Maar ik kan U nu al zeggen dat er maar heel weinig is wat ik niet heb willen overnemen. Van moeder Maria Brasser, die als nummer 1 van La Laus serie extra aandacht van mij heeft gekregen, valt nog te vermelden dat Adriana niet haar eerste is geweest. De kolom waarin dit feit is genoteerd draagt als titel "Ouderdom der Barende", hoewel van geen enkele moe der de leeftijd is opgegeven. Dokter La Lau volstond met de vermel ding "Primipara" als het een eersteling betrof, of "Multipara" als de vrouw al eerder was bevallen. Aan dit gegeven hechtte de dokter kennelijk meer waarde dan aan de leeftijd; begrijpelijk, omdat een latere bevalling in de regel vlotter verloopt dan de eerste. Bij de "primi" kwam in die dagen de verlostang nog al eens te pas, een tegenwoordig gelukkig in onbruik geraakt instrument; ik zeg hier "gelukkig",omdat het gebruik ervan het risico meebracht van schedel beschadigingen bij het kind en verwondingen van de baringswegen bij de moeder. Maar ook bij lètere bevallingen liet de dokter de "tang" nooit thuis. Hij gebruikte hem dan als de bevalling weinig opschoot en de komst van de baby vermoedelijk nog lang op zich zou laten wachten. Wij kunnen nu, na honderd jaar, gemakkelijk kritiek hebben op het on geduld van de dokter destijds. Maar laat ons niet vergeten dat er toen geen auto voor de deur stond om ondertussen een paar andere pa tiënten te bezoeken, of om thuis, met de telefoon bij de hand, het spreekuur af te werken. De dokter moést blijven en had de risico's maar te nemen. Men kon in die dagen ook niet snel even een ziekenauto bellen, als duidelijk werd dat op een spontane afloop van de beval ling niet behoefde te worden gerekend. Of de oorzaak van de lange duur nu "wanverhouding" was door een te groot kind of door Engelse ziekte vernauwd bekken, dan wel gewoonweg "weeënzwakte" de dokter moest het in zijn dooie-eentje klaren, en dan kwam de tang. Lag het kind verkeerd, dan moest hij het inwendig keren met alle pro blemen van dien. Wat is de verloskunde voor de huisarts in al die jaren toch oneindig veel eenvoudiger geworden.' Ja, 's nachts uit bed, dat is er nog bij. Maar men pakt de auto en als er dan na het onderzoek van de vrouw ernstige problemen blijken te bestaan, dan even een paar telefoontjes om de spoedopname te regelen plus een verwijsbriefje voor de specia list, en dan wacht thuis het bed weer bij moeder de vrouw in de cen traal verwarmde woning Soms zelfs lekker uitslapen met een vrij weekend voor de boeg. Het automatisch antwoordapparaat zorgt voor de rest. Bij die moeizame en riskante kunstverlossingen ten huize van de ba rende kwamen vroeger nog de veelal ten hemel schreiende hygiënische wantoestanden. Men denke zich in de gezinnen waren vroeger groot, heel groot soms tot tien of meer kinderen; de woningen daarentegen klein, donker en bedompt. Een pomp in huis betekende in die dagen al een stuk luxe. In de regel moest men naar buiten om water te halen. 22 Ook voor zijn behoeften moest men het huis uit, waar buiten op het erf of in de stal een even primitief als onfris "huisje" voor de op vang zorgde Oude mensen, kleine kinderen, zieken en gebrekkigen - en natuurlijk ook de kraamvrouw- zij allen waren aangewezen op de "pot", waarvan 's nachts door alle gezinsleden gebruik werd gemaakt. In hetzelfde donkere optrekje waar moeder beviel en de dokter bij het schijnsel van een walmende petroleumlamp zijn spullen kwijt moest, liep de kat rond, en lag soms een kind in de bedstee te slapen naast opa, die de "tering" had. Dit is geen fantasie. Zo wés het. Ik weet het uit de verhalen van mijn vader, die in het begin van zijn prak tijk, dat wil zeggen zo een dertig tot veertig jaar na deze bevallin gen van La Lau,dezelfde ellendige toestanden heeft meegemaakt. Verwend en ontevreden als velen onzer tegenwoordig zijn in onze wel vaartstaat, kost het moeite ons deze erbarmelijke woon- en leefom standigheden voor te stellen. Toch is het nog maar honderd jaar gele den, iets meer dan een mensenleven. Of eigelijk zelfs veel korter men leze eens na wat daarover wordt verteld op bladzijde 59 van de "Spiegel van Santpoort". Laat ons de draad weer oppakken en terugkeren naar het "schriftje van La Lau". Eerst nog even de voor die tijd bijzonder fraaie resul taten van de dokter: in de drie genoemde jaren kwamen in totaal tach tig jongens en precies evenveel meisjes met zijn hulp ter wereld. Tien daarvan waren tweelingen, n.l. éénmaal 2 jongens, tweemaal 2 meisjes en tweemaal waren de babies van verschillend geslacht. In het kraambed overleden twee vrouwen al op de eerste dag hoeveel daarna is uit de registratie niet op te maken. Er waren vier doodgeborenen, waarvan 1 jongen en 1 meisje plus een tweeling van het vrouwelijk geslacht. Toch is met betrekking tot de conclusies uit deze cijfers wel enige terughoudendheid geboden. Ze lijken erg gunstig, maar we moeten be denken dat wat wij in handen hebben een geboorteregister is, geen sterfteregisteronbekend blijft hoeveel pasgeborenen in de dagen daarna zijn overleden. Er is nog één interessant punt waarop het schriftje van La Lau ons in de steek laat, met name de vraag wat de dokter in handen kreeg als loon voor zijn moeizame arbeid. Veel kan dat nooit geweest zijn, als we zien dat het tarief van mijn vader dertig jaar later (1904) in doorsnee tussen de zeven en een half en twaalf en een halve gulden per bevalling lag. Ook toen waren er natuurlijk mensen die meer kon den betalen. Zo werd aan de aannemer Piet Rinks van de Jan Gijzen Vaart voor de bevalling van zijn vrouw op 1 mei van dat jaar 15 gul den in rekening gebracht en slager Jan Kohier op 17 september zelfs 20 gulden. 23

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 1980 | | pagina 13