Herinneringen
Herman
rond mijn vader
de Groot
r« jt
ten met Griekse en Latijnse inscripties,
urnen, aediculae, beelden van o.a. Hercu
les, Bacchus met sater, Hekateion, Abund-
antia met de hoorn des overvloeds,
Vestaalse maagd met offerschaal, Apollo
en een vroeg-christelijke sarcofaag. Daar
naast bevatte de verzameling altaren, graf
stenen en lijkbussen. Een van de belang
rijkste stukken: een vroeg-christelijke
sarcofaag vormt nu een van de topstukken
van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
eigenaar. Als de verzameling op Papenburg wordt onder
gebracht, verandert de naam in marmora Papenburgica
die dan uit 140 stukken bestaat, uitvoerig gedocumen
teerd door Van Papenbroeck in een door hemzelf samen
gestelde catalogus. Hij brengt deze collectie bijeen door
o.a. aankopen van kleine particulieren, maar ook uit
andere grote collecties van bekende hierbovengenoemde
verzamelaars. Enkele stukken zijn afkomstig uit het bezit
van de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens.
De verzameling bestond uit antieke marmeren fragmen-
De tuinen van Papenburg, in en om het
huis
Nu leenden de uitgestrekte strak en symmetrisch aan
gelegde tuinen zich bij uitstek voor het onderbrengen van
de beelden die Papenbroeck in de loop der tijd had verza
meld. Langs de strakke lanen, het grand canal, op zicht-
assen en in priëlen stelde hij zijn beelden op. Achter zijn
buitenhuis liet hij speciaal bijgebouwen oprichten,
waarin hij de rest van zijn marmora kon opstellen.
Op afbeelding 4 (blz. 6) is goed te zien hoe Van Papen
broeck de beelden aan de achterzijde van zijn huis liet
opstellen teneinde een stijlvolle en symmetrische
eenheid te creëren.
Na zijn overlijden verhuist de totale verzameling naar
Leiden, waar de Marmora tijdelijk worden ondergebracht
in de galerij van de Hortus Botanicus. Daar worden de
stukken in een straksymmetrische, classicistische
ordening opgesteld.
Per abuis blijkt een van de stukken, een borstbeeld van
Agrippina, al aan een particulier verkocht. Na sterk aan
dringen doet de kersverse eigenaar afstand van het beeld
op voorwaarde dat zijn "gift" in een nieuwe nog uit te
brengen catalogus vermeld zal worden.
Ais dank voor de geschonken collectie wil men Gerard
van Papenbroeck eren met een inscriptie, aan te brengen
in de orangerie van de Hortus. Meer zou de schenker,
10
bescheiden als hij was, niet gewild hebben. Die inscriptie
komt er.
AET. MEM.
ET HONORI AMPL. VIRI
GERARD PAPENBROECKII,
AMSTEL. URBIS SCABINORUM
OLIM PRAESIDIS,
OB GRAECA LATINAQUE ANT1QUITATIS
MONUMENTA
ACADEMIAE LUGD. BAT. TESTAMENTO LEGATA,
POSUERE
ACADEMIAE CURATORES, ET URBIS COSS.
L.M.Q.
(Hie annus diesque dedicationis)
Ter eeuwige nagedachtenis aan en ter ere van de zeer
geachte heer Gerard Papenbroek, voormalig voor-
gezetene van de schepenen van de stad Amsterdam,
hebben de curatoren van de universiteit en de bestuur
ders van de stad [Leiden] [deze gedenksteen] geplaatst
vanwege de Griekse en Romeinse monumenten uit de
oudheid die [door hem] per testament nagelaten zijn
aan de universiteit van Leiden. Zij doen dit volgaarne en
overeenkomstig zijn verdienste.
(hier [staat] het jaartal en de dag van de inwijding)
De complete collectie berust nu bij het Rijksmuseum
van Oudheden in Leiden, waar een deel permanent
staat opgesteld. Dankzij de inspanningen van een
bescheiden persoon uit begin achttiende eeuw is deze
prachtige verzameling nog steeds voor eenieder te bezich
tigen.
Jos Diekstra
Bronnen/bibliografie
Toen in 1940 de oorlog uitbrak, was ik, als oudste, bijna
7 jaar oud. Mijn vader, Herman de Groot, was één van
de drie Rijksspeurhondengeleiders in district Noord
Zuid- Holland en een deel van Utrecht. Hij was al een
poosje bekend door o.a. krantenartikelen en een inter
view met foto's in het blad "Oké" van augustus 1939.
De perfecte samenwerking met zijn speurhond Bela werd
daarin uitgebreid beschreven, met prachtige foto's,
genomen tijdens de demonstratie die hij met de hond
aan de journalist gaf.
Toen mijn vader te horen kreeg dat hij ook voor de Duit
sers moest gaan werken met de hond, was hij behoorlijk
aangeslagen. Gelukkig kon hij, zo bleek, juist heel veel
voor de ondergrondse doen, door wel te zoeken maar
niets te vinden. Voor Bela was het natuurlijk onbegrijpe
lijk, om, terwijl hij zó zijn best deed, te worden terug
geroepen als hij iets op het spoor was!
Niet alleen hielp mijn vader de ondergrondse en onder
duikers, maar ook mensen met persoonlijke problemen.
Regelmatig werd er aangebeld, meestal rond etenstijd,
door mensen die mijn vader te spreken vroegen.
11
Afb. 2 Gezicht op het grand canal. Langs beide zijden
werden beelden opesteld. Links het herenhuis.
Afb. 3. Beeld uit de antieke oudheid uit het bezit van Gerard van Papen
broeck. Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden
De portret-galerij van de Universiteit van Amsterdam en haar stichter
Gerard van Papenbroeck 1673-1743, L.Q. van Regteren Altena en P.J.J. van
Thiel, Amsterdam 1964 Swets en Zeitlinger
De klassieke beeldencollectie, artikel, site van het Rijksmuseum van Oudhe
den in Leiden, 2012