7.
VI. Artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening.
1. Teleurstellende afloop van Arob-beroep Anna van Saksenlaan 14 te Santpoort
Zuid.
Op 12 september I98O kwam de beslissing van de Afdeling Rechtspraak van de
Raad van State op ons Arob-beroep in de zaak Anna van Saksenlaan 1^4-, waarin
de Stichting Santpoort al in oktober 1977 een eerste bezwaarschrift bij
B W van Velsen had ingediend. Nadat eerst B W, vervolgens Gedeputeerde
Staten afwijzend hadden beschikt, was een Arob-beroep ingesteld bij de
Afdeling Rechtspraak.
Zowel in het beroepschrift als in latere memories en replieken was - met
sterke en uitvoerige motivering - duidelijk gesteld dat geen verder bezwaar
werd gemaakt tegen het bouwplan - dat overigens al was uitgevoerd - maar
dat uitsluitend om een principe-uitspraak in hoogste instantie werd verzocht
over de al- of niet toelaatbaarheid van de zogenaamde "artikel 19 R.O. -
procedure" telkens wanneer B W een vergunning wensen af te geven voor een
plan tot verbouwing of uitbreiding van één enkele woning, die door het gel
dende bestemmingsplan niet was toegelaten.
Herhaaldelijk had de Stichting tegen deze onjuiste praktijk in bezwaar
schriften bij Gemeente en Gedeputeerde Staten en in Arob-beroep stelling
genomen, maar tot dusver vergeefs. Met spanning was dan ook, niet alleen
door de Stichting, maar ook door de vertegenwoordigers van de Gemeente en
van de Provincie, de beslissing tegemoetgezien.
Het liep op een teleurstelling uit, want de beslissing luidde dat het be
sluit van Gedeputeerde Staten tot verlening van een verklaring van geen
bezwaar (op voor ons nog steeds niet duidelijke formele gronden) niet had
mogen worden genomen en dus werd vernietigd.
Hiermee is niemand een stap verder gekomen en aan de mogelijkheid dat B W
deze vorm van "détournement de pouvoir" (gebruik van een bevoegdheid voor
een doel waarvoor zij niet gegeven is) blijven toepassen en Gedeputeerde
Staten door verlening van een verklaring van geen bezwaar daaraan meewerken,
is geen einde gemaakt.
Mhar gelukkig schijnt deze door de Stichting aanhangig gemaakte procedure
en de teleurstellende uitkomst daarvan, bij Gedeputeerde Staten van Noord
Holland te hebben bijgedragen tot wijziging van hun standpunt
Want in hun
2. Circulaire van 21 oktober 1980 aan de gemeentebesturen in Noord-Holland
werd aan alle gemeentebesturen meegedeeld, dat voortaan geen mede
werking meer zou worden verleend aan de toepassing van deze praktijk.
Verder werd te kennen gegeven dat, indien gemeentebesturen meenden dat
algemeen behoefte bestond kleine verbouwingen enz. mogelijk te maken, daar
voor de voorschriften van de bestemmingsplannen - in een normale herzienings
procedure - dienovereenkomstig moesten worden gewijzigd. Wel werd een korte,
later nog met enkele maanden verlengde, overgangsperiode vastgesteld waar
binnen nog al aanhangig gemaakte aanvragen volgens de bestaande praktijk
behandeld konden worden.
Nadat de door deze circulaire ontstane "paniek" door de genoemde verlenging
en enige nadere toelichting wat was geluwd, kwam ook nog in december I98O
een tweede circulaire waarin Gedeputeerde Staten mededeling deden van hun
besluit de in een vroegere circulaire (van 9 januari 1968) geïntroduceerde
"algemene verklaring van geen bezwaar" - destijds gegeven voor toepassing van
artikel 50 lid 8 van de Woningwet - nu ook te laten gelden voor de toepassing
van artikel 19 van de Wet R.O.echter uitdrukkelijk beperkt tot een aantal
in de circulaire nauwkeurig omlijnde gevallen en dan nog slechts nadat het
bouwplan ter inzage is gelegd en bij de openbare kennisgeving is meegedeeld
dat B W van de "algemene verklaring van geen bezwaar" gebruik willen
maken. Aan de ter inzage legging is een normale bezwarenregeling (dus
voor"een iedef) verbonden. Worden geen bezwaren ingediend, dan kan op
basis van de "algemene verklaring" de vergunning worden verleend. Zijn
er wel bezwaren en willen B W medewerking aan het bouwplan verlenen,
dan zal een incidentele aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar
bij G.S. moeten worden gedaan.
Maar - en dat is het waar het voor ons om gaat- G.S. verlenen géén
medewerking wanneer het bouwplannen betreft voor: vergroting van woningen,
oprichten van aanbouwen aan- en plaatsen van bijgebouwen bij woningen,
in gebieden waarvoor een voorbereidingsbesluit geldt dan wel een ontwerp-
bestemmingsplan ter visie ligt of heeft gelegen maar nog niet is vastge
steld.
En hiermee is bereikt waarnaar de Stichting steeds heeft gestreefd: een
betere bescherming vanhet Bestemmingsplan als zodanig! Wij vleien
ons met de gedachte dat het vele, moeilijke werk in de hiervoor gevoerde
strijd aan deze verbetering in niet onbelangrijke mate heeft bijgedragen.
Statutenwijziging.
De niet-ontvankelijkverklaring van de Stichting in het Arob-beroep tegen
de beschikking van B W van Velsen, waarbij het bezwaarschrift tegen de
verlening van een bouwvergunning voor de uitbreiding van de IJmond-M.T.S.
te Santpoort-Noord was afgewezen, is voor het stichtingsbestuur aanleiding
geweest spoed te maken met een al eerder gevormd voornemen de Statuten te
wijzigen.
De niet-ontvankelijkverklaring berustte op het feit dat in de Statuten was
bepaald dat de Stichting in en buiten rechte vertegenwoordigd werd door het
"Dagelijks Bestuur", terwijl het beroep, bij afwezigheid van de voorzitter,
slechts door de vice-voorzitter was ondertekend.
Herhaling hiervan moest voor de toekomst worden voorkomen, maar er waren
ook enkele andere wijzigingen wenselijk gebleken, voornamelijk betreffende
de omschrijving van de doelstelling in artikel 2, die te beperkt was.
Er werd een commissie gevormd, bestaande uit Voorzitter, Mr. L.F.de Groot,
Bestuurslid G.A.P.Bovendeert en Stichtings-Adviseur Mr. W.H.de Vos. Deze
commissie stelde een ontwerp op, dat vervolgens in het bestuur werd besproken
en werd goedgekeurd. Op 22 januari I98I werd het door Notaris Mr. E.Boeser
te IJmuiden notarieel vastgelegd, waarna de gewijzigde statuten in het
Stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fhbrieken te Haarlem
werden geregistreerd.
De belangrijkste wijzigingen worden hieronder vermeld.
1. De omschrijving van de doelstelling in artikel 2 luidt na wijziging:
"De Stichting stelt zich ten doel het behoud van het landelijk aanzien,
"van het dorpskarakter, van het woon- en leefklimaat, van objecten van
"historische, cultureel-historische of culturele waarde en van het
"natuurschoon van Santpoort en zijn omgeving, alsmede de bescherming
"daarvan tegen (verdergaande) verstedelijking en/of andere vormen van
"aantasting dan wel bederf, alles in de ruimste zin des woords."
2. Het onderscheid tussen een algemeen- en een dagelijks bestuur is vervallen:
in artikel 5 wordt nu bepaald dat het bestuur uit ten minste drie leden
bestaat, bij voorkeur inwoners van Santpoort. Zij bepalen in onderling
overleg wie hun voorzitter, secretaris en penningmeester zullen zijn en
zij benoemen een vice-voorzitter, die de voorzitter bij belet of ont
stentenis vervangt! (wijzigingen zijn onderstreept).