6de Jaargang
27 September 1929. Tweede Blad.
N°. 39
LOSSE BLAADJtS.
HERFST.
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
SCHAAKRUBRIEK.
■I
JU
IPi
11 H
i
m
m
in
H
yyi
A
Pi
15
VOOR DE VROUW.
door G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden.)
De boomen in herfsttint,
Verrukkelijk mooi;
Het bosch draagt een schoone
Bijzondere tooi!
Natuur gaat zich sieren
Met velerlei kleur;
Een weelde van bloemen
Te kust en te keur!
Een neev'lige morgen,
Een stralende dag
Maar kil wordt de avond
Vol sluiers van rag.
We bergen ons badpak
Tot 't volgend seizoen;
Je kunt in een teiltje
Geen duikje gaan doen!
We zoeken pantoffels
Van vilt of van wol;
We koopen of borgen
Ons kolenhok vol.
We zien weer den voetbal
Op 't grasgroene veld,
En hooren 't gejubel,
Dat doelpuntjes meldt.
Het zijn van die teekens
Die w'allen verstaan:
De zomer is henen,
De winter komt aan!
Zaterdag 28 September 1929.
HEDEN EN VERLEDEN
(Nadruk verboden)
Er is wel niets moeilijkers te leeren dan het
leggen van het juiste verband tusschen verleden
en heden. De meesten onzer vervallen te dezen
opzichte in uitersten. Of zij zijn reactionnair en
willen het heden terugduwen naar het verleden,
öf zij zijn revolutionnair en willen het verleden
volstrekt verloochenen. De grootè levenskunst
is, de beide elementen, het reactionnaire en het
revolutionnaire, te verbinden en zoowel verleden
als heden tot hun recht te laten komen. Daarbij
blijft de moeilijkheid, het juiste aandeel voor
beide partijen te bepalen; nauwgezet af te
wegen, hoeveel van 't verleden en hoeveel van
het heden in het mengsel moeten worden ge
voegd, opdat er evenwicht tusschen de bestand-
deelen zij.
Heden en verleden zijn geen volstrekt geschei
den gegevens. Het verleden is eens heden ge
weest en het heden zal spoedig verleden zijn.
Wie het leven beschouwt als een reeks film
beelden, welke elk op zichzelf zijn genomen en
onderling niet met elkaar hebben te maken, ver
gist zich. Het leven is een onverbrekelijke een
heid en de filmbeelden vormen een aaneenge
sloten geheel. Het eene moment is het nood
wendig gevolg van het anderede eene gebeurte
nis brengt de andere voort, zooals de moeder
haar kind.
Wie een volstrekte scheiding maakt tusschen
verleden en heden, vergeet, dat het leven een
organisme is en geen mechanisme. Een mecha
niek kan men stilzetten; men kan het van
nieuwe onderdeelen voorzien en het zelfs door
een ander vervangen. Maar een orgaan wijzigt
zich volgens zijn natuurlijken groei; het volgt
zijn eigen inwendig proces en zijn eigen inner
lijke wetten. Het is nooit af, gelijk een mecha
niek na zijn vervaardiging af is, maar het ver
keert in voortdurende ontwikkeling.
Verleden en heden zijn twee uitvloeisels van
hetzelfde beginseltwee loten aan dezelfde plant.
En wie één van beide schade toebrengt, bena
deelt onvermijdelijk de andere.
Het spreekt vanzelf, dat wij het verleden niet
in ongewijzigde!) vorm kunnen behouden. On
gewijzigd blijft niets in het leven en wie het
verleden in zijn ouden vorm wil herstellen, ge
draagt zich als een krankzinnige, die aan een
doode nieuw leven wil inblazen. Ook de dood
behoort tot het leven, maar de dood is geen ver
nietiging, doch levenshervorming.
Het verleden herstellen is op zichzelf reeds een
dwaze uitdrukking. De reactionnair, die haar
bezigt, beschouwt het heden als onkruid, als
een woekergewas, als een ongelijksoortig be
standdeel, dat zich op het echte, gave en ware
leven gezet heeft. Hij wil dien nieuwen groei
afkrabben, uitwieden, omverhalen, opdat de
oude plant vrij komt, haar eenige schoonheid
wederom onbelemmerd kan openbaren en ruimte
krijgt voor volledige ontplooiing.
Herstel van de zuivere leer, herstel van de
zuivere zeden, herstel van de rechtmatige in
stellingen, is een onzuivere en onrechtmatige
leus. Het verleden is niet zuiverder of recht
matiger dan het heden, evenmin als het heden
zuiverder of rechtmatiger is dan 't verleden,
't Verleden is het verouderde heden, zooals het
heden 't verleden in wording is.
„Het heden aan het verleden verbinden, is de
noodzakelijke daad," heeft de beeldhouwer
Auguste Rodin eens gezegd. Dit vergeten de
revolutionnairen, die meenen een streep door 't
verleden te kunnen halen. Ze kunnen evenmin
een streep halen door hun eigen hart. Het ver
leden, dat ze zoo radicaal denken te verloochenen,
wreekt zich in het geheim op nog radicaler
wijze. Want een niet op het verleden gegrond
veste hervorming is een gebouw zonder funda
ment. Het stort noodwendig ineen.
Wie het heden wil zuiveren van het woeker
gewas van 't verleden, vernietigt, wanneer hij
waant onkruid te vernietigen, de ranken en
wortels van de plant, waaraan hij zijn zorgen
besteedt. Want verleden en heden liggen als uit-
loopers van hetzelfde gewas door elkander ge
strengeld.
„Een levende kunst herstelt niet de werken
van het verleden, zij zet ze voort," aldus nog
maals een woord van Rodin.
Dit geldt ook van de levenskunst. Zij richt
zich naar 't groote grondbeginsel van 't leven
zelf, dat in geleidelijke zelfontplooiing het één
uit het ander laat voortkomen. Wij kunnen 't
verleden niet onveranderd bewaren en het heden
niet uit het niet scheppen; wij zijn de her
scheppers van het bestaande, dat in diepste
wezen zichzelf gelijk blijft, maar aan zijn opper
vlakte telkens nieuwe aspecten vertoont.
H. G. Cannegieter.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Probleem No. 225.
J. COLPA (Dordrecht).
Dit probleem is een gewijzigde vorm van een
in 1898 bekroord probleem (2e prijs, wedstrijd
N. S. B.) van dezen componist.
Colpa was in de jaren 18971907 eer zeer
vruchtbaar componist, wiens problemen bijna alle
werden bekroond. Plotseling hield de stroom van
problemen op en sedert ongeveer 20 jaren is zijn
probleemdichtader „verstokt en vergeten".
Jammer voor de probleemkunst
Partij No. 90.
Tweede match partij om het wereldkampioen
schap, gespeeld te Wiesbaden 7 en 8 Septem
ber 1929.
Wit:
E. D. Bogoljubo w.
(Tri berg).
W e s t-I n d
Dr.
De
d2d4
c2c4
Pbl—c3
Ddlb3
d4xcö
Pglf3
Lelg5
Lg5xf6
e2e3
Lfle2
Pc 3e4
00
Tal—di
a2a3
Db3c2
c4xdö
Pe4xc5
Tflel
Le2d3
Tel xe3
Tdl—el
Pf3 X d4
Te3e2
witte Dame
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
kan
(Tc8xc2), omdat dan zou volgen 24. Te2e8t,
Td8xe8 (gedwongen); 25. TelXe8 mat.
23. g7g6
Dc2d2 24. Lb7a6
Ld3xa6 25. Df6xa6
Dd2xh6 26. d4d3
m m
WM
NiiiMÊê
m
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kb8, Dh6, Pc5 Pd3, a3, a4. b5. g2. h4.
Zwart: Kd4. Ph2, aö, d5.
Te2d.2
27.
Td8e8
Tel—dl
28.
Tc 8—c2
h2h3
29.
Da 6f6
Kglhl
30.
Tc2 X b2
f2—f3
31.
Tb2xd2
Dh6xd2
32.
Df6d4
Dd2—b4
33.
Dd4—f2
Khl—h2
34.
Te8e2
Db4b8t
35.
Kg8—g7
Db8g3
36.
Df2d4
Dg3g4
37.
Dd4e3
Dg4—g3
38.
d3d2
f3—f4!
39.
De3e4
f4—f5!
40.
Kg7—h6
f5 Xg6
41.
f7 Xg6
h3h4
42.
De4—e3
Dg3g4
i 43.
De3e5
Dg4—g3
44.
De5d5
Dg3g4
45.
Te2e4
Dg 4g5j
46.
Dd5xg5
h4xg5t$f
47.
Kh6xgö
Tdl xd2^
,48.
Te4a4
Td2d3
49.
Kg5—f4
Kh2h3
50.
g6g5j
Td3b3
51.
Remise.
Zwart
A. A1 j e e h i n.
Parijs).
s c h.
Pg8—f6
e7e6
Lf8b4
c7c5
Pb8c6
Lb4 x c5
h7h6
Dd8xf6
b7b6
Lc8b7
Df6e7
0—0
Tf8d8
Ta 8c8
d7d5
e6 x d5
b6xc5
d5d4
d4 x e3
De7—f6
Pc 6d4
c5 x d4
niet genomen worden
Wereldkampioenschap.
De eerste acht partijen van de match om het
wereldkampioenschap zijn te Wiesbaden gespeeld,
(de 8e op 19 Sept j.1.Het resultaat is: Aljechin
4. Bogoljubow 2 en twee partijen remise.
De match zal op 3 October a.s. worden vervolgd
te Heidelberg.
Oplossing Probleem Nó. 221.
(H. v. B e e k).
Stand der stukken:
Wit: Khl. Dg8, Lc7, Lh7, Pf5, Pg7, c2.
Zwart: Ke4 Pd8, Pgl, c4.
1. Pg7e6, enz.
Goede oplossing ontvangen vanJ. v.
Gulik, te Overveen.
DE NIEUWE ENSEMBLES.
Onze figuur is in de lengte uitgerekt: zoo zou
men de nieuwe mode kunnen karakteriseeren.
De ongelijke rand van de japon, van achteren
lager hangend dan van voren, ziet men nu ook na
gevolgd bjj sommige mantels, speciaal die, welke
met een japon een ensemble vormen. Dit lag ook
voor de hand. De rechte mantel met gelijken
rand „vloekte" met de japon met het „plongeant-
model", zoodat er een vreemde „sleep" onder
den mantel uitkwam. Dus: de mantel „dekt" de
japon volkomen. Of, men is tot een ander uiterste
overgegaan, namelijk de driekwartmantel, die
een groot stuk van de japon van onderen laat
zien. En behalve deze twee soorten mantels, heeft
men dan nog de gewone, rechte mantel, voor de
eenvoudige japon, met gelijken rand. De teeke-
ning laat links een mantel zien van rood laken,
van - achteren langer vallend, gegarneerd met
castorbont, en welke behoort bij de japon rechts
op de teekening, eveneens van donkerroode stof,
Een zeer interessante partij.
gegarneerd met stiksels in de zelfde kleur. Nauw
sluitende mouwen met z.g. musketiers- of kap-
manchetjes en verder een smal gemsleeren cein
tuurtje. Zoowel voor mantel als japon is elk
31/2 meter stof van 140 breed noodig. De een
voudige mantel in het midden is van beige stof,
gegarneerd met smalle ingezette banden op zij,
en aan de mouwen, en verder afgezet met bever
bont.
De verlenging van de mode-lijn komt vooral
tot uitdrukking in de avondtoiletten en de
nieuwste collecties laten ons avondjurken zien,
die tot op de teenen reiken, ja, zelfs „sleepen"
bezitten, die een halve meter achter ons aan
over den grond sleepen. Daarbij komt nog, dat
de taille op de natuurlijke plaats is aangegeven,
waardoor we er in dit soort japonnen, met zeer
spaarzame garneering, als „lange lijzen" zouden
uitzien. Dit is een vervallen van het eene uiterste
in het andere en van verschillende zijden hoort
men in de vrouwenwereld beweren, dat deze
„lange-lijzen-mode" er nooit in zal komen! Al
was het alleen al, omdat deze „sleepen" stof ver
slinden
loes.
VOOR DE KINDEREN.
PETER EN ZIJN ZUSJE
89. „Dat is het nu juist," zei de fee. „Wie
zichzelf werkelijk vergeet, weet dat zelf niet. De
eerste keer was, toen je er niet aan dacht, of je
je handen aan de doorns verwondde en hoe ge
vaarlijk het was, bij de heks af te dalen. Je dacht
toen echter alleen aan je zusje en je ouders. Toen
kwam je bij de dwergen. O, wat zat ik in angst,
dat je je plicht weer zou vergeten. Maar je hebt
alle macht, alle schatten, die de dwergen je aan
boden, laten varen. En je bent ook van het mooie
prinsesje weggegaanDat was de tweede keer.
Maar de derde keer was de mooiste. Toen was
het niet voor je zusje of je ouders; toen was het,
om je hart rein te houden. Je wou liever sterven,
dan een slechte daad te doen. Daardoor heeft
Roodbaard zijn macht over je verloren!"
90. „Maar ga nu eerst het geld terugbrengen,"
vervolgde de fee. „Ik mag zeker wel op je schou
der komen zitten, want ik ben moe van 't vliegen;
en dan kunnen we ook gemakkelijker praten!" -
Toen hij nu zoo een eind geloopen had, zag Peter
opeens vlak voor zich een stralend licht. Het was
de elfenkoning op zijn gouden paard. „Begrijp je
nu al, waarom ik je indertijd niet mocht zeggen,
hoe je jezelf bevryden kon?" „Neen," zei Peter,
„als U het me toen gezegd had, had ik het al
veel eerder kunnen doen!" „Domme jongen!"
riep de elfenkoning uit, „als je het vooruit ge
weten had, was het immers geen echte opoffering
geweest! Dan had je vooruit geweten,, dat het
toch goed zou afloopen daar is nog al kunst
aan!" Zoo pratende, waren ze intusschen bij het
huisje van de oude vrouw aangekomen.
90. Toen ze by het huisje van de oude vrouw
kwamen, was het al dag. Jonkheer Van Horken-
stein zat nog steeds in het gras en keek Peter
verbaasd aan. „Hoe is het nu, ben je 't, of ben
je 't niet?" kwaakte hy. Maar Peter pakte hem
op en stapte naar binnen. Daar zat de vrouw aan
tafel; ook de bloemen waren er nog; maar de
muizen waren niet meer te ziendie waren natuur
lijk op de vlucht geslagen. Je begrijpt, hoe blij
de vrouw was, toen ze al haar geld weer terug
kreeg! Peter moest aan tafel gaan zitten en ver
telde alles wat er met hem en zijn zusje gebeurd
was. Toen hij uitverteld had, zag hij dat de oude
vrouw tranen in de oogen had.
92. „Ik heb een kleinzoontje gehad", vertelde
ze, „net zoo'n jongentje als jy. Op zekeren dag
is hij verdwenen.nooit heb ik meer iets van
hem gehoord. Zou hij„Misschien is hij
wel een van de bloemen!" opperde Peter, en de
fee zei: „Laten we dadelijk naar Roodbaard gaan.
Hij moet helpen, dat heeft hij beloofd. En dat
zal hij wel doen ook, want hij is erg bang voor
zijn hachje!" Zoo gezegd, zoo gedaan; even latei-
holde Peter, met de fee op z'n eenen schouder
en den kikker op z'n anderen, naar de beek. Rood
baard stond er nog steeds vastgebonden en kermde
van je welste. „O, o, maak me toch los; m'n
armen doen zoo'n zeer!" griende de booswicht.