se 6de Jaargang 9 Augustus 1929. Tweede Blad. N° 32. LOSSE BLAADJES. Lief VaderlandVaarwel! BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. se m VOOR DE VROUW. ■■HHgMnMRpp^nB mmm (Nadruk verboden.) Slechts een luttel aantal uren, Vrienden, dan vertrek ik snel. Langzaam zwijgend daalt de nacht reeds. Maar inwendig zing ik zacht steeds: Dierbaar vaderland, vaarwel! Wel slaap 'k op mijn eigen sponde Rustiger dan in 't hotel, Maar dat kan mij thans niet bommen, 'k Hoor mezelf genoeg'lijk brommen: Dierbaar vaderland, vaarwel! Ook smaakt hier mijn Hollandsch potje Beter dan ivat 'k daar bestel, Maar vandaag kan 't mij niet schelen, Opgewekt zit ik te kweélen: Dierbaar vaderland, vaarwel! Nog een luttel aantal uren, Vrienden, dan vertrek ik snel. 'k Zal u maar geen prentkaart sturen; Want zoo lang zal 't wel niet duren Dierbaar vaderland.... vaarwel! Zaterdag 10 Augustus '29. SAMEN ZWIJGEN (Nadruk verboden) Het moet eens gebeurd zijn, dat twee beroem de mannen, die veel van elkaar hadden gehoord en gelezen, maar elkaar nog nimmer persoonlijk hadden ontmoet, voor het eerst van hun leven te zamen waren en toen, inplaats van een druk ge sprek te beginnen, zich zwijgend bij het haard vuur ter neer zetten. Nadat Emerson en Carlyle aldus geruimen tijd gemeenschappelijk in de vlammen hadden zitten kijken, nam de gast met een handdruk afscheid en liet den gastheer alleen. Deze merkwaardige ontmoeting zal wel een uitzondering in de wereldgeschiedenis zijn ge bleven. Voor de meesten onzer lijkt een zoodanig gedrag weinig navolgenswaardig. Het krijgen of brengen van een bezoek ontleent immers voor hen. juist zijn bekoring aan het spreken, dat er mee jf&paard gaat. In het gesprek ervaart men de gezelligheid en de saamhoorigheid. Samen spreken kweekt een gemeenschaps band. Hoe kan men elkaar leeren kennen en leeren begrijpen, dan door zijn oordeel uit te wisselen over menschen en toestanden? Hoe nadert men eikaars binnenste dan door weder zij dsche openbaring van zijn beginselen en op vattingen? Zonder uiting geen kennismaking. Zonder gesprek geen verwantschap. Is dit niet het bezwaar, dat velen koesteren tegen de zwijgende menschen, dat zij zich door hun zwijgen buiten de maatschappij plaatsen? Een niet „conversabel" persoon staat te boek als een onmaatschappelijk mensch, als een verstokt kluizenaar, die of uit de hoogte op zijn mede- menschen neerziet öf zich te gering acht om met zijn medemenschen als genooten te verkeeren. Stille naturen, die niet van conversatie hou den, hebben, denkt men, weinig te geven, omdat ze weinig bezitten. Het ontbreekt hun aan harts tocht, aan gevoel, aan levenskracht. Maar voor al schieten zij te kort in liefde, omdat zij zich niet aansluiten en geen deelnemen aan het geestelijk verkeer. Voor hen, die dit oordeel zijn toegedaan, is het voorbeeld van Emerson en Carlyle leerzaam. Want zouden er ergens ter wereld twee figuren zijn aan te wijzen, zoo krachtig van geest, zoo gevoelig van ziel, maar vooral zoo gekenmerkt door begrip en liefde voor hun genooten als dezen? En toch, zijn meenden hun diepste ziels verwantschap niet zuiverder en sterker te kun nen beleven dan door samen te zwijgen! Onze Westersehe wereld staat in de laatste jaren niet meer zoo hooghartig tegenover het Oosten als vroeger. Zooals het Oosten van het Westen geleerd heeft, kan ook het Westen van het Oosten leeren. Emerson en Carlyle, twee karakteristiek Westersehe geesten, konden, zoo als ze daar samen zwijgend bij 't haardvuur zaten, voor Oosterlingen doorgaan. Wat ten on zent uitzondering is, is bij de Oosterlingen regel. Wanneer wij meenen te moeten spreken, zwij gen zij. En zwijgend zeggen zij elkander soms meer dan wij elkander zeggen met ons eindeloos gesprek. Spreken wij wel niet eens teveel? De vertrouwelijkste oogenblikken, welke twee menschen tezamen beleven, brengen zij zwijgend door. Wat doet de harten dichter tot elkander neigen dan het gemeenschappelijk luisteren naar muziek of het gemeenschappelijk aanschouwen van natuurschoonDe ban v<in het indrukwek kende en bewonderenswaardige wordt door woorden zoo licht verbroken. Slechts zwijgen smeedt de zielen aaneen. Deze vertrouwelijkheid behoeft nog niet eens van den allerinnigsten aard te zijn, om stilzwij gen te behoeven. Waarom spelen gasten op een „avondje" kaart? Niet alleen om de bekoring van 't spel, maar eveneens omdat het spel hun gelegenheid schenkt, het gesprek af te breken en samen te zwijgen. Het eigenaardig genot, dat men gezelligheid noemt, ontstaat door het gezamenlijk zwijgen. Het is, of de woorden verdeelen en scheiden, wat louter in de stilte tot eenheid wordt. Wie zich de plechtige oogenblikken herinnert, waarin men in een bijeenkomst door een paar minuten zwijgen staande de dooden herdenkt, kent de saambindende macht van de stilte. Soms is het ons of het spreken slechts een conventioneel aanwensel is, een slechte ge woonte, welke het samenleven bederft. Dan wordt het ons duidelijk, dat het gezellige zwij gen hooger waarde en dieper beteekenis heeft dan het gezellige spreken. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 219. L. TUGAN-BARANOWSKI. y Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kf8, De8, Pc3, e2. Zwart: Kd6, c4, c7. Partij No. 90. Gespeeld te Stockholm, in een match tusschen de schaakgezelschappen van Berlijn en Stockholm, 12 September 1927. NVitZwart G. Nyholin e. f o 8 i (Gotenburg) (Charlottenburg). VIER-PAARDENSPEL. e2e4 1. Pg8—f6 Pblc3 2. e7e5 Pgl—f3 3. Pb8c6 Lflc4 4. Pf6xe4 Lc4d.5 5. Deze nieuwe speelwijze ziet er weinig voordeelig uit, omdat die na Pf6 tot ruil van den Looper tegen het Paard leidt en na 6. Lc6:, dc6:; 7. Pe5: aan Zwart de snellere ontwikkeling laat. Voor remise zou deze variant in elk geval voldoende zijn. 5. Pe4 X c3 Zwakker dan terugkeer van het Paard naar f6, want het ontwikkelt Wit en noodigt hem ook niet uit, den Looper te ruilen. d2 x c3 6. Lf8e7 Ddld3 7. De altijd strijdlustige captain der Zweedsche spelers ziet af van Lc6: en offert den pion. Na 7. Lc6:, dc6:; 8. Dd8:, Ld8:; 9. Pe5: zou Zwart het iets betere eindspel hebben. 7. d7d6 h2—h48. h7h6 Dat wordt zeer aardig en ook dwingend weer legd. Door f6 kón hij Wit voor lastiger problemen plaatsen. Dd3c49. 0—0 Pf3—g5ü 10. Dreigt niet alleen Pf7:, maar ook De4 met vernietiging. 10. Le7xgö Verderfelijk was hg5:, wegens 11. hg5:, Lg5:; 12. De4, Lh6; 13. Th6:, gh6:; 14. Dg6f, Kli8; 15. Dh6:f, Kg8; 16. Lg5. Ii4xg5^ 11. Pc6aö Dc4e4 12. c7c6 Of Le6; 13. gh6:, Ld5:; 14. Ddö:, c6; lo J)d3 en er dreigt ook figuurwinst door b2b4. Thlxhöü 13. Een mooi slot! 13. Tf8—e8 Natuurlijk niet gh6:, wegens 14. Dg6:f, Kh8; 15. Dh6:f, KgS; 16. g6. Wit kan nu zelfs verschillende voortzettingen kiezen om te winnen, b.v. ook 14. Th8f, Kh8:; 15. Lf7:, g6; 16. Dg6:, Te6; 17. Le6:, Le6:; 18. Dliöt, Kg8; 19. De6:f en daarna b2b4. Ld5xf7f 14. Kg8xf7 Of Kf8; 15. Le8:, gh6:; 16. Lhö, dreigende g5xh6, b2b4 en ook De4f3f. De4g6f 15. Kf7g8 Th6h7 16. Dd8d7 Dg6hö 17. Kg8—f8 gó—g6! 18. Kt 8e7 Of Dg4; 19. Th8f, Ke7; 20. Lg5f. Er dreigde Lg5. Wit kondigde nu mat aan in vier zetten. Lelg5f 19. Opgegeven. („Deutsche Schachzeitung"). Oplossing Eindspelstudie No. 65. (O. G. De hier), ötana aer stuKKen Wit: Kei, Tf5. Zwart: Kg2, Lc4, c3, d3. 1. Tf2f, Kh3 (op Kg3 volgt 2. Tc2, dc2: pat); 2. Kdl, Kg3 (of Lb3f; 3. Kcl, c2; 4. Tf3|); 3. Tc2, Lb3; 4. Kcl, Lc2: of dc2: pat, en derhalve remise. Goede uitwerking ontvangen vanH. W. v. Dort, te HaarlemJ. v. Gulik, te Overveen (ook nog van probleem no. 213); P. Mars, te Santpoort. NIEUWE ZOMER-ONTWERPEN. Dat staat er zoo nogal koeltjes en nuchter, nietwaar: nieuwe zomer-ontwerpen? Waarmee we eenige nieuwe modellen zomercostumes bedoelen. Maar ja, wij kunnen het niet helpen, wjj Nederlanders zijn nu eenmaal een ietsje nuchter en zakelijk. Onze Fransche zussen zijn poëtischer aangelegd. Weet U wel, dat de mode winkels in Parijs, ook de kleinste in de eenvou digste buurten van Montmartre, aan elk van de in de uitstalkast tentoongestelde japonnetjes een fraaie naam geven? Daar vindt U schoon klinkende titels als (op zijn Fransch dan natuur lijk) „Nachtroos", „Liefdesdroom", „Sneeuw klokje", „Droom van het bal", „De mooie Yvette", „Maanlicht", „Bloesemgeuren", „Mid- zomernachtsdroom". En bovendien hangt er dan het kaartje met den prijs erop aan. Wij volstaan alleen met het prijskaartje. En ten slotte komt het daar toch op aan, als we overwegen of de „Liefdesdroom" of het „Maanlicht" voor onze portemonnaie bereikbaar zijn of niet. Zoo stel ik U dus deze keer voor, van links naar rechts: „Ninon", een japon van wit-met-blauw-bedrukte crêpe Georgette, gegarneerd met donkerblauwe (marine) stof langs den kraag, aan de mouwen en den onderkant van den rok. Men lette op den eigenaardigen vorm van de mouw, die aan den onderkant in een „zak" valt. De rok valt zeer ruim en klokkend. Nummer twee heet „Pari- sienne", een echte „Parijsche" jurk dus, van mprine blauwe stof, kruiselings gesloten en gegarneerd met Schotsche foulard. De rok is met twee volants. En eindelijk nummer drie, het „nieuwe idee" genaamd, een ensemble van marine-blauwe reps, waarvan de rok de noodige wijdte verkrijgt door groepen ingezette plooien. De blouse is van Schotsche stof met vermiljoen, zwart en wit erin. Het korte, rechte jasje is weer gegarneerd met smalle reepen Schotsche stof. Inderdaad wel een bij zonder „nieuw idee". Loes. RECEPT. nnnrnAlo/ilinêrl viOOTYlf ons biscuits en wat T 7 nnr> non Vinorlylrn oir men 4 sinaasappelen, 1 custardvla. De sinaasappelen worden gepeld, van alle wit ontdaan en in plakjes gesneden, waaruit alle pitten gehaald worden. Met suiker bestrooid een paar uur wegzetten en dan laag om laag met de biscuits in een schaal leggen, en daarover de vla gieten. Een fijn toetje! .,Zeg jongen, dat gaat zoo niet langer hoor, als je hier wilt blijven dan moet je zorgen dat je er netjes uit ziet. De vierde knoop van de derde rij van onder af gerekend is niet goed gepoetst." (London Opinion.) VOOR DE KINDEREN. PETER EN ZIJN ZUSJE door G. Th. ROTMAN. 65. Aan het eind van die gang was een groot gordijn en daarachter hoorde Peter zuchten en klagen. ,,Ach, ja," zei de rat, „de dwergkoning is dood. Ga er maar alleen in, want ik mag niet binnen, ik ben maar portier!" Meteen schoof ze het gordijn voor Peter opz(j. Hij kwam nu in een kamertje, waar midden op den vloer een glazen doodkist stond; de dwergkoning lag er in en de dwergen zaten er omheen te treuren. Peter nam zijn muts af en bleef beteuterd staan. Maar de rat stak haar kop door 't gordijn en fluisterde: „Doorloopen, naar de volgende kamer!" 66. Aan den anderen kant van de kamer was weer een gordijn, en héél zachtjes, op z'n teenen, liep Peter er heen. Eén der dwergen keek even op hij zag Peter wel, maar zei niets en liet hem stil zijn gang gaan. Door de gordijnen kwam Peter nu in een heel groote zaal tenminste voor Peter was ze groot, want voor ons zou ze klein geweest zijn! Achterin was een hooge trap en heel bovenaan stonden twee hooge troonzetels. Een er van was leeg; die was zeker van den koning geweest. Maar op den anderen zat... een meisje!!! Zou het zijn zusje zijn??? Peter holde de trappen op 67. Ach, het was zijn zusje niet! Het was een meisje, even groot als hijzelf, met twee lange, donkere vlechten. Maar lief! lief! Neen, zoo'n lief meisje had hij nog nooit gezien! Ze sloeg haar donkere oogen op, en ze stonden vol tranen. „Ik ben het prinsesje," zei ze, „mijn vader is gisteren gestorven. O, ik heb zoo'n verdriet!" Peter ging naast haar zitten, in den ledigen stoel. Hij sloeg zijn eene arm om het meisje heen en met de andere hand streek hij haar over het zachte, donkere haar. „Ik heb ook verdriet," zei hij, „ik ben mijn zusje kwijt en ik heb alleen maar aan mijzelf gedacht"'. 68. Nu knapte het meisje wat op en Peter vertelde zijn avonturen. Terwijl ze nu zoo zaten te keuvelen, kwamen twee dwergen de trap op. Ze maakten een deftige buiging, en de eene zei tegen Peter: „We hebben gehoord, dat je van de menschen afstamt; wil je onze koning worden?" „Hè ja," zei het meisje, „en dan moet je met mij trouwen!" „Ach neen," riep Peter uit, „dat kan toch niet! Ik moet toch mijn zusje zoeken en ze weer bij vader en moeder brengen! Neen, dat gaat heusch niet!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1929 | | pagina 5