Faesch had hij andere plannen. Door zijn positie bij Hope Co. bezat hij uitstekende relaties in Engeland en volgde hij ook op botanisch gebied de ontwikkelingen op de voet in het paradijs van de exotische planten.32 De Engelse ingenieur William Atkinson introduceerde in de jaren twintig een verbeterd verwarmingssysteem voor warme kassen. Het was een soort centrale ver warming, waarbij warm water via buizen door de kas werd gevoerd. De Engelse tuinbezitters waren enthou siast, met name toen de deftige Horticultural Society het systeem in haar kassen in Turnham Green bij Chiswick invoerde. Van der Hoop was er als de kippen bij om het systeem ook in Nederland te introduceren.33 Hij zond tekeningen van zijn kas naar Atkinson, die hem van duidelijke bouwtekeningen voorzag. In de loop van 1828 kwam de warmwaterkas gereed, die uitstekend bleek te voldoen. Het lid van het Koninklijk-Nederlandsche Insti tuut van Wetenschappen, G. Moll (1785-1838), publi ceerde er in 1829 zelfs een uitvoerige verhandeling over, voorzien van uitslaande technische tekeningen.34 In het zelfde jaar kreeg Van der Hoop maar liefs vier medailles uitgereikt, waaronder de prijs van de Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij voor de inzending van het grootste aantal (31) zeldzame planten'. De Leidse hortus liet onmiddellijk ook zo'n kas bouwen. De Amsterdamse plantentuin moest tot 1838 wachten voor er voldoende geld bij elkaar was gesprokkeld om het nieuwe systeem ook hier in te voeren.35 DE BLOEIENDE AGAVE AMERICANA Half mei 1835 bloeiden er twee Agave americana's op Spaarnberg. Het bloeien van de 'honderdjarige Aloë', zoals de plant vaak werd genoemd, met zijn gigantische bloemstengel en talrijke zijarmen, was een spectaculaire gebeurtenis, te vergelijken met de indruk die de bloeien de Victoria regia later maakte. Er hing een waas van geheimzinnigheid om de agaves die maar eenmaal in de honderd jaar tot bloei zouden komen, vandaar de naam 'honderdjarige Aloë'. In Amerika, waar de plant inheems is, bloeit deze eenmaal in de zes of zeven jaar, maar in Europese tuinen kon het inderdaad jaren duren. Van der Aa vond het twaalf jaar later nog de moeite waard om in zijn Aardrijkskundig woordenboek der Neder landen te vermelden dat vele nieuwsgierigen de bloeiende agaves op Spaarnberg kwamen bezichten.36 De eerste bloeiende Agave americana in Nederland was die van de doops- gezinde Amsterdamse koopman en fabrikant van zijdelaken Philip de Flines (1640-1700), op zijn buitenplaats Spaarnhout bij Haarlem in 1685. In 1696 bloeide een agave in de Leidse hortus en omst reeks 1700 kon Jan Moninckx (P-1714) een bloeiende Agave americana in de Amsterdamse hortus tekenen voor de Monickxatlas. In 1769 bloeide opnieuw een Agave ame ricana in de Amsterdamse hortus.37 Er werd voor ruim duizend gulden een speciale kas met vier trappen ge bouwd om het publiek een zo goed mogelijk uitzicht op de bloemen te geven. Er kwamen zo n 1600 mensen op af; toen het twee jaar later weer raak was, kwamen er zelfs 2200 bezoekers.38 De twee agaves op Spaarnberg werden ruim zeven meter hoog. Van der Hoop had een van zijn exemplaren in 1824 in Friesland gekocht van de oude heer Bergsma te Damwoude. Men dacht dat de agave toen ongeveer zeventig jaar oud was. Op 30 augustus 1835 kwamen geleerde botanici de planten op Spaarnberg bekijken. De vijfentachtig jarige heer Martinus van Marum (1750-1837), zelf bezitter van een uitgebreide plantencollectie39, de befaamde botani cus Carl Reinwardt (1773-1854) die in Indonesië de plantentuin in Buitenzorg (Bogor) had opgericht en nu hoogleraar was aan de Universiteit van Leiden, een zekere dr. Edmond J. Forstall uit New Orleans en W. H de Vriese (1806-1862), de jonge hoogleraar in de botanie van het Amsterdamse Athenaeum. (Hij was een jaar eerder benoemd en zou in 1845 zijn leermeester Rein wardt in Leiden opvolgen.)40 Het toeval wil dat op dezelfde dag dat deze geleerden de agaves kwamen inspecteren ook Nicolaas Beets (1814-1903), die toen student was in Leiden, een zondagse wandeling van Haarlem naar Spaarnberg maakte. Hij schreef in zijn dagboek 'Bloeiende Aloë (Agave americane) gezien op de buitenplaats van den Hr. A. van der Hoop (Sand- poort). Sedert 21 Mei heeft de bloemsteng een schot gemaakt van 21 voet. Gele bloemen, of liever gele meel draden, want de corolla [bloemkroon] is groen. Ik kan gelooven dat de tropische natuur, met zulke groei-kracht prachtig, grootsch, ontzagwekkend, maar niet dat ze sympathiek is, koninklijk niet vriendelijk; om voor te buigen, niet om op te verlieven' .41 De Algemeene konst en letterbode besteedde ruim aandacht aan de 'Bloeijende aloë' en gaf ook een kijkje in de kas tegen het woonhuis: 'Behalve deze Aloë's bezit de Heer van der Hoop ver scheidene buitengewoon kloeke exemplaren van waardi ge planten, met veel zorg gekweekt en die ongemeen frisch staan: vele in den volle grond, in een ruime en hooge bewaarplaats (conservatory), die op een geschikte wijze kan verwarmd worden. Men treedt uit een woon vertrek in deze aangenamen lusthof en wandelt er onder en tusschen de uitheemsche planten en bloemen door. Een zeer fraai wit marmeren beeldje, in het midden 36 staande, herinnert onzen helaas! te vroeg gestorven, zoo verdienstelijken Beeldhouwer Gabriël. Het aantal bezoekers dezer merkwaardige Lustplaats is dagelijks zeer groot.'42 Van een deftige buitenplaatsbezitter als Van der Hoop zou men kunnen veronderstellen dat zijn hoogste doel was om een zo groot mogelijk aantal exoten te verzame len. Zijn belangstelling voor de botanie reikte echter verder. 'Onder opzigt van den Heer van der Hoop' stelde zijn tuinbaas, B. van Donselaer, van eind mei tot begin september vier maal per dag de temperatuur en de groei van de planten vast. Professor De Vriese publiceer de de aantekeningen van de bankier en de waarnemin gen van zijn tuinbaas in extenso in het Tijdschrift voor natuurlijke geschiedenis en physiologie (1836). Met als kri tische noot dat de gegevens aan wetenschappelijke waarde gewonnen zouden hebben als Donselaar niet viermaal per dag, maar elk uur de temperatuur zou hebben opgenomen en tevens elk uur de trap zou heb ben beklommen om de groei van de twee agaves te meten. In deze tijd zal De Vriese ook de opdracht hebben ge kregen van Van der Hoop om een catalogus te maken van de plantencollectie op Spaarnberg. Hij moet er tijden mee bezig zijn geweest. Elke soort werd uitvoerig gecata logiseerd, met uitgebreide verwijzingen naar de recente literatuur en de gepubliceerde afbeeldingen. De Hortus Spaarn-Bergensis verscheen in 1839 in druk, voorzien van twee hand gekleurde litho's van een Arum ringens Thun. en een Theophrasta Jusieui Lindl., op de steen getekend door A. Weiss (1801-1851). De Vriese zelf kenschetste het werk later niet zonder trots als de 'eerste weten schappelijke optelling van eene planten-verzameling, die in deze eeuw in ons land is verschenen1,43 Een tuin is een dynamisch iets. Er gaan planten dood en er komen planten bij. Een aantal jaren later kreeg de jonge medicus en botanicus dr. Jean Merkus Doornik (1825-1906) de opdracht opnieuw een catalogus te maken die in 1849 verscheen. Later zou Doornik vooral actief zijn in allerlei Amsterdamse medische instellingen en commissies, al verloor hij zijn belangstelling voor de botanie niet. In 1852 maakte hij met J. H Rombouts de eerste flora van Amsterdam en omgeving.44 D e betrekkingen tussen Spaarnberg en de Amsterdamse hortus kan men aflezen uit het zogenaamde Verschotboek van de hortus, een overzicht van de betalingen van de hortulanus uit de kleine kas over de jaren 1803-1862. Vanaf 1833 tot 1853 werden regelmatig de vrachtkosten vermeld van een of meer manden met planten die tussen Van der Hoop en de hortus werden uitgewisseld. In 1837, als de Amsterdamse hoogleraar aan de catalogus van Spaarnberg werkt, vinden we voor het eerst de kosten vermeld van een reis van de hortulanus naar Haarlem en 'Zandpoort' en vanaf 1841 reisde men elk jaar een keer naar Spaarnberg, meestal in juli of augustus, 'om planten en stekken'. In mei 1847 duurde de reis naar Velsen en Santpoort zelfs twee dagen en ging ook een knecht mee om te botaniseren. Voor het laatst werd een reisje naar Haarlem, Spaarnberg en Velsen gemaakt op 10 augustus 1853. Twee dagen later arriveerde een mand planten uit Spaarnberg in de hortus. Van der Hoop over leed op 15 maart 1854 en daarmee kwam een eind aan de regelmatige contacten met Spaarnberg. Alleen in 1858 staat in het Verschotboek nog een declaratie van reiskos ten naar Velsen en Spaarnberg 45 DE WARDSE KIST Uit de aantekeningen in de twee doorschoten hand exemplaren van de Hortus Spaarnbergensis uit 1839 en 1849 krijgen we een beeld van de wijze waarop Van der Hoop zijn verzameling uitbreidde.46 Hij wisselde niet alleen materiaal uit met de Amsterdamse, maar ook met de Leidse en Groningse hortus. Ook kocht hij bij talrijke kwekers: de belangrijkste was A. C. van Eeden in Haarlem. In latere jaren zien we ook substantiële bestel lingen bij C. Glym die een kwekerij had aan de Malie baan in Utrecht. Hij deed zaken met Loddiges Sons, de belangrijkste kwekers van exotische gewassen in Enge land, die zelf plantenjagers over de hele wereld uitzonden om te speuren naar onbekende nouveautés voor de aris tocratische tuinen. In hun tropische kassen, met kunst matige beregening, waant men zich in het Braziliaanse regenwoud, meent een tijdgenoot.47 Tussen 1841 en 1847 deed hij regelmatig zaken met J. B. Saegher in Gent. Grote zaken deden de heren af met gesloten beurzen. Zo zien we dat Van der Hoop voor een aankoop uit 1845 van f. 665,- 'myn groote Caryota urens' (een palm uit Zuid- oost-Azië), die toen getaxeerd werd op f. 600,- in ruil gaf. Een aardig bedrag als men zich realiseert dat één gulden per dag een heel normaal loon was in die dagen. De Amsterdamse hortulanus verdiende in 1829 f. 450,- per jaar48. In de eerste helft van de jaren veertig ontving Van der Hoop ook direct planten van buiten Europa. In 1841 kreeg hij tien orchideeën van de heer Valckenier uit Caracas in negen potten en manden, een jaar later zijn daar nog vier in een mand en twee in potten van over. In 1843 ontving hij een kistje van de Kaap de Goede 37

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2012 | | pagina 19