Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. ja -ê i 8ste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 3 April 1931. Tweede Blad. No. 13. LOSSE BLAADJES. Paschen. Brokjes Levenswijsheid. Herleving. Paaschwandeling. l Mi SPORT. SCHAAKRUBRIEK. i i i Een wintersche lucht en doordringende kou, Maar 't zonnetje schijnt en de hemel is blauw. De winter moet gaan; De Lente komt aan, Met Paaschbrood en eiers belast en belaan. ;Wel is in mtjn tuintje de vorstschade groot, -Wel ligt er des morgens dik ijs in de sloot. Maar 't bollenveld, ziet. Kleurt onder het riet; t Wordt Paschen, al merk je 't op 't oogen- blik niet! Nog zie ik geen dart iend jong goed in de vcei. Dat huppelt en springt, uitgelaten en blij. Maar dat 's geen bezwaar, Dat speelt men wel klaar, Want Paasch en nieuw leven, dat hoort bij elkaar. Al is dan de wind nog een klein beetje guur, t Wordt Paschen vertelt ons de beele natuur, Die zichtbaar ontwaakt. De Lente genaakt En maakt, dat weer alles "»n levenslust blaakt. (Nadruk verboden) Om te herleven, moet men geleel'd hebben. Een eenvoudige waarheid, waaraan niemand eigenlek ooit denkt, wjjl zij zoo simpel is. Om uit den dood op de staan, moet men gestorven geweest zijn. Het is misschien niet onraad zaam, eens voor één keer op deze zijde van hel Paaschwonder het licht te doen vallen. Het Paaschwonder voltrekt zich uitsluitend aan menschen, die geleefd hebben en daarna ge- stoiven zjjn. Zij alleen kunnen de wederopstan ding ervaren. Te weinig maken wjj ons bewust, dat leven gelijk sterven een daad is. Niet ieder is het ge geven, een daad te volvoeren. Wanneer men Ijjdeljjk leeft, zich dus, gelijk men dit uitdrukt, maar laat gaan, zich uitleeft, er maar op los leeft, mag dit eigenlijk geen leven lieeten. Men moet, om te leven, zelfwerkzaam zijn, het leven voelen, het leven regelen en beheerschen. Wie waarlijk leeft, bij hem staat alles gespannen; hij gelijkt op een werkman in een fabriek, wien gansch de machine in beslag neemt. Hij gelijkt op een bloem in het voorjaar, die met al haar kracht worstelt om het hulsel van den knop te verbreken. Op de spanning van het leven volgt onvermij delijk de ontspanning van den dood. De dood is het braak liggen van lichaam en geest. En wederom, hoe vele menschen liggen braak zon der dat ze het weten! Zij beseffen de afschuwe lijkheid van den dood niet. Zij bemerken het niet eens, wanneer zjj gestorven zijn. Want zij heb ben immers ook niet geleefd. Leven en dood vormen een tegenstelling. Maai er is een bestaan zonder tegenstelling en veel vuldig is het onder de menschen: het bestaan, dat immer egaal en vlak zich voortzet als een kleurloos lint, dat zich afwindt over twee schij ven. Er is geen ineenzinking, maar ook geen ver heffing; geen smart, maar ook geen vreugde; geen rouw, maar evenmin hoop. Vegetatie is een te mooi woord voor zulk een bestaan, want de plant zelfs kent haar getijden. Zjj groeit, bloeit, verdort en sterft. Maar de'dood is niet haar besluit Op den dood volgt de her leving. Thans, in den Paaschtijd, volgt de her leving. Geenszins volstrekt is de tegenstelling tus; schen leven en dood. Was er tusschen beide toestanden een onoverbrugbare klove, waren zjj principieel ongelijksoortig, er zou van geen over gang sprake kunnen zijn. Maar leven en dood zjjn twee fasen van één en hetzelfde verschijn sel en het is Juist de Paaschtijd. welke dit duide lijk openbaart. Want de plant, die onder worsteling met weerstanden uit den bodem te voorschijn treedt, rjjst niet op uit het Niet, maar maakt slechts een gedaanteverwisseling door. Uit de dorre, schrompelige bol, welke de tuinman in den herfst heeft gepoot, heeft zich een sappig ge was ontwikkeld, waaraan in frissche kleuren de hyacinthentros prijkt. Men beweert, dat een plant zonder bewustzijn leeft. En dit zou dan het verschil kunnen zijn tusschen plant en mensch. De onbewuste mensch leidt een plantenleven; eerst de bewuste is mensch. Wie mensch is, beseft wat het is te leven, te sterven en op te staan uit den dood. Hjj doorproeft de heerlijkheid van het volle seizoen, waarin al zjjn krachten zich aan lichaam en ziel doen kennen. Hij geniet van de zegepraal zijner in bloei staande dagen, en zjjn nachten zjjn met den luister van overmoedige droomen gevuld. Maar hij kent ook de ervaring, dat het leven zjjn getijden heeft. Hij weet, dat bloei nimmer kan duren. Nooit smaakt hjj gaaf en volledig geluk. Want de worm der vergankelijkheid heeft zich genesteld in de begeerlijke vrucht. En de zomer verbrandt zichzelf. Eens staat de zon op haar hoogst, en hoe spoedig daalt zjj naar nevelige Novembernachten! Scherp snijdt de smart om verwinteren den ge- voeligen mensch. Schoon wetend, dat ook win tertijd onvermijdelijk is, laat hjj zich overman nen door triestheid. Zwart wordt zijn bestaan, kil zijn gemoed. Hoe heviger iemand geleefd heeft, te strak ker knelt hem de dood. Maar des te vuriger rijst ook zrjn verlangen weer op, zoodra nieuwe lente in 't zicht komt. Want alleen hij, die waar lijk gestorven geweest is, waardeert de her leving. Daarom is Paschen uitsluitend het feest voor wie waarlijk hebben geleefd en die derhalve de vreugde van het leven ervaren hebben. Nog een maal opnieuw die vreugde te smaken, dit vooruitzicht maakt hen stil van geluk. Want slechts zjj weten wat zij hebben ontbeerd in de onvermijdelijke, maar vaak bijna ondragelijke perioden, waarin het bestaan braak heeft ge- legen. Nieuwe bloei kleurt de aarde, nieuw gejubel doorsclutlt de lucht en de ontdooide .vateren weerspiegelen het beeld van den oerboren mensch. H. C. CANNEGIETER door H. G. CANNEGIETER (Nadruk verboden) Met deernis staarde zijn vrouw naar zijn voor overgebogen gestalte. Wat was hij veranderd, zooals hjj daar nu voor het venster stond. Ze begreep wel, waarom hij uitkeek en over de vel den tuurde. Het was, om haar blik te ontwijken. Haar medelijden stemde hem kregel. Hij schaamde zich voor haar. Zij, een zwakke, meegaande vrouw en hij, de heerscher in huis. Niet in de woonkamer alleen, maar ook de heerscher over zijn volk. Knechts en arbeiders gehoorzaamden hem met een stil len angst in het hart. Heerscher over het huis, heerscher over de boerderij, heerscher over het dorp. Wethouder, kerkvoogd, voorzitter van 't Nut. Machtiger man dan dominee en burgemeester tezamen. En nu stond hij daar, in* een slappe, gebogen houding als een sufferd uit het venster te turen, bedeesd voor zijn eigen vrouw. Wat was hij ver anderd! Bescheidenheid is bij de meeste menschen slechts gebrek aan moed. Een stokpaardje eet soms meer dan honderd sleeperspaarden. door G. Th. Rotman. Nadruk verboden. •Mlrio. wmif. UiïfcS!!?1' vWni.m.V» - \\vtrtf ygoev-av. Ach, zie dit droevig overschot Van de visite! Welk een lot Kan toch den mensch soms plots'ling treffen! 't Is goed, dat wij dit eens beseffen! 'tls een schandaal! 'tls ongehoord! En Pimpelmans vliegt steeds maar voort.... Bom! In het volgend oogenblik Wordt Willemijntje tot baar schrik Door 't hollend lx>ot.je meegenomen. Dat, achterin den tuin gekomen, Met heel zijn kostb're vracht subiet Weer één, twee. drie de vaart in schiet! „Ziezoo!" zegt Pimpelmans. Vol vuur Zet hjj zich daad'Hjk aan het stuur, En paffend vliegt het bootje voort. Met Willemien nog steeds aan boord; Zoodoende duurt de reis maar kort. En zön *e thuis vóór 't. donker wordt. Toen hjj zich omkeerde, sloeg zjj ijlings haar blik neer. Zjj wilde zijn schaamte voorkomen. „Ik ga er eens uit", zei hjj dof. „Op de koffie ben ik weer thuis." En als een misdadiger sloop hjj de kamer uit. Door het achterhekje, dat op een landpad uit kwam, verliet hij den tuin. De Paaschzon straal de op de tulpen, die in een rjjtje rondom het gras stonden gepoot. Een hommel gonsde er boven. Met tragen pas stapte hij 't land in. ,,'t Gras wordt al mooi", peinsde hjj, terwjjl zjjn blik lief- koozend over de weiden streek, die tegen den horizon in de morgenwarmte lagen te trillen. Maar met een verdrietig gebaar liet hjj 'thoofd zakken. „Wat geeft het! Wat heb je er aan!", mjjmerde hjj. ,,'t Is geen cent waard, of het nu hooi wordt of niet. Geen cent waard, dat prachtige jonge vee, dat daar voor 't eerst door de weide dartelt! Wat geeft het, of de jonge groente al boven den grond komt! Een goéd aardappeljaar, een slécht aardappeljaar, het is alles om 't even.... Dat alles Is uit, voorbjj. Ik zal er nooit meer iets ander3 dan verdriet van hebben, 't Steekt me de oogen uit: dat groeit maar en bloeit maar, alsof er geen ellende be stond..." Weer betrapte hjj er zich op, dat hjj de rich ting nam, waarin zijn voeten zich altijd weer op elke wandeling bewogen. Altijd en altjjd weer. zonder dat hjj er om dacht. Als vanzelf liep hij steeds hetzelfde pad en keek hjj denzelfden kant uit. Ach en tóch zou dat torentje aan den ho rizon nooit naderbij komen, dat torentje, dat hem trok als een magneet. Dóór in de verte, aan den overkant van de grasvlakte, lag zjjn dorp: steeds weer tuurde hjj, of hjj het dak van de boerderjj ook in 'toog kon krjjgen. Rillingen golfden den horizon langs; het was, of de toren en de boomgroepen en boer- derjjen daar in de verte geschilderd waren op doek en of de voorjaarsbrie3 dat doek in bewe ging bracht. In één van die boomgroepen had hjj gewoond; daar stond zjjn kasteel, dat hjj nu aan den vjjand had moeten prjjsgeven. Vjjftien jaren had hjj er getroond als een vorst, maar nu was hij er als een bedelaar uitgejaagd. Hoe kón het, hoe kón het... Och, hjj was het eenige slachtoffer niet van de crisis. Als een sombere wolk befloerste de droeve herinnering de Paaschzon. Alles kwam hem weer te binnen. Hij had er een eind aan willen maken, maar tenslotte had de goaaente aan vrouw en kinderen nem voor zelfmoord behoea. Maar wat een vernedering had hij moeten door staan, ny, tot voor kort de tiere n.erscner, tuaos een eenvoudige oagiooner, opgeoorgen in een tweekamerswomng, waarin zyn aan weelde ge wende vrouw zien m anes moest leeren oenei- pen. Alles kwijt! Als balling in een vreemd dorp! De kieviten scneeiueu ueu grond langs en in nun eentouig gescnrei noorue ny een kiacnt over zyn noouiot. wan oen anderen kant van het bruggetje na derde een man op kiompen, die op uen terug weg was naar net dorp. net oruggoje was Su.-u en oestonu siecnts uit een piauji. ue oeide wan delaars nadoen net vrywei geujntyoig bereikt. De voormalige neereuoer net uen auuer voor gaan, omuat die anuer een ouae man was. Vnen ueiyK groetten ze eutaar met de opmerking, tut net ecu mooie Baascamorgea was en u«c de mensenen, oie vanaaag uitgingen, het trofien met net weer. De Doer keek het oude mannetje na. Hjj ver- oaasae zien over zicnzeir. Dat zou ny vnoeger nooit neooen geuaiui, een ouuen aroeiuer voor laten gaan en met nem een praatje maken, ruaar wat zou ny tnans anders kannen aan neoeng zyn, nu hy zen een arbeider onaer de aroeiuers was. t voik viei toch mee, als jc er zoo als geljjke mee leeiae. Nu Degreep ny uie mensenen eerst, voor wier Denoeitca en geuacateu ny vroeger eigenlyk nooit aanoacni nad overgenad. uen zwaiuw gupte nem vooroy. mn nij dacht aan de zwaluwen, uie op zijn Doeraery nauden genesteld, myn grootmoeuer naaide, toen ny nog een Kina was, vaak een versje over de zwaiuwen aan, waarin net heette, aat, toen ae zwaluwen afreisden, de schuren en kelders vol waren en nu ze terugkwamen, anes leeg was en opgemaakt, ja, zoo was 'tnu met nem. Ook ln 't najaar zou de zwaluw niet veel meer vinden, nu niet en nooit meer. Aües leeg, opgemaakt. Hjj ging, in gedachten, aan den slootswal zit ten, Het water was zoo helder, dat men tot op den bodem kon zien; wat een vertier was er toch in zoo'n eenvoudige sloot. Stekelbaarsjes en schrijvertjes schoten door 't water en op den bodem straalden prachtige gewassen van door zichtig groen, als bosschen uit kindersprookjes. Een kikker, half weggedoken in het dril, blies zjin wangen op en kwaakte genoegljjk een paar forsche tonen. Die heele kleine wereld koesterde zich onbe kommerd en bljj in de Paaschzon. Wat was een mensch toch een onverstandig schepsel, om zich zooveel aan te trekken van dingen als crisis en malaise en faillissement. Die man uit de middel eeuwen, over wien dominee eens had gepreekt, en die al zjjn goederen wegschonk om als een arme te leven in bljjdschap en liefde met de natuur, was tóch niet zoo dwaas, als hij toen onder die preek had gemeend. Hjj herinnerde zich nog, hoe hjj zich toen aan die malligheid had geërgerd. Maar toen was hjj 2èlf rijk ge weest en had hjj zijn hersens wel noodtg voor verstandiger dingen. Ja. wat een rompslomp brengt zoo'n groot bedriif toch met zich mee. cn waarheen had hem tenslotte zjjn onafgebroken kopzorg geleid Franciscus verheugde zich in de zon en met de dieren. Zóó mal was dat toch niet. Wat zou Franciscus een pleizier hebben gehad over die kleine jonge haasjes, die daar ineens, vlak bjj hem, hun ooren opstaken uit het gras. Floep! daar waren ze weg! Geen wonder, dat ze bang zjjn van menschen. Wat had hjj vroeger op jacht veel hazen geschoten! 't Was hem, of hjj dat nu nooit meer zou kunnen doen; zoo'n onnoozel diertje doodschieten om een lekkerbeetje op ta fel. 't Was eigenlijk kinderachtig, maar met alles wat zwak en onbeschermd was, had hjj, sinds hjj zelf hulpeloos was geworden en de wreedheid der maatschappij had ervaren, me delijden gekregen. Hjj vleide zich in 't gras, sloot de oogen en genoot na langen tjjd voor het eerst een gevoel van vrede. Uit den grond met zjjn zoete welde- geuren rees kracht op. die hem in Ijjf cn ziel sterkte. Ja, die grond was ook dood en berooid ge weest. Maar zie nu eens om je heen? Die haalt het er weer bovenop na den barren winter. De koekoek roept en het koolzaad kleurt. Die heb ben de malaise overwonnen en den crisis door staan. En die zijn er met die langdurige vorst toch nog ellendiger aan toe geweest dan hjj. Waarom zou een mensch eigenljjk een uit zondering moeten zjjn op de natuur? Alles op aarde herleeft en bloeit weder op; waarom de mensch alleen niet? Die moet het toch ook kun nen, want de wetten der natuur zjjn voor alle schepselen geljjk. Diep ademde hij den geurigen lentewind in en toen hjj opstond om huiswaarts te wandelen, leek hjj een ander man. Zjjn vrouw verwonderde zich over zjjn flin- ken pas en zijn vrooljjlten oogopslag. „Zoo, de Paaschpronk al aan, moeder? schertste hjj. wjjzend op haar eenvoudig, maar net Zondagskleed. „Ja, 't is wel wat achter de mode", ant woordde ze schuchter, „maar wat zul je er aan doen „Kom-kom!", zei hjj en sloeg haar bemoedi gend op den schouder, ,,'t Is mjj mooi genoeg hoor, en we kunnen met die verstelde japon misschien nog een mooier Paaschdag vieren dan we ooit met de nieuwste dure snufjes heb ben gedaan." „Da's netjes gezegd!", en verlegen lachend schonk ze zjjn koffie in. „Waar zjjn de kinderen?", vroeg hij, terwijl hij zich neerzette om zijn Zondagsche pjjp te stoppen. „O, die hebben zöo'n pret met dat Paaschei van suiker, dat je gister voor ze gekocht hebt toen je je weekloon kreeg. Ze vinden bet toch zoo prachtig!" Hjj voelde een traan in zjjn oog springen. „Hoe is het mogeljjk", zei hij. „En 't was maar een ding van een dubbeltje. Weet je wel, hoe ze vroeger nooit met hun Paaschcadeautjes tevre den waren, omdat ze altijd meenden, dat de an der het mooiste gekregen had?" „Je had Jan vanochtend eens moeten zien, hoe bljj hjj was met die handvol noten. Ze zjjn heel den morgen aan 't nootje-schieten geweest en ik geloof dat ze vroeger, als wc ze zoo'n Paaschdag met de auto naar de bollevelden meenamen, nooit zoo gelukkig geweest zijn." Maar daar kwamen ze binnenstuiven, alle drie. „Moeder, de keizerskroon is vannacht uitge komen, o, kom eens kjjkcn, hoe schitterend die bloeit. En we dachten van den winter nog wel dat hjj met die strenge vorst bevroren zou zjjn „Dood gaat er niets in de natuur", voegde Va der ze toe. „Hoe streng de winter ook is ge weest! De oude kracht keert terug, en soms ko men er nieuwe krachten nog bij. Is 't zoo ni$t, Moeder?!" UIT HET H.B.C.-KAMP. H.B.C. I eindigde Zondag het 3eizoen met een ontmoeting tegen D.O.N.K., en al was dit nu wel de minst hoogstaande wedstrjjd naar wat wjj in de laatste twee maanden te zien kregtn. de puntjes bleven binnen, hoewel pas in de laatste minuten de 3? goal de overwin ning verzekerde, en het 31 voor H.B.C. werd. Zoo eindigde H.B.C. tenslotte nog als no. op het rangljjstje (alleen T.U.B.B. kan de 2d plaats nog Innemen door Lisse te.kloppen, maar dan alleen met een beter doelgemickielde met 6 punten achter D.H.L. In het begin van net jscr 1931 zag het er voor onze jongens donker uit, wat blijkt uit de stand op 1 Januari van de onderste plaatsen H. B. C. II 3 3 5 22—25 D. O. N. K. 12 3 3 6 21—30 9 Lisse 12 2 1 9 16—57 D. E. M, 11 2 1 8 26—37 Maar het nieuwe jaar zette goed in, want op 4 Januari werden de Haarlemsche T. Y. B. B. geklopt m<-t 46, en daarmede van de bovenste plaats gewipt. Die vreugde was maar van korten duur, want op 18 Januari werd H.B.C. zoowaar in eigen „home" door de hekken sluiters D. E. M. geklopt met 2—0. Op 25 Januari bleef tegen Lisse de score dubbel blank en op 1 Febr. nog eens een, al is het dan een onverdiende, nederlaag van 20 in Den Haag tegen Graaf Willem. Zoo is de stand op 8 Febr. nog ongewijzigd, en zweeft H.B.C. nog op de 7e plaats met 12 gespeeld, 4 gew., 3 geljlk, 5 verloren. Op 13 Febr. schreven wjj in ons overzicht: Wil H. B. C. nu eens, compleet uitkomend, haar uiterste krachten inspannen en S. J. C. de beide puntjes afhandig maken, dan rijst zij 2 plaatsen en komt vrijwel geljjk met S. J. C. op de 5e plaats. De dan nog resteerende vjjf wedstrijden speelt H. B. C. thuis. En al wordt H. B. C. dan geen kampioen, een 3e plaats is toch ook een eer". En aan dezen wensch ia gevolg gegeven. In Noordwjjk begon de victorie, en achtereer. volgens kreeg iedere bezoeker een nederlaag. Zelfs D. H. L. moest het ontgelden, met als gevolg, dat de resteerende 6 wedstrijden 12 punten opleverden, en men nu weer spreekt van „het stoere H.B.C., dat alleen de fout heeft begaan om wat te laat ln de running te gaan om den eeretltel te veroveren". Maar uitstel is geen afstel. Het vorige jaar .s het kampioenschap niet behaald, gestruikeld over een gemakkeljjken club; nu is er te laat oegonnen, maar nu heb ik hooren vertellen, dat «ij het volgend jaar niet zullen struikelen, 'f te laat beginnen. Oplossingen, bjjdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Oed. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM Nr. 295. Dr. L. N. de Jong (Ruinen.) 3td i X ik Mat in vier zetten. Stand der stukken: Wit: Kf8. De4, Ta4, LaT. Pil, Ph3, a6, b2. c4, d5, f6. Zwart: Kcö, Tgl, Th2. Pb6, b3, d3, d6, eö. f4, g6. h5. PARTIJ Nr. 127. Gespeeld in de match Oostenrijk—Joegoslavit. 1928. Wit: Zwart: Dr. M. Vldmat A. Becke r (Laibach). (Weeneni. WEST-INDISCH. 1. d2d4 PgS—f6 2. Pgl—f3 b7b6 3. g2—g3 Lc8—b7 4. Lfl—g2 c7c5 5. 0—0 c5Xd4 6. Pf3Xd4 Lb7Xg2 7. KglXg2 g7—g6 In de 3e matchpartij CapablancaAljechin. bleek 7d5 zwak te zijn geweest. 8. c2c4 Lf8g7 9. Pblc3 Dd8c8 10. b2—b3 O-O 11. e2e4 Pb8c6 12. Lel—b2 d7—d6 In de party Vidmai- Tartakower, (touino.u te Londen 1927), geschiedde Db7: 13. f3, Ta .S enz. 13. Pd4Xc6 Dc8Xc6 14. Pc3—dö Pf6Xd5 15. elXdö Dc6b7 16. Lb2 X g? KgSXg7 17. Kg2-gl Ta8cS 18. Tflel b6bS 19. Ddl—d4v Kg7—gS 20. Tel—e4 b5Xc4 21. b3X04 Tc8c7 22. Tal—el Tf8c8 23. Dd4—d2 Tc7Xc4 24. Te4Xe7 Tc4—c7 25. Te7—e8t Tc8Xe8 26. Tel XeS Kg8—g7 27. Dd2—d4v f7—f6 28. Te8e6 Tc7—f7 29. g3—g4 Db7c7 30. h2h4 *n7—h6 31. Kglg2 Dc7c2 32. Te6Xd6 Dc2xa2 33. g4g5 b6Xg5 34. h4Xg5 Da2e2 35. Td6Xf6 Tf7xf« 36. Dd4 X f6 f Ktr7—h7 37. Df 6f7 v Kh7—hS 38. DfT—f8v Kh8h7 39. Df8—h6j- Opgegeven OPLOSSING PROBLEEM Nr. 291. (P. Mars. Santpoort.) Stand der stukken: Wit: Kg5. Db6, Tb7. La3. Lfl, Pd3, c*2. Cf. f4. g6. Zwart: Ke6, De3. Tc6. Td6. Pal Pgl, c3. d2, f2. f3, g". 1. Db6—<i4, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. W. v. Dort, te Haarlem. (Ook nog van Probleem Nr. 290.1 CORRESPONDENTIE. Bloemvndaal. S. C. v. E. 1. Db6—b5 faalt na 1De3—c5t bestuur wel voor zorgen. Maar dan zorgt het elftal natuurljjk voor een „feestgeschenk". En dat kan, maar dan in training. Nu niet meer afwachten, wat het volgend Jaar zal opleveren. En dan, als H.B.C. met den wil is bezield om in het jubeljaar 1932 den eeretltel te veroveren, zijn wjj er stellig van overtuigd, dat dit ook kan gebeuren. F. H.F.C. „HEEMSTEDE". Heemstede I speelde zjjn laatsten thuiswed strijd voor de competitie en wist het ongeslagen thuiswedstrijdenrecord te handhaven; met 62 kon D.W.O. huistoe gaan. Als excuus mag zeker gelden, dat maar met 9 man de strjjd worden aangebonden. Met dat al was het voor rust een aanlig partijtje, met den keeper der bezoekers als uitblinker. Na rust werd minde: goed gespeeld en paste D.W.O. met succes den buitenspelval toe. Hiermede is de 2e plaats bereikt, mits de laatste uitwedstrijd gewonnen wordt. Het tweede speelde zjjn laatsten competitie wedstrijd uit tegen E.B.S. en verloor onver diend met 21. Een 21 overwinning of min stens een geljjk spel haJ de verhouding beter weergegeven. Met dat al is toch nog de vierde plaats bereikt, wat, gezien het slechte begin der competitie, nog eervol 1». 2e Paaschdag speelt bet eerste elftal haar laatsten competitiewedstrijd tegen D.O.A. I] uit. Er zal nog aangepakt moeten worden, wil er een gunstig resultaat gehaald worden De beste weg om een rreem-v (zal spoedig .te leeren is met een vrouw uit cltG land te In 1932 bestaat H.B.C. 30 jaar. Dit wordt trouwen; op deze wijze verrljl*.' i i zijn wrvjr- natmirljjk een jaar van „feesten". Daar sal het denscha» het snelst! liA-i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5