IJs#' -
ALLE BANKZAKEN
A;
De Twentsche Bank N.V. - Bloemendaal
ZONDAG EN SABBAT.
Haarden
Kachels
31e Jaargang - No. 19
8 October 1937
Oplaag 5900 Ex.
Algemeen Weekblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout,
Haarlem (Kleverpark en Ramplaankwartier) en Santpoort-Station
AD VERTENTIEN
ABONNEMENTEN
Tlieuwe haardkachels
Electr. Smeden] «4. J. oan tüiessen
LAMPEKAP-MAGAZIIN „IVONNE"
Na een vermoeienden dag
CREMER'S Sigarenmagazijn
D. HOGENBIRK Zn.
W45j£%
HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD
Advertentiënper regel i 0.15.
KRUIDNOTEN, kleine advertenties, 4 regels I 0.35,
bij vooruil belaling. Elke regel meer f 0.1 li
BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING
Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën:
KORTE KLEVERLAAN 66, BLOEMENDAAL
Telefoon 23453 Postgiro No. 191 387
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling I 1.per halfjaar
Abonnementen kunnen steeds ingaan, maar zijn ver
bindend voor het loopénde haltjaar.
Losse nummersI 0.05.
Bloemendaalscheweg 147 - Telefoon 23270
zeer billijk te koop en toch VOLLE garantie.
Alléén van le Klas fabrieken. Vakkundige Reparaties.
BLOEMENDAALSCHEWEG 131 BLOEMENDAAL - TELEFOON 23092
In de „Avondpost" lezen wij de volgende drie
star:
Ds. G. H. Kersten en Ds. W. C. Lamain hebben,
in hun kwaliteit van praeses en scriba van de
Generale Synode der Gereformeerde Gemeenten,
een „Open Brief" gericht tot onze Koninklijke
Hoogheden, Waarin zij zeggen:
„met groote droefheid uit de nieuws
bladen te hebben vernomen, de herhaalde
schending van den Dag des Heeren door Uwe
Vorstelijke Personen, ter gelegenheidvan
Uw reizen;
dat zij zich door Gods Woord en door
de op dat Woord gegronde uitspraken der
Synoden uit den bloeitijd der kerk onzer
vaderen gedrongen gevoelt, Uwe Koninklijke
Hoogheden met allen ootmoed er op te
wijzen, dat de schending van den Dag des
Iléeren niet alleen schuldig stelt voor God,
maar ook als voorbeeld niet nalaat haar na-
deeligen invloed uit te oefenen op het Neder-
landsche volk;
dat zij uit oprechte liefde tot het door
luchtig Huis van Oranje en zoekend het
waarachtig heil van dat riik gezegend Vorsten
huis en van geheel het Nederlandsche volk,
Uwen Koninklijken Hoogheden de genade
des Heiligen Geestes toebidt, die in de rechte
wegen des Heeren doet wandelen."
Men weet reeds, hoe wij over deze aanmatigende
inmenging in de zaken van het Prinselijk Paar
denken, doch het zou struisvogel-politiek zijn,
om, nu dit document in tal van bladen is gepubli
ceerd, er over te zwijgen.
Bovendien verwarren de theologen, die dezen
brief schreven, den Zondag der Christenen met
den Sabbat der Joden: wij hebben op dit onder
scheid onlangs uitvoerig gewézen. „Gods Woord",
waarop zij zich beroepen, bevat niéts van dien
aard over den Zondag.
In het „Evangelisch Zondagsblad" schrijft Prof.
Dr. C. G. Wagenaar (orth.) het volgende over den
brief van Ds. Kersten en de zijnen;
„Om redenen, die uit de strekking van mijn
betoog vanzelf volgen, onthoud ik mij hier van
een oordeel over de liier besproken gedragingen,
maar ik vraag mij af, of dat de juiste vorm is, om
deze bezwaren kenbaar te maken.De Prinses en
de Prins behooren niet tot de Gereformeerde Ge
meenten en direct heeft de Generale Synode dier
Gemeenten dus geen verantwoordelijkheid voor
of zeggenschap over hun gedragingen. Het eenig
argument, dat kan worden aangevoerd is, dat
deze Synode, voor zoover zij voor haar deel zich
verantwoordelijk gevoelt Voor het zedelijk wel
zijn van den Staat, meent, dat de levenshouding
van leden van de Koninklijke Familie daarop een
verkeerden invloed kan uitoefenen.
Ik gun haar het recht tot dat oordeel, maar als
zij daarbij inderdaad slechts door oprechte liefde
tot het Doorluchtig Huis van Oranje werd ge
dreven en daarbij slechts het waarachtig heil van
geheel het Nedeflartdsche volk op het oog had,
dan had zij voor deze bemoeiingen toch in de
laatste plaats den vorm van een open brief moeten
kiezen. Wanneer deze Synode een brief van dezen
inhoud aan het Prinselijk Paar had gezonden,
geheel persoonlijk, dan zouden Prinses en Prins
deze uiting waarschijnlijk als een eri de conscience
(een gewetenskreet) hebben kunnen waardeeren,
daargelaten de vraag, hoe zij er verder op gerea
geerd zouden hebben. Maar nu men zich geroepen
en gerechtigd gevoeld heeft dit schrijven aan
stonds wereldkundig te maken, laadt men de
sterke verdenking op zich, dat er aan „allen oot
moed", waarmede men zegt „daarop te wijzen",
nogal wat ontbreekt.
riet moge in de kringen der Gereformeerde Ge
meenten voornoemd gebruikelijk zijn, aldus,
zonder voorafgaand vermaan, openlijk tucht over
hjgre léden te oefenen, men had behooren in te
zien, dat deze wijze van behandeling in dit geval
zoowel met het oog op de positie van het Prinse
lijk Paar, als met het oog op de plaats, die dê
Generale Synode tegenover hen inneemt, volstrekt
ongepast geacht moet worden. Als het „toebidden
van de genade des Heiligen Geestes, die in rechte
paden des Heeren doet Wandelen", meer dan een
frase is, dan had de Synode dat eerst wel eens op
zichzelf mogen toepassen. Wellicht had de Heilige
Geest Jiaar betere wegen gewezen om haar doel te
bereiken. 1
ymtront de liefde, .die m jij yjrhand, ook pG
noemd wórdt, wordt m 1 Corinfhe 13 o.a. gezegtSf
dat zij niet ongeschikt handelt, dat zij zichzelve
niet zoekt, niet verbitterd wordt en geen kwaad
denkt."
Hier wordt gematigd maar beslist de waarheid
gezegd, van orthodoxe zijde. Wij achten het méér
dan onbehoorlijk om zulk een „open brief" te
publiceeren, afgezien nog van de fundamenteele
vergissing welke men er mede begaat en die wij
reeds aanwezen.
Nog iets over den Zondag.
Wil men na hetgeen wij de vorige week publi
ceerden, nog een orthodox woord over den Zon
dag?
In het „Algemeen Weekblad voor Christendom
en Cultuur" vinden wij een artikel van Prof. l)r.
H. Th. Obbink, den hofprediker. Hij schetst daarin
eerst het karakter van den Joodschen Sabbat
onder Israël, om dan dat van den Christelijken
Zondag er naast en tegenover te plaatsen. Over
dezen laatsten schrijft hij
„De Christelijke Zondag vertegenwoordigt een
gansch andere gedachte dan de Joodsclie Sabbat.
Reeds het feit, dat de Zondag niet valt aan het
eind der week, maar aan het begin. In de Joodsclie
Sabbat is de rust het één en het al, zóó zeer, dat
wie het kerkgebod overtreedt, zondigt. Het rusten
zelf, het niet-werken, is sabbat-viering'.
Met den Zondag staat het anders. Reeds zijn
plaats aan het begin der week sluit dat rust-
karakter uit. Die plant - is de zinnebeeldige aan
duiding van de echt-Christelijke gedachte: éérst
de handen vouwen ten goede en God vragen om
kracht tot den arbeid, en dan aan het werk, naar
het bekende woord, eerst bidden, alsof we niets
kunnen en dan arbeiden alsof We alles vermogen.
Zondagsviering is dus niet het negatieve geen-
werk-verrichten, maar het positieve: zich sterken
in gemeenschap met God. Er is dus geen enkel
Werk, dat als zoodanig op Zondag niet geoorloofd
is. Alles wat ik door-de-week mag doen, „mag"
ik ook op Zondag. Wat door-de-week geoorloofd
is, is op Zondag geen „zonde". En wat on Zondag
„zonde" is, is liet ook door-de-week.
De vraag, wat op Zondag „mag" en „niet mag
is verkeerd gesteld, is ontleend aan het Joodsclie
Sabbatbegrip, dat in alle werk op Sabbat „zonde"
ziet. En wie dien weg op wil, stelle zich niet te
vreden, zelfs met een puriteinsche Zondagsrust,
want dat is nog maar kinderwerk bij wat de
Joodsclie rabbi's op dit punt presteerden.
De eerste reden waarom op Zondag het gewone
werk behoort te blijven rusten, is niet een godde
lijk verbod want een zoodanig verbod bestaat
er voor den Zondag niet, maar deze, dat de
Zondag door de Christelijke gemeente van alle
eeuwen is gewijd aan den dienst des Heeren, en
deze bestemming eischt, dat de dagelijksehe arbeid
rust.
De tweede reden is van socialen aard. Geheel
afgezien van alle godsdienstige overwegingen, is
een wekelijksche rustdag een sociale eisch. En lioe
strenger, die wordt doorgevoerd, hoe beter het is,
Sociale en religieuze motieven dringen naar steeds
meer Zondagsrust, ook in onze maatschappelijke
samenleving. Volstrekte Zondagsrust voor ieder
een is natuurlijk nooit te bereiken; er zijn werk
zaamheden, die 's Zondags moeten doorgaan.
cowcococococococoeococococococo
GIERSTRAAT 38, TEL. 10925, HAARLEM
SPECIAAL ADRES
OVERTREKKEN VAN LAMPEKAPPEN
Eigen Ateliers Extra Lage Prijzen
(WCOCOCOCOCOCOCOCOCOUJCOCOCOCOCÖ
Maar waar het even kan, daar worde er naar ge
streefd, des Zondags den gewonen arbeid te laten
rusten.
Maar dit streven ga niet uit Van Joodsclie kabba
listiek, die angstig vraagt of men op Zondag „mag"
fietsen, zwemmen, trammen, een handwerkje
Verrichten of door allerlei bezigheden verveling
Verdrijven. M.a.w., de Zondag is niet taboe, tenzij
voor dingen, waarvoor de andere dagen ook taboe
zijn, b.v. leugen, hoogmoed, schijnvertoon,
egoisme en ijdellieid. Zulke dingen „mogen" op
Zondag niet.
Natuurlijk zijn daarmede niet alle praktische
moeilijkheden opgelost. De vraag wat men op
Zondag zal doen of niet doen, aan zijne kinderen
zal toestaan of weigeren, wordt nog door andere
factoren beheerscllt, en is verre van gemakkelijk.
Maar om de kwestie zuiver te stellen en Zich met
zijne Christelijke levensopvatting te handhaven
te midden van onze gecompliceerde en van gods
dienst en vroomheid verwijderende maatschappij
is het voor alle dingen noodig, het Zondagsvraag-
stuk niet naar Joodschen of heidenschen, maar
naar Christelijken maatstaf te beoordeelen."
Men ziet, hoe deze beschouwingen van den
orthodoxen Prof. Obbink in principe overeen-
temmen met die van den vrijzinnigen hoogleeraar
dor ons dr vorige we?k vermeld, en
hoe ook hij er op wijst, dat er geen goddelijk ver
bod inzake den Zondag bestaat.
Wij zijn men heeft het uit onze artikelen ge
zien overtuigde voorstanders van Zondagsrust,
niet alleen om sociale, maar ook om godsdienstige
redenen. En wij meenen, dat de regeéring haar,
zonder dwang, en voorzoover in haar vermogen
en bevoegdheid ligt. moet bevorderen.
In „Tijd en Taak", het religieus-socialistische
weekblad, lezen wij;
„Wij willen uitdrukkelijk eonstateeren, dat
wij met ons rechtzinnig-Christelljk volksdeel méé
kunnen voelen, als het 't besef geldt, dat de Zon
dag gansch anders is, dan andere dagen en dat
op dien dag alle luidruchtige uiterlijkheid vloekt
met de stille bezinning, die aan dien dag eigen is."
Zoo gaat het ook ons. Dezelfde reden, die Prof.
Obbink in zijn beschouwing opgeeft, voor bevor
dering van Zondagsrust (n.l. de instelling van den
Zondag als Christelijken rustdag), hebben wij
reeds eerder vermeld. Maar van dwang houden
wij niet. En nog veel minder van de ongepaste en
onbehoorlijke wijze, waarop Ds. Kersten c.s.
meenden, het Prinselijk Paar tot de orde te moeten
roepen.
Tot zoover de „Avondpost".
Wij lezen in de „Stukken der grafelijke tijden
uit het archief der stad Haarlem" door Mr. J. L.
de Bruijn Kops op 3 September 1571Brief van
den Graaf van Bossu, en President en Raden des
Konings (Philips II) aan Schout, Burgemeesteren
en Regeerders van Haarlem:
De Hertog van Alva, vernomen hebbende, dat
de Ketters, na het ontvangen van hun vonnis,
dikwijls vele dagen in de gevangenis blijven,
doende aldaar door hunne praedicaties nog meer
kwaad dan als zij in vrijheid waren, doet gelasten,
dat zij voortaan binnen 24 uur na hun vonnis
zullen verbrand worden, en, om te beletten, dat
zij naar de plaats der executie gaande, hun venijn
onder de menigte verspreiden, wordt bevolen,
hun het voorste gedeelte der tong met een gloeiend
ijzer af te branden.
31 Maart 1571 had de hertog van Alva reeds
gelast streng te procedeeren tegen hen, die zich
niet hadden willen verzoenen naar aanleiding van
het (z.g.n.) pardon (op het stuk der religie).
Op 11 April 1564 had de Prins van Oranje als
stadhouder-generaal van Koning Philips op diens
last o.a. aan Schouten, Burgemeesters en Regeer
ders van Haarlem geschreven: dat elk der onder
zaten zijner Kon. Maj. gehouden zal zijn, op Zon
dagen en Heilige dagen, ter Kerke te gaan, straf
bepalingen tegen de onwilligen gevende.
Dezelfde Prins van Oranje beval 1 Jan. 1566
aan Baljuw, Schout, Burgemeesteren en Wet-
houderen van Amsterdam de afkondiging aan dat
niemand eenig letsel toebrengen noch aan het
uitoefenen van de ceremoniën der r.c. religie, noch
aan de praedicatiën van andersgezinde, buiten
Haarlem (o.a. te Overveen en Bloemendaal) ge
houden.
Op 15 April 1566, na het aanbieden door de
Edelen van het rekest aan Margaretlia van Parma,
gouvernante van den Spaanschen Koning hier te
lande, schrijft dezelfde Prins aan den Schout van
Haarlem, dat aan de Hertogin, door vele edelen
gevraagd was om de inquisitie en de placcaten over
nog een rustige avond thuis onder
't genot van een heerlijke sigaar uit
Bloemendaalscheweg 119, hk. Dr. Bakkerlaan
Teletoon 22628
en
Groote Sorteering
Vakkundige reparaties
BLOEMENDAAL TELEFOON 22238
BLOEMENDAALSCHEWEG 56
KOOP UW
CAMERA EN ROLFILMS
bij:
FOTO ENGEL
Kleverparkweg 7, Telefoon 16246
Het adres van vertrouwen ook voor
Uw aidru'<werk.
de religie geaboleerd te zien, en in plaats daarvan
nieuwe placcaten te zien invoeren, bij advies Van
de Staten van Holland, en dat de Gouvernante
had beloofd alle goede diensten voor de edelen te
zullen doen, weshalve de Prins den Schout van
Haarlem gelast, tot dat het antwoord des Konings
zal gekomen zijn, met alle omzichtigheid te han
delen, wat betreft de placcaten over den gods
dienst, zonder echter eenige nieuwigheid daarin,
of seditieuse daden te gedoogen.
Weldra zien wij nu den Prins van Oranje in de
Vaderlandsche geschiedenis als plaatsvervanger
des Konings op zij geschoven door den Graaf van
Bossu, Stadhouder en Kapitein-generaal bij pro
visie. Egmond en Hoorne worden onthoofd, de
Prins tot rebel verklaard, op zijn hoofd een prijs
gesteld, en de Hertogin van Parma geeft 3 Sept.
1567 last aan Schout, Burgemeesteren, Regeer
ders en Raad van Haarlem, den Hertog van Alva,
in alles te gehoorzamen, wat hij van wege den
Koning bevelen zou; dien te gehoorzamen de
Koning zelf reeds in Fcbr. 1567 bevolen had.
Het verder verioop der Vaderlandsche geschie
denis is ook aan de Synode der Geref. Gemeenten
bekend.
Geschiedenis en psychologie hebben ons het
fanatisme van Philips II als een godsdienstig
ziekteverschijnsel leeren kennen. God en wereld
zijn door zulke kranken steeds opgevat als tegen
stellingen, als of tot de wereld gerekend moet
worden alles, wat niet rechtstreeks stichtelijk is,
in de eerste plaats alle wereldsche vermaken; liet
Gode welgevallig leven wordt door zulke lieden
uitsluitend gesteld in bekeeringsijver en gods
dienstige verrichtingen in engeren zin; wat niet
handtastelijk in betrekking tot den godsdienst
staat is voor hen uit het rijk van Christus ge
bannen. Het is een eigenaardige vorm van egoïsme
(in wezen jaagt men alleen de zorg na voor zijn
eigen ziel en de bevrediging van eigen eerzucht)
en als alle egoïsme is het dus inderdaad ongods
dienstig. Geschiedenis en wetenschap zijn goede
leermeesteressen der volkeren.
Mogen eenige herinneringen aan de geschiedenis
van ons eigen volk en aan hetgeen ons omtrent
sombere en tragische figuren als Philips II van
Spanje toch zeker ook geen vriend van Ds.
Kersten en de zijnen) bekend is, deze laatsten in
het vervolg doen toepassen de leus: „Bezint eer
ge begint". T.
„Klein Hartenlust".
bl- De bibliotheek „Klein Hartenlust" wordt,
zooals uit een annonce in dit nummer blijkt, weer
geopend. Nu de lange avonden komen en in den
huiselijken kring ontspanning wordt gezocht,
kan „Klein Hartenlust" u goede lectuur bezorgen!
Omtrent de gelegenheid tot inschrijving zie men
de bijzonderheden in de advertentie.