Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
Voor de Vrouw.
1P1PPI''PiCRP: W11
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 10 April 1931. Tweede Blad.
No. 14.
LOSSE BLAAuiES.
Verkiezingsvoorspel.
Brokjes Levenswijsheid.
Jas en hoed.
Dieren als geschenken.
SCHAAKRUBRIEK.
Zijn laatste liefde.
[ngezondfn"«tTTkken»
VARIA.
Over weinig weken gaan
De verkiezingen beginnen,
Overal zet men zich schrap
Om reclame te verzinnen.
De biljetten zijn gedrukt
En men kan dus aan het plakken
Reeds staat weer een leger klaar
Kalk en stijfselmaniakken,
Die als ieder rustig slaapt
Zachtjes klimmen op hun ladder,
En de hcele stad voorzien
Van geklodder en gekladdcr.
's Morgens is je muur versierd
Met een tekst of met een plaatje
Van een aanbevelenswaard
Raad- of Statencandidaatje.
Die je vast niet stemmen zult,
Want het kost weer heel wat uren
Om dit kleverig gedoe
Van je muren af te schuren.
Daarmee zijn ze nog niet klaar;
Ook 't trottoir moet het ontgelden
Om den naam des candidaats
Dik met witkalk te vermelden.
't Stedelijk schoon wordt niet verhoogd
Door het werk van deze lieden,
En men gaat zoo hier en daar
't Kalk en plakbedrijf verbieden.
Wie dan in het nachtelijk uur
Voor wat straatlectuur wil zorgen
Wordt subiet gearresteerd
En heel veilig opgeborgen.
Dus wie lustig kladderen wil
Heeft daarvoor geen kans meer buiten;
Binnenshuis slechts mag hij 't doen
Op zijn eigen vloer cn ruiten!
(Nadruk verboden)
De Engelsche humor weet de dingen zoo
aardig te zeggen. Zoo las ik onlangs, hoe een
redenaar in een toespraak verklaard heeft; Wij
nemen onzen hoed af voor het verleden en trek
ken onze jas uit voor de toekomst.
Jas en hoed, deze twee kleeaingstukken
kenmerken hier ieder een levenshouding. Het is
volstrekt niet betzelfde, of men zich van den
eerste dan wel van de laatste ont.loet.
Waarom nemen wij den hoed af? Uit louter
beleefdheid. Het afnemen van den hoed brengt
geen praktische consequenties mee. Het heet,
dat dit gebruik ontleend is aan de oudheid,
waarin de slaaf met geschoren haar moest
loopen gelijk thans nog in de studentenmaat
schappij de nieuw aangekomen groen. Door zijn
hoofd te ontblooten, toonde de slaaf dus zijn
dienstbaarheid.
Wie den hoed afneemt, wil uw dienaar zijn!
Hij biedt zijn hulp aan. hij wil de minste wezen,
ge kunt over hem beschikken.
Maar hoe weinig menschen zouden inderdaad
de slaaf willen zijn van dengene, voor wie ze
beleefd het hoofd ontblooten! Als zoo iemand
hen aan hun woord hield en hun het een of
andere nederige karwei opdroeg, zouden ze dit
gedrag niet begrijpen en. wanneer men hen op
hun betuiging van dienstbaarheid wees. zouden
ze verbaasd staan en zeggen: Maar zóó is het
toch niet gemeend; u weet evengoed als ik, dat
mijn groet slechts een beleefdheidsvorm is!
Men neemt dus den hoed uit beleefdheid af.
Men denkt er verder niet bij. Degene, voor wien
men hem afneemt, kan ons vaak bittev weinig
schelen. Zelfs wanneer men bij een plechtige ge
legenheid als b(jv. een begrafenis zijn hoofd ont
bloot, blijft men er vaak innerlijk koud bij. Het
is een vorm, meer niet.
Wie een woning betreedt, neemt zijn hoed af.
De bewoners zouden raar opkijken, wanneer de
bezoeker den hoed ophield. Maar nog grooter
zou hun ontsteltenis zijn, wanneer een bezoeker
begon met zijn jas uit te trekken. Ik bedoel» hier
geen overjas, want hiervan ontdoet men zich
binnenshuis begrijpelijkerwijze, maar het gewone
colbertje.
Wanneer de bezoeker eensklaps in zijn hemds
mouwen zou staan, zou de eerste gedachte van
de bewoners zijn: Wat gaat hij doen?!
Want wie in zijn hemdsmouwen gaat staan,
gaat iets doen. In tegenstelling met het afnemen
van den hoed heeft het uittrekken van de jas
praktische consequenties. Wie zich van zijn
kleeren ontdoet, is voornemens aan den arbeid
te gaan. Hij trekt zijn jas uit, om des te harder
te kunnen werken.
De hoed: symbool van eerbiedige onthouding;
de jas: zinnebeeld van een werkzaamheid, welke
zich zelfs door gevoelens van hoffelijkheid niet
Iaat terughouden. Het staat niet gekleed, in een
salon in zijn hemdsmouwen te loopen. Maar
nood breekt de wetten, ook der beleefdheid en
zoo zal iemand, die in een salon een noodzakelijk
karwei heeft te verrichten, zich niet aan de
regelen der welvoeglijkheid storen en kalm zijn
gang gaan, wanneer de jas hem bij zijn arbeid
zou hinderen.
En nu de uitspraak van den Engelschen hu
morist. Wij nemén onzen hoed af voor het ver
leden en trekken onze jas uit voor de toekomst.
Openbaart deze zegswijze niet een aanbevelens
waardige levenshouding
Eerbied voor het verleden past den welopge-
voeden mensch. Maar praktisch doet dit ver
leden hem even weinig als de voorbijganger,
voor wien hij zijn hoofd ontbloot. Zij.'l betuiging
van slavernij is niet oprecht gemeend. Het is
slechts een beleefdheidsvorm.
Als het verleden ons aan ons woord wilde
houden en tot ons zetde gelijk die voorbijganger:
Toon nu metterdaad, dat ge uw gaven en krach
ten als een slaaf geheel in mijn dienst stelt, dan
zouden wij raar staan kijken. Menschen, die
steeds hun mond vol hebben met betuigingen
van bewondering, verteedering en .iefde voor het
verleden, spelen te goeder trouw een beetje ko
medie. Men kan niet de slaaf van 't verleden
zijn, omdat het verleden immers niet meer be
slaat.
Jegens het verleden is slechts de beleefdheids
vorm mogelijk, na welken men overgaat tot de
orde van den dag. Zooals men na 't lichten van
den hoed bij de groeve weer tot zijn arbeid
terugkeert.
Maar tegenover de toekomst komt men er niet
af met een beleefdheidsbetuiging. Aan de toe
komst moet worden gewerkt. Hier moet de jas
er bij uit! De toekomst nadert ons als een brok
ruw materiaal, dat wacht op den greep onzer
handen, die het moeten pletten, boetseeren of
snijden tot een bruikbaar en sierlijk voorwerp,
Hoevelen volstaan tegenover Jc toekomst met
plannen en praatjes! Met hoffelijken zwier
nemen zij den hoed af, en laten het ruwe mate
riaal, zonder dat ze hun hand omdraaien, pas-
seeren. Laat het woord van den Engelschman
hun levensspreuk worden.
H. C. CANNEGIETER
KUREN 'VAN HONDJES EN EGELS.
Een levend dier is soms een buitengewoon
aardig geschenk, maar toch moet men er voor
zichtig mee zijn, want men weet nooit van te
voren. hoe hét geval zich zal ontwikkelen. Zoo
heb ik eens van een neef een jong hondje
cadeau gekregen, waar ik heel blij mee was,
want ik heb altijd van dieren gehouden. Mijn
neef had bovendien verteld, dat het hondje zin
delijk en bijzonder waakzaam was. Helaas
bleek Hij het beestje niet te kennen.
De kleine oomediant.
Het had heelemaal niet de loffelijke eigen
schap, die men zindelijkheid noemt. Het was
wél slim genoeg, om zijn ongerechtigheden in
verborgen noekjes te deponeeren en als bet
daarvoóV beknord werd, kwispelde het vroolijk
met zijn staartje en deed alsof het niets njet
ae zaak te maken had. Slaag kon ik hem niet
geven, want hij zag zulke snoode plannen direct
aan mijn gezicht en ging dan op zijn rug liggen
met uitgestrekte pooten. Als ik hem dan bij
zijn nekvel pakte, kromde hij zijn lijf en spar
telde zoo, dat ik hem gauw weer moest los
laten. Dan ging hij spelen met de zweep, waar
ik hem mee had willen slaan en vroeg met een
smeekenden blik in zijn donkere hondenoogen
om vergeving.
Waakzaamheid
Ik heb neg nooit een hond gezien met zulke
sprekende oogen die zoo goed kon tooneelspelen.
Het ergste was het nog gesteld met zijn hoog
geroemde waakzaamheid. Bij het minste geluid,
dat hem niet bevie!, begon hij te blaffen en als
er gebeld werd of als de telefoon ging, was het
niet meer te harden. Wij kregen bovendien
moeilijkheden, doordat hij zoo vijandig was te
gen vreemden. Hij gromde venijnig tegen onze
goede kennissen, d't geregeld bij ons aan huis
kwamen. Op zekeren dag, beet hij zelfs de
postbode in het been; toen heb ik hem wegge
geven aan mijn broer die buiten woont.
Ik kryg een egel,
Een goede kennis die wist dat ik eiken zomer
bij dien broer ga logeeren, schreef mij eens een
brief of zijn egel in de zomervacantie met mij
mee naar buiten mocht. Hij ging naar het bui
tenland en had niemand om voor het dier te
zorgen. Het onaangename van de zaak was,
dat hij mij den ege! dadelijk liet brengen ook,
hoewel ik pas een week later naar mijn broer
zou gaan. Ik moest het dier dus al dien tijd
thuis in de stad verzorgen. Gelukkig koe ik nog
juist mijn vriend telefonisoh bereiken om hem
te vragen, wat het diertje te eten moest heb
ben. Het bleek dat de egel regenwormen naakte
slakken en hazelwormen als bijzondere lekker
nijen beschouwde, maar dat hij overigens ook
.vruchten en allerlei insecten at, b.v. kakkerlak
ken, Verder vertelde mijn vriend, dat ik weinig
last van hem zou hebben, omdat hij veel sliep,
en dat het een aardig beestje was, want als
men ..Pummeltje" riep, kwam hij uit zijn schuil
hoek te voorschijn en liet zich op zijn buikje
krauwen.
Pummeltje is zoek.
Nu, naakte slakken en hazelwormen kon ik
hem alvast niet geven. Wel had de meid ge
klaagd over het groote aantal kakkerlakken
in de keuken. Ik keek rond naar den egel, maar
hn was verdwenen. Toen ik ging teicfoneeren,
zat hij neg op het karpet en nu was hij weg.
De heele familie riep ..Pummeltje!" en kroop
ever den grond; wij zochten op de onmogelijk
ste plaatsen en eindelijk vond ik hem in mijn
'studeerkamer. Hij zat er tusschen een paar in
varkensleer gebonden boeken en had het zich
gemakkelijk gemaakt. Zijn borstels waren vol
komen glad en hij keek mij met zijh lichte
oogjes in het bruingeel behaarde snuitje heel
vriendelijk aan.
'n Zonderlinge liefhebberij.
Later bemerkten wij, dat mijn vriend hem
op een merkwaardige manier tam gemaakt
had. Als hij aan zijn schrijftafel zat, moest het
egeltje daar ook r.ittten tusschen de boeken;
liet bleek, dat hij altijd in varkensleer gebonden
Bedrukte crêpe de chine namiddag japon.
Het rechter blouse deel staat schuin over het
linker, met een geschulpte kraag. Een oploo-
pende volant loopt tot aan dc taille. Aangesloten
heupstuk en klokrok. Apart manteltje.
aan te kijken als iemand die het in Keulen
hoort donderen."
..Pardon, zei ik een beetje gechoqueerd, geen
hatelijke insinuaties alsjeblieft. Eerst vertel je
mij een dolzinnig sprookje, dat kop noch staart
heeft en daarna doe je mij nog verwijten dat
ik er geen snars van heb begrepen, beste kerel,
ik wil er niets meer van begrijpen, basta!
Deie woorden brachten mijn vriend tot an
dere gedachten want hij liet er verontschuldi
gend op volgen:
„Nu ja, zoo bedoel ik het natuurlijk niet. Ik
ben vat overspannen door die nare geschiede
nis.... Ach laat ik er maar over zwijgen. Wat
doe ik jou daar mee lastig te vallen."
,Ga nou eens rustig zitten, zei ik, hem broe
derlijk in mijn leunstoel duwend, en steek een
sigaret op. Pak aan. Zoo en nu nog een vlam
metje. Voila en vertél mij nu eens wat je op
het hart hebt."
Dick aarzelde nog even en stak toen van wal.
„Je weet dat ik van plan was om gisteren
avond naar het openluchtconcert* te gaan?"
Ik knikte.
„Nu ik deed aldus en ik heb genoten van de
schitterende vertolking van de Sonate Pathe-
tlque van Beethoven, die meesterlijk door Bern
stein is gespeeld. Een aparte bekoring was het
dat het concert in den tuin plaats had.
Ik had mij een stil plaatsje aan den water
kant veroverd en de heerlijke klanken waren In
volkomen harmonie met het schouwspel van de
ondergaande zon die bloedrood en breed vlam
mend in het roerlooze water verzonk. Het ge
heel wat als een sprookje uit Duizend-cn-cen
Nacht en toen de muziek was verstild en ap
plaus van uit alle hoeken aanzwelde, zat ik
nog mediteerend bij het water. Je kent mijn
natuur en je behoeft je dus daarover niet te
verbazen. Een gefluister in mijn nabijheid deed
mij eigenlijk weer tot de realiteit terugkeeren cn
toen ik onderdrukt hoorde gichelen wist ik al
hoe laat het was. Enfin ik kan de zon in het
water zien schijnen en juist was ik van plan om
voor de geliefden het veld te ruimen, toen een-
ik-weet-niet-wat-voor duiveltje mij influisterde
om heel even te zien, wie daar aan Amor of
ferden. Ik sloop achter naar het struikgewas,
schoof de takken op zij en stond ongelogen
als door den bliksem getroffen Niemand
anders dan Jopie stond daar arm In arm met
een totaal vreemden kerel, die haar een uitge
zochte serie van liefkoozende woordjes toefluis
terde. En mij had zij verteld dat zij 'dien avond
was verhinderd
„En toen?"
„En toen? Verder is er niets gebeurd. Toen ik
weer zoo half en half tot bezinning was geko
men, was wel mijn eerste opwelling om toe te
springen en dien kerel tot moes te timmeren
maar bij nader inzien vond ik het toch maar
raadzamer om er stilletjes tusschen uit te knij
pen. Wat zou een rammeling gebaat hebben?
Traantjes van berouw van het lieve meisje, een
scène, nee merci. Nu is alles uit. Frits, dit is
mijn laatste liefde geweest."
Ik trok mijn wenkbrauwen samen en dacht
diep over dit mysterie na. eHt was een zonder
linge geschiedenis. Ik had Jopie en Dick nimmer
anders gekend dan het meest verliefde paartje
op aarde en nu zoo'n dwaze ontknooping.
„Maar bestaat er geen mogelijkheid, dat je je
vergist hebt. alhoewel
„Zeg geloof jij dat ik mijn eigen meisje niet
ken?"
„Ja, dat is wel zoo, maar ik vind het zoo zon
derling dat je haar nu juist daar hebt ontmoet,
terwijl ze toch wist dat je daar ook was."
Dick knikte somber.
„Ja, ja waar de vrouwen al niet toe in staat
zijn
„Heb je al geschreven?"
Dick schudde het hoofd.
„Schrijven vind ik onzin. Wij zouden elkaar
vanavond ontmoeten en dan zal ik het haar
zeggen. Maar nu heb ik een zonderlinge wensch.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den
Scbaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
EINDSPELSTUDIE No. 85.
J. Möller, Kopenhagen.
boeken uitzocht en weer een paar dagen later^ W daar *>0 za^ z*-tn'
door G. Th. Rotman.
Nadruk verboden.
33. „Vrouw, 'k heb wat voor je meegebracht:
Roept Pimpelmans, die vroolijk lacht;
„Je weet, je zit zoo'n langen tijd
Nu al te tobben zonder meid!
Welnu hier heb j' er een, ziedaar!
Wil je ze hebben - zeg het maar!"
34. „Natuurlijk! Kind, wasch gauw de kopjes!
Mensch, mensch, wat ben ik in mijn.- nopjes!"
Zoo roept Mevrouw. Ze straalt van vreugd;
Ook Pimpelmans is zeer verheugd;
Zoo heeft dus al de narigheid
Tenslotte tot iets goeds geleid!
bemerkten wij, dat hij aan de hoekjes ervan
knabbelde. Van die liefhebberij heb ik in geen
enkel handboek over Erinaceae iets gelezen.
Toen we het eenmaal wisten, maakte de meid
een platte kist met een laag' bladeren en mos
voor hem klaar en gewoonlijk bleef hij daar
zoet in liggen. Zij was erg op hem gesteld,
want hij had haar keuken in twee dagen van
kakkerlakken gereinigd en die deugd kon door
niets afbreuk worden gedaan. De scherpe lucht
vah zijn speeksel nam zij graag op den koop
toe, evenals het nachtelijk lawaai.
Nachtelijke tochten!
s Nachts ging hij n.l. op jacht en dan schar
relde hij overal rond. Ik was dan ook heel blij,
toen ik hem in een mand kon zetten om hem
mee naar buiten te nemen. In den trein kroop
hij er nog eenmaal uit, waar een oude dame
vreeseiijk van schrok, maar verder ging alles
van een leien dakje. Buiten was hij in zijn ele
ment en hebben wij nog veel plezier van hem
gehad, want hij kwam altijd, als hij geroepen
werd. Hij speelde ook met de honden, hoewel die
een beetje bang waren voor zijn stekels. De lo
geerpartij van den egel is dus nog betrekkelijk
goed afgeloopen, maar toch zou ik niemand
aanraden, zijn vrienden met een dergelijk ge
schenk te .verblijden".
(Nadruk verboden.)
„Denk je nu heusch Dick, dat ik mij dit laat
welgevallen? Het is uit, zeg ik jc uit, fini, voor
altijd. Ach vrouwen, bah, om van te walgen, een
hond is je trouwer dan een vrouw en welke
Grieksche wijsgeer heeft de vrouwen eens met
de varkens vergeleken? Nee nee, doe maar
geen pogingen meer om mij tot andere ge
dachten te brengen. Het is afgeloopen voor al
tend, geen vrouw kom ik meer onder de oogen.
Ik ga hier vandaan, ver weg. Waarheen dat
kan mij niet schelen, wanneer ik maar eenmaal
verlost ben van jullie scbijn-beschaving. De
vrouwen luisteren naar dc Sonate Pathetique
van Beethoven en het volgend oogenblik verra
den ze je heiligste gevoelens. En dat het nu
juist Jopie moest zijn, het meisje dat ik verhe
ven dacht boven andere meisjes, het meisje
dat ik heb aanbeden als een Hindoe zijn
Boedha, ach waar praat ik nog over...
„Maar beste kerel, viel ik mijn vriend Dick
Huizinga, die ais een dolleman bij mij binnen
was gestormd, stom-verbaasd in de rede, wat
bazel je toch allemaal? Ik kan uit je verhaal
even veel wijs worden als een koe uit een
Spaansche thema",
„Wat ben je toch een achterlijk creatuurtje,
zei mijn vriend vriendelijk. Ik vertel je van A
tot Z wat er gebeurd is en nu sta je mij nog
Ik protesteerde uit alle inaeht, doch het baat
te mij niet en ten slotte stemde ik er in toe.
„Maar waarom toch?" vroeg ik tenslotte.
„Omdat ik niet geheel cn al zeker van mijzelf
ben", klonk het somber.
De ontmoeting met Jopie was, gelijk vanzelf
sprekend, niet bepaald enthousiast. Toen Dick
haar in plaats van een flinke pakkert een heel
slap handje gaf. keek zij hem verbaasd aan en
vroeg:
„Wat is er Dick?"
„Dat zul je zelf waarschijnlijk beter weten
dan ik Jopie. Laten wij er niet veel woorden
over vuil maken, je begrijpt nu waarschijnlijk
wel wat ik bedoel Jopie."
„Maar m'n beste jongen, zei Jopie, al beloof
je mü op hetzelfde oogenblik een paradijs op
aarde, ik weet niet waarover je het hebt."
„H'm. dus jij weet niet meer wat er gister
avond in de tuin van DUigentia is voorgevallen,
jij kon niet aanwezig zijn, maar... ach wat praat
k nog langer. Jopie het is uit tusschen ons
Een moment keek zij heel verbaasd, toen
choot zij plotseling in een onbedaarlijken lach,
die Dick* en mij heel erg verbaasde. Dit had ik
toch nimmer van Jopie gedacht.
..Ha. ha, lachte Jopie, dat is kostelijk, nu be
grijp ik alles. Je hebt gisteravond kennis ge
maakt met. mijn tweelingzuster, die van de
kostschool is thuisgekomen, maar gek dat zij
mij daar niets van gezegd heeft......
(Nadruk verboden).
ALBERT VAN RIJN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
«Vit aan zet wint.
Stand der stukken:
Wit: Kh2, Td5, b2, c5, g2, h3.
Zwart: Ka4, Tb4, a5. b3, b5, h6.
PROBLEEM No. 296.
P., L'h e r m e t, Schönebeck a. Elbe.
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Khl, Da2. Tf5, Tg2, Le8.
Zwart: Kh6, Df7, Lg8.
292.
OPLOSSING PROBLEEM No.
(Dr. E. Palkoska).
Stand der stukken:
Wit: Kd2, Tg6, Lg7, Ph7, f3, g'2, h5.
Zwart; Kf4, La7, Lc8, b6, c7, d6, f5.
1. Ph7—f8,
c7c6; 2. Pf8d7, Lc8Xd7; 3. Kd2—e2, onv.;
4. g2g3 mat.
d6d5; 2. PÏ8e6y, Lc8X e6; 3. Kd2—e2,
onv.; 4. g2g2 mat.
b6bö; 2. Kd2e2, enz. (eveneens na
1c5 of ILb8).
Goede oplossing ontvangen van:
Freddie Brandon te Haarlem, (ook nog van
Probleem no. 291); H. W. v. Dort te Haarlem:
P. Mars, tc Santpoort.
samen f 19.44 +- f 31.38 f 55.80 -f- f 144.66.
totaal f221.28.
Te Haarlem bestaat we! voor het winkel
tarief een stroomprijs van 5 cent, doch hierbij
komt een vergoeding van aansiuitwaarde van
f 12.60 per Hectowattt per jaar.
Bemerkt dient te worden, dat de aansiuit
waarde ad 9.1 Hectowatt voor het door U be
doelde perceel weliswaar is berekend naar de
Haarlemsche percentages, doch naar oude ge
gevens en dus vermoedelijk hooger zal zijn,
waardoor het verschil nog grooter zou worden.
Uw verzoek om een opsomming van de resul
taten in de laatste jaren door onze vereeni-
gingen voor de winkeliers bereikt, ach, geachte
Heer Rotteveel, al hadden wij vanaf het oogen
blik, dat U als onze voorzitter meende te moe
ten bedanken, niets anders bereikt dan het
verlagen der lichttarieven, waardoor U per jaar
evenveel bespaatt als wat in 15 jaar aan con
tributie der Winkeliersvereeniging zou betalen,
dan hadden wij alleen daarmede al ten volle
ons bestaansrecht aangetoond.
Doch daar wij het hier niet de plaats achten
hierover te discuseeren. zullen wij hier verdei
niet op antwoorden. Wij zijn echter ten allen
tijde bereid den heer Rotteveel op een vergade
ring als gast te ontvangen. Mogelijk kunnen
wij dan gezamenlijk werken tot verbetering
der toestanden, zonder dat wij naar buiten den
indruk wekken, dat Heemstede als woonplaats
gemeden moet worden om de hooge indirecte
belastingen (lichttarieven). welke indruk zeker
niet ten goede zou komen aan onzen winkel
stand.
Met dank voor plaatsing teekenen wij,
Hoogachtend,
Besturen Wihkeliersvereenigingen.
Mijnheer de Redacteur,
Mogen wij nogmaals een bescheiden plaatsje
in Uw blad vragen inzake dc lichttarieven te
ï-lcemstede?
Door den heer Rotteveel is bij zijn becijfering
Lusschen de lichttarieven van Haarlem en
Heemstede een zeer voorname factor over het
hoofd gezien, n.m. dc veigoeding v. n aansluü-
waarde, welke te Haarlem boven dc.i stroom- j
prijs van 5 cent per K.W. en den ga rijs van
6 cent per M:;. betaald moet worden.
Voor het door hem bedoelde wink erceel
betaalt hij bij een verbruik van 52' h. gas
en 1116 K.W. stroom per jaar. te li mstedc
f 199.90 en te Haarlem niet f 87.18, zcoals de
heer Rotteveel beweert, maar f 221.28, naar de
volgende betekening:
Heemstede: gas f52.30, stroom vastrecht f36
en verbruik f 111.00, samen f 199.90.
Haarlem: Gas, vastrecht, 12 x f 1.62 en ver-
uifc 523 6 cent en stroom 1116 X 5 cent
g< ing aansiuitwaarde 9.1 x f 12.60.
Wegens plaatsgebrek is bovenstaand Inge
zonden Stuk twee weken bljjven liggen.
Red. E. H. C.
TROOST.
Ik geloof, dat je zuster gelukkiger zou zijn
geweest, als zij een man had- gehuwd met min-
C-:geld!
Trost je maar: dat duurt niet Jang meer.
HET VERGRIJP.
Vc keersagentU hebt te hard gereden, ik
oef u bekeuren! Hoe is uw naam?....
Bestuurder: Chrysotomus Pitschezansw ol-
loetsky!
Agent: (z'n opschrijfboekje opbergend): ..en
dat ik het nooit meer van u zie. U kun verder
gaan!
„J-l
niet
„O
ratie!"
je ditnl al heel lang in deze familie,
I-"
nu nheer al bij de derde degene-