licht en zuur, maar over de werking van de toegepaste middelen waren
ze geheel onkundig. De scheikunde moest nog ontdekt worden!
In de 18e eeuw ontstond kennis over scheikundige processen. In de
tweede helft van de 18e eeuw werd melk door het goedkopere en overal
beschikbare zwavelzuur vervangen, waardoor het proces sneller verliep.
Na de ontdekking van chloor (1785) als bleekmiddel, ging dit de
grasbleek verdringen. Door beide ontdekkingen verdween het 'Haarlems'
als specialiteit. Slechte economische omstandigheden in de 18e eeuw en
een gebrek aan innovatie deden de rest: de lijnwaadblekerij in de
omgeving van Haarlem raakte definitief in verval.
Het doel van het bleekproces was:
- het in het weefsel ingebrachte vuil te verwijderen door weken,
logen, wassen en spoelen;
de natuurlijke kleurstof van de vezel te vernietigen door uit
leggen op gras: het eigenlijke bleken;
- de witheid en stevigheid van het weefsel te verbeteren door
melkbaden
- eventueel het opmaken, apprêteren en finishen.
Voor het bereiken van dit doel waren achtereenvolgens de volgende
handelingen noodzakelijk:
1. Het merken, sorteren, litsen, weken, wassen, spoelen, wringen,
drogen en logen
2Het bleken
3. Het melken en wassen
4. Het schouwen, apprêteren, drogen en pakken
Tot en met het drogen van het lijnwaad duurde het gehele proces één
tot drie maanden. In de winter was het bedrijf gesloten. Niet alleen
was het hanteren van een stijfbevroren lijnwaad van ca. 45 meter
lengte onmogelijk, ook zou de vorst de linnen vezel aantasten en bros
maken. Het bleekseizoen duurde dan ook van maart tot oktober.
Om te weten van welke koopman het lijnwaad was, werd iedere lijnwaad
gemerkt. Dit gebeurde oorspronkelijk met kleurstof: natte roodaarde,
lampzwart met olie of vermiljoen met olie. Dergelijke merken waren
echter te lastig te verwijderen en in 1640 werd in Haarlem voorge
schreven te merken met koordjes die aan het lijnwaad gehecht werden.
Daarna werden de lijnwaden gesorteerd om gescheiden behandeling van
linnen van verschillende grofheid en vuilgraad mogelijk te maken.
De bleekmeiden zetten dan staande op de litsenzolder de litsen, lussen
van koord, om de 75 cm afstand aan de zelfkant aan. Hiermee kon het
lijnwaad op het land worden vastgezet met behulp van stekken: houten
pinnen van ca 45 cm lengte.
Hierna kon het weken beginnen. Voor het weken werd het uit elkaar
gehaalde linnen in losse plooien in grote houten kuipen gelegd en werd
met blote voeten door blekersknechten ingetrapt in lauw water met
zemelen of reeds gebruikte en daardoor verdunde loog. Door een
gistingsproces werd nu het oppervlakkige vuil losgemaakt of omgezet in
makkelijker oplosbare verbindingen. Was dit gistingsproces (duur: 36
48 uur) afgelopen, dan moest het linnen onmiddellijk uit de kuip
genomen worden, omdat het anders ging rotten of het vuil vaster eine
zitten. 6 6
Het losgeweekte vuil kon vervolgens worden verwijderd door spoelen of
wassen met alleen water: geen zeep! Dit gebeurde door in een open
spoel of twee lage bakken van minstens 4 nr elk gescheiden door een
22
sluisje. De wasters knielden in spoelbakken bij de spoel en er stonden
houten rekken om het linnen tegen aanraking met de bodem te
beschermen. Een tonnemolen buiten zorgde voor aan - en afvoer van
water
Vervolgens werd het lijnwaad uitgewrongen en gedroogd om het hierna
volgende loogbad niet te zeer te verdunnen. Het wringen gebeurde
buiten op het erf met het wringwiel: een ijzeren spil, die door een
groot rad <p 2.25 meter) met treden aan de omtrek, werd aangedreven,
door een knecht (de bokkerijder)die er op stond te trappen. Het in
een wringdoek gepakte linnen werd om de spil gedraaid. Vervolgens werd
het linnen op de bleekvelden gedroogd, waar het met rol- of kruiwagen
of berrie naar toe werd gebracht. Op het veld werd het vastgehouden
23
Ajb. 8 Het besproeien van hel linnen met een hoosspaan vanuit de gietsloot.
Ajb. 9 Gezicht op blekerij. Rechts een persoon met een hoosspaan.