'Molenduinen' gelegen hofstede 'De Witsenborgh'De twee stukken grond
van Quijrijn van Napels moeten dan ten noord-oosten van 'De
Witsenborgh' hebben gelegen en werden in het oosten begrensd door de
bezittingen van Claes Anthonide eigenaar van 'Zorgvrij'. De omvang
van de gehele blekerij van Quijrijn van Napels bedroeg 13 morgen, 5
hont en 53 roeden (11,81 hectare).
De duinen in de Wildernis van Brederode (de 'Molenduinen') werden door
de blekerijen gebruikt om het gebleekte goed te drogen. Uit een akte
blijkt dat Quijrijn van Napels rond 1638 een droogberg in huur had van
de naastgelegen blekerij 'Leek in de Bergen'In 1647 had hij deze
droogberg, die gelegen was tegenover de poort van zijn blekerijnog
steeds in huur.24 Deze droogberg is nog steeds terug te vinden in het
huidige landschap. Hierover loopt nu een boslaan tussen de Wüstelaan
en de Olga von Gotschlaan.
Op de kaarten van 1597 en 1645 wordt van zuid naar noord de Huidige
Wüstelaan aangegeven. De Wüstelaan droeg in het verleden wisselende
namen. De oudst bekende naam, 'Wagenslach van de Here wech' dan wel
'Wagenwech'stamde uit de periode rond 1593. In het begin van de 17e
eeuw gebruikte men algemeen de aanduiding 'Gemene wech of te pat'.
Hierna raakt de naam 'Heerenwech' in zwang, hetgeen tot het begin van
de 19e eeuw zo bleef.25
In 1652 had Quijrijn van Napels de blekerij verhuurd aan Dirk Smuijser
en Willem Stilte. Zij waren beiden linnenkooplui en ashandelaren,
gevestigd in Haarlem. Het voornoemde as, of ook wel potas genoemd,
speelde een belangrijke rol bij het bleken van het linnen. Uit een
uitgebreide boedelinventaris, opgemaakt in 1652, blijkt dat Dirk
Smuijser in dit jaar overleed. Willem Stilte hield de blekerij in huur
en zette deze voort. Hoe lang deze situatie heeft geduurd is niet
bekend.26
Tussen 1652 en 1656 wisselde de blekerij van eigenaar aangezien in
1656 Mattheus Steijn als eigenaar wordt genoemd. In dat jaar werd
namelijk een akkoord gesloten tussen Mattheus Steijn en Adriaan
Crommelingh, eigenaar van 'Leek in de Bergen'over het verleggen van
een uitweg, over de Wildernis naar de 'Heere ofte Buijrwech'. De akte
werd getekend op 7 juli op Huis te Cleef bij Haarlem en mede-
ondertekend door 'Loijse Christine Juaninne, douagiere van
Brederode27
Mattheus Steijn was onder meer schepen van Haarlem en ontvanger van
het kwartier van de stad Haarlem. Hij huwde met Maria van Napels en
was eigenaar van het huis De Kleine Brandenburgerpoort in de Kleine
Houtstraat en de brouwerij de Passer en Valk aan de Baeckenessergracht
in Haarlem. De brouwerij werd door Mattheus Steijn in 1645 voor 33.000
carolusgulden aangekocht.2" Het mag duidelijk zijn dat Mattheus Steijn
een aanzienlijk en vermogend man was.
Op 11 juni 1657 werden diverse geschillen tussen Mattheus Steijn en
Adriaan Crommelingh voorgoed geregeld. Over deze geschilpunten hadden
zij al verschillende malen geprocedeerd bij het Hof van Holland. In de
akte van 11 juni 1657 hadden zij geregeld dat:
14
1. Een dam tot behoud van water ter hoogte van de blekerij van
Mattheus Steijn zou blijven bestaan;
2. Tussen de blekerijen van beide partijen zouden scheidingspalen
worden geplaatst terw.ijl tussen de scheiding en de Duinsloot
alleen bitterwilg en vlier zou mogen worden geplant;
3. De droogberg, gelegen tussen de Duinsloot en de afgraving met
watering, de eerste 4 tot 6 jaar naar believen door Crommelingh
mocht worden gebruikt, waarna Mattheus Steijn, volgens dezelfde
condities gebruik mocht maken van de droogberg. Vervolgens konden
beide partijen, gedurende perioden van 1 jaar, afwisselend gebruik
maken van de droogberg.
4. Beide partijen geen afgraving mochten doen die bestaande
wateringen nader tot elkaar konden brengen.
5. Het recht van overpad van Mattheus Steijn over de gronden van
Crommelingh naar zijn blekerij bleef gehandhaafd, met dien
verstande dat dit recht niet van toepassing was voor zijn
blekersknechten en blekersmeisjes.
6. Beide partijen geen zoden zouden opslaan op de droogberg; zij
mochten dit slechts doen mits de ontstane 'rauwigheit' meteen werd
afgedekt om opstuiven te voorkomen.
De droogberg waarover hier gesproken werd was de droogberg tegenover
de ingang van de blekerij van Mattheus Steijn. Met de Duinsloot werd
de voormalige Heyltgen van Daelensloot bedoeld en met de afgraving met
watering, de welsloot die aangegeven staat op de kaart van P. Wils uit
1645. De plaats van de scheidingspalen en de grensscheiding tussen
beide blekerijen werd vastgelegd op een kaart die werd gemaakt door
landmeter Andries van der Walle.29 Deze kaart kon jammer genoeg niet
in de archieven worden achterhaald.
Dat de Haarlemse blekersnering ondertussen een bijzondere reputatie
bleek ondermeer tijdens het bezoek dat de toen negen-jarige prins
Willem III van 29 juni tot 2 juli 1660, samen met zijn moeder prinses
Mary Stuart, aan de stad Haarlem bracht. Tijdens dit bezoek werd op 1
juli, op uitnodiging van de vroedschap, een bezoek gebracht aan de:
playsante lijnwaet bleyckerij van de Heer Praesident-Burghermeester
mrMattheus Steijn'.
In deze passende omgeving werden twaalf stuks fijn Haarlems lijnwaat
aan prinses Mary Stuart aangeboden. Tevens werd nog eens een groot
stel tafellinnen, dat nog moest worden geweven, in het vooruitzicht
gesteld. De produktie hiervan nam drie jaar in beslag. De voltooiing
hiervan heeft de prinses echter niet meer mogen beleven. In december
1660 bezweek zij aan de pokken. Het linnen zal aan prins Willem III
zijn overhandigd aangezien dit lijnwaat nog grotendeels in het bezit
is van leden van het Koninklijk Huis. Op de servetten staan de wapens
van Mary Stuart, Mattheus van Steijn en zijn vrouw Maria van Napels
afgebeeld.30
Op 1 december 1668 sloot Mattheus een erfpachtregeling met Barthel
Hoofman, waarbij hij zijn blekerij aan Hoofman verpachtte. In de akte
van erfpacht, die op 1 januari 1669 van kracht werd, is een goede
beschrijving van de toenmalige blekerij opgenomen:
15
24 GAV, OAS nr. 5 en 6.
25 GAV, ORA, inv.nr. 955 fo. 199-200. inv.nr. 957 fo. 70 cn 78. inv.nr. 958 fo 147 en inv.nr. 959 fo. 36.
26 GAH, Notarieel inv.nr. 153 fo. 153, 458.
27 GAV, OAS nr. 7.
28 Theo Bottelier Peter van Graafeiland, Gevelstenen in Haarlem, Haarlem 1994. (in voorbereiding)
29 GAV, OAS nr. 8.
30 E.J. Kalf, De val van Damiate of het nut van vergissingen, in: Jaarboek van Haarlem, Haarlem 1980, p. 7-26.