s<r
ORNs
HEEMSTEDE'S
Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
i Heemsteedsche dreef 276 tel. 28236 Huize Karolt
GEEFT UW OPDRACHT TOT KOOP VERKOOP HUUR VERHUUR AAN
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 17 April 1931. Tweede Blad.
No. 15.
LOSSE BLAADJES.
De Dusseldorfsche
moordenaar.
Brokjes Levenswijsheid.
Gedachtenlezen.
Geluk.
SCHAAKRUBRIEK.
fUrtfLI
BALANS-OPRUIMING
10 °/o Korting
op aiie Bontsoorten
JC. Schneegans,
Administratie van huizenassurantiën
't Luguber dagboek in de hand
Vertelt hij van zijn droeve jeugd,
Voor hem de oorzaak, waarom hij
In deze maatschappij niet deugt.
Nog na-genietend zit hij daar
En pluist zijn weilustmoorden uit.
Tot eindelijk de president
Den stroom perverse woorden stuit,
't Publiek zit stil en is geboeid;
Het griezelt bij het „eng" verhaal
En speelt de rol van figurant
In 't gruwel-grandguiquol-schandaal.
Men staart hem aan als wonderdier
En vindt het heusch wel int'ressant
Om veilig nu te kijken, naar
Den grootsten moordenaar van het land,
Die onbewogen voortvertelt,
Soms in zijn memorandum kjjkt.
En uit wiens woorden scherp en klaar
Geen spoor van zinsverbjjst'ring blijkt!
Hij noemt zich erfelijk belast;
Iets, dat zijn schuld niet 'buitensluit
Men wacht op 't vonnis, dat hier past
Dan valt het scherm het stuk is uit!
(Nadruk verboden)
Af en toe verschijnen ook in ons land men-
schen, die begaafd zijn met buitengewone ver
mogens en die in openbare bijeenkomsten de be
zoekers door hun proeven verstomd doen staan.
Wie zrulk een bijeenkomst heeft bijgewoond en
zich verdiept in het bestaan van zoo'n bizonder
begaafd mensch, komt tot het besluit, dat deze
niet in alle opzichten is te benijden. Inzonder
heid het leven van den gedachtenlezer moet rijk
aan ontgoocheling zijn.
Wanneer een van ons voor een oogenblik over
ten dergelijk vermogen als het zijne beschikte,
zouden wij stellig van streek raken over den
volslagen nieuwen aanblik, welke onze omgeving
ons bood. Hoe geheel anders zouden de gedach
ten van onze vrienden, buren en huisgenooten
er uit blijken te zien dan wij uit hun woord en
gedrag afleiden!
Men troost een blinde soms met te zeggen:
het is wel eens een voordeel, niet alles te zien,
en een doove voegt men soms toe: wees blij,
dat je niet alles te hooren krijgt! Zoo mogen wij
ongetwijfeld ons verheugen over onze onmacht
om gedachten te lezen. Wat voor ontstellende
gedachten leven er in onze onmiddellijke nabij
heid, zonder dat wij daarvan het minste ver
moeden hebben! Waanzinnige gedachten, mis
dadige gedachten, gevoelens van weerzin, on
trouw, haat... Het is beter ons daarin maar niet
te verdiepen en dankbaar te zijn, dat het ver
mogen van den gedachtenlezer ons is ontzegd.
Toch benijden wij hem soms ook weer. Want de
gebrekkige voorstelling, welke wij ons omtrent
andermans gedachten vormen, belemmert ons in
den omgang. Te dikwijls hebben wij ons, afgaan
de op toch ze$r duidelijk schijnende gegevens,
vergist. Het tekort aan menschenkennis belast
ons met een gevoel van onzekerheid, maakt ons
weifelachtig in ons optreden en houdt ons tegen
in onze plannen. Meermalen stemt het ons
moedeloos, zoo weinig van onze naasten te
weten. Kregel kunnen wij worden bij de zich tel
kens herhalende ontdekking, dat de mensche-
lijke spraak en woordkeus, het gebaar en de
oogopslag, de handdruk en duizenderlei andere
aanwijzingen zeer dubbelzinnige teekenen zijn.
Men kan er het één evengoed als het ander
uit afleiden.
De gedachtenlezer moet in de wereld wel
slagen. Bij alles wat hij onderneemt, kan hij af
gaan op inderdaad bestaande gevoelens. Hij kan
zich aansluiten bij de werkelijke, ondergrond-
sche stemmingen van de menschelijke ziel, welke
haar inhoud zoo dikwijls maskeert onder val-
sche vlag. Hij weet met wie hij te doen heeft,
hjj kan profijt trekken van sympathie en hij
kan antipathie uit den weg gaan. Hjj ont
maskert listige plannen en voorkomt noodlot
Iottige uitbarstingen. Hij heeft het lot in zijn
hand, want hij kent de wereld, wijl de men-
schenziel voor hem bloot ligt.
Maar niet alleen om persoonlijk voordeel is
de kunst van gedachtenlezen een voorrecht. Hoe
belangwekkend is de doorzichtige menschenziel
eenvoudig als studie-materiaal! Voor den ge
dachtenlezer is de vaak bedrieglijke en in elk
geval uiterst moeizame en tjjdroovende omhaal
van het verklaren der teekens onnoodig. Hjj
leest den tekst rechtstreeks, in het oorspronke
lijk en behoeft niet met behulp van een zeer on
toereikend woordenboek- te vertalen.
Wat gaat er om in de menschenziel? Het
heeft mij bemoedigd, dat de gedachtenlezer, dien
ik ontmoet heb, een optimistisch man is geble
ven. Men kan uit alles bemerken, dat zijn men
schenkennis hem met meer genegenheid en ver
trouwen tegenover de menschheid doet staan.
Blijkbaar leeft in het menschelijk gemoed niet
louter waanzin en misdaad, maar ook de vele
nobele aandriften, welke wij uit valsche schaam
te voor de wereld verbergen, ontdekt deze goud
zoeker in de donkere mijn van het menschen-
hart. Schatten liggen er in dit betooverd kasteel,
dat de gewone sterveling niet opmerkt, maar
waartoe zijn wichelroede hem den weg heeft ge
wezen.
Den mensch te kennen gelijk hij is, moet wel
een voorrecht wezen. En omgekeerd: verlangen
wij ook niet gekend te worden, gelijk wij zijn?
De stroom van belangstelling, welke zich op den
gedachtenlezer te richten pleegt, bewijst, hoezeer
het een algemeen-menschelrjke behoefte is, te
worden doorzien.
Het is waar, dat wij ons maskeren voor de
maatschappij, die ons ongemaskerd niet zou ver
dragen. Maar de algemeene vermomming, waar
toe de conventie ons dwingt en de plicht tot
zelfbehoud ons noodzaakt, kan ons toch der
mate drukken, dat het ons een verademing
wordt te ervaren, dat er dan toch enkele bizon
der begaafden bestaan, tegenover wie wij eer
lijk kunnen wezen, wijl zij ons duidelijker door
zien dan zelfs wij zélf dit vermogen.
H. C. CANNEGIETER
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Onde Gracht 88. Haarlem.
PROBLEEM No. 397.
F. Sackmann (1S88 19271
door G. Th. Kotman.
II.
Nadruk verboden.
35. Heer Pimpelmans was sinds een week
Door 't harde werken wat van streek
Hoeveel hij daag'lijks ook mocht slikken.
Geen drankje kon den man verkwikken.
En eind'Hjk riep hij: „Wel, verbruid!
Ik ga er eens een weekje uit!"
36. Den and'ren dag ging Pünpelmans
Per trein op reis naar Nieuweschans;
Hij had daar nog een verre neef,
Aan wien hij dikwijls brieven schreef j
Zijn plaatsbewijs verborg hij goed
In :t binnenrandje van zijn hoed.
37. 't Was net op tijd! De conducteur
sluit met een luiden knal de deur;
Maar nu komt Leiden weer in last:
Heer Pimpelmans zijn jas zit vast!
En doordat hij wil verder gaan,
Gaat heel zijn jasje naar dè maan!
38. En daarbij wordt hij in zijn nood
Bespot nog door zijn reisgenoot!
Dat kan 'de stakker niet verduren!
Hij gaat door 't raampje liggen turen,
Maar raakt daarbij meteen, o spijt!
Zijn hoeden ook zijn kaartje kwijt!
door
M. SOSTSCHENKO.
(den bekenden Russischen auteur).
I
Somtijds heeft men het verlangen om ieder
vreemd mensch tegemoet te treden en hem te
vragen: „Hoe gaat het U, mijn waarde? Ben je
met het Leven tevreden? Ben je gelukkig? Ver
tel mij eens iets daarover!" Sinds ik van een
maagcatarrh ben genezen, heb ik deze vraag
reeds aan vele menschen gesteld.
Sommigen weren mij met een schertsend woord
af. Ik leef en eet mijn brood. Anderen beginnen
te pochen: Ik leef heerlijk, vadertje; ik zou
geen beter leven weoschen en ik ben met mijn
gezinsleven voikomen tevreden. En slechts één
heeft deze vraag ernstig en uitvoerig beant
woordda, was mijn goede vriend Iwan Fo-
misch Festow. van beroep glazenmaker! Een
heel eenvoudig mensch. Met een klein baardje.
Geluk, vroeg hU mij, zéker heb ik geluk
gehad!
En was het een groot geluk? vroeg ik.
Of het groot was, of klein dat laat zich
moeilijk zeggen, doch het is in mijn herinnering
gebleven.
Iwan Fomitsch rookte nadenkend twee ciga-
retten, pauseerde even en begon toen te ver
tellen
- Je moet mij naar 20 ja, misschien ook
wel 25 jaar terug vergezellen, waarde vriend!
Ik was toen nog jong en vroolijk, droeg een
knappe snor en schepte behagen in mijzelf. En
altijd van minuut tot minuut wachtte ik
er op, dat mij een geluk te beurt zou vallen,
doch de jaren gingen voorbij, zonder dat er iets
dergelijks gebeurde. Ik werd nauwelijks gewaar,
dat ik in het huwelijk trad het maakte wei
nig indruk op mij, dat ik onder den bruilofts
maaltijd met de bloedverwanten van mijn vrouw
groote ruzie kreeg, en tenslotte, dat mijn vrouw
mij een kind schonk. En dat de vrouw, toen het
haar tijd werd, stierf. En dat het kind ook
stierf. Het zal je vreemd vallen te hooren, dat
dit alles, dat bij sommige - .enschen stroomen
van emoties van allerlei aard opwekt, als een
droom aan mij voorbij ging, terwijl ik wachtte
op het ..groote geluk". Alles ging effen en rus
tig voorbij. Er was geen bijzonder geluk of onge
luk in alles.
Eéns echter, op 29 November, trad ik
s avonds na gedane arbeid een café binnen en
liet mij thee brengen. Ik ga zitten, drink en
denk: Zoo gaan de jaren, het een na het ande
re, voorbij en men bemerkt niets van het
Groote Geluk. En nauwelijks heb ik dat ge
dacht, of ik hoor geschreeuw achter mij. Ik zie
om de waard wringt zich de handen voor
hem staat een so.'daat die aan een tafeltje wil
gaan zitten. De waard duwt hem w-g. Hij wil
niet, dat de soldaat hier plaats neemt.
Neen, schreeuwt hij, voor jullie soldaten is
het niet toegestaan in een café plaats te nemen!
Dan zou ik later voor jou nog straf kunnen be
talen. Ga weg, mijn beste! De soldaat echter is
dronken en wil niet weggaan. „Ik ben niet
slechter dan jij, varkenskop," schreeuwt hij, „ik
wil aan een tafeltje zitten en hier wat drin
ken!" Tenslotte hielpen de gasten mee den
soldaat naar buiten te dringen. Buiten gekomen
pakte deze een groote straatsteen en wierp deze
door de groote spiegelruit van het Café. Toen
zette hij het op een loopen."
„De spiegelruit was drie bij vier en dus een
waardevol stuk. De waard knikte in z'n knieën.
Hij liet zich doodsbleek op een stoel vallen,
schudde het hoofd en was'bang om naar het
venster te kijken. Wat nu, burgers, schreeuw
de hij, „De soldaat heeft mij geruineerd. Van
daag is het Zaterdag', morgen Zondag twee
dagen zonder ruiten, dat vinden de gasten niet
prettig!" Eu de gasten vóndeu het ook niet
prettig. „Het tocht," zeiden zü, „dat gat trekt
vreeselijk en wü zijn hier gekomen om in de
warmte te zitten en nu is daar dat groote gat.
dat alle warmte ops'okt!'
„Plotseling zette ik mijn kom op de tafel, be
dekte de theekan met mlin nuts, om haar
warm te houden en liep op den waard toe."
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kfl, Df2, Tb7, Ld8. Lgt, Pf7. Pgl. e4.
Zwart; Ke6, Da3, Tc5, Tf5, Lf4. Pel. Pd3,
c6, d6, g5.
PARTIJ No. 128,
gespeeld in den winterwedstrijd van het 'sGia-
venhaagsch Schaakgenootschap „Discendo Dis-
cimus". 10 Februari 1931.
Wit: Zwart:
Kud. J. Lvmanir. H. W. v. Ockenburg.
Boedapester-gambiet.
1. 02—d4 Pg8—f6
2. c2—c4! e7—e5
Dn interessant gambiet is in 1917 door Stephan
Abonyi te Boedapest ontdekt en ter eerc van
hem en zijn landgenooten Breyer en Barasz
het Boedapester-gambiet genoemd.
3. d4Xe5!
Het aannemen van het gambiet is het sterkst
Weigering zou voor Wit nadeelig zijn.
3Pf6—g4!
In het tournooi te Wiesbaden 1928 speelde
S. Fajarowiez geheel onverwacht 3Pe4
tegen H. Steinez. Als tegenzet komt in aan
merking 4. e3, gevolgd door Ld3 en Pf3 of ook
4. Ddó!
4. e2e4!
Voor kalmer naturen is deze zet van Alje-
chin te agressief en de variant op buigen of
breken aangelegd, dus een weinig riskant. Voor
die spelers is een meer rustige ontwikkeling
aangewezen, b.v. 4. Lf4! (volgens Bogoljubow
het eenvoudigst en het sterkst) of ook 4. a3
iH. MUller)
4d7d6
Dit uiterst gewaagd gambietspel werd in 1926
door Kraoch voorgesteld.
5. eóXd6 LfSxd6
6. Lf 1e2f7—f5
7. e4Xf5 Dd8e7
8. Pgl—f3
Met 8. c5, Leo:: 9. Da4f. Pc6; 10. Dg4: wint
Wit een stuk. De tekstzet speelde o.a. Capa-
blanca tegen dr. Tartakower (Kissingen 1928).
8Lc8Xf5
9. Lel—g5! Pg4—f6
10. PblcS c7c6
Belet Pd5, maai Zwart komt thans in andere
moeilijkheden.
11. 0—0 00
12. Le2—do Lf5Xd3
In aanmerking kwam Lg4
13. Ddl X d3 Pb8—a6
14. Tfl—el De7p7
15. Lg5Xf6 Tf8Xf6
16. Pc3e4 Tf6h6
17. Fe4Xd6 Th6Xd6
18. Dd3e3
Wit blijft een pion v.o..
18Pa6b4
19. De3e7 Dc7xe7
20. Tel X e7 Ta8—d8
21. h2h3 Td6d7
Vereenvoudigt het spel ten gunste van Wit.
maar is er iets beters?
22. Te7xd7 Td8xd7
23. a2—a3 Pb4—c2
24. Tal—cl Pc2d4
25. Pf3Xd4 Td7Xd4
26. Tel—c2 c6—c5
- 27. Kgl—fl a7a5
28. a3—a4 Td4—d3
29. Tc2c3 TÖ3XC3
30. b2Xc3 Kg8—f7
31. Kfl—e2 Kf7e6
32. Ke2e3 g 7—g6
33. Ke3e4 Ke6—d6
34. f2—f4 Kd6e6
35. g2—g4 b7—b6
36. f4f5v Opgegeven.
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 84.
Philipp Stamma (pi.m. 1737).
Stand der stukken:
Wit: Kf7, Td6, Lel, Pe6, g5.
Zwart; Kh7, Tc8, Th3, La7, f2, h6.
1. g'5g6t, Kh7—h8; 2. g6—g7f, Kh8—h7:
3. Pe6—f8f, Tc8Xf8t; 4. g7Xf8 Paard f. Kh7
h8: 5. Lel—c3f, Th3Xc3; 6. Td6Xh6 mat.
Goede uitwerking ontvangen van: H. de Ruijtei
te Bloemendaal; Freddie Brandon, H. W. van
Dort en A. H. Nessen, allen te Haarlem:
P. Mars te Santpoort.
„Ik ben glazenmaker, ereachte koopman", zeg
ik.
Hij was verheugd, telde het geld in de kassa
en zeide: Wat zal de soep kosten? Kun je haar
niet uit stukjes herstellen?
Nee, zei lk, met stukjes kan je niets begin
nen. Er moet een heele ruit, drie bij vier in en
dat zal je 75 roebel kosten! Het is een matigen
prijs en geen kopeke te veel!"
„Je bent niet geheel en al wijs", zegt de waard.
Ga zitten en drink je thee, dan wordt je hoofd
wat helderder. Voor ik zoo'n som betaal, stop
ik het gat nog liever met mijn veeren bed dicjit!
En hij beveelt zijn vrouw onmiddellijk naar de
slaapkamer te loopen en het veeren bed naar
omlaag te brengen. Het wordt naar beneden ge
bracht en men tracht het gat ermede te stop
pen. Maar het veeren bed valt dan weer op
straat en dan weer in de gelagkamer terug.
Allen lachen. Maar enkelen der gasten moppe
ren: „Het is donker en geen schoone aanblik
bij het theedrinken." Eén van hen staat op en
zegt: „Een veeren bed kan ik thuis óók zien,
daar behoef ik niet voor hier te komen."
Dan komt de wiard weer naar mij toe, ver
zoekt mij om onmiddellijk een ruit te gaan koo-
pen en geeft mij het geld. Ik laat mijn thee in
den steek, neemt het geld en loop zoo snol als
ik kan, naar den winkel, waar ik werkte. Deze
was reeds gesloten, doch na lang smeeken ver
kocht men mij, met het oog oo dc grootte van
de ruit een schijf glas en bracht mij zelfs nog
naar het café! Alles liep, zooals ik nimmer had
durven verwachten. De ruit, drie bij vier, kostte
vijf-en-dertig roebel cn het transport vijf, te
zamen veertig roebel. En nu is de ruit ingezet.
Ik drink de thee een nieuwe kan met meer
suiker; tenslotte bestel ik een vischsoep. En
daarna ook nog een groot glas Wodka! Ik had
30 roebels winst en wanneer ik wilde, kon ik ze
verdrinken, of er iets voor koopen, wat ik graag
wil hebben. Ach, wat heb ik gedronken! Twee
volle maanden gedronken! En inkoopen heb ik
gedaan.... een zilveren ring heb ik gekocht en
warme viïtzoolen. Ik wildë'hog een 'broek en'""
een blouse koopen, maar mijn geld was op!...
„Zoo heb ik eenmaal, mijn beste vriend, in
mijn leven een klein of misschien ook een
groot geluk gehad. Doch slechts één keer! Mijn
overige leven is effen voorbijgegaan.... zonder
Geluk
Iwan Fomitsch zweeg en keek mij glimlachend
aan. Ik keek mijn vriend jaloersch aan. In mijn
leven had ik zelfs niet één zulk een gebeurtenis
aan te wijzen.
Of misschien heb ik het ook niet bemerkt.
(Nadruk verboden).
Een slaapwandelaar loopt 's nachts, met
slechts heel weinig aan .over het schouwburg
plein. Een agent houdt hem aan. De slaapwan
delaar ontwaakt en zegt: „Neem mijn niet kwalijk,
maar ik ben somnabule. Uw godsdienst gaat
me niets aan, maar hier zoo rondloopen mag U
niet.
KENNEL KLEIST,
Pension voor aiie soorten Huisdieren,
heeft TE KOOP jonge MALTH. LEEUWTJES, DWERG
POEDEL, BOUVIER, SCHNAUZER cn jonge POESJES
verkrijgbaar.
Houtvaartpad 206.
Haarlem.
^j>cïmc©£ans
van heden tot 30 April
Bontwerker, Expert en Dameskleermaker,
Schouwtjeslaan 108 Haarlem