6de Jaargang 13 December 1929. Tweede Blad. N°. 50 LUSvSE BLAADJES. Denk er aan! BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. VOOR DE VROUW. dook G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Altijd in de maand December Is er extra drukke post, Die wat extra tijd en moeite En.... wat extra zegels kost. 't Wordt zoo'n beetje de gewoonte, Dat men op zijn Kerstmisgroet, Op zijn heil-en-zegen-wenschen Ook een heilzaam zegel doet. Voor die mooie kinderzegels Geeft u graag een ietsje meer: Vele kleintjes, ééne groote; Dat moet aanstonds blijken iveer. 't Zegel geeft u dit te lezen: Zijt g' ook geen Samaritaan, Toch barmhartig kunt gij wezen! Waarde lezers, denkt daaraan! D'opbrengst lean nog hooger stijgen; Ancl're landen gaan ons vóór. Dringt 't gebod der naastenliefde Beter in den vreemde door Koude dagen, warme harten Zij de leus in dezen tijd. Help verdrijven leed en smarten, Maak het zivakke kind verblijd! Ja de verkoop móét weer slagen. Wie naar 't postkantoor thans loopt, Denk' er aan in deze dagen, Dat hij Kinderzegels koopt! Zaterdag- 14 December '29. ADEL VERPLICHT (Nadruk verboden) Eenigen tijd geleden heeft Edison uit een aantal veelbelovende schooljongens een opvolger gekozen. Dat hij den zestienjarigen knaap hier mee een dienst heeft bewezen, zal menigeen met mij betwijfelen. Want het jonge mensen laadt met deze onderscheiding een verplichting op zich, welke hem in de mooiste jaren zijns levens als een ondraaglijke last zal kunnen gaan drukken. Wilber Huston, de toekomstige Edison, is het levend symbool van zooveel minder bekende kinderen, die, ieder op hun wijze, lijden onder de verwachtingen, welke men aangaande hen koestert en onder de eischen, die men hun in verband met die verwachtingen stelt. Hij heeft hiermee de plaats ingenomen, welke vroeger het twijfelachtige voorrecht van koningskinderen geweest is. Men heeft deze beklagenswaardige schepsels hun hoogen staat nimmer benijd. Terwijl de volkskinderen naar hun natuurlijken aard mochten ravotten en spelen, werd de prins of 't prinsesje omsloten door de boeien der hof-etikette. Het past een prins niet, met kameraadjes om 't hardste te loopen, in boomen te klimmen of kattenkwaad uit te halen. En een prinses behoort de vormen in acht te nemen en zich als een hoofsche jonge dame te gedragen. Steeds vergezeld van een gouverneur of een gouvernante, voortdurend door geheime politie bewaakt, door iedereen aangewezen en aangegaapt gaan de konings kinderen hun kunstmatigen weg door het leven. jWie heeft in zijn jeugd geen medelijden met hen gevoeld en wie is niet blij geweest, dat hij in nederigen staat was geboren! Toch hoeft men geen koningskind te zijn om de ellende van het „adel verplicht" te ervaren. Er zijn kinderen, die in den kleinen kring hunner omgeving op pijnlijke wijze voortdurend worden herinnerd aan de maatschappelijke bevoorrech ting of den bizonderen stand hunner ouders. Wanneer op een dorp het zoontje van een notabele zich kwajongensachtig gedraagt, slin gert men hem het verwijt naar het hoofd: „En dat is nog wel het zoontje van die-en-die; behoort zoo'n jongen niet beter te weten!" Inzonderheid domineeskinderen staan aan een dergelijk ver wijt bloot; mag men anders dan deugdzaamheid verwachten van kinderen uit een gezin, dat leeft uit het christelijk geloof?! Het is maar gelukkig, dat de meeste jonge menschen zich de uit hun positie voortvloeiende verplichtingen niet al te erg aantrekken en hun kinderlijke natuurlijkheid blijven bewaren on danks de onrechtmatige eischen, welke hun af stamming hun stelt. Maar er zijn teere en over gevoelige zieltjes, die door het voortdurend beroep op hun veronderstelden adeldom tot scrupuleusheid vervallen. Hun kinderbestaan wordt gedrukt door een noodeloos leed. Wrevel verwekt in het kindergemoed ook dikwijls de omstandigheid, dat de ouders be roemde menschen zijn. Men ziet in den jongen slechts den zoon van den genialen kunstenaar, van den machtigen minister of van den rijken fabrikant. Men vergeet, dat zoo'n jong leven een eigen stempel draagt, een zelfstandige persoon lijkheid is. Men beschouwt en waardeert den zoon louter naar den vader, de dochter naar de moeder. Als ministerszoon krijgt de jongen een baantje en men voelt zich teleurgesteld, wanneer hjj in bekwaamheid tekort blijkt te schieten. De dochter van een bekend tooneelspeler komt op grond van de reputatie haars vaders aan het tooneel en de kritiek memoreert, dat men haar overgeërfden aanleg wel merken kan, maar dat toch de naam, dien ze draagt, meer had doen verwachten. Altijd is het de vergelijking met den beroemden naam, welke dergelijke slacht offers kwelt; levenslang blijven ze staan in de schaduw van den grooten man, die hun vader, of de bekende vrouw, welke hun moeder was. Hoe vaak gebeurt het, dat geniale menschen, die met niets zijn begonnen, een bedrijf stichten, dat tot geweldigen omvang geraakt. De vader sterft en de zoon neemt de zaak over. Maar de zoon behoeft niet noodwendig, evenals zijn vader, een zakenman te zijn. Menig bedrijf, door den vader tot bloei gebracht, is door den zoon te gronde gegaan. Tragisch is het leven van zulke j jonge menschen, die met de geboorte reeds de verplichting meekrijgen om de voetstappen huns vaders te drukken. De naamlooze vennootschap is een zegen geweest, voorzoover zij het persoon lijk karakter aan de onderneming ontroofde en de bedrijfsleiding onafhankelijk maakte van de familie-naam, welke als firma-naam den jongen man niet langer tot onvrijheid doemt. Wilber Huston lijdt niet onder de verplich tingen, welke de naam zijns vaders hem oplegt, maar onder de voortreffelijkheid van zijn eigen geest. Wij kennen ze ook, deze uitverkorenen, in wie ouders en onderwijzers om hun bizonderen aanleg de toekomstige professoren, ministers en uitvinders zien. Aan hun hoog cijfer op school zijn zij verplicht, altijd de beste te wezen. Hun voegt niet hetgeen de bekoring van het kinder leven uitmaakt; terwille van hun reputatie als leerling moeten zij in het gareel blijven. Springen zij een oogenblik uit den band, dan is het, alsof zij het voorrecht, hun in hun bijzonderen aanleg geschonken, niet op pry's stellen; alsof zij hun bestemming ondankbaar verloochenen. En als zij later een behoorlijke positie hebber, verworven, dan voelt hun omgeving zich toch gedupeerd, omdat zij niet uitblinken in die mate als men hun tot plicht had gesteld. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 234 A. MARI (Genua). Mat in twee zetten. Stand der stukken Wit: Ka6, Dh4. Ta.">, Td8, Le8. Pt>7, Pd7. c3, eö. ZwartKd5, Td2, Te6, Le2. bö, d6, f3. 2 prijse (gedeeld met een tweede probleem van denzelfden componist zie No. 204, rubriek 30 Maart 1.1.) fcournooi „Ajedrez Argentino, 1926. Partij No. 103. Gespeeld in een correspondent ie wedstrijd van de Deutsche Schachzeitung, 1927. Wit C. Reich. (Keulen). Zwart J. B r e u e r. (Eekenhagen). West-Indisch. 1Pg8—f6 2. e7e6 3. b7b6 4. Lc8b7 5. c7c5 6. Lf8e7 7. Pc3, b3, Lb2 of Pc3, Tel met de dreiging e4 was beter. 7. Le7xc5 8. 0—0 9. d7d5 10. Pb8d7 11. Pd7xe5 12. Pf6g4 13. Dd8c7 14. f7—f5! 15. Pg4 x f2 Pgl—f3 d2d4 c2c4 g2—g3 Lflg2 0—0 d4xcö Pbld2 b2b3 Lelb2 Pf3e5 Lb2 xeö Le5b2 e2e4 e4 x f5 Een verrassend offer. Tfl xf2' Pd2—f3 Kgl Xg2 Kf2-gl Kgl—hl 16. 17. 18. 19. 20. Tf8 X f5 Le5xf2f e6e5! Dc7c5f d5—d4 Beter dan d5xc4, dat eerder in Wit's voordeel zou zijn. Dril—e2 21. Tal—fl 22. De2 x d.3 23. Dd3c3 24. Pf3d2 25. Daarmede begint de door den 22en zet ingeleide beslissende opmarseh van den e-pion, zeer mooi en uitstekend berekend. Tfl xf5 26. Lg2 x b7 27. Lb7döf 28. Als de Toren neemt, volgt 29. Pf3, Tdij; 30. Kg2, Tfl; 31. Pel en Zwart heeft nog lang niet gewonnen. Ta8—f8 d4d3 e5e4 Dc5e7! e4e3! Tf8xf5 e3e2 Kg 8h8! Pd2—f3 29. Tföxf3 Ld5xf3 30. e2elDf Khl -g2 31. Del Xc3 Lb2 x c3 32. De7e3 Lc3b4 33. De3cl Kg 2h3 34. a 7a5! NIEUWE „KLEINE" JURKEN. 11:1 s fa A Dokter: „Waarom heeft hij dat stuur wiel in zijn handenT" Vrouw: „Ju ziet U, hij is chauffeur en anders kan hij niet slapen." (P. S.) Een poosje rust. Groote zuster: Wat zie ik, heb je een dub beltje? Hoe kom je daaraan? Pietje: Dat heb ik van de buren gekregen, als ik het sleuteltje van de piano wegmaakte. althans en niettemin „gekleed" en chique. Dus: drie kleine jurkjes dan. Links eerst een van zwarte crêpe satin, rokje klokkend van onderen, van boven met drie smalle, schuine panden. De taille wordt aangegeven door het Opgegeven. Want de Looper f8 gaat verloren, b.v. 35. Lf8, Dflf; 36. Kg4, h5f37. Kf4, g5f; 38. Ke4. g4 Het mooiste is wel de loop van den e-pion naar Dame. Oplossing Probleem No. 231. (F. ERLINGS.) Stand der stukken: Wit: Kbl, Da3, Tdl, Pc3, b2. Zwart: Kc4, Db6, Tf5, a6, bö, c5. 1. Pc3do, enz. Goede oplossing ontvangen van H. de Ruyter, te Bloemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem; J. Vermeulen, te Heemstede; P. Mars, te Santpoort. Ja, hoor eens hier, we kunnen niet altijd in bal- of andere gala-japonnen verschijnen, al hoeven we het aan den anderen kant ook weer niet te overdrijven, zooals sommige van onze Fransche zussen doen, die er speciale toiletten op nahouden voor négligé, déshabillé, voor negen uur 's morgens, voor elf uur, voor twaalf uur, voor vijf-uur-thé, voor negen uur 's avonds en voor twaalf uur 's nachts, of 's morgens als ge wilt. Tenminste, als men de modehuizen en modeplaten zou willen geoloven. Maar een paar modellen voor een z.g. „petite robe", zooals onze zusteren in Parijs zeggen, een „kleine jurk", zooals de vertaling luidt, een „tusschen-beide", zooals de huiselijk-Hollandsche uitdrukking is, kijk, die zijn altijd welkom, natuurlijk. Omdat ze in den grond eenvoudig zijn voor het oog lijfje zelf wat in te nemen. De rimpeltjes worden vastgezet aan een gesp, terwijl aan den anderen kant een lint van dezelfde stof wordt bevestigd, dat men met een lus door den gesp haalt en een weinig drapeert. Aan 4.25 M. stof van 1 meter breed heeft men genoeg. Nummer twee is van bleekgroene jersey, rok eveneens klokkend, en van achteren iets lager vallend, gegarneerd met dubbele rijen stiksels. Het lijfje wordt van voren met drie knoopjes gesloten. Nummer drie is van zwarte crêpe met gele stippen bedrukt, met ge schulpte panden. Op zij is een effen geplisseerd pand ingezet. Voor deze japon is 4V-z meter stof van 1 meter breedte noodig, voor de middelste heeft men aan 3.25 M. van 140 breed genoeg. Loes. AAN IEDEREEN. Als u het hart tot spreken dringt, Zoo spreek! Maar wat gij spreekt of preekt of zingt, Hou' steek! Nooit rake uw bol, wat zeng of zied, Van streek! Kort, krachtig zij uw toast, uw lied, Uw preek! Geef nimmer, zonder zin of slot, Geluid En snoer, beleefd maar vrij, den zot Den snuit! Zeg, wat gij meent, waar plicht gebiedt, Recht uit! De dwaas alleen verschiet om niet Zijn kruit. Weet, wat gij zegt; denk, eer gij schrijft Of dicht; Maar zoo gij eeuwig wischt en wrijft, Zoo zwicht! Een warkop, wat hij broedt of doet, Ontsticht Een helder hoofd, een rein gemoed Brengt licht! 1850 P. A. DE GENESTET. VOOR DE KINDEREN. SAJ1BO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, 33. En al maar vliegt de dolle wagen Langs park en plein en straten voort! De heele stad lijkt één ruïne! 't Is verregaand! 't Is ongehoord! Ja alles wat de tram passeert, Wordt uitgeroeid, geruïneerd! 34. Een-twéé! Een twéé, op zij! Daar komen De mannen van de compagnie! De straten dreunen van hun laarzen; Ze z(jn vol moed en energie! De kapitein,die commandeert, Zit bovenop zijn ouwe „peerd". 35. Klets! Eén, twéé, drie! O, wee daar tuimelt De heele dapp're heldenschaar! Hun neuzen drukken z' op de keien; Ze liggen netjes naast elkaar! De tram, die zooveel onheil zaait, Heeft hen als halmen neergemaaid. 36. En zonder blikken, zonder blozen, Vervolgt de tram haar woesten tocht, Maar op den hoek van een der straten, Ontspoort ze en vliegt uit de bocht! O foei! 't Gaat regelrecht naar 't huis Des BurgemeestersWat een kruis!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1929 | | pagina 5