Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
ja -ê i
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 3 April 1931. Tweede Blad.
No. 13.
LOSSE BLAADJES.
Paschen.
Brokjes Levenswijsheid.
Herleving.
Paaschwandeling.
l Mi
SPORT.
SCHAAKRUBRIEK.
i
i
i
Een wintersche lucht en doordringende kou,
Maar 't zonnetje schijnt en de hemel is blauw.
De winter moet gaan;
De Lente komt aan,
Met Paaschbrood en eiers belast en belaan.
;Wel is in mtjn tuintje de vorstschade groot,
-Wel ligt er des morgens dik ijs in de sloot.
Maar 't bollenveld, ziet.
Kleurt onder het riet;
t Wordt Paschen, al merk je 't op 't oogen-
blik niet!
Nog zie ik geen dart iend jong goed in de vcei.
Dat huppelt en springt, uitgelaten en blij.
Maar dat 's geen bezwaar,
Dat speelt men wel klaar,
Want Paasch en nieuw leven, dat hoort bij
elkaar.
Al is dan de wind nog een klein beetje guur,
t Wordt Paschen vertelt ons de beele natuur,
Die zichtbaar ontwaakt.
De Lente genaakt
En maakt, dat weer alles "»n levenslust
blaakt.
(Nadruk verboden)
Om te herleven, moet men geleel'd hebben.
Een eenvoudige waarheid, waaraan niemand
eigenlek ooit denkt, wjjl zij zoo simpel is. Om
uit den dood op de staan, moet men gestorven
geweest zijn. Het is misschien niet onraad
zaam, eens voor één keer op deze zijde van
hel Paaschwonder het licht te doen vallen.
Het Paaschwonder voltrekt zich uitsluitend
aan menschen, die geleefd hebben en daarna ge-
stoiven zjjn. Zij alleen kunnen de wederopstan
ding ervaren.
Te weinig maken wjj ons bewust, dat leven
gelijk sterven een daad is. Niet ieder is het ge
geven, een daad te volvoeren. Wanneer men
Ijjdeljjk leeft, zich dus, gelijk men dit uitdrukt,
maar laat gaan, zich uitleeft, er maar op los
leeft, mag dit eigenlijk geen leven lieeten. Men
moet, om te leven, zelfwerkzaam zijn, het leven
voelen, het leven regelen en beheerschen. Wie
waarlijk leeft, bij hem staat alles gespannen; hij
gelijkt op een werkman in een fabriek, wien
gansch de machine in beslag neemt. Hij gelijkt
op een bloem in het voorjaar, die met al haar
kracht worstelt om het hulsel van den knop te
verbreken.
Op de spanning van het leven volgt onvermij
delijk de ontspanning van den dood. De dood is
het braak liggen van lichaam en geest. En
wederom, hoe vele menschen liggen braak zon
der dat ze het weten! Zij beseffen de afschuwe
lijkheid van den dood niet. Zij bemerken het niet
eens, wanneer zjj gestorven zijn. Want zij heb
ben immers ook niet geleefd.
Leven en dood vormen een tegenstelling. Maai
er is een bestaan zonder tegenstelling en veel
vuldig is het onder de menschen: het bestaan,
dat immer egaal en vlak zich voortzet als een
kleurloos lint, dat zich afwindt over twee schij
ven. Er is geen ineenzinking, maar ook geen ver
heffing; geen smart, maar ook geen vreugde;
geen rouw, maar evenmin hoop.
Vegetatie is een te mooi woord voor zulk een
bestaan, want de plant zelfs kent haar getijden.
Zjj groeit, bloeit, verdort en sterft. Maar de'dood
is niet haar besluit Op den dood volgt de her
leving. Thans, in den Paaschtijd, volgt de her
leving.
Geenszins volstrekt is de tegenstelling tus;
schen leven en dood. Was er tusschen beide
toestanden een onoverbrugbare klove, waren zjj
principieel ongelijksoortig, er zou van geen over
gang sprake kunnen zijn. Maar leven en dood
zjjn twee fasen van één en hetzelfde verschijn
sel en het is Juist de Paaschtijd. welke dit duide
lijk openbaart.
Want de plant, die onder worsteling met
weerstanden uit den bodem te voorschijn treedt,
rjjst niet op uit het Niet, maar maakt slechts
een gedaanteverwisseling door. Uit de dorre,
schrompelige bol, welke de tuinman in den
herfst heeft gepoot, heeft zich een sappig ge
was ontwikkeld, waaraan in frissche kleuren de
hyacinthentros prijkt.
Men beweert, dat een plant zonder bewustzijn
leeft. En dit zou dan het verschil kunnen zijn
tusschen plant en mensch. De onbewuste mensch
leidt een plantenleven; eerst de bewuste is
mensch. Wie mensch is, beseft wat het is te
leven, te sterven en op te staan uit den dood. Hjj
doorproeft de heerlijkheid van het volle seizoen,
waarin al zjjn krachten zich aan lichaam en ziel
doen kennen. Hij geniet van de zegepraal zijner
in bloei staande dagen, en zjjn nachten zjjn met
den luister van overmoedige droomen gevuld.
Maar hij kent ook de ervaring, dat het leven
zjjn getijden heeft. Hij weet, dat bloei nimmer
kan duren. Nooit smaakt hjj gaaf en volledig
geluk. Want de worm der vergankelijkheid heeft
zich genesteld in de begeerlijke vrucht. En de
zomer verbrandt zichzelf. Eens staat de zon op
haar hoogst, en hoe spoedig daalt zjj naar
nevelige Novembernachten!
Scherp snijdt de smart om verwinteren den ge-
voeligen mensch. Schoon wetend, dat ook win
tertijd onvermijdelijk is, laat hjj zich overman
nen door triestheid. Zwart wordt zijn bestaan,
kil zijn gemoed.
Hoe heviger iemand geleefd heeft, te strak
ker knelt hem de dood. Maar des te vuriger
rijst ook zrjn verlangen weer op, zoodra nieuwe
lente in 't zicht komt. Want alleen hij, die waar
lijk gestorven geweest is, waardeert de her
leving.
Daarom is Paschen uitsluitend het feest voor
wie waarlijk hebben geleefd en die derhalve de
vreugde van het leven ervaren hebben. Nog een
maal opnieuw die vreugde te smaken, dit
vooruitzicht maakt hen stil van geluk. Want
slechts zjj weten wat zij hebben ontbeerd in de
onvermijdelijke, maar vaak bijna ondragelijke
perioden, waarin het bestaan braak heeft ge-
legen.
Nieuwe bloei kleurt de aarde, nieuw gejubel
doorsclutlt de lucht en de ontdooide .vateren
weerspiegelen het beeld van den oerboren
mensch.
H. C. CANNEGIETER
door
H. G. CANNEGIETER
(Nadruk verboden)
Met deernis staarde zijn vrouw naar zijn voor
overgebogen gestalte. Wat was hij veranderd,
zooals hjj daar nu voor het venster stond. Ze
begreep wel, waarom hij uitkeek en over de vel
den tuurde. Het was, om haar blik te ontwijken.
Haar medelijden stemde hem kregel. Hij
schaamde zich voor haar.
Zij, een zwakke, meegaande vrouw en hij, de
heerscher in huis. Niet in de woonkamer alleen,
maar ook de heerscher over zijn volk. Knechts
en arbeiders gehoorzaamden hem met een stil
len angst in het hart.
Heerscher over het huis, heerscher over de
boerderij, heerscher over het dorp. Wethouder,
kerkvoogd, voorzitter van 't Nut. Machtiger
man dan dominee en burgemeester tezamen.
En nu stond hij daar, in* een slappe, gebogen
houding als een sufferd uit het venster te turen,
bedeesd voor zijn eigen vrouw. Wat was hij ver
anderd!
Bescheidenheid is bij de meeste menschen
slechts gebrek aan moed.
Een stokpaardje eet soms meer dan honderd
sleeperspaarden.
door G. Th. Rotman.
Nadruk verboden.
•Mlrio. wmif.
UiïfcS!!?1' vWni.m.V»
- \\vtrtf ygoev-av.
Ach, zie dit droevig overschot
Van de visite! Welk een lot
Kan toch den mensch soms plots'ling
treffen!
't Is goed, dat wij dit eens beseffen!
'tls een schandaal! 'tls ongehoord!
En Pimpelmans vliegt steeds maar voort....
Bom! In het volgend oogenblik
Wordt Willemijntje tot baar schrik
Door 't hollend lx>ot.je meegenomen.
Dat, achterin den tuin gekomen,
Met heel zijn kostb're vracht subiet
Weer één, twee. drie de vaart in schiet!
„Ziezoo!" zegt Pimpelmans. Vol vuur
Zet hjj zich daad'Hjk aan het stuur,
En paffend vliegt het bootje voort.
Met Willemien nog steeds aan boord;
Zoodoende duurt de reis maar kort.
En zön *e thuis vóór 't. donker wordt.
Toen hjj zich omkeerde, sloeg zjj ijlings haar
blik neer. Zjj wilde zijn schaamte voorkomen.
„Ik ga er eens uit", zei hjj dof. „Op de koffie
ben ik weer thuis."
En als een misdadiger sloop hjj de kamer uit.
Door het achterhekje, dat op een landpad uit
kwam, verliet hij den tuin. De Paaschzon straal
de op de tulpen, die in een rjjtje rondom het gras
stonden gepoot. Een hommel gonsde er boven.
Met tragen pas stapte hij 't land in. ,,'t Gras
wordt al mooi", peinsde hjj, terwjjl zjjn blik lief-
koozend over de weiden streek, die tegen den
horizon in de morgenwarmte lagen te trillen.
Maar met een verdrietig gebaar liet hjj
'thoofd zakken. „Wat geeft het! Wat heb je er
aan!", mjjmerde hjj. ,,'t Is geen cent waard, of
het nu hooi wordt of niet. Geen cent waard, dat
prachtige jonge vee, dat daar voor 't eerst door
de weide dartelt! Wat geeft het, of de jonge
groente al boven den grond komt! Een goéd
aardappeljaar, een slécht aardappeljaar, het is
alles om 't even.... Dat alles Is uit, voorbjj. Ik
zal er nooit meer iets ander3 dan verdriet van
hebben, 't Steekt me de oogen uit: dat groeit
maar en bloeit maar, alsof er geen ellende be
stond..."
Weer betrapte hjj er zich op, dat hjj de rich
ting nam, waarin zijn voeten zich altijd weer op
elke wandeling bewogen. Altijd en altjjd weer.
zonder dat hjj er om dacht. Als vanzelf liep hij
steeds hetzelfde pad en keek hjj denzelfden kant
uit. Ach en tóch zou dat torentje aan den ho
rizon nooit naderbij komen, dat torentje, dat
hem trok als een magneet.
Dóór in de verte, aan den overkant van de
grasvlakte, lag zjjn dorp: steeds weer tuurde hjj,
of hjj het dak van de boerderjj ook in 'toog
kon krjjgen. Rillingen golfden den horizon langs;
het was, of de toren en de boomgroepen en boer-
derjjen daar in de verte geschilderd waren op
doek en of de voorjaarsbrie3 dat doek in bewe
ging bracht.
In één van die boomgroepen had hjj gewoond;
daar stond zjjn kasteel, dat hjj nu aan den vjjand
had moeten prjjsgeven. Vjjftien jaren had hjj er
getroond als een vorst, maar nu was hij er als
een bedelaar uitgejaagd. Hoe kón het, hoe kón
het... Och, hjj was het eenige slachtoffer niet
van de crisis.
Als een sombere wolk befloerste de droeve
herinnering de Paaschzon. Alles kwam hem
weer te binnen. Hij had er een eind aan willen
maken, maar tenslotte had de goaaente aan
vrouw en kinderen nem voor zelfmoord behoea.
Maar wat een vernedering had hij moeten door
staan, ny, tot voor kort de tiere n.erscner, tuaos
een eenvoudige oagiooner, opgeoorgen in een
tweekamerswomng, waarin zyn aan weelde ge
wende vrouw zien m anes moest leeren oenei-
pen.
Alles kwijt! Als balling in een vreemd dorp!
De kieviten scneeiueu ueu grond langs en in
nun eentouig gescnrei noorue ny een kiacnt over
zyn noouiot.
wan oen anderen kant van het bruggetje na
derde een man op kiompen, die op uen terug
weg was naar net dorp. net oruggoje was Su.-u
en oestonu siecnts uit een piauji. ue oeide wan
delaars nadoen net vrywei geujntyoig bereikt.
De voormalige neereuoer net uen auuer voor
gaan, omuat die anuer een ouae man was. Vnen
ueiyK groetten ze eutaar met de opmerking, tut
net ecu mooie Baascamorgea was en u«c de
mensenen, oie vanaaag uitgingen, het trofien
met net weer.
De Doer keek het oude mannetje na. Hjj ver-
oaasae zien over zicnzeir. Dat zou ny vnoeger
nooit neooen geuaiui, een ouuen aroeiuer voor
laten gaan en met nem een praatje maken,
ruaar wat zou ny tnans anders kannen aan
neoeng zyn, nu hy zen een arbeider onaer de
aroeiuers was.
t voik viei toch mee, als jc er zoo als geljjke
mee leeiae. Nu Degreep ny uie mensenen eerst,
voor wier Denoeitca en geuacateu ny vroeger
eigenlyk nooit aanoacni nad overgenad.
uen zwaiuw gupte nem vooroy. mn nij dacht
aan de zwaluwen, uie op zijn Doeraery nauden
genesteld, myn grootmoeuer naaide, toen ny nog
een Kina was, vaak een versje over de zwaiuwen
aan, waarin net heette, aat, toen ae zwaluwen
afreisden, de schuren en kelders vol waren en nu
ze terugkwamen, anes leeg was en opgemaakt,
ja, zoo was 'tnu met nem. Ook ln 't najaar zou
de zwaluw niet veel meer vinden, nu niet en
nooit meer. Aües leeg, opgemaakt.
Hjj ging, in gedachten, aan den slootswal zit
ten, Het water was zoo helder, dat men tot op
den bodem kon zien; wat een vertier was er
toch in zoo'n eenvoudige sloot. Stekelbaarsjes en
schrijvertjes schoten door 't water en op den
bodem straalden prachtige gewassen van door
zichtig groen, als bosschen uit kindersprookjes.
Een kikker, half weggedoken in het dril, blies
zjin wangen op en kwaakte genoegljjk een paar
forsche tonen.
Die heele kleine wereld koesterde zich onbe
kommerd en bljj in de Paaschzon. Wat was een
mensch toch een onverstandig schepsel, om zich
zooveel aan te trekken van dingen als crisis en
malaise en faillissement. Die man uit de middel
eeuwen, over wien dominee eens had gepreekt,
en die al zjjn goederen wegschonk om als een
arme te leven in bljjdschap en liefde met de
natuur, was tóch niet zoo dwaas, als hij toen
onder die preek had gemeend. Hjj herinnerde
zich nog, hoe hjj zich toen aan die malligheid
had geërgerd. Maar toen was hjj 2èlf rijk ge
weest en had hjj zijn hersens wel noodtg voor
verstandiger dingen. Ja. wat een rompslomp
brengt zoo'n groot bedriif toch met zich mee. cn
waarheen had hem tenslotte zjjn onafgebroken
kopzorg geleid
Franciscus verheugde zich in de zon en met
de dieren. Zóó mal was dat toch niet. Wat zou
Franciscus een pleizier hebben gehad over die
kleine jonge haasjes, die daar ineens, vlak bjj
hem, hun ooren opstaken uit het gras. Floep!
daar waren ze weg! Geen wonder, dat ze bang
zjjn van menschen. Wat had hjj vroeger op jacht
veel hazen geschoten! 't Was hem, of hjj dat nu
nooit meer zou kunnen doen; zoo'n onnoozel
diertje doodschieten om een lekkerbeetje op ta
fel. 't Was eigenlijk kinderachtig, maar met
alles wat zwak en onbeschermd was, had hjj,
sinds hjj zelf hulpeloos was geworden en de
wreedheid der maatschappij had ervaren, me
delijden gekregen.
Hjj vleide zich in 't gras, sloot de oogen en
genoot na langen tjjd voor het eerst een gevoel
van vrede. Uit den grond met zjjn zoete welde-
geuren rees kracht op. die hem in Ijjf cn ziel
sterkte.
Ja, die grond was ook dood en berooid ge
weest. Maar zie nu eens om je heen? Die haalt
het er weer bovenop na den barren winter. De
koekoek roept en het koolzaad kleurt. Die heb
ben de malaise overwonnen en den crisis door
staan. En die zijn er met die langdurige vorst
toch nog ellendiger aan toe geweest dan hjj.
Waarom zou een mensch eigenljjk een uit
zondering moeten zjjn op de natuur? Alles op
aarde herleeft en bloeit weder op; waarom de
mensch alleen niet? Die moet het toch ook kun
nen, want de wetten der natuur zjjn voor alle
schepselen geljjk.
Diep ademde hij den geurigen lentewind in
en toen hjj opstond om huiswaarts te wandelen,
leek hjj een ander man.
Zjjn vrouw verwonderde zich over zjjn flin-
ken pas en zijn vrooljjlten oogopslag.
„Zoo, de Paaschpronk al aan, moeder?
schertste hjj. wjjzend op haar eenvoudig, maar
net Zondagskleed.
„Ja, 't is wel wat achter de mode", ant
woordde ze schuchter, „maar wat zul je er aan
doen
„Kom-kom!", zei hjj en sloeg haar bemoedi
gend op den schouder, ,,'t Is mjj mooi genoeg
hoor, en we kunnen met die verstelde japon
misschien nog een mooier Paaschdag vieren
dan we ooit met de nieuwste dure snufjes heb
ben gedaan."
„Da's netjes gezegd!", en verlegen lachend
schonk ze zjjn koffie in.
„Waar zjjn de kinderen?", vroeg hij, terwijl
hij zich neerzette om zijn Zondagsche pjjp te
stoppen.
„O, die hebben zöo'n pret met dat Paaschei
van suiker, dat je gister voor ze gekocht hebt
toen je je weekloon kreeg. Ze vinden bet toch
zoo prachtig!"
Hjj voelde een traan in zjjn oog springen.
„Hoe is het mogeljjk", zei hij. „En 't was maar
een ding van een dubbeltje. Weet je wel, hoe ze
vroeger nooit met hun Paaschcadeautjes tevre
den waren, omdat ze altijd meenden, dat de an
der het mooiste gekregen had?"
„Je had Jan vanochtend eens moeten zien,
hoe bljj hjj was met die handvol noten. Ze zjjn
heel den morgen aan 't nootje-schieten geweest
en ik geloof dat ze vroeger, als wc ze zoo'n
Paaschdag met de auto naar de bollevelden
meenamen, nooit zoo gelukkig geweest zijn."
Maar daar kwamen ze binnenstuiven, alle
drie.
„Moeder, de keizerskroon is vannacht uitge
komen, o, kom eens kjjkcn, hoe schitterend
die bloeit. En we dachten van den winter nog
wel dat hjj met die strenge vorst bevroren zou
zjjn
„Dood gaat er niets in de natuur", voegde Va
der ze toe. „Hoe streng de winter ook is ge
weest! De oude kracht keert terug, en soms ko
men er nieuwe krachten nog bij. Is 't zoo ni$t,
Moeder?!"
UIT HET H.B.C.-KAMP.
H.B.C. I eindigde Zondag het 3eizoen met
een ontmoeting tegen D.O.N.K., en al was dit
nu wel de minst hoogstaande wedstrjjd naar
wat wjj in de laatste twee maanden te zien
kregtn. de puntjes bleven binnen, hoewel pas
in de laatste minuten de 3? goal de overwin
ning verzekerde, en het 31 voor H.B.C. werd.
Zoo eindigde H.B.C. tenslotte nog als no.
op het rangljjstje (alleen T.U.B.B. kan de 2d
plaats nog Innemen door Lisse te.kloppen,
maar dan alleen met een beter doelgemickielde
met 6 punten achter D.H.L.
In het begin van net jscr 1931 zag het er
voor onze jongens donker uit, wat blijkt uit de
stand op 1 Januari van de onderste plaatsen
H. B. C. II 3 3 5 22—25
D. O. N. K. 12 3 3 6 21—30 9
Lisse 12 2 1 9 16—57
D. E. M, 11 2 1 8 26—37
Maar het nieuwe jaar zette goed in, want op
4 Januari werden de Haarlemsche T. Y. B. B.
geklopt m<-t 46, en daarmede van de bovenste
plaats gewipt. Die vreugde was maar van
korten duur, want op 18 Januari werd H.B.C.
zoowaar in eigen „home" door de hekken
sluiters D. E. M. geklopt met 2—0.
Op 25 Januari bleef tegen Lisse de score
dubbel blank en op 1 Febr. nog eens een, al
is het dan een onverdiende, nederlaag van 20
in Den Haag tegen Graaf Willem.
Zoo is de stand op 8 Febr. nog ongewijzigd,
en zweeft H.B.C. nog op de 7e plaats met 12
gespeeld, 4 gew., 3 geljlk, 5 verloren.
Op 13 Febr. schreven wjj in ons overzicht:
Wil H. B. C. nu eens, compleet uitkomend,
haar uiterste krachten inspannen en S. J. C.
de beide puntjes afhandig maken, dan rijst zij
2 plaatsen en komt vrijwel geljjk met S. J. C.
op de 5e plaats. De dan nog resteerende vjjf
wedstrijden speelt H. B. C. thuis. En al wordt
H. B. C. dan geen kampioen, een 3e plaats is
toch ook een eer".
En aan dezen wensch ia gevolg gegeven. In
Noordwjjk begon de victorie, en achtereer.
volgens kreeg iedere bezoeker een nederlaag.
Zelfs D. H. L. moest het ontgelden, met als
gevolg, dat de resteerende 6 wedstrijden 12
punten opleverden, en men nu weer spreekt
van „het stoere H.B.C., dat alleen de fout heeft
begaan om wat te laat ln de running te gaan
om den eeretltel te veroveren".
Maar uitstel is geen afstel. Het vorige jaar
.s het kampioenschap niet behaald, gestruikeld
over een gemakkeljjken club; nu is er te laat
oegonnen, maar nu heb ik hooren vertellen,
dat «ij het volgend jaar niet zullen struikelen,
'f te laat beginnen.
Oplossingen, bjjdragen, enz. te zenden aan den
Schaakredacteur,
Oed. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM Nr. 295.
Dr. L. N. de Jong
(Ruinen.)
3td
i
X
ik
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kf8. De4, Ta4, LaT. Pil, Ph3, a6, b2.
c4, d5, f6.
Zwart: Kcö, Tgl, Th2. Pb6, b3, d3, d6, eö.
f4, g6. h5.
PARTIJ Nr. 127.
Gespeeld in de match Oostenrijk—Joegoslavit.
1928.
Wit: Zwart:
Dr. M. Vldmat A. Becke r
(Laibach). (Weeneni.
WEST-INDISCH.
1.
d2d4
PgS—f6
2.
Pgl—f3
b7b6
3.
g2—g3
Lc8—b7
4.
Lfl—g2
c7c5
5.
0—0
c5Xd4
6.
Pf3Xd4
Lb7Xg2
7.
KglXg2
g7—g6
In
de 3e matchpartij
CapablancaAljechin.
bleek 7d5 zwak te zijn geweest.
8.
c2c4
Lf8g7
9.
Pblc3
Dd8c8
10.
b2—b3
O-O
11.
e2e4
Pb8c6
12.
Lel—b2
d7—d6
In
de party Vidmai-
Tartakower, (touino.u
te Londen 1927), geschiedde Db7: 13. f3, Ta .S
enz.
13.
Pd4Xc6
Dc8Xc6
14.
Pc3—dö
Pf6Xd5
15.
elXdö
Dc6b7
16.
Lb2 X g?
KgSXg7
17.
Kg2-gl
Ta8cS
18.
Tflel
b6bS
19.
Ddl—d4v
Kg7—gS
20.
Tel—e4
b5Xc4
21.
b3X04
Tc8c7
22.
Tal—el
Tf8c8
23.
Dd4—d2
Tc7Xc4
24.
Te4Xe7
Tc4—c7
25.
Te7—e8t
Tc8Xe8
26.
Tel XeS
Kg8—g7
27.
Dd2—d4v
f7—f6
28.
Te8e6
Tc7—f7
29.
g3—g4
Db7c7
30.
h2h4
*n7—h6
31.
Kglg2
Dc7c2
32.
Te6Xd6
Dc2xa2
33.
g4g5
b6Xg5
34.
h4Xg5
Da2e2
35.
Td6Xf6
Tf7xf«
36.
Dd4 X f6 f
Ktr7—h7
37.
Df 6f7 v
Kh7—hS
38.
DfT—f8v
Kh8h7
39.
Df8—h6j-
Opgegeven
OPLOSSING PROBLEEM Nr. 291.
(P. Mars. Santpoort.)
Stand der stukken:
Wit: Kg5. Db6, Tb7. La3. Lfl, Pd3, c*2. Cf.
f4. g6.
Zwart: Ke6, De3. Tc6. Td6. Pal Pgl, c3.
d2, f2. f3, g".
1. Db6—<i4, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. v.
Dort, te Haarlem. (Ook nog van Probleem Nr.
290.1
CORRESPONDENTIE.
Bloemvndaal. S. C. v. E.
1. Db6—b5 faalt na 1De3—c5t
bestuur wel voor zorgen. Maar dan zorgt het
elftal natuurljjk voor een „feestgeschenk". En
dat kan, maar dan in training. Nu niet meer
afwachten, wat het volgend Jaar zal opleveren.
En dan, als H.B.C. met den wil is bezield om
in het jubeljaar 1932 den eeretltel te veroveren,
zijn wjj er stellig van overtuigd, dat dit ook
kan gebeuren. F.
H.F.C. „HEEMSTEDE".
Heemstede I speelde zjjn laatsten thuiswed
strijd voor de competitie en wist het ongeslagen
thuiswedstrijdenrecord te handhaven; met 62
kon D.W.O. huistoe gaan. Als excuus mag
zeker gelden, dat maar met 9 man de strjjd
worden aangebonden. Met dat al was het voor
rust een aanlig partijtje, met den keeper der
bezoekers als uitblinker. Na rust werd minde:
goed gespeeld en paste D.W.O. met succes den
buitenspelval toe.
Hiermede is de 2e plaats bereikt, mits de
laatste uitwedstrijd gewonnen wordt.
Het tweede speelde zjjn laatsten competitie
wedstrijd uit tegen E.B.S. en verloor onver
diend met 21. Een 21 overwinning of min
stens een geljjk spel haJ de verhouding beter
weergegeven. Met dat al is toch nog de vierde
plaats bereikt, wat, gezien het slechte begin
der competitie, nog eervol 1».
2e Paaschdag speelt bet eerste elftal haar
laatsten competitiewedstrijd tegen D.O.A. I]
uit. Er zal nog aangepakt moeten worden, wil
er een gunstig resultaat gehaald worden
De beste weg om een rreem-v (zal spoedig
.te leeren is met een vrouw uit cltG land te
In 1932 bestaat H.B.C. 30 jaar. Dit wordt trouwen; op deze wijze verrljl*.' i i zijn wrvjr-
natmirljjk een jaar van „feesten". Daar sal het denscha» het snelst!
liA-i