Om nog even naar Jan van Brederode terug te keren: in
1402 kozen hy en zijn echtgenote, Johanna van Abcoude,
de kloosterlijke staat. Tot 1^09 verbleef Jan in het
Kartuizer klooster Zeelhem by Diest. Dan keert hy echter
weer in de wereld terug met het doel de bezittingen van
zijn inmiddels overleden schoonvader, Abcoude en Wyk by
Duurstede, op te eisen. Hij weet zijn echtgenote uit het
Dominicanessenklooster te Wyk bij Duurstede te ontvoeren.
De bisschop van Utrecht legt zich hier niet bij neer en
valt met enig krijgsvolk Wyk bij Duurstede binnen. Jan van
Brederode wordt gevangen genomen en vervolgens uitgele
verd aan Jacob van Gaesbeek, na de vrouw van Jan van
Brederode de naast-gerechtigde op de heerlijkheden.
Johanna keert naar haar klooster terug. Volgens een
Duitse kroniek uit de eerste helft van de 15de eeuw koos
zjj de kloosterlijke staat, toen zij voor de keus werd ge
steld het klooster al of niet te verlaten:
"Min her und gemachel mag tun was im gut dunckt
so lass ich nit mine orden, und dar umm
vor allen dingen so erwill ich wieder zu gon in
min closter, dar us man mich nun gezwungen hat".
Anderen vertellen echter dat zy tegen haar zin werd te
ruggebracht en in het volgende jaar van verdriet stierf.
Jan van Brederode bleef tot aan de dood van Johanna in
141 1 in gevangenschap. Daarna keerde hy niet naar de
Kartuizers terug, maar trok naar de vreemde. Toen hij de
koning van Frankrijk zyn diensten aanbood in de strijd te
gen de Engelsen, gedurende de 100-jarige oorlog, kapit
telde deze hem over het feit dat hij uit het klooster ge
treden was en sprak de vrees uit dat Jans aanwezigheid
in het leger ongeluk zou brengen. Zo heet het althans
in de genoemde Duitse kroniek:
"Du solest von recht an Cartuser sin ich gelob,
sölltest du under unsrem her sins und gieng us sust
gltickt an, so gewonnent wir unglück von dinen wegen".
Jan sloot zich daarop aan bij het leger van de Engelse ko
ning Hendrik V. Hij sneuvelde in de befaamde slag by Azin-
court in Picardië op lU oktober 11 5
Tenslotte nog iets over het St. Patricius-vagevuurDe
middeleeuwen, vooral na de 11de eeuw, zyn ryk aan verha
len waarin mensen visioenen krijgen van het hiernamaals.
De legende van het St. Patricius-vagevuur past volledig
in dit beeld. In korte trekken komt deze legende erop
neer, dat God aan "St. Patrick", die aanvankelijk geen
kans zag de heidense Ieren te bekeren, de gunst verleende
in een hol op het eilandje Ulton in het meertje Lough
Derg, gelegen in het district Donegal in het noordwesten
van Ierland, de straffen der verdoemden en de vreugden
der zaligen te laten zien aan ieder die met een rouwmoe
dig hart het hol binnentrad. Hierdoor zouden de Ieren tot
het Christelijk geloof bekeerd zijn. Sedertdien werd de
plaats bezocht door talrijke gelovigen. Lough Derg werd
een bedevaartplaats van Europese vermaardheid.
Meestal bepaalde men zich tot een bezoek aan de heilige
plaats, maar er waren ook mensen die de nacht in het hol
doorbrachten om de vreugden en verschrikkingen met eigen
ogen te zien. Enkele pelgrims hebben hun belevenissen op
schrift gesteld, üok in het Nederlands zijn dergelijke ver
halen bewaard gebleven. Een van de meest opmerkelijke ver
slagen is te vinden in het verhaal van ridder Owein, dat
dateert uit de 15de eeuw. Wat Owein beleefde is werkelijk
niet gering. Hij ziet een grote menigte vrouwen en mannen
die aan de grond genageld zyn met gloeiende spijkers. Vu
rige draken en slangen bedreigen hen, padden eten hun
harten. Een hartverscheurend gekrijs stygt op terwijl de
duivels hun slachtoffers kwellen met geselslagen. In een
veld ziet Owein grote zwavelvuren brandenMannen en
vrouwen hangen aan gloeiende kettingen in de vlammen. By
sommigen zyn gloeiende ijzeren haken in ogen, neusgaten
of andere lichaamsdelen geslagen en zij hangen hieraan in
het vuur. Anderen worden gebraden in pannen, terwijl de
duivels hen begieten met gloeiend metaal. Er schijnt geen
eind aan deze vreselijke taferelen te komen.
De ridder is echter onversaagd en weet zich steeds uit de
klauwen der duivels te redden door het uitspreken van de
naam van Jezus: "Ende doe sy den ridder daer pinichen
wolden ende hi an riep den naem jhesus doe wart hi ver-
loest". Tenslotte komt hy toch via een brug - zo glad dat
niemand zich erop staande kon houden en zo smal dat men
er niet over kon gaan - in het paradys, een wonder van
heerlijkheid. Een laaiende vlam schiet op hem neer, die
hem met ongekende zaligheid vervult: "....daer quam als
een vlamme vuers neder vallen van den hemel die alle dat
lantscop overdecten Ende daer af ghevoelde hi soe
grote sueticheit bina niet en wiste, wer hi doet of le—
vendich was".
Het hoofdthema is eigenlijk: men kan zich, hoe zwaar men
ook gezondigd heeft, door het aanschouwen van het vagevuur
reinigen van zijn zonden. Maar ook: er is geen vergryp, dat
niet op een of andere wyze geboet moet worden.
Het is erg jammer dat we over de ervaringen van Jan van
Brederode te Lough Derg niet zijn ingelicht.
Op het eind van de 15de eeuw sloot men de grot, op last
van paus Alexander VI, maar in 1522 werd zy weer geopend.
De bedevaarten begonnen opnieuw, maar van visioenen en
verschijningen hoort men niet meer. In de 17de eeuw verbo
den de protestantse machthebbers het bezoek aan de bede
vaartplaats. Het hol en de aanwezige gebouwen werden zelfs
vernietigd.
23