p
jlm, de zoon van
bobby
«rótf/e
i
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
No. 19. 12 MEI 1933.
TWEEDE BLAD.
LOSSE BLAADJES.
MOEDERDAG 14 MEI.
Heel het juar aan 't kincl te denken
Is voor Moeder nummer één.
Moederliefd' is onzelfzuchtig:
Moeder vraagt niet, gééft alleen!
Daag'lijks deelt z' in kinderzorgen,
Kindervreugde en -verdriet;
Om den Moederdag te vieren
Is daarom zoo gek nog niet!
Want al komt het juist begrijpen
Bij een kind eerst later goed,
Eén dag mag het iets beseffen
Van hetgeen een moeder doet.
Eén dag Moeder tc gedenken
Is een sympathiek idee.
Haar een kleinigheid te schenken
Daaraan doet een kind graag mee.
'n Bloempje of een kleinigheidje
Kostbaar hoeft het niet te zijn!
Maakt, wanneer 't haar wordt gegeven
Moeder's dag tot een festijn.
Want met vreugd' wordt aangenomen
Wat mei liefde wordt gebracht,
Als maar blijkt, dat ook een keertje
Aan de „moeder" is gedacht!
BIOSCOOP
BURGERLIJKE STAND
NIEUWE UITGAVEN.
BONT ALLERLEI.
StBbebtecrc
DE 18e MEI
VOLKENBONDSDAG.
Telken jare wordt op 18 Mei, zoo ook dit
jaar, in zooveel mogelijk geheel het land aan
dacht gevraagd voor den Volkenbond. Zulks
gaat uit van de „Vereeniging voor Volkenbond
en Vrede", de typische Volkenbondsvereeniging
in ons land, die als zoodanig ook de Neder-
landsche afdeeling vormt van de te Brussel ge
vestigde Union der Volkenbondsvereenigingen
over geheel de wereld.
Wat is, zoo wordt menigmaal gevraagd, de
bedoeling van dezen Volkenbondsdag en
waarom heeft deze op 18 Mei plaats?
De Volkenbondsdag heeft ten doel om zooveel
mogelijk op een en denzelfden dag de aandacht
te vestigen op den Volkenbond, zijn beginselen,
zijn arbeid. Want wel neemt de gemiddelde
Nederlander van zichzelf aan, dat hij op de
hoogte is van den Volkenbond en ontleenen
velen daaraan het recht dezen te critiseeren,
maar zoodanige kennis is op den keper be
schouwd, dikwerf niet in groote mate aanwezig.
Dat kan daarom niet verwonderen, omdat er
tusschen den Volkenbond in theorie en in
I practijk een groot verschil is. Dat is overal zoo.
De Volkenbondsgedachte is een groot en
grootsch ideaal; in de practijk toegepast kan ze
niet anders dan, voor het oog van den tijd
genoot althans, uiteenvallen in tal van kleine,
practische aangelegenheden. Men ziet den Vol
kenbond werken; door de boomen ziet men dik
werf het bosch niet meer. Vandaar critiek; van
daar teleurstelling; vandaar soms ontgoocheling,
die begrijpelijk is. Slechts degenen, die het doel
van den Volkenbond in het oog houden en die
beseffen, dat deze op de tientallen jaren, zoo
niet op eeuwen is ingesteld, veel meer dan op
de jaren, vallen niet aan dergelijke ontgooche
ling of teleurstelling ten offer.
Op den Volkenbondsdag nu wordt eenmaal
in het jaar aan het Nederlandsche volk, met
medewerking van scholen, pers en ook tal van
kerken, drie machten, die tezamen op de open
bare meening een grooten invloed hebben,
duidelijk gemaakt wat de Volkenbond is en wat
hij tot dusverre deed. Maar ook wat in de toe
komst van hem te verwachten is. En ook,
waarin hij heeft gefaald, en waarin de openbare
meening hem moet steunen. Dat geschiedt op
de meest uiteenloopende wijze; het geschiedt
door het geschreven en gesproken woord; het
geschiedt in beeld; het geschiedt in eiken kring,
die daarvoor vatbaar blijkt.
Op den 18den Mei geschiedt het 0111 duidelijk
te maken, dat Nederland het land van Hugo de
Groot, bij voorkeur is aangewezen om zijn
krachten in dienst van den Volkenbond te
stellen. Bij de bevordering van de Volkenbonds
gedachte vermogen ook kleine landen meer dan
dikwerf wordt aangenomen. Door hun voorbeeld,
door hun aandrang en door de stem, die ook
de kleinen te Genève in het kapittel hebben,
kunnen zij veel bereiken. De datum van 18 Mei
symboliseert den aanvang van een periode,
waarin voor Nederland een nieuwe internationale
taak bleek weggelegd. Op dien datum toch werd
in 1899 te 's-Gravenhage de eerste Vredes
conferentie geopend. Over de resultaten van
deze en haar opvolgster kan men oordeelen
gelijk men wil één ding kan men niet ont
kennen, dat door deze conferenties aan Den
Haag en Nederland een bijzondere plaats in het
internationaal bestel werd aangewezen. Want
uit de eerste Vredesconferentie kwam het
Permanente Hof van Arbitrage voort; teneinde
dit te herbergen schonk Carnegie zijn Vredes
paleis, dat thans nevens het Permanente Hof
voornoemd het Hof van den Volkenbond en de
Academie voor Internationaal Recht bevat, nog
gezwegen van de schitterende en omvangrijke
bibliotheek, die aan het Vredespaleis is ver-
KIN DERVERTELLING
DOOR G. TH. ROTMAN
Maar 0 wee! 't Begint te waaien,
En de molen gaat aan 't draaien!
Met zijn beenen van den grond
Scheert de molenaar in 't rond;
Al zijn schreeuwen helpt geen zier,
Spart'lend gaat hij aan den zwier!
Rik-rak, rik-rak; malen, malen!
Steeds omhoog en dan weer dalen.
Ha! Piet de knecht, komt op 't geraas
Ter hulp gesneld en redt zijn baas;
Geen wonder, dat de arme man
Van schrik in 't eerst niet loopen kan!
Hij zet zijn beste beentje voor,
Maar ach, zijn knieën knikken door;
Hij ziet van 't draaien dood'lijk bleek,
Kortom hij is geheel van streek.
Maar als hij plots'ling Jim ontdekt,
Wordt zóó 's mans woede opgewekt,
Dat hij pardoes weer loopen kan!
O Jim, o Jim, je gaat er an!
Jim, die zich niet wil laten pakken,
Vlucht boven op een stapel zakken,
Waarop de molenaar verdwijnt
En met een groot geweer verschijnt.
,,Het schot ging af, de rook sloeg neer",
Maar daar het ijs'lijk schietgeweer
Met hagelkorrels was geladen,
Kun je 't gevolg meteen wel raden:
De arme Teun schoot, met één schot,
Zijn eigen baaltjes bloem kapot;
De witte wolken stoven rond,
Maar Jim was steeds nog kerngezond.
bonden, en die zonder meer eenig in de wereld
kan worden geheeten.
Ook dit jaar zal op den 18den Mei-Volken
bondsdag aller aandacht worden gevraagd.
Laat men die aandacht schenken, en bedenken,
dat al voldoet de Volkenbond ongetwijfeld niet
aan alle verwachtingen, de tijdgenoot niet altijd
de meest objectieve beoordeelaar is. Juist nu,
waar de Volkenbond behoefte heeft aan steun,
innerlijk en uiterlijk; juist nu, waar teleurstelling
velen zich van hem doet afwenden; juist nu,
dat de hechtheid van zijn grondslag daardoor
in gevaar zou kunnen komen, dient hij gesteund.
Het is te hopen, dat velen dat doen: Juist nu!
LUXOR-THEATER.
In Luxor Theater draait deze week:
„Zijn Zwaarste Strijd".
Andy Purcell, ex-kampioen zwaargewicht,
woont in een Mexicaansch grensstadje met zijn
zoontje Dinkey. Andy is aan lager wal geraakt.
Toch droomt hij nog steeds terug te kunnen
keeren in de bokswereld, maar doet weinig
ernstige pogingen om dit te bereiken.
Aan de speeltafel heeft hij veel geluk en
koopt een renpaard voor zijn zoontje, waar de
jongen al heel lang naar verlangd heeft.
Bij den eersten wedren is ook Dinkey aanwezig
en maakt daar kennis met Linda, de vrouw van
een millionnair. Als Andy zich later bij hen
voegt, herkent hij in Linda zijn vroegere echt-
genoote en de moeder van Dinkey.
Linda vraagt den ex-kampioen den jongen
aan haar af te staan, maar Andy weigert. Dien
nacht speelt hij weer en verliest alles. Hij wordt
gearresteerd. In de gevangenis beseft hij, dat
de opvoeding, die hij Dinkey kan geven, niet
geschikt voor den jongen is en stuurt hem naar
zijn moeder.
Op weg naar New-York verlaat Dinkey den
trein en gaat weer terug naar zijn vader. Deze,
om hem een goede opvoeding te kunnen geven,
gaat in training en komt uit in een boks
wedstrijd. Hij wordt overwinnaar, maar de in
spanning is te veel voor zijn hart geweest en
hij sterft in zijn kleedkamer.
Dinkey wordt teruggehaald door zijn moeder,
die hem in een nieuwe en betere omgeving zal
grootbrengen.
Ondertrouwd: H. Walters en J. A. Waasdorp;
C .J. Turnhout en E. v. d. Bunt; F. W. v. d.
Voorn en H. M. M. Peperkoorn: J. J. v. Dijk
en C. M. M. Peperkoorn.
Bevallen: C. F. W. MeesHeeris d.; R. E. v.
GijnRijpkema d.; A. WoeldersWouters d.;
G. C. de WindtMeijer z.',' J. C. Warmerdam
v. Bakel z.; C. M. v. GelderenTessel d.
Overleden: M. J. J. Vetter 78 j., wed. J. J.
Victoor; H. M. Looman 66 j., geh. met J. F.
W. Veling; Abr. Hoogland 72 j., echt. C. Krebber.
Zwart op Wit. Internationale
Boekengids.
Verschenen is een nieuw periodiek „Zwart op
Wit", bevattende recensies van Nederlandsche
en andere populair-wetenschappelijke boeken en
romans. De bedoeling is contact te leggen tus
schen boekverkooper en publiek. Dit maandblad
wordt gratis uitgezonden door een combinatie
van vooraanstaande boekverkoopers in Neder
land, terwijl de redactie verzorgd wordt door
eenige bekende letterkundigen. Boekenlief
hebbers kunnen zich voor toezending van het
periodiek aanmelden bij de firma H. N. Mul,
Kruisstraat 25.
DE VETGEMESTE HOND.
Meer beweging is noodzakelijk.
De hond behoort niet tot de dieren, die men
houdt om ze vet te mesten, maar als men het
uiterlijk van vele honden bekijkt, zou men haast
tot andere gedachten komen. Hun bezitters be
schouwen zichzelf als dierenvrienden, terwijl ze
in werkelijkheid hun dieren kwellen. Kwellen,
door ze binnen de gevangenis van de mensche-
lijke woning te houden, door ze verkeerd voedsel
te geven en door ze geen gelegenheid te bieden
om beweging te nemen. De gevolgen daarvan
zijn voor het dier noodlottig, te meer waar het
tien tegen één te veel eet. Driemaal per dag
wordt de etensbak gevuld, tusschentijds krijgt
hij nog herhaaldelijk wat lekkers en zijn melk
schoteltje blijft steeds gevuld. Van een dier kan
men geen verstandige zelfbeperking verwachten;
het heeft dus voortdurend een overbelaste maag
en krijgt tenslotte ook een leververvetting. Geen
wonder: om een zoodanige hoeveelheid voedsel
zonder schadelijke gevolgen te kunnen ver
dragen, zou de hond minstens driemaal per dag
een flinke wandeling moeten doen en dat is
voor de meeste „hondenvrienden" te lastig.
Liever laat men de hond door zijn kwalen zich
zelf en zijn omgeving tot last worden een
slachtoffer van de gemakzucht zijner cipiers,
gedwongen tot een levenswijze, die hem lang
zaam doodt.
Voor een hond, die als regel slechts tweemaal
per dag naar buiten wordt genomen, is één
maaltijd per dag voldoende. Deze bestaat uit
fijngemaakte resten groenten, vleesch en soep.
Sterk gekruid eten is niet aan te bevelen, daal
de hond daar dorst van krijgt. Hij moet
overigens steeds een bakje water onder zijn
bereik hebben, terwijl het eten nooit te heet
Mijnheer Dibbelsteen lag op dien Zaterdag
morgen klaarwakker in zijn bed naar de af-
bladerende kalk van het plafond van zijn slaap
kamer te kijken. Mevrouw Dibbelsteen snurkte
met een vetterig zweetneusje haar slaap door.
Mijnheer draaide hoorbaar zijn hoofd op het
kussen om en keek met welgevallen naar de
rochelende massa naast hem. Buiten, in de ijle
morgenlucht butste een licht rijdende wagen met
rinkelende bussen over de keien.
Dat moet de melkventer zijn, dacht de
heer Dibbelsteen.
Heejeehee, schreeuwde het dan tusschen de
huizen door.
Er klaterde een troep hollende jongens voorbij.
Klits, klats kletste het.
Dibbelsteen werd wit om zijn neus. Het moest
al laat zijn. Met welbehagen duwde hij nog
eens de dekens in zijn lenden. Intuïtief hoekte
mevrouw Dibbelsteen haar elleboog in zijn heup.
Zelfs in haar slaap was zij er nog op bedacht
de dekens vast te houden.
Dibbelsteen hoorde zijn straat met het magere
plantsoentje vol vertier. Zijn mijmeringen
werden onderbroken door het spelen van het
kerkcarillon.
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht
slagen op de klok. Ik zal me verteld hebben,
suste hij zijn geweten.
Vrouw!, schreeuwde Dibbelsteen, boek
houder van den expediteur in granen Koopmans
voorheen de Wed. Beets die om acht uur
op het kantoor moest zijn.
Wat is er Johannes?, riep ze met ver
schrikte slaapoogen uit.
Hoe laat is het?
Wat een man, wat een man, jammerde
mevrouw. Nou gaat-ie waarachtig een mensch,
dat aan galsteenen lijdt op zukke manier wakker
maken.
Hoe laat is het?, dreinsde mijnheer?
Subiet krijg ik het op mijn zenuwen. De
schrik is in mijn buik geslagen, dreigde zij.
Bei haar handen grepen in de dekens, terwijl
ze ze goed vasthield, gooide zij zich met een
breed gebaar om, mijnheer Dibbelsteen tegen
den muur wrin
gend.
Het is acht
uur, zei hij de- V fêi111*51WI fyfcrWr
nonstratief recht
gaan zittend.
Kijk op den
wekker, martelaar
dan weet je het
zeker, kaatste me
vrouw Dibbel
steen verbolgen
terug.
Hoonend ver
liet mijnheer even
later de slaap
kamer.
Keetje, Kee
tje!, riep hij de
trap af, met zijn
bloote beenen op
den overloop
staande. Zijn ge
luid vulde hef
geheele huis.
Boven werd met een klik een deur geopend.
Ja meheer, klonk het van de vliering.
Hoe Iaat is het?
Op het klokkie ben 't half acht, meheer!
Goddank, zuchtte Dibbelsteen verlicht.
Mijnheer vluchtte ijlings naar de badkamer,
toen hij gekraak van den zoldertrap hoorde.
Keetje het daghitje scharrelde de trap af.
Dibbelsteen had ruimschoots tijd om een bad
te nemen.
De verschooningen, waarvoor de familie
Dibbelsteen gewoonlijk op Zaterdagmorgen zorg
droeg, lagen op den wankelen stoel gereed. Een
stel onderbroeken met lintjes een voor vader,
een voor Johannes, zijn zoon zonder vooruit
zichten, en een voor Lowieke lagen onderaan,
onder de hemden en borstrokken. Op het
moment dat Dibbelsteen met de glibberige zeep
vocht en deed alsof hij vliegende visschen ving,
liet Keetje beneden een verschrikkelijken
schreeuw met het resultaat, dat de zeep van
mijnheer wegsprong en op den vloer terecht
kwam.
Kijk op den wekker,
martelaar.
Daar op den trap duivelsche herrie ontstond,
begon des wasschendens hart verschrikkelijk te
bonzen. Keetje, het daghitje, dat op den rug
twee ouderwetsche teugels spichtig melkboer
hondenhaar droeg, gilde.
Waarom zou nu iemand gillen?
Laat het genoeg zijn te weten, dat Dibbelsteen
om negen uur van huis ging in zeer gedrukte
stemming. In die 35 jaren dat hij de firma trouw
had gediend, was hij nimmer te laat op kantoor
geweest. Thans kwam hij zegge en schrijve een
vol uur over tijd. Daghitje en mevrouw hadden,
ofschoon de wintertijd intrad, vergeten de klok
te verzetten. Nooit zou hij meer tegen Hermsen,
die 's Maandags nogal eens, met een lucht van
zuur bier, rondom half negen kwam binnen
waaien, met recht een opmerking mogen maken.
Hap-snap had hij zijn verschooning aangetrok
ken, niet gegeten en zoo de deur uit. Tot zijn
niet geringe blijde verrassing merkte hij plotse
ling", hoe zich in zijn buik de eerste teekenen
van pijn openbaarden. Dibbelsteen dacht aan
het schilderijtje, dat bij hem in de gang hing:
„Als de nood het hoogst is, is de redding het
meest nabij". Hij aanvaardde de ontsteltenis als
een geschenk. Hij stelde zich voor, hoe hij zich
met moeite het kantoor in zou sleepen, kermend
over de onvolkomenheden van zijn binnen-
buiksche organen.
Het was beroerd voor hem, maar zijn ver
onderstelde truc was zielige werkelijkheid ge
worden. Met ontzetting wist Dibbelsteen zijn
buik gespannen onder zijn kleeding. Iedereen
had met hem te doen.
Als het maar geen blinde darmontsteking
is, veronderstelde Hermsen.
Mijnheer Dibbelsteen keek benauwd.
De buur
vrouw van twee
hoog, kreeg 't ver
leden week ook!
Een half uur later
was ze dood, ver
volgde hij. Waar
hebt u pijn? Aan
den linkerkant?
- Ja, zuchtte
boekhouder Dib
belsteen, die daar
nu stellig de
meeste pijn meen
de te voelen.
Hij betastte met
twee handen het
pijnlijke gedeelte,
gelijk 'n neger die
voelt of hij genoeg
gegeten heeft.
Dibbelsteen be
gon doodsangsten
uit te staan. Hij
vond geen andere
oplossing voor zijn buikraadsel dan blinde darm
ontsteking. Zweetdruppels parelden over zijn
gezicht.
Ik moet naar den dokter, prevelde hij
tenslotte.
Hermsen bestelde bezorgd een brikje. Toen
Dibbelsteen liefdevol door hem geholpen werd,
rook hij dat zijn ondergeschikte van de gelegen
heid had gebruik gemaakt om een bittertje te
pakken. De tocht was een rit naar Dibbelsteens
laatste oordeel.
Steunend ging hij de dokterskamer binnen.
Na een paar minuten binnen te zijn geweest
kwam hij terug
Was het niks?, vroeg Hermsen nieuws
gierig.
Buikpijn, doodgewone buikpijn, antwoord
de hij "bedeesd.
Bij zijn thuiskomst vroeg mevrouw hem, waar
hij 's morgens inderhaast het ondergoed van
Johannes Junior had gelaten?
Mijnheer brieschte omdat hij uitleg verschul
digd was. In ieder geval ging hij naar de bad
kamer om het spul te zoeken. Onooglijk toe
gevouwen kwam hij ermee de trappen afge
stommeld.
Wat heb je ermee gedaan?, krijschte
mevrouw, haar handen in de heupen plantend?
Kijk nou eens, die onderbroek is heelemaal ver-
kazeroend. Precies alsof reeds iemand ze aan
gehad heeft.
Schei toch uit, schei toch uit met je ge
zanik, brulde mijnheer, je zou er buikpijn van
krijgen.
GOTTFRIED VAN GRIENSVEN.
een half uur later was
ze dood
mag zijn. Om de speekselvorming te bevorderen
en de tanden te reinigen krijgt het dier 's mor
gens een stukje hondenbrood; ook een bot is
hiervoor zeer geschikt, maar botjes van ge
vogelte moet men den hond niet geven, want
bij het bieken vormen deze gewoonlijk lange
splinters, die -gemakkelijk in den slokdarm
blijven zitten of wonden veroorzaken in maag
of darmen. Voor den nacht behoeft de hond
niets te krijgen.
Om te voorkomen, dat de werkzaamheid der
nieren gestoord en de hond daardoor gekweld
wordt, laat men hem minstens driemaal per dag
uit; een groote wandeling is echter niet meer
dan tweemaal per dag noodig en kan ook ver
vangen worden door ravotten in huis of tuin.
SINDS WANNEER WORDT PAPIER
GEBRUIKT?
De oorsprong van het papier gaat terug met
de verst verwijderde tijden. De Romeinen ge
bruikten het Egyptische papyrus, dat reeds lang
voor Alexander den Groote in gebruik schijnt
te. zijn geweest en dat een der voornaamste
handelsartikelen van Oud-Egypte was.
Intusschen kwam omstreeks het jaar 1000,
het katoenpapier de plaats van het papyrus
innemen, daarna verscheen in de veertiende
eeuw het lompenpapier, waarvan het gebruik
door de Spaansche Saracenen in Europa werd
verbreid en dat het uitgangspunt werd van de
papierfabrikage waarvan tot in de 18e eeuw,
Holland de voornaamste markt was.
In 1799 werd de eerste machine gebouwd om
papier van groote afmeting te maken.
Doch de fabrikage van papier uit hout-
cellulose kwam eerst tegen de helft der negen
tiende eeuw in Frankrijk en Duitschland it
zwang.
Een geschenk der zee.
Een Amerikaansch visscher vond in den At-
lantischen Oceaan, op 15 mijlen afstands van de
kust, een bonk amber, ter waarde van 12.500
dollar. Amber ontstaat in de ingewanden van
een visch, een walvisch, en is een zeer gewild
artikel voor de fabrikatie van parfumerieën,
't Was wel geen visch, maar de visscher heeft
't toch maar meegenomen.