24ste Jaargang
8 Maart 1930. Tweede Blad.
N°. 10
LOSSE BL\At)JES.
Huwelijksrecord.
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
I VOOR DE VROUW.
SCHAAKRUBRIEK.
(Nadruk verboden.)
De Amerikaansche tapijtenkoning William
Both zal voor de 16e maal in 't huwelijk
treden.
(Krantenbericht)
Willem Both, Amerikaan
En tapijtenkoning
Voert opnieuiv een vrouwtje in
D'echtelijke woning.
Vijftien malen ivas hij reeds
Bruidegom voordezen.
Blijkbaar moet zijn huivelijksboot
Wel wat wankel wezen!
Vijf en twintig kinderen,
Twee gescheiden vrouwen,
Daarbij nog drie schoonmama's
Moet hij onderhomven!
D'allerlaatste hawelijkstijd
Duurde juist drie dagen;
Daardoor gansch niet afgeschrikt
Gaat hij 't nog eens wagen.
Na processen zonder tal,
Echtelijke ruzies,
Schept die brave optimist
Zich nog steeds illusies!
Houdt hij van verandering
Of zou hij het trouwen
Als een aardig tijdverdrijf
'n Soort van sport beschouwen?
Wellicht dacht hij anders kan
Ik 't mij niet verklaren!
Onderzoek de dingen goed
En behoud het ware!
Zoo zal 't ivezen. Moog'lijk heeft
Dit trouwlustig ventje
Bij een huwelijksmakelaar
Een abonnementje.
Blijkbaar is hij weer eens blij,
Als bruigom te verschijnen,
Maar niet graag tras 'k, zooals hij,
Sultan in termijnen!
Zaterdag 8 Maart 1930.
HET GESPREK
(Nadruk verboden)
De mensch onderscheidt zich van de dieren,
doordat hij spreken geleerd heeft. In deze kunst,
evenals in de overige kunsten, heeft de één het
verder gebracht dan de ander. Evenals er ge
boren acteurs en geboren danseurs bestaan,
leven er geboren causeurs. Er zijn brekebeenen
in de muziek, maar ook brekebeenen in de con
versatie.
Toch kunnen allen, voorzoover zij niet heele-
maal stom zijn, zich oefenen in het voeren van
een gesprek. Het gesprek is niet ieders werk.
En juist zjj, die meenen, de kunst van conver
seeren het best te verstaan, geven vaak blijk
van ontstellend onvermogen in dezen.
Spreken bestaat niet louter in technische
vaardigheid. De pianostemmer, die zijn vingers
met ijselijke vlugheid over de toetsen doet tip
pelen, is nog geen kunstenaar. De klerk, die in
een onberispelijk handschrift vellen vol schrijft
zonder schrijfkramp te krijgen, is nog geen
auteur. Evenmin is de man of vrouw, die uren
aaneen babbelt, iemand, die de kunst van een
gesprek voeren verstaat.
Het gesprek is een compositie, gelijk een ge
dicht of een schilderij. Het gesprek is een werk
stuk, gelijk het door den sierkunstenaar ge-
smeede ornament of het door den architect ont
worpen gebouw. Het gesprek is een spel, gelijk
het rhythmische gebaar van een danseres of de
behendige strijd om den bal op het sportterrein.
Het gesprek is een operatie, met het geoefend
oog en het fijne lancet van den chirurg uit
gevoerd. Het gesprek is een puzzle, zooals de
rechter ze oplost in de moeiljjke moordzaak, de
scheikundige in zijn laboratorium, de natuur-
vorscher in Afrika's donkerste wildernissen.
Natuurlijk moet men voor een gesprek de
techniek van het woord beheerschen. Echter wil
dit niet zeggen, dat men voor het gesprek altijd
veel woorden noodig heeft. Soms openbaart de
kunst van het gesprek zich juist in de
schaarschte van het woord. Zelfs zijn er oogen-
blikken, waarin men met zwijgen meer zegt dan
met spreken.
Wat is het geheim van deze te weinig be
oefende kunst? De hoofdvoorwaarde voor een
vruchtbaar gesprek is belangstelling. Belang
stelling in dengene, met wien men spreekt.
De meeste menschen spreken voornamelijk,
zoo niet uitsluitend, over zichzelf. Dit maakt de
gesprekken zoo nutteloos, zoo onbeteekenend,
zoo afstootend vaak. Slechts jegens enkelen, en
dan onder bepaalde omstandigheden, in oogen-
blikken van zeldzame vertrouwelijkheid, heeft
een levensbiecht zin. Een levensbiecht kan
schoon zijn als een gedicht, verheven als een
lied, ernstig als een gebed. Maar een levens
biecht is wat anders dan het onafgebroken
ratelen en zwatelen over zjjn eigen, oppervlak
kige beuzelarijen.
Dit ontsiert zoo menig gesprekdat men zjjn
metgezel hindert met gewauwel over eigen ge
waande gewichtigheden en inmiddels geen ooi-
heeft voor de oprechte belangen, welke de ander
schuchter te raden geeft. Vele gesprekken zijn
niets anders dan uitingen van verbluffende
eigenliefde. Zij draaien voortdurend om dat
ééne en eenige middelpunt van zoo menig be
nepen levenhet eigen, armetierige Ik, dat zich
in zijn argelooze arrogantie zoo onbeschaamd
leelijk tentoonstelt.
De kunst van gesprekvoeren is allereerst:
luisteren. Het gesprek is de gelegenheid, welke
het toeval ons biedt om ons te verdiepen in een
onbekend stuk van het veelzijdige leven rondom
ons. Door het gesprek maakt men kennis met
zijn omgeving, welke voor de meeste menschen,
die louter aan zichzelf denken, niet eens bestaat.
Het gesprek is een interview, dat onze ge
dachten afleidt van ons persoonlijk bestaan en
ons alle aandacht doet samentrekken op het be
staan van tot nog toe voor ons gesloten ge
bieden. Hoeveel belangwekkends gaat ons,
ratelende en zwatelende babbelaars, .voorbij
Hoeveel rijker zou onze kennis worden, hoeveel
rijper ons inzicht, wanneer wjj de tientallen, de
honderden, de duizenden menschen, met wie het
toeval ons in aanraking brengt, met ware be
langstelling ondervroegen naar hun bedrijf, hun
leefwijze, hun gedachtenwereld, hun ziel.
Met ware belangstelling, en niet uit nieuws
gierigheid zonder meer. Nieuwsgierigheid richt
zich tot de uiterlijke verschijnselen, belang
stelling verdiept zich in de grondslagen, beweeg
redenen en drijfveeren.
Menschenkennis brengt ons het goede ge
sprek. En menschenkennis hebben wij noodig
om ons zelf en ons leven te leeren kennen. Het
gesprek, dat meer wil zijn dan een uitlaat voor
eigen gedachten en stemmingen, tracht in te
dringen in de gedachten en stemmingen van
anderen, om door wisselwerking en vergelijking
beter te leeren begrijpen.
Want het vruchtbare gesprek is een wissel
werking. Voor een gesprek moeten er twee zijn.
Dit vergeten de babbelaars, die ten overstaan
van een levend voorwerp, dat hun geen zier kan
schelen, hun alleenspraak opzeggen.
H. G. Cannegieter.
Ctti 4*s)
W Sfi
VOOR DEN EERSTEN MOOIEN
VOORJAARSDAG
Zoo op een eersten lentedag, als het in het
zonnetje al bepaald „warm" is, komt de eerste,
aardige, vroolijke, kleurige voorj aars jurk op de
proppen. Nog zijn de wintermantels niet op
geborgen, nog wordt het tegen een uur of vier,
vijf des avonds al erg kil, nog hullen we ons
dan in onze warme bont- en andere mantels.
Maar hoe dan ookde lente is in aantocht.
En daarvoor is dit japonnetje van een frissche,
vroolijke bedrukte zijden stof dan bestemd. Het
japonnetje zelf draagt dan ook den veelbeloven-
den naam van „Printemps", voorjaar, lente
Het is een handig japonnetje. Speciaal ont
worpen voor zuinige meiskes en vrouwtjes, die
wel graag verscheidenheid in haar garderobe
wenschen, zonder dat het veel mag kosten. Men
kan er namelijk drie verschillende „vestjes" bij
maken. En elk vestje maakt de jurk weer „heel
anders", zoodat de vriendinnen verwonderd
vragen: „Hé, is dat een andere jurk? Hij lijkt
veel op die je gisteren aan had, maar hij is
toch weer heel anders! Wat een aardig vestje
zit erin!"
Zelfs onze vriendinnen loopen erin met dit
goedaardige handigheidje. Het japonnetje zelf
is gedacht van een nieuwe soort bedrukte zijde,
groen-gele bessen, op een achtergrond van bruin
en beige. Twee van de vestjes zjjn van gewoon
zakdoekenlinnen, in dezelfde geel-groene tint
als de bessen. Het derde, met de revers, is van
heel dun zijden piqué.
Weet u wat het nieuwste snufje op het gebied
van zakdoekjes is? Ze zijn niet meer vierkant,
doch driehoekig! Parijs komt met deze nieuwig
heid aan. Eén van de drie zijden is dan dikwijls
rondgesneden. Ze zijn dus de helft kleiner ge
worden, wat een voordeeltje kan zijn. We kun
nen er heel wat zelf maken van overgehouden
zijden lapjes of zoo. Ze zijn met de hand ge
zoomd en dikwijls afgezet met kant, liefst oker-
kleurigen, althans geen witten kant.
Loes.
RECEPTEN.
EEN STEVIGE WINTERPOT.
Kool met rijst en aardappelen. Op 2 niet al te
groote witte of savoyekoolen neemt men 1 K.G.
aardappelen, 3 ons rijst, een klein ons reuzel
of vet, benevens wat zout. De schoongemaakte
kooien (in stukken gesneden en van stronken
én nerven ontdaan) wascht men een paar maal
en zet ze op met zooveel kokend water, dat ze
voor ongeveer driekwart onderstaan. Een half
uur zachtjes koken laten en er dan het vet en
de gewasschen rijst bij doen, doch zorgen, dat
deze natuurlijk heelemaal in het water ligt.
Vervolgens legt men er de in vierde parten
gesneden, geschilde aardappelen op en laat alles
samen op een zacht vuur gaarkoken en
tegelijkertijd droog worden. Dat zal een goed
half uur in beslag nemen. Om te voorkomen,
dat de boel aanbrandt, moet er van tijd tot
tijd geroerd worden, en zoo noodig wat water
bijgevoegd. Zorgen dat de boel niet te nat wordt.
Ten slotte alles dooreen stampen, liefst met
een houten lepel.
AARDAPPELOMMELETTE.
Daarvoor neemt men op 1 pond koude aard
appelen 4 eieren, 1 platte eetlepel bloem, wat
peper, noot, zout, 1 theelepel maggi's aroma,
alsmede 2 afgestreken eetlepels boter. De
aardappelen worden, fijngemalen en vermengd
met de gekookte eieren, de bloem, het zout en
de kruiden, tot men een stevig samenhangende
massa heeft. De helft van de boter maakt men
in de koekenpan lichtbruin, waarna men er het
ommelette-„beslag" in doet en op een zacht vuur
aan den onderkant lichtbruin bakt. Met behulp
van een deksel keert men den koek om en laat
onder toevoeging van de rest van de boter ook
den anderen kant mooi bruin worden. De omme-
lette voorzichtig op een verwarmden schotel
brengen. Men kan van dit „beslag" ook naar
verkiezing een aantal kleine koekjes bakken,
op de manier van drie-in-de-pan.
Oplosaingen. bijdragen, enz. te zenden a>n
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Probleem No. 245.
Dr. L. N. DE JONG (Ruinen).
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: KfG. Ddl, Th5, c3.
ZwartKg2v f34f7, g4.
Probleem No. 246
G. M. FUCHS (Parijs).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken
Wit: K1'5, Dg5. Ta7, La4. Lb8. Pe3. Pg4, a5, b4.
Zwart: K< G. Db5, Tdl. Te8, LL8, Pgl, a6, d7.
e7, fö.
Oplossing Eindspelstudie No. 70.
F. AMELUNG (f 1909).
Stand der stukken:
Wit: Ke6, Tel, h2.
Zwart: Ke8, La5, e3, g2.
1. KeGf5, e3e2; 2. Kf5—g4, e2el D.;
3. Tclxel, LaöXel; 4. Kg4h3, h2hl P. f
(wanneer de pion een Dame of een Toren wordt,
is Wit mat; de eenige kans voor Zwait is derhalve
een Paard te vngen); 5. KL3g2; Pgle2;
6. Kg2fl en het spel is remise, omdat Wit een
officier wint.
Oplossing Probleem No. 241.
(Prof. J. HALUMBIZEK).
Stand der stukken:
Wit: Kg3, Dg7, Ta3, g2.
Zwart: Kh5, Lc8. b2. d5, e4, e7.
1. Ta3a5,
Lc8—b7; 2. Taöa8, Lb7xa8; 3. Kg3—h3.
onv.4. g2g4 mat.
e7e6; 2. Taöxdöf, e6xdö; 3. Kg3f4, onv.;
4. Dg7gó mat.
Zooals men ziet, wordt de Looper in den hoek
gelokt, opdat hij niet meer zal kunnen schaak-
bieden.
Goede oplossing ontvangen van
P. Mars, te Santpoort.
Oplossing Probleem No. 242.
J. Got h elf
2e prijs in bovenvermelden wedstrijd).
Wit: Ka3. Da4. Tb5, Th4, Lel, Lhl, Pb4, Pe2. d7.
Zwart: Ke4, Dg4, Tel, Th8, f3, h5.
1. Pe2f4, enz.
Goede oplossing~ontvangen vanH. de
Ruijter, te Bloem en da al; H. W. v. Dort
te Haarlem; P. Mars, te Santpoort.
Correspondentie.
Haarlem, H. W. v. D. In No. 241
volgt op 1. Td3, ed3:; 2. Kf4, e7eöf enz.
3e prijs, wedstrijd „Neue Eeipziger Zeitung" (1927)
VOOR DE KINDEREN
77. De avond daalt, en onze vrienden
Zijn steeds nog niet terug, 't Wordt nacht!
„Ziezoo", zegt zuchtend juffrouw Hupstra,
„Ik ga naar bed, daar lig ik zacht!"
Maar ach, het arme mensch verbleekt,
Zoodra zy boven 't licht ontsteekt!
SAMBO E
78. Want als zy zich zoo omdraait, ligt daar
Ons vriendentweetal, keurig net,
Alsof het altijd zoo behoord had,
In juffrouw Hupstra's schoone bed!
Help! Help! Moord! Brand! De stakker gilt,
Alsof een varken wordt gevild!
J 0 C K 0 Van een leeuw en een
79. Vlug als de wind vliegt juffrouw Hupstra
Een, twee, drie, hup! de tafel op;
Gewapend met den kamerstoffer
Doet zij een aanval op Sam's kop,
Geeft links een por en rechts een draai
Toe, juffrouw Hupstra, hou je taai!
aap, dook G. Th. ROTMAN.
rx. aSc,
80. Maar Sambo's kop is hard als ijzer,
En juffrouw Hupstra neemt de vlucht;
Den stoffer-steel als pols gebruikend,
Maakt zij een „salto" door de lucht
En tuimelt, in haar nachtjapon,
In 't schuitje van den luchtballon.