DE VERVUILING VAN DE BREDEROODSE BEEK' De beken in de omgeving van Santpoort maakten deel uit van een duinrelstelsel dat voorzag in een natuurlijke afwatering van de hogergelegen duingebieden. In het lager gelegen stroomgebied werden de aanwezige beken door landbouw, nijverheid en industrie benut. Hiermee maken we dan tevens kennis met een minder aangename kant van deze menselijke activiteiten; namelijk de vervuiling van het stroomgebied van deze beken. Bij het onderzoek voor het artikel 'Duinrellen, vroeger en nu' trof ik,2 verspreid in de tijd, een aantal voorbeelden aan van vervuiling van de Brederoodse beek. Deze voorbeelden tonen aan dat vervuiling zeker geen probleem is van onze tijd alleen en geeft tevens een inzicht in de wijze waarop de lokale overheid in het verleden het gebruik van de beken reguleerde. De eerste aanwijzing dat er verontreiniging van de Brederoodse beek plaats vond dateert uit de 18e eeuw. De beek werd toen gebruikt voor lozingen van het schilders- en glazenmakers-ambacht van Thomas van der Hulst. Deze kocht in 1776 en 1777 de - nu nog bestaande - zeventiende eeuwse pandjes aan de Wüstelaan 103 en Hoofdstraat 240-242. Vlak ten zuiden van het pand aan de Hoofdstraat liep de Brederoodse beek om via een duiker de straat te kruisen waarna het water naar de Delft werd afgevoerd. Ook voor het pand aan de Wüstelaan kreeg Thomas '...het regt van een vrije en onverhinderde uijtwatering of waterloosing in de [Brederoodse] schouwbeek...'.3 Het is zeer waarschijnlijk dat de werkplaats van Thomas van der Hulst juist omwille van de gunstige omstandigheden voor de afvoer van afval aan het einde van de beek werd gevestigd. Aan de meer stroomopwaarts gelegen huisjes genaamd 'de kippenhokken' en 'de geweesene Bleek' was het immers niet toe gestaan 'vuiligheden' in de beek langs het perceel te brengen. Het laatste stukje beek, voordat deze onder de Hoofdstraat door ging, werd in 1842 door de weduwe Cornelis Huig voorzien van een houten duiker.4 Aan het begin van deze eeuw werd dit gedeelte van de beek in de volks mond ook wel 'de houtere beek' genoemd.5 Hoewel het gedeelte Brederoodse beek door Santpoort dorp in 1952 ten behoeve van een nieuwe woonwijk in Bosbeek werd gedempt werd op het overgebleven deel van de beek, in het dorp, nog het afvalwater van een bietenkokerij geloosd. Naast de vervuiling aan de benedenloop van de Brederoodse beek deed zich ook vervuiling voor aan de bovenloop, daar waar deze beek zijn oorsprong vindt op het terrein van het gesticht Meerenberg. Uit herhaalde klachten van Meerenberg bleek dat een gebrekkige afwatering van het terrein een verhoogd peil van de vijvers veroorzaakte. In 1862 werd door een commissie vastgesteld dat de onvoldoende afwatering van 'de hofstede Meerenberg en Bloemendaals-begin' niet veroorzaakt werd door de toestand van de Brederoodsche schouw beek, maar door verwaarlozing en verstopping van de heulen, duikers en beekjes op het terrein van Meerenberg zelf. 24 Verder werd nog vermeld dat de stenen heul, gelegen onder de oprijweg naar het huis Bloemendaals-begin (op de scheiding van Meerenberg) 2,81 meter hoger lag dan de bodem van de stenen heul, gelegen onder de Rijksstraatweg (=Hoofdstraat) te Santpoort, zodat een goede afschot verzekerd was. Ook in het recente verleden (1966/67) bleek het terrein slecht af te wateren. Het probleem zat hem kennelijk vooral in het geringe hoogte-verschil (28 cm) tussen de drempel, bedoeld tegen het uitdrogen van de landbouw grond en tuinen ten noord-westen van de Brederoodseweg, en de duiker in de Velserenderlaan. Hierdoor was regelmatig onderhoud noodzakelijk. De hoogte van de duiker in de Velserenderlaan ligt op 4,12 +NAP en de duiker onder de Wüstelaan ligt op 0,44 +NAP, zodat het totale verval 3,68 meter bedraagt. Een belangrijk probleem bij de afwatering van het gesticht Meer en Berg vormde het afvalwater. Het was-, bad- en schrobwater werd samen met het afvalwater van de keukens, de wasserij en de varkensstallen met de slachterij via een zeer primitieve filterinrichting geloosd op de Brederoodse beek. Wegens een gebrek aan capa citeit van de opslag van meststoffen werden deze direct op de beek geloosd. Door het cumulatief karakter hier van was het noodzakelijk deze afvoersloot op het gestichtsterrein om de drie maanden te schonen. Zelfs de sloot nabij de ruïne (oostkant) werd één- of tweemaal per jaar uitgebaggerd en onderhouden. Het indertijd moderne pneumatische systeem van Liernur, een gescheiden rioleringssysteem met een minimaal gebruik van water,6 bleek aan het begin van deze eeuw niet meer te voldoen. Het Liernurstelsel omvatte o.m. een afzonderlijk riolennetwerk voor de afvoer van huiswater, hemelwater waarbij was voorzien in de geschei den afvoer van fecaliën (beerstoffen). Het verouderde stelsel van gietijzeren riolen, met kleine doorsnee, kon de toegenomen afvoer wegens intensief waterverbruik niet meer verwerken, zodat in 1921 tot aanleg van een nieuw rioolstelsel werd besloten. Een ander voordeel was dat nu 'privaten met waterspoeling' (=WC) algemeen konden worden toegepast. Overigens kende het gesticht ook nog een andere voorziening voor de afvoer van fecaliën, nl. het tonnenstelsel. Voor de uiteindelijke afvoer van de verzamelde en bewerkte beerstoffen was men afhankelijk van de landbouwers. De vervuiling van de sloten (beken) nabij de ruïne van Brederode gaf aanleiding tot herhaalde klachten. De kennelijk ondragelijke stank reikte via de beek zelfs in Santpoort-dorp. 'De gezondsheidscommissie voor Velsen' moest er aan te pas te komen om de plannen voor renovatie van het rioolstelsel van 1915 eindelijk uit gevoerd te krijgen, zodat geen ongereinigd rioolvocht afgevoerd zou worden op het boezemwater. De commis sie stelde dat verbetering van de beek dringend noodzakelijk was en gaf onder meer aan dat de runderen van veehouder Meyer (Middenduin) hun drinkwater moesten betrekken uit een deel van de beek. Via het nieuwe stelsel werden fecaliën en huiswater niet gescheiden afgevoerd. 'De reiniging' vond centraal plaats door middel van een simpele bezink-tank waarbij het afgescheiden slib anaëroob gereinigd (septic tank) werd. Het overge bleven water van onder andere de beerstoffen zou echter nog steeds worden afgevoerd in de sloten. De reinigingsinstallatie bleek al gelijk onvoldoende te werken, zodat het menagewater ook vaste afvalstoffen en fecaliën opnam. 25 1 RANH, Archieven van de toezichthoudende colleges over de Provinciale Ziekenhuizen in Noord-Holland, inv.nr 421. Rapport opgemaakt door de hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat, met bouwtekeningen (1915) en een nota (1922). 2 Zie hiervoor het artikel 'Duinrellen, vroeger en nu' voorin deze aflevering van 'De Zantpoort'. 3 GAV, ORA, 971 fo.88 verso, 8 mei 1776 en 972 fo.59 verso, 11 juli 1787. 4 GAV, Notulen gemeente Velsen, 12 oktober 1842. 5 H. Kruger, De Hoofdstraat te Santpoort tussen ongeveer 1890 en heden, in: De Zandpoort (Orgaan van de Stichting Santpoort), Santpoort 1986, nrs. 7 en 8. 6 M. Daru H. van Zon, Afval en milieu in de negentiende eeuwin: De Ingenieur, 1987 nr.5, p. 24. S. Rolle, Gisteren., haast onherkenbaar, IJmuiden 1982.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 1995 | | pagina 13