32 streek met bos begroeid. Het bos dat tussen de oude nederzettings- kemen Velsen en Noordwijk was gelegen, werd vooral in de 12de en 13dc eeuw gerooid. De rode-namen (rode rooien) Brederode, Allertrode, Tetrode, Kegghenrode etc. zijn een verwijzing naar deze ontginning van het gebied. De oudste rode-naam is Bredero de (1244). Dit lag buiten of aan de uiterste noordrand van de Haar lemmerhout. Dat betekent dus dat de ontginning van de Haarlemmerhout in de 13dc eeuw nog in volle gang was. De ver stuivingen die door de grootschalige houtkap ontstonden, waren schadelijk voor de landbouw. Vanaf het begin van de 14dc eeuw tracht men van overheidswege het hakken dan ook te temporise ren. Dit gebeurde bijvoorbeeld door personen of instellingen die jaarlijks recht hadden op een of meer bomen uit het bos, met geld bedragen af te kopen. Het kwaad was echter al geschied. De woeste gronden, ook wel wildernissen genoemd, kwamen niet eerder dan de 12de eeuw in eigendom van de landheren (graven). Zij hadden op grond van het wildemisregaal het beschikkingrecht over de duinen. Dat betekende, dat zij of hun leenmannen daar het exclusieve jachtrecht uitoefenden. Pas in de laatste decennia van de 13de eeuw verscheen het konijn in West-Nederland. Voor de wildernissen van Brederode en de rest van de kuststreek betekende dit vanaf de 14dc eeuw een intensieve konijnenteelt (vooral t.b.v. de pels), waardoor het stuiven toegenomen zal zijn. Een mogelijke aanwijzing daarvoor is, dat in 1344 aan 'buren' van Ael-brechts- berg namens de graaf een bedrag van 28 schellingen betaald werd voor het planten van helm om overstuivingen tegen te gaan.4 Be halve konijnen kwamen in de duinen ook hazen en reeën voor. Uit de begin jaren negentig van de 20s,e eeuw kwam veel botmateriaal uit de grachten van de kasteelruïne van Brederode te voorschijn. Tussen dit botmateriaal was de ree opvallend vertegenwoordigd.5 Duinmeijers (=de historische variant van duinbeheerder) werden aangesteld, die tot taak kregen, om de konijnenteelt zo hoog moge lijk op te voeren. De inkomsten waren aanzienlijk. Aan het eind van de Middeleeuwen, toen enorme zandverstuivin gen de jonge duinen opwierpen, werden voorschriften uitgevaardigd om het zand met helm te beplanten. De zgn. loop duinen verplaatsten zich landinwaarts. Door helm te planten ver starden zij in hun beweging. Een aantal duinen aan de landzijde is mede door de helmbeplanting zo hoog geworden. Voor het echter zover kwam, bleken tegengestelde belangen een gestructureerde oplossing in de weg te staan. Het konijn werd voor edel wild gehouden en het was de enige opbrengst van de duinen. Maar om verstuivingen tegen te gaan, moest er helm geplant wor den. Helm werd echter door de graaf- en vraatzuchtige konijnen verwoest, zodat uitroeiing van het konijn noodzakelijk was. In de duinen, waar depopulatie van konijnen plaatsvond, werd gespro ken van 'blinde duinen', terwijl duinen, die bezet waren door ko nijnen 'ziende duinen' werden genoemd. Als overkoepelend orgaan heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland zich steeds 4 Rentenaar R., De vroegste geschiedenis van het konijn in Holland en Zeeland; in: Holland, Regionaal-historisch tijdschrift, 10dc jaargang 1978 p. 12 5 Het botmateriaal werd geborgen door de Archeologische Werkgroep Velsen (1994), doch per vergissing is al het botmateriaal vernietigd zonder onderzocht te zijn. Tij dens het veldwerk heb ik zeer weinig ko- nijnenbotten aangetroffen. Voor zover be kend is dat ook bij andere adellijke 'huizen' het geval.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2002 | | pagina 34