11 8 11 jüü iUH |jjj| ÜS in B H i #2>B ÉI §5 83 B 11 B 8 Bil li m m m 7de Jaargang 10 Januari 1930. Tweede Blad. N°. 2 LUSSE BLAADJES. De Conferentie. BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. VOOR DE VROUW. Loes. SPORT. VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN J0CK0 Van een leeuw en een aap, doob G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) De Haagsche Conferentie Is thans in vollen gang. 't Bespreken van de kwesties Duurt ditmaal niet zoo lang. Het Haagje is verwonderd: Men ziet de heer en veel, Maar 't gaat zoo weinig deftig, Zoo heel niet officieel! Voordat zij confereeren, Zeer vorm'lijk met elkaar, Stooft men in onderonsjes De boontjes eerst wat gaar! 't Publiek ziet hen te zamen Iu bar en restaurant Gemoed'lijk redeneeren, Tot welzijn van hun land. Tardieu kijkt optimistisch, Briand naakt zich wat druk, Want Snowden met zijn stokje Houdt grimmig voet bij stuk! Er dreigen complicaties Doch na een goed glas wijn Komt men tot een accoordje: „Zoo moet het dan maar zijn." Kijk, dat is de methode; Zoo vreedzaam met elkaar („Prosit!"„Santé!"... „Gezondheid!") Bespreekt men elk bezwaar! Waren de oude veeten Maar steeds zóó opgelost Dat men kon zeggen: ,,'t Heeft slechts Wat druivenbloed gekost!" Zaterdag 11 .Januari 1930. ANGST (Nadruk verboden) Het is geen wonder, dat er in onzen tijd zooveel angstige menschen rondloopen. Men leest van de griezeligste dingen en men leest er over in een vorm. welke er nadrukkelijk aan herinnert, dat deze griezelige dingen werkelijkheid zijn. Het krantenbericht heeft als sensatie-lectuur al wat er aan volksfantasie in de sprookjes leefde in de schaduw gesteld. De spookverhalen van vroeger deden de haren der hoorders te berge rijzen, maar dit huiveringwekkende werd althans verzacht door de gedachte, dat er geen spoken bestaan. De booze feeën, tooverkollen en gedrochtelijke dieren, waarmee de ouderwetsche kindermeid de jeugd slapelooze nachten bezorgde, waren het voort brengsel van verbeelding. Een "Indianenboek of een detective-roman schenkt een pleizierige span ning, omdat de lezer de genoeglijke werkelijkheid in zijn huiskamer te sterker beseft door de tegen stelling met hetgeen het vertelsel aan ingebeelde verschrikkingen oplevert. Maar het krantenbericht is de weerslag van de werkelijkheid. Moord en doodslag, diefstal en inbraak, brand .en verkeersongeval zijn verschrik kingen, die in onze onmiddellijke omgeving dage lijks plaatsvinden en die ons even goed als den eerste de beste kunnen treffen. Stonden deze feiten van den dag in een klein hoekje sober beschreven, we zagen ze over het hoofd, zooals we de aanstootelijke dingen uit de huishouding van gezin en gemeente over het hoofd zien. Maar, terwijl de huisvrouw en de stadsreiniging de wansmakelijke dingen kieschheidshalve in ver stolen hoekjes in orde brengen, stalt de krant ze, om haar publiek te behagen, zoo opvallend mogelijk ten toon. Want dit is het tegenstrijdige, dat het publiek het angstwekkende begeert. Er is een concur rentie ontstaan in sensationeele berichten. Men grijpt naar de krant, het boek, de film, het tooneel- stuk, die de afschuwelijkste feiten het duidelijkst doen spreken. Zooals men in den fruitwinkel naar den gaafsten appel, bij den juwelier naar de glanzendste parel, bij den kleermaker naar de stevigste stof grijpt, grijpt men bij zijn geestelijken inkoop naar het vuilste, gemeenste en weerzin wekkendste, waarmee de mededingers op de markt des geestes elkaar overtroeven. Het beangstigende moet dus wel een bizondere bevrediging schenken, daar het den natuurlijken afkeer tegen het leelijke en ongezonde tot zwijgen brengt. Hoe deze voorkeur voor den angst te verklaren? Waarom zoeken wij het lugubere, het misdadige, het katastrofale Waarom houdt onze verbeelding zich er het liefste mee bezig? Het leven van de meesten onzer is vlak, kleur loos, eentonig. Suffende verrichten we onzen geregelden arbeid, dien we kunnen droomen, dag-in dag-uit. Allengs slapen we in en we merken niet dat de jaren vervliegen. Als we een oogenblik ontwaken int ons gesoes, ontwaren wij met schrik, dat we al oud zijn geworden. Straks zullen we sterven, zoo we innerlijk reeds niet allang zijn gestorven. pfc Leven is bezig zijn, waakzaam zijn. gemoeds beweging gevoelen. Het leven is als zoo'n stuk speelgoed, dat de kinderen vol blazen met lucht. Is de lucht er uit, dan schrompelt de pop of het beest tot een onooglijk vodje meen. Zoo is het ook de volheid, de spanning, welke het kenmerk is van het leven. En, wanneer gezonde lucht ontbreekt, neemt men zijn toevlucht tot slechte lucht, om zijn popje te vullen en de spanning te brengen, welke het doet opzwellen tot een prachtig stuk speelgoed. Deze slechte lucht is: de angst. Zoolang men angst heeft, beleeft men althans iets en voelt men, dat men leeft. Maar bovendien maakt deze angst ons bewust, dat ons gevaren dreigen, waartegen wij op onze hoede hebben te zijn. Een argeloos kind loopt met een verdorven individu mee en wordt vermoord. Wij willen niet als argelooze kinderen het slachtoffer worden van ons vertrouwen. Wij zullen oppassen. De schichtigheid is het wapen van den haas de vrees doet de haren der kat te berge rijzen en blaast haar op tot een monster, waarvoor de hond op de vlucht slaat. Heel de natuur heeft de angst noodig als voorbehoedmiddel tegen den vijand. Inderdaad past ons behoedzaamheid en het is goed, dat de openbare organen ons waarschuwen tegen gevaar. Maar bij onze voorzichtigheid mogen wij niet vergeten, dat de angst als zoodanig ons geen afdoende bescherming verleent. Een angstig mensch is niet gevrijwaard tegen gevaar; zelfs kan zijn angst hem in bepaalde gevallen dupeeren. Tenslotte is de angst een denkbeeldig wapen en zij, die hem onderhouden in de verbeelding hier door veilig te zijn, bedriegen zich zelf. Wat de natuur als een middel bedoeld heeft, schrijven zij bovennatuurlijke tooverkracht toe. Zoo wordt de angst hun heerscher inplaats van hun dienaar. Het wordt de afgod, waaraan zij hun leven wijden. Het wordt de plaatsvervanger van 't leven zelf. En onze sensatie-lectuur is de wierook, welke een angstig menschengeslacht op het onwelrie kend altaar van haar afgod ontsteekt. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredaoteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 238. Dr. H. BJNCER (Berlijn). Mat in drie zetten. Standfder stukken: Wit: Kg7. Ld5, Ld8, Pb4. Pd4. b2, e3. ZwartKc5, br>. d6. Pari ij No. 105. Veertiende matchpartij om het wereldkampioen schap. gespeeld te Buenos Aires. 14 October 1927. WitZwart A. Aljechin. J. R. Ca pa 1) la n ca. (Parijs). (Havana). Geweigerd Dame-gambiet. Dr (12—d4 c2c4 Pgl-fS Pblc3 Lel—gó e2e3 Tal—cl Ddl-c2 a 2a 3 Lgöh4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. (17—dr. e7e6 Pb 8—d7 Pg8f6 Lf8e7 0—0 c7c6 a7a6 h7—hti Tf8e8 In Aljechin's uitmuntend boek ..My best Games of Chess 19081923" teekent hij bij 9- Tf8e8 (h7h(> was dus nog niet geschied) aan: h7h6 moet niet eerder gedaan worden dan wanneer Zwart beslist heeft over het systeem dc4:, gevolgd door bö en c5, of het andere dc4:. gevolgd door Pdö- Want terwijl deze zet het voordeel heeft den aanval op het punt e7 te verzwakken, als Wit zijn Koningslooper naar bl brengt (Grünfeld's speelwijze), is hij aan den anderen kant onvoldoende na dc4en Pd5, omdat hij dan Wit de mogelijkheid geeft, den Dame- looper naar g3 terug te trekken en daarmede de zwarte officieren in hun benauwde stellingen te laten. De tekstzet (Te8) wint een buiten gewoon gewichtig tempo, want hij heft de latere matdreiging op b7 op en maakt 't Zwart daardoor mogelijk, zijn spel met c6c5 snel te bevrijden. c4xd5 11. eöxdö Op Pd5: zou komen 12. Lg3, met goed spel. Lfld3 12. Pf6—h5 Lh4xe7 13. Te8Xe7 0—0 14. Ph5—f6 h2h3 15. Pf6—e8 Pc3e2 16. Pe8d6 De wandelingen van dit Paard zijn opmerkelijk. Van (16 uit verdedigt hij de stelling zeer goed. Pd7—f8 f7—f6 Pf8Xg6 Lc8e6 Dd8—(17 Le6f5 Dd7 xf5 Pd6xf5 Pf5d6 Oplossing Probleem No. 233. (Mr. A. J. C. E. v. Hey cop ten Ham. 1857—1925). Stand der stukken: Wit: Kg2, Del, Lg3. Pc6, Pd7, a6, c2, e.~>. f2. f4. Zwart: Kc4. Lg6, Lh6, Pg7. Phi. a7, 1>4, c3. e4, f6, f7, g5. 1. f4fö, enz. Goed opgelost doorHW. v. Dort, te Haarlem. Correspondentie. - Heemstede, J. V. 1. Dbl faalt na 1 Pe6. Pe2g3 17. Pf3-e5 18. Pe5g6 19. Ld 3 x g6 20. Pg3e2 21. Pe2f4 22. Lg6 x f5 23. Dc2xf5 .24. Pf4d3 25. Remise. NIEUWE IDEEEN. Al hebben we na 31 December nog- meestal een maand of vier winter te goed, toch is het net, alsof met Januari eigenlijk toch het voor jaar al zoo'n beetje in aantocht is. De dagen gaan lengen, al is het ook nog erg weinig en het donkerste punt van den winter is voorbij. In de mode begint men zich al heftig op de komende nieuwe dingen te prepareeren, men ziet al strooien hoedjes, al worden ze nog niet gedragen. Men ziet ook al nieuwe voorjaarscreaties. Voor de aardigheid geven wij ei- hier een van weer. Nee, U moet niet denken, dat dit het gala- costuum van een Turk is, vanwege de zonder linge halve-maan-achtige motieven die er op zichtbaar zijn. Het is een sport-ensemble van een van de Parijsche mode-huizen, van licht grijze crêpe en donker-grijze jersey. En hierin zijn de allernieuwste ideeën voor garneerings- motieven verwerkt. De plooirok is van licht grijze crêpe, afgezet met donker-grijze jersey. Het lijfje van donker-grijze jersey is versierd met ingezette motieven van licht-grijze crêpe, terwijl de ceintuur van zwart leer is. De drie kwartmantel van donkergrijs, jersey is op dezelfde wijze met lichtgrijze crêpe gegarneerd, en verder voorzien van licht-grijze crêpe sjaal kraag. We roerden bovenal het voor de vrouw zoo belangrijke hoedenvraagstuk aan. Er zijn met Kerstmis al nieuwe collecties getoond. Daaruit hebben we kunnen zien, dat de gedrapeerde, nauwsluitende hoed. zonder rand van voren, doch met laag in de hals vallende gedrapeerde, ingerimpelde of op fantastische wijze geplooide rand van achteren de voornaamste plaats in neemt. Er zijn natuurlijk wel hoeden met tame lijk breede rand van voren, die het voorhoofd overschaduwt, doch de van voren randlooze .urtHHt oi*RA>a«. „capelines" zijn verre in de meerderheid. De tijd is dus aan de hoed met het open gelaat, het vrije voorhoofd, de onbeschaduwde blik. Overi gens is die laag in den nek vallende rand van achteren een natuurlijk gevolg van de aan groeiende haren. De bij velen nog niet heel erg weelderige en weinig fraaie kapsels moeten bedekt worden. Tevens laat de laag neerhangende rand ruimte om de onder den bol uitkrullende haren te bergen. Want al zal volgens de mode kenners het afgeknipte haar dat velen heel goed staat wel nooit meer heelemaal ver dwijnen, als algemeene mode heeft het toch eerlijk den strijd verloren. ZWEMMEN. H.P.C. Feestavond. Zaterdag 11 Januari houdt H.P.C. haar jaar- lijkschen feestavond in Café-Restaurant „Boe- kenroode". De aanvang is om 8 uur. Het bestuur heeft moeite noch kosten gespaard om een prachtig en goed programma in elkaar te zetten. Het aantal introducé's kan echter niet groot zijn. Men haaste zich dus. Inlichtingen worden verstrekt door den heer A. J. J. Verspoor, Achterweg 7. VOETBAL. Uit het H.B.C.-kamp. Het Jaarfeest. Dat was Zondag een dubbele feestdag. Aller eerst was die dag uitgekozen, om het jaarfeest te vieren en dit was voorafgegaan door een kerkelijke herdenking. Na afloop der kerkelijke plechtigheid een gezamenlijk ontbijt in he't R.K. Verenigings gebouw. Wij wisten wel dat H.B.C. den laatsten tijd sterk was gegroeid. Immers je leest tegen woordig al van H.B.C. Ha en van H.B.C. VI, zelfs van VII, maar zulk een groot gezelschap (onge veer honderd) hadden wij er zeker niet verwacht. Begrijpelijk is, dat er een prettige stemming heerschte. Rappe dameshanden zorgden voor de versterking van den inwendigen mensch en de toespraken van voorzitter, geestelijke en eere voorzitter waren allen in een optimistischen geest. De wedstrijden. H.B.C. Ila opende de wedstrijdenreeks in den middag, en hoewel D.S.S. een iets beter spel speelde, gelukte het in de laatste minuten gelijk te maken, waarmede H. B. C. Ila alleszins tevreden mocht zijn. Dan komt H.B.C. I tegen L. en S. tusschen de witte lijnen, oogenschijnlijk een zwakke club. Maar onze jongens dachten er nu eens niet licht over. Wel bleef het nog een poosje twijfelachtig omdat het samenspel der voorhoede nu niet up to date was, maar eenmaal één schaap over den dam't Werd 71. 45. Geeft acht! Geeft acht! O. vee, daar komen De dapp're dienders in galop! Ze klimmen over alle nokken En tegen dak en goten op; Met hun revolvers mikken zij Op Sam en Jocko allebei! Pief-paf-poef-pang! Maar ach, ze schieten Precies elkanders helm in puin! De kogels schampen op hun schedels, De haren stuiven van hun kruin! Maar Kees de Neus en Janus Duit Die gooien gauw hun lasso uit. 47. Het touw schiet net om Sambo's halsje, Maar Sambo geeft zoo gauw geen kamp! H(j keert zich om, en nu gebeurt er Op 't dak een vreeselijke ramp! De dienders vallen een voor een Van schrik al buit'lend naar benêen! 48. Beneden, in het knusse bleekje, Hangt juffrouw Sientje van der Tuit, Om 't in de zon te laten drogen, Haar pas-géspoelde waschje uit, Totdat z' opeens van kleur verschiet, Als zij de dienders vallen ziet!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5