND. MEER dan bosch en hel vormen zee en strand een ideaal vacantieverblijf voor kinderen. Er is niets dat ze liever doen, dan met bloote voeten in het zand en het water te loopen. Doelmatig gekleed, behoeven ze niet bang te zijn, iets aan hun kleertjes te bederven en de vreugde is er zooveel grooter om. Wanneer de meisjes een jaar of zes zijn, dan kan men ze klee- den in aardige ensembles, niet ongelijk aan die de „groote dames" op het strand dragen. Men moet er echter altijd aan denken, dat kinderkleeding heel practisch moet zijn: dus goed waschbaar, makkelijk te strijken, enz., enz. De kort geplooide broekjes, of „shorts" zooals we ze met den Engelschen naam noemen, nemen een vooraanstaande plaats in, in de badmode voor dezen zomer. Voor de kinderen aan het strand kan men geen prettiger dracht bedenken. Het meisje links draagt een broekje van grof blauw linnen met opgestikte zakjes. Het wordt gecompleteerd door een marineblauw truitje, waarop de initialen van het draagstertje in witte letters ge merkt zijn. Inplaats van het truitje kan men echter ook het badpakje laten dragen, waarover dan het broekje gaat. Het vriendinnetje, dat ook met scheppen bezig is, draagt een jurk-broekje, met diep rugdécolleté, van zonnegeel linnen ver vaardigd. Het zeilscheepje is geappliqueerd van blauw, wasch- echt linnen. Het meisje met de grappige donkere vlechtjes draagt een strandjurk van blauw katoen, hieronder wordt een broekje van hetzelfde materiaal gedragen. De sterren, de ceintuur en de smalle biezen zijn rood. De knoopen, waarmee het jurkje van voren gesloten wordt, kunnen rood of blauw zijn, naar verkie zing. Een beetje „gekleeder" is het jurkje van de rechtsche krulle- bol. Het jurkje met den wijden rok is vervaardigd van witte toile de soie en gegarneerd met blauwe biezen en een blauw motief. De boléro is mouwloos en wordt gesloten de knoopen dienen echter meer ter versiering met knoopen. Een bijzonder aardig badpakje is dat, wat de kleine kleuter draagt. Inplaats van de gewone rechte pijpjes, ziet men aan dit badpakje pijpjes, die met een elastiekje om het been sluiten. Zooals men heeft kunnen constateeren, er is keuze genoeg voor aardige strandkleeding. En „duur" behoeft in dit geval volstrekt niet synoniem te zijn met aardig. Integendeel: juist de goedkoopste materialen kunnen een bijzonder leuk resultaat geven. T berichten uit de tijden der Vikings is het ontstaan van den ouden vorm der vlag gen ontstaan, doordien eens een Viking zijn beenkleed aan den bovensten rand van een lans bond en deze ten teeken van de overwinning over de schans het wapperen. Tot in de dertiende eeuw waren man nelijke en vrouwelijke kleeding weinig of in het geheel niet van elkaar verschil lend. Eerst in de laatste helft van de dertiende eeuw begon er onderscheid te komen. Tegelijkertijd begon een veran dering in de mode op te treden. Dat was een gevolg van het contact door de kruis tochten tusschen de Europeesche bewo ners met die van het Oosten. Het Oosten zelf kende wel is waar geen verandering van de mode, maar het gaf er aanleiding toe in Europa, doordien het daar, sinds de 11e eeuw stoffen van allerlei aard in voerde. Ook de vrouw had reeds in die tijden plezier in het nieuwe, bonte en vreemdsoortige. Zij was het, b.Y. de vrouw van den bemiddelden stand, die de ver andering van de kleederdracht meer en weer nieuwe stoffen droeg en het prettig vond, door nieuwe invallen en schikkin gen de oogen der menigte op zich te ves- meer verhaastte, doordien zij telkens tigen. Maar evenals vroeger bleven de meeste lagen der bevolking door de modeveran dering onberoerd. Ze moesten het wel blijven, daar zij noch iets zagen of hoor den, in hun eenzaamheid van het platte land, van de luxe, welke uit de zuidelijke landen tot die van Europa doordrong. Alleen de hoogste klasse, ridders en de dames, minnezangers,' kooplieden waren de dragers der veranderde mode. En deze verandering had eerst in een langzaam tempo plaats, daar de vorm van de kleeding, de coupe misschien eerst na honderd jaar veranderde. Maar de snelle veranderingen namen toe. Van de 16e eeuw af begint de boersche dracht al meer en meer te verschillen met die, door den voornamen burger ge dragen. Van de 17e tot de 19e eeuw had bijna iedere landstreek zijn eigen dracht, terwijl de „dames en heeren" in dien tijd, over geheel Europa, gelijk gekleed gingen. Van het midden der 19e eeuw begint onder den invloed der spoorwe gen, die overal de goedkoope fabrieks- goederen brachten, den plotselingen ver val van de boerenkleeding. En dat kan men des te meer betreu ren, omdat de verdwijning van de hoe rendracht symboliseerde de langzame verdwijning van den echten, eenvoudi- gen boerenstand. M,IL/ GEHAAKTE BLOUSE. Vbór deze gehaakte blouse kan men witte of ecrukleurige haakzijde kiezen. Men heeft ongeveer 150 gram noodig en een haaknaald in een overeenkomende dikte. Het patroontje wordt op de volgende manier gehaakt: Men zet een reeks kettingsteken op, tot men de gewenschte lengte heeft. Daarop haakt men 1 vaste in een ket tingsteek van den eersten toer, daarna (A) 4 kettingsteken maken, 3 kettingste ken van den eersten toer overslaan, 1 stokje maken, 4 kettingsteken, 3 ketting steken van den eersten toer overslaan, 1 vaste, 1 kettingsteek, 1 steek van den eersten toer overslaan, 1 vaste (B). Her halen van A naar B. Men keert het werk om en haakt dan zoo, dat het stokje van den volgenden toer in he1; gaatje van de 2 vasten van den vorigen toer komt (zie teekening). Maak bovendien om de 8 toe ren nopjes. In plaats van 1 stokje maakt men er dan 3. Deze nopjes kunnen min of meer onregelmatig over het werk ver deeld worden. Men maakt een papieren patroon naar maat, op de manier zoo- als op het schema staat aangegeven. Men meerdert en mindert precies vol gens patroon. In het midden van het voorpand wordt een vest gehaakt. Men haakt het in de lengte, in stokjes. In het midden van iedere'helft haakt men een toer gaatjes: 1 stokje, 2 kettingsteken, 2 steken van den voorgaanden toer over slaan, 1 stokje, enz. In de rechter helft maakt men 9 a 10 knoopsgaten. Het smalle opstaande boordje, de man chetten en de ceintuur zijn ook van stokjes gemaakt. In de ceintuur maakt men een knoopsgat. Boordje en man chetjes zijn 2!/2 a 3 centimeter hoog. De ceintuur maakt men iet- breeder. Men sluit de blouse van boven met een smal strikje in een bijpassende kleur. Voor men de naden dicht stikt, strijkt men alle deelen even op onder een vochtigen doek. WAT DE KLEEREN VERTELLEN. Uit het ontstaan der kleeding en de verandering der mode is een stuk ge schiedenis der menschheid te lezen. In de eerste tijden was de kleedij niet anders dan bescherming tegen koude en hitte. Zoo laten ons de kleederdrachten van de in de koude zóne levende volke ren nauwsluitende kleeren uit bont ver vaardigd zien, terwijl de kleeren van Zui delijke volkeren wijd-uitgesneder. en lucht-doorlatend zijn. - -' Onafhankelijk- van de beschermende kleeding vormde zich een voorliefde voor het pronken met wapenen, versierselen en juchttropheeën. Zulke tropheeën wa ren de halskettingen uit de tanden van gevaarlijke roofdieren, waarvan het be zit den drager als een moedig man deed schijnen. Reeds in de vroegere tijden voegde menschelijke ijdelheid aan de kleederdracht meer en meer onnoodige dingen toe. Een voortdurende verande ring van de mode begon eerst in veel la tere tijden, zij het dan ook, dat een en kele wat nieuws bedacht, dat geleidelijk navolging vond. Eeuwenlang droegen de volken in de woestijn hunne gewaden, zooals ze nu nog dragen, omdat ze als doeltreffend worden beschouwd. Uit de karakteris tieke oud-Egyptische papyrusteekenin- gen is duidelijk te zien, hoe de kleeren van de nomaden en der verschillende Afrikaansche volkeren uit de derde eeuw voor Christus nog op heden weinig zijn veranderd. Ieder volk heeft zijn eigen vormen van kleedij, die passen bij de producten van het land. Het heete klimaat beperkt de benoodigde stof, terwijl het gebruik van versieringen daartoe toeneemt. Menige negerhoofdman is slechts met metalen sieraden „gekleed". In den loop der tij den vormde iedere stand zijn eigen klee derdrachten, verschillende beroepen eischten verscheidenheid in kleeding. Des te hooger het beroep was des te meer werd de kleeding versierd. Was in vroegere tijden de vorm van het gewaad duizenden jaren gelijk ge bleven, in de eeuwen na Christus ge schiedde de verandering van vorm in een sneller tempo; de kleeding werd meer en meer een weerspiegeling van de be schaving. Een poosje werd ook ten Noor den van de Alpen de antieke dracht ge dragen, maar geleidelijk ook als een gevolg van het koude klimaat en afwij kende levenswijze der koloniseerende stammen had een verandering plaats en smolt de antieke kleederdracht met die der noordelijke ineen. Er werd een nieuw Europeesch kleedingtype gescha pen, welke den grondslag van onze he- dendaagsche kleedij vormt. Noordsch is bijv. de beenkleeding, die het eerst bij de Skandinavische volke ren werd gebruikt en voortkomt uit hun kil en koud klimaat. Onder de kleeding- stukken, die men in de houten doodkis ten bij de 2000 jaar oude Jutlandsche veengraven vond, bevonden zich zulke beenbekleedingen, verder een muts en een pelerine, waarbij gespen, wapens, le deren schoenen met veters, enz. Volgens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1937 | | pagina 7