DE RUÏNE VAN BREDERODE Op 3 oktober 1905 noteert Frederik van Eeden jr. (6) Nu volgt een spannend avontuur. De boerin blijkt een in zijn dagboek: nazaat te zijn van Willem Hofdijk.89 Zondag maakte ik een prettige wandeling met Hans (zijn zoontje) in Haarlem, naar de ruïne van Brederode. Godfried Bomans (7) schreef voor de basisschool Pim, Frits en Ida. In het vijfde deel, De schat van Brederode, beleeft het drietal spannende avonturen als zij in de herfstvakantie logeren bij boer Scheffelaar die tussen Bloemendaal en Santpoort woont, vlak bij de ruïne: De stal en het oudste gedeelte van het woonhuis zijn uit de stenen van Brederode opgetrokken, want eeuwenlang hebben de boeren uit de omtrek die stevige kloostermoppen voor hun eigen woningen gebruikt. C.A.niEI. SANTPOORT 2 Een vers over de ruïne van Brederode en een ballade over een stroper en een vinker W.J. Hofdijk (1816-1888) AA/ülem Jacobsz Hofdijk volgde eerst een opleiding tot zilversmid, daarna studeerde hij op de kweekschool voor onderwijzer. Hij werkte vier jaar op scholen te Heerhugowaard en Beusichem. In 1839 werd hij ambtenaar op de gemeentesecretarie te Alkmaar. Hij begon de dicht- en tekenkunst te beoefenen. In 1851 werd hij door bemiddeling van Jacob van Lennep leraar in de Nederlandse Geschiedenis en Letterkunde aan het Amsterdams gymnasium en bleef dat tot zijn pensioen (op z'n 70ste) in 1886. Hij schreef een grote hoeveelheid historische verhalen en toneelstukken. Men prees onze "Kenmer minstreel" om zijn schilderachtige stijl en diepgaande historische kennis. Bij elk herinneringsfeest, waar het nationalen roem gold, eischte men twee of drie verhandelingen in proza en ettelijke verzen van hem. "Het is uiterst vereerend voor Hofdijk, dat hij telkens 'met goede trouw' en veel talent aan zoovele aanvragen wist te voldoen." Aldus Jan ten Brink in zijn Geschiedenis der Noord- Nederlandsche letteren in de XlXe eeuw (1888). Hofdijk behoorde duidelijk tot diegenen die hebben bijgedragen aan het vormgeven van de Nederlandse identiteit. In Voorname Kasteelen in Nederland. Voor jonge lieden bewerkt door Mr. J. Van Lennep en W.J. Hofdijk, Amsterdam 1852, staat een gedicht over de ruïne van Brederode. Als inleiding een citaat uit Vaderlandsche letteroefeningen, jaargang 1852: "De wandelaar in Haarlems dreven zal, als hij Brederodes bouwvallen bezoekt, en hunne oude torentrappen en gewelven aanschouwt, met heilige aandoening zich eenige eeuwen terug plaatsen, en met genoegen de verzen van Hofdijk lezen." In 't frisch en helder najaarsuur, Als purper wemelt om de duinen, En rozig goud langs de eikenkruinen- Ga dan naar Brêroös grijzen muur. Drie eeuwen stormden om zijn kruin, En knaagden aan zijn ijzer puin- De denkmaal eedier voorgeslachten Verschoot van glans, verviel van krachten; Zijn kroon viel af; zijn vorm verdween; Daar bleef slechts schaduw van 't voorheen. De geele roerdomp plascht door 't moer, Waar 't golfgespeel der breede grachten Weleer door 't suizend rietbosch voer; De steen-uil weeklaagt in den toren; Aan de uitgekalkte vensternis Speelt daags de bonte hagedis; Ter nacht doet zich de krekel hooren In 't donker welfsel, schril van toon; En toch - de bouwval is nog schoon. Alst late zonlicht om de transen Een glorie van rood goud penceelt, En vonken in den mistdrop glansen Die over 't blauwend muurkruid speelt; Als 't schemert in gewelf en kelder, Van struik en braamstruweel omzoomd, Maar 't purpren licht nog klaar en helder Door reet en boograam binnenstroomt; En 't vinkjen, dwalend van de abeelen, Een weeken toon, een kweelend lied, Van de afgebrokkelde kanteelen In 't zwijgen van het landschap giet- Ja, dan is 't schoon hem aan te staren, Den steenen reus in 't bloeiend dal! Wie dus nog schittert in 't verval, Wat moest dien niet al prachts omwaren, Toen nog de frischheid van zijn bloei Den tijdstroom tartte als 't windgeloei... In 1850 verscheen van Hofdijk de bundel Kennemerland, Balladen, (J. van der Endt en Zoon, Maassluis). Hierin vinden we het tragische verhaal van de stroper en de vinker: De Jachtstrooper (1450) In 't Schiebroek (1) ruischt de morgenwind Door els- en wilgenplok. Aan 't hooge duin om 't Rumple-veld (2) Daar graast de hertebok. Het schatert door het eikenwoud; Het schatert langs de vliet; (1) Busken Huet (1826-1886) was dominee, schrijver en literair criticus die een belangrijke rol heeft gespeeld in de Nederlandse letteren van de 19e eeuw. Hij was predikant in de Waalse kerk in Haarlem. Hij nam ontslag omdat hij afstand had genomen van de bijbel. Hij werd journalist bij de Oprechte Haarlemsche Courant en literair criticus in de redactie van het nog steeds bestaande tijdschrift De Gids. Hij was gevreesd om zijn venijnige kritieken. Hij heeft in Bloemendaal gewoond. (2) Potgieter (1808-1875) was schrijver en oprichter van het maandblad De Gids. Hij schreef veel literaire kritieken en hekelde de gezapige 19e-eeuwse volksgeest in de novelle Jan, Jannetje en hun jongste kind. Het jongste kind was Jan Salie, personificatie van de 19e-eeuwse lamlendigheid. (3) Over F.W. van Eeden: zie het artikel Frederik Willem van Eeden, botanicus en schrijver (4) Over Nicolaas Beets: zie onder het artikel Jacobus Craandijk wandelde naar Spaarnberg (5) Over Craandijk: zie het artikel: Jacobus Craandijk wandelde naar Spaarnberg (6) Over F. Van Eeden (jr.): zie het artikel Frederik van Eeden in Duin en Kruidberg Afb. 1 Houtsnede van de Ruïne van Brederode afgebeeld op een boekwerk van de historicus J.S. Visser. Dit historisch onderzoek naar de geschiedenis en het oorspronkelijke kasteel is in 1929 uitgegeven door C. A. Mees, Santpoort. (7) Godfried Bomans (1913-1971) was schrijver, columnisten mediapersoonlijkheid. Hij was vele jaren de meest gelezen schrijver van Nederland. Zijn populairste boek is Erik of het klein insectenboek. Hij woonde eerst in Haarlem, daarna in Bloemendaal. (8) Over Hofdijk: zie het artikel Een vers over de ruïne van Brederode en een ballade over stroper en een vinker (9) Bron: Wim Vogel, Het verrukkelijk gelegen Overveen en Bloemendaal Literaire wandelingen, Vogelperspectief, Haarlem 2009 H J.I.VlIIERl 4 5

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2014 | | pagina 4