beschrijft Brederode met zijn omliggende landerijen als volgt: "Eerstelijcken van de vervallen hofstede, huysinge, boomgaert ende welige crofte van Brederode, mitsgaders drie parcelen van de lage boomgaert ende het hoogelandt noortwaarts daer aende oostsijde van d'voorsijde stuckens inden Eist". "Het tweede perceel wesende een stuckgen landts, groot omtrent die mergen benoorden de huysinge van Brederode" "Het derde perceel sijnde de Cingel aent noortwesten van de voorsijde huysinge, en de Quackelbergh daer aen gelegen". Er worden nog meer percelen genoemd maar die liggen niet direct rond Brederode. Er wordt dus gesproken over welig land en drie percelen met boomgaarden. Daarnaast wordt gesproken over hoogland in het noordelijk deel van de oostzijde. Dit is de voormalige hoger liggende voorhof van het kasteel. Het stukje land van 3 morgen benoorden Brederode maakt deel uit van de weilanden tussen Brederode en de blekerij aan de duinrand. Noordwest wordt de cingel vermeld en de Quakelbergh. Een Quakel is een brug die in dit geval uitkomt op een hoger liggend perceel. De singel en de brug moeten gezocht worden aan de zijde van de huidige Velserenderlaan. Mogelijk was deze brug een onderdeel van de verbinding naar de Quackelduinen ten westen van Velserend. Over percelen met stuifzand wordt niet gesproken. In 1680 wordt er nog melding gemaakt van het opnieuw planten van helm in de duinen en dat de Moolenduinen "zeer verstoven waren". Duidelijk is dat de duinen nog steeds vastgelegd werden en de Moolenduinen verstoven waren. Dit laatste echter kan geen invloed gehad hebben op de terreinen op en rond Brederode. Zowel de duinen in Velsen als de Moolenduinen vielen toen onder de domeinen van Brederode. Vanaf circa 1660 wordt er niet meer gesproken over een herberg op Brederode en wordt Brederode bewoond door duinmeiersgezinnen. Vanaf 1800 wordt Brederode bewoond door boeren; zij hebben Brederode in onderpacht van Maria Johanna Granger de Neuville en daarna van Pieter Theodorus van Hoorn. (13) Van de ruïne van Brederode zijn vanaf de 17e eeuw zeer veel afbeeldingen gemaakt door kunstenaars. Deze zijn niet betrouwbaar in de weergave van de ruïne en het omliggende land. De afbeeldingen spreken elkaar bouwkundig en landschappelijk tegen. Afwisselend laten zij een duinachtig landschap of een vlak landschap zien, zonder of met grachten bij de ruïne. Van deze afbeeldingen laten we drie meer betrouwbare afbeeldingen de revue passeren. Bij de meeste afbeeldingen wordt op de ruïne bewoonbare bebouwing weergeven. Ook zien we dat er zand over de ingestorte delen van het kasteel is aangebracht, terwijl aan Afb.ll De ruïne van Brederode naar de toestand in 1752 door Cornelis Pronk. Cornelis Pronk staat bekend om zijn betrouwbare weergave. De slotgracht aan de westzijde is nog intact. Het puin van de noordwestmuur van de voorburcht is afgedekt met zand. Noord-Hollands Archief, de Beeldbank. 38 meerdere zijden de gracht intact is gebleven, gedeeltelijk gevuld is met puin of deels verland. De Brederodebeek die door de gracht heen loopt en een belangrijke afwateringsfunctie heeft, zal altijd opengehouden zijn. Op de redelijk betrouwbare afbeeldingen is aan de noordwestkant geen oplopend stuifzand afgebeeld maar vlak terrein. We kunnen er daarom wederom van uitgaan dat de pachters of de onderpachters het terrein in de ruïne begaanbaar hebben gemaakt door de puinhopen te egaliseren en af te dekken met zand. De aanvang van de restauratie van de ruïne In 1862 stelt de Nederlandse Staat geld ter beschikking om de ruïne als monument voor het nageslacht te behouden. De restauratie en het gedeeltelijk herstel vinden plaats onder leiding van de Haarlemse stadsarchivaris Mr. A.J. Enschedé. Later worden ook de architect P.J.H. Cuypers en jonkheer Victor de Stuers betrokken bij dit project. Uit foto's van vóór de restauratie blijkt dat de gracht rond Brederode deels nog intact was. Aan de noordwestzijde ligt geen zand tegen de ruïne; wel is de gracht deels verland en liggen er eilanden met puin in de gracht. Als er sprake is geweest van stuifzand, had dit aan deze zijde van de ruïne aanwezig moeten zijn. Er ligt alleen zand over de puinhopen in de ruïne en de grachten rond de voorburcht zijn deels en rond de voorhof geheel gevuld met zand. In 1871 loopt het pachtcontract met L.G. van Hoorn af. Hij zorgt er voor dat de gebouwen voor zijn onderpachter gesloopt worden. Hierdoor komt de weg vrij voor verder herstel en restauratie. (14) Terugkijkend op alle bovenstaande gegevens kunnen we vaststellen dat de ruïne na de 80-jarige oorlog niet is ondergestoven met zand maar dat dit zand is aangebracht door de pachters van Brederode om het terrein begaanbaar te maken. Het stuifzand is een fabel. va.uvoore.ik OvKRm.yr.ir.i.s t Hun tr Bsr.DF.RcnK Afb.10 De ruïne van Brederode naar de toestand in 1643. Door Jacobus Stellingwerf. Duidelijk is de gracht nog te zien. Bij de ingang is een dam opgeworpen. Noord-Hollands archief, Provinciale Atlas. Afb. 12 De ruïne van het kasteel Brederode naar Meindert Hobbema (1638-1709) door Wijbrand Hendriks (1744-1831). Nationaal Gallery Londen. Binnen de ruïne is het puin afgedekt door een laag zand. Ervoor de beplante singel op de rondlopende muur die bij het herstel in 1464 is aangebracht. Eromheen is de gracht nog intact. Op de achtergrond zien we vlak grasland; niets wijst op de aanwezigheid van stuifzand ten noordwesten van de ruïne (zie ook pag. 28). Afb.13 De ruïne vóór de aanvang van de restauratie en het gedeeltelijke herstel, circa 1860. Noord-Hollands Archief, de beeldbank. Bronvermelding (1) J. Kamphuis en D.N.B.M. Hermans, De ruïne van Brederode, bulletin KNOB 1990-3. Wim Post, Buitenplaatsen van Bloemendaal, Haarlem 1992. (2) Particuliere collectie. (3) NHA. Belasting kohier van Velsen 1570, inv. nr. 1151.IA 424. (4) NHA. Belasting kohier van Velsen 1584, Ambachtsbestuur van Velsen inv. nr. 111. (5) NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 50v. (6) NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 8v, inv. nr. 968 fo. 8v en toegang 176 inv. nr. 777. (7) S.C. Regtdoorzee Greup-Roldanus, Geschiedenis der Haarlemmer blekerijen, s'Gravenhage 1936. (8) NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 139r en inv. nr. 967 fo. 55v. (9) NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 120r. 39

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2014 | | pagina 21