wT/iih difteuwifc
jlm, de zoon van
Bobby
DE
EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
No. 22. 2 JUNI 1933.
TWEEDE BLAD.
LOSSE BLAADJES.
BRENG UW VACANTIE
IN NEDERLAND DOOR!
ZIJT VURIG VAN GEEST.
Vervolg Plaatselijk Nieuws.
Als de zomertijd de dagen
'n Vol uur langer heeft gemaakt
Als je door het mooie weertje
In een vrijheid-stemming raakt
Als de zon haar warme stralen
Lokkend zendt in je kantoor,
Ga je zoetjes-aan verzinnen:
„Waar breng 'k mijn vacantie door?"
En wie kan, maakt grootsche plannen:
Sauerland, Ardennen, Rijn,
Zwitserland, of de Riviera
Ja, daar zal 't wel prachtig zijn!
Breed wordt altijd uitgemeten
Wat het buitenland ons biedt -
Wat je daar vindt, heb je immers
Hier in de omgeving niet!
Toch is ook ons kleine landje
Aan natuurschoon o, zoo rijk!
Wie dit feit nog mocht betwijf'len
Heeft voorzeker ongelijk.
Wie na buitenlandsche reizen
Door ons land gezworven heeft.
Weet, dat hier ook menig plekje
Den toerist voldoening geeft.
Zeil eens op de Eriesche meren;
Luier in de Drentsche hei,
Of wees aan ons mooie zeestrand
Ongedwongen, vrij en blij!
Punter in het „Noordsch Venetië"
Onder hooge brugjes door;
Ga in d'Achterhoeksche bosschen
Laist'ren naar het voog'lenkoor!
Laat uw landgenooten deelen
In uw vreugde en vermaak.
Ga uw reiskas hier verteren,
En u dient een goede zaak!
Als ge naar uw werk terugkeert,
Uitgerust, verfrischt van geest,
Zult ge vast en zeker zeggen:
„Dat is niet voor 't laatst geweest!"
Door ERNST GROENEVELT.
Als we van het Pinksterfeest ditmaal nu alleen
maar eens begrepen, wat het waard is: vurig
van geest te zijn!
Het is al een heele toer tegenwoordig om de
menschen voor een maatschappelijke zaak
enthousiast te maken. Laat staan voor geeste
lijke zaken.
De menschen van onzen tijd gelooven niet
meer in elkander en niet meer in zichzelf.
O, als de heele wereld eens in laaiende geest
drift komen kon voor: den vrede, dan zouden
er zooveel conferenties niet noodig zijn.
Heilige enthousiasme, dat is het wat in de
wereld ontbreekt.
Misschien wachten we wel te veel op:
elkaar. Begin maar, als ge vurig van geest zijtl
Voor taal en teekenen zal de hemel zorgen
indien gij maar: begint.
„Ik zal U een nieuw hart geven en zal een
nieuwe geest geven in het binnenste van U."
Drie dingen van belang; en als dit Pinkster
feest zoo wordt ingezet dan wordt aan en in
ons waargemaakt, dat alle dingen nieuw zijn
geworden. Die vereeniging van hart en geest
brengt de vrucht, van dat wat wij ons leven
noemden.
Een nieuw hart.
Dat wil eerstens zeggen: een jong hart en
daarmede raken we de kern van onze vreugde
op dezen Pinksterdag: het idealisme. Jonge
harten hebben wij noodig. Harten, waarin het
warm klopt voor nieuwe dingen. Moedige
harten, waarin de durf leeft om iets te onder
nemen. Het oude heeft ons moegemaakt. Met
nieuwe harten komen we tot nieuwe daden.
Jonge menschen staan vandaag als voor een
open deur. Komt binnen: veerkrachtig, levens
lustig, sterk, opgetogen, enthousiast. De wereld
heeft geloof noodig! Uw geloof.
Een nieuw hart wil zeggen, een open hart;
open voor het schoone en het goede. Het oude
hart vol van verborgen onoprechtheid is weg.
Een nieuw hart, is een blank hart. Een eerlijk
hart en dat is het tweede waaraan onze tijd
behoefte heeft: de onverdorvenheid. En dan een
nieuwen geest. En daarmede gaan we dieper
op het heden in. Want dat voelen we allen wel,
dat het op een nieuwen geest aankomt, een
frisschen geest, gezond en energiek, die weg
blaast als een sterke wind, al dat decadent-muf-
slappe, waaraan onze tijd zoo geleden heeft.
Een nieuwe geest, die halt durft te roepen en
bij oud en jong het besef opwekt, dat het zoo
niet langer gaat. Een nieuwe geest, die de
oppervlakkigheid van ons dans-, jazz-bestaan
verfoeit en in sterker besef van eigenwaarde en
zelfrespect het leven uitbouwt tot een tempel.
Laat dan deze Pinksterdag den dag zijn
waarop ieder afzonderlijk den eersten steen legt
tot dat nieuwe gebouw, dat wij zullen noemen:
onze nieuwe tijd, en waarvan de wereld ge
tuigen zal dat haar de helft ervan niet was
aangezegd.
KINDERVERTELLING
DOOR G. TH. ROTMAN
De dames schoten naar beneden,
Waar zij.... precies in d'auto gleden!
Ze kwamen dus op kussens neer
En deden zich totaal geen zeer.
Jim, zonder nader overwegen,
Klimt fluks naar boven daarentegen
En hij verdwijnt zijn pop „incluis"
Door de balkondeur in het huis.
Hij steekt zich daar op zijn gemak
ln 't prachtige matrozenpak
En vindt zichzelf een heele Piet
Als hij zich in den spiegel ziet;
Dan gaat hij wat door 't huis aan 't dwalen,
Of daar niets lekkers is te halen;
Hij heeft daarboven 't rijk alleen
En zwerft door alle kamers heen....
Een -aap vindt, dat is welbekend,
ln dieverij zijn element;
Het snoepen is zijn grootst gebrek;
Vriend Jim heeft dan ook danig trek,
Iets extra fijns te consumeeren
En gaat de kasten inspecteeren;
Dat dit niet zoo voorzichtig gaat,
Aanschouw j' op bovenstaande plaat!
Als elke kast is leeggegooid
En alles op den grond gestrooid,
Zet hij het keukenkraantje open
En laat het water zoo maar loopen;
Steekt in een bus vol stroop zijn kop,
Maar ditmaal heeft vriend Jim een strop,
Want ach, het hoofd van onzen held
Zit onbeweeg'lijk vastgekneldl
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe
het met macht. Alles. Dat is dus niet een klein
beetje. Het is ook niet een kwestie van uitzoeken
en geen: liever dit of: liever dat.
Alles. Wie een beetje actief leeft, weet dat
wel. leder oogenblik komt er ons iets tegen,
waarbij wij helpen kunnen. Rondom ons is er
zoo enorm veel dat op onzen steun wacht.
En het verwonderlijke is: dat heel veel men
schen overal helpen, overal toespringen, overal
klaar staan, om er de schouders onder te zetten,
overalbehalve in eigen kring. In de aller
naaste omgeving hebben ze: geen tijd. En de
naaste vrienden, zelfs thuis de huisgenooten,
schieten er bij in. Alles wat uw hand vindt om
te doen. Maar sla niet met uw hand maar in
het wilde weg, doch zoek, zoek goed en kijk
goed uit om U heen en dan is dat „alles" heusch
al zoo overstelpend, dat ge de handen vol hebt.
Alles. Daar is nog zooiets merkwaardigs:
Menschen, die het altijd druk hebben, werkelijk
druk, niet de menschen, die het zich met niets
„druk maken", maar die ernstige werkers, in
het leven, die hebben altijd nog tijd om er wat
bij te doen. Zij verzetten zooveel stoeren arbeid,
omdat ze vóór alles hebben leeren werken.
En de menschen, die niets om handen hebben,
alléén maar altijd bezig zijn met zichzelf, hebben
zelden tijd zich te geven aan maatschappelijk
werk, waartoe dikwijls zoo zeer bereidwillige
hulp noodig is.
Alles wat uw hand vindt om: te doen. Daar
moeten wij niet overheen lezen. Niet: praten.
Niet alleen maar plannen maken. Geen louter:
goede voornemens. Doen. Daden. Er wordt
zooveel begonnen, zonder dat het beëindigd
wordt! We hebben er zoo ontzettend veel slag
van over de dingen het onderling niet eens te
zijn, en dan met elkaar te gaan debatteeren
Prachtig. Maar: de daden! Er wacht zooveel dat
afgedaan moet worden. Er is zooveel leed, dat
gestild moet worden. En te gewichtige ver
gaderingen en conferenties geven geen ant
woord op dat: al wat uw hand vindt om te
doen, doe dat.
Wat zitten er een lessen voor het dagelij ksche
leven in dit werkwoord van den Prediker! We
kunnen het vandaag onmiddellijk toepassen.
En nog is dit woord niet uitgeput. Hebt U
gemerkt, dat er nog een belangwekkend woordje
in staat. „Doe dat: Met macht." Moet U zóó
vertalen: doe dat met je geheele hart; doe dat
met plezier. Geef er je zelf geheel aan. Niet: uit
plicht, maar: uit liefde. Want en nu moeten
we dit Pinksterbesef ook gaan toepassen op ons
dagelijksche werk, op kantoor, in de fabriek,
in de keuken met plicht alleen, komen we
er niet. Doe wat uw taak is, alles: met macht.
Met toewijding. Ge vult er uw leven mee. Een
welbesteed leven, is een leven dat vrucht draagt.
Het geeft voldoening.
Zijt gij vurig van geest?
Dit vurig-van-geest zijn mag wel in deze
dagen de tegenhanger zijn van het „weest
krachtig van lichaam".
Het lichaam vraagt inspanning. De geest
vraagt dit niet minder. Het Pinksterfeest is een
geestelijke olympiade.
Vurig van geest zijn, dat is leven naar
omhoog, dat is mastklimmen, tot in den hemel;
dat is boksen tegen je eigen zelfzucht; dat is
rennen van alle gevaren weg.
Het is die speelsche lenigheid, waardoor een
mensch boven het platvloersche, en het banale
en het alledaagsche uit komt te staan.
Vurig van geest, dat is kracht meten met den
tijd; het is jezelf wapenen tegen den dommel
van hét ja-en-amen-geloof.
Pinksterfeest vieren, in het stadion van ons
geloof, dat is loopen op de loopbaan naar de
eindstreep toe, dat is de kroon wegdragen der
overwinning.
Pinksterfeest vieren in het hart, dat is in alle
talen (het woordlooze gebed) zeggend: mannen,
broeders.
Ze zeggen, dat de olympische spelen ook een
internationale verbroedering beoogt. Maar de
Pinkster-olympiade van den geest wint het van
de kracht, in het Pinkster-devies: dat zij allen
een zijn.
Wie het enthousiasme speurt voor de sport,
de kracht en de behendigheid en het uithoudings
vermogen, moet zich op dit Pinksterfeest be
schaamd voelen omdat er in onze dagen zoo
weinig naar buiten uitstralende vurigheid van
geest is.
KORT VERSLAG VAN DEN 55sten BROEDER
DAG VAN DE BROEDERSCHAP VAN
DIAKONEN, GEVESTIGD TE HEEMSTEDE.
Ditmaal vergaderde de Broederschap van
Diakonen op het bekende terrein te Lunteren,
waar vele leden uit alle hoeken des lands, ver
schillende met hun vrouwen, samenkwamen op
Zaterdag 27 Mei.
Met een liturgische wijdingsure, geleid door
Ds. Barger, werd deze jaarlijksche reünie
geopend. Het woord, gesproken naar aanleiding
van Hand. 4:13: „Zij kenden hen, dat zij met
Jezus geweest waren", was zeker voor velen
een bemoedigend en sterkend woord.
Zondagmorgen riep de terreinklok allen samen
voor de Godsdienstoefening. Ook nu was
Ds. Barger voorganger. Des avonds sprak de
heer Dun, Inspecteur bij het L.O. te Alkmaar,
over Prins Willem de Zwijger. Spreker schetste
hem inzonderheid als de Held des Geloofs aan
wien ons volk zelfstandig volksbestaan en
vrijheid van godsdienst te danken heeft. Deze
bezielende rede gaf aanleiding dat uit de ver
gadering stemmen opgingen om een telegram
aan H. M. de Koningin te zenden, waaraan dan
ook op Maandagmorgen gevolg is gegeven.
De eigenlijke Broederdag was op Maandag
29 Mei.
De eerste helft van dezen morgen werd
gewijd aan de behandeling van huishoudelijke
Zooals zij daar met hun drieën in een rustig
hoekje van den speeltuin zaten, vormden zij het
toonbeeld van een gelukkig gezin.
Het toonbeeld van een gelukkig gezin.
Mijnheer Holdring leunde op sportief-noncha-
lante wijze achterover in zijn rieten leunstoel;
zijn smetteloos flanellen costuum was zonder
kreuk of rimpel en hij dronk zijn pilsje met het
air van een levenskunstenaar.
In den glimlach, waarmede de snoezige
mevrouw Holdring naar haar echtgenoot opzag,
lag een en al tevredenheid.
Het derde lid van het gelukkige gezin was
Edda. Zooals zij daar rechtop zat in haar stoeltje,
het blanke gezichtje omlijst door een weelde
van blonde lokken, behoorde ze tot de kinderen,
die door minder gelukkige ouders aan hun
spruiten ten voorbeeld gesteld worden.
Mijnheer Holdring verzorgde de vouw van
zijn flanellen pantalon en liet dan zijn blik
waren over de tallooze reclameborden, waar
mede de speeltuin was opgeluisterd.
„Eet meer appels."
„Bouw uw huis in de lieflijke dreven van het
Nieuwe Beekdal
Ja, zeide mijnheer Holdring opeens, terwijl
hij zich tot zijn vrouw wendde, een huisje in
het Nieuwe Beekdal! Ik zou er wel een willen
koopen voor Vader, die nu toch binnenkort met
pensioen gaat. Het is altijd zijn ideaal geweest
om buiten te wonen
Mevrouw Holdring keek op met afwezigen
blik. Haar gedachten waren vervuld van heel
andere zaken. In moederlijken trots peinsde zij
er over, hoe snoezig Edda er toch wel uitzag
in haar witte jurkje. Niemand zou kunnen ver
moeden, dat het slechts ƒ1.75 kostte in het
Warenhuis
Het gezegde van haar echtgenoot rukte haar
uit haar liefelijke mijmering.
Ja, antwoordde ze flauwtjes, dat is heel
goed, Arthur.
Ga maar weer spelen op den schommel,
Edda.
Mijnheer Holdring bestelde een nieuw pilsje.
Na enkele minuten reeds kwam de kleine
Edda pruilend terug.
Ik ga niet meer spelen, klaagde 'ze. Er
staat bij den schommel een vervelende jongen,
die me niet met rust laat. Hij vroeg me hoe ik
heet en waar ik woon. En toen ik dat niet wilde
zeggen, kneep hij me in den arm.
In mevrouw Holdring's zonnige diepblauwe
oogen lichtte een vonk van verontwaardiging.
Willen we naar huis gaan?, stelde
mevrouw Holdring voor. Haar goed humeur was
ietwat verstoord.
Langzaam en statig sloeg het drietal den weg
in naar de nabijzijnde halte. Met luid belgerinkel
naderde de tram. Mijnheer Holdring hief zijn
wandelstok op.
Dan opeens klonk een akelig-verschrikte
kreet uit Edda's keeltje.
Die ellendige kwajongen...
Met in ontzetting wijd-opengesperde oogjes
toonde het kind aan haar ouders de achterzijde
van haar jurkje. Het smetteloos wit bleek door
een paar groene verfvlekken ontsierd!
Sprakeloos bleven de ouders staan, verbijsterd
door de wreede bezoedeling der blanke reinheid.
Zij lieten de tram voorbijgaan zonder aan in
stappen te denken.
Wat?, steunde mijnheer Holdring.
Oo!, kreunde zijn echtgenoote.
De kleine Edda snikte hartverscheurend.
Die ellendige kwajongendezelfde, die
me in den speeltuin geknepen heeftHij
sloop opeens achter mij aan en streek met zijn
verfvingers over mijn jurkje.
Zonder verdere beraadslaging stapten ze naar
den naastbijzijnden politie-post. De dienstdoende
inspecteur toonde zich eveneens hoogst ver
bolgen over de euveldaden, waaraan de blond-
harige Edda ten slachtoffer was gevallen, en
beloofde krachtige maatregelen ter opsporing
van den misdadiger.
Den volgenden dag toog mevrouw Holdring
opnieuw naar het Warenhuis om een nieuw
jurkje van 1.75 te koopen.
Met haar dochtertje aan de hand doorliep de
zwaarbeproefde moeder de ruime zalen van het
groote Warenhuis, genoot in aandachtige be
schouwing van de uitgestalde heerlijkheden en
bereikte eindelijk de afdeeling, waar de jurkjes
van ƒ1.75 verkocht werden.
Juist wilde zij een verkoopster aanspreken
toen de kleine Edda haar driftig bij den arm
greep.
Mama!Die jongen van gisteren
Daar staat hij!
Haar bevend vingertje wees naar een 10
12-jarigen knaap, die in druk gesprek met een
der winkeljuffrouwen gewikkeld was.
Gedurende één seconde stond mevrouw Hol
dring perplex.
Dan handhaafde zij de reputatie harer sekse.
Als een tijgerin snelde ze op den niets kwaads
vermoedenden jongen toe, greep hem bij den
kraag, en begon dan luidkeels te roepen om de
politie.
Een kwartier later stond de boosdoener, door
den sterken arm naar het politieposthuis ge
bracht, voor den dienstdoenden inspecteur.
Hij zag er overigens in het geheel niet als
Hij zag er in 't geheel niet als 'n ver
stokte boosdoener uit.
een verstokt boosdoener uit. Met zijn bedrem
meld neergeslagen oogen leek hij een heel
aardig ventje, dat zich liever met vliegers en
tollen bezighoudt dan met het knijpen van
kleine meisjes en het bezoedelen van lelie
blanke jurkjes.
De inspecteur liet een barschen kuch hooren.
Vertel me eens, jongeman; hoe kwam je
er toe om zoo iets leelijks te doen?
De jongen sloeg bedeesd zijn oogen op.
Ik wilde mijn vader helpen, meneer.
Je vader helpen?
Het klonk als een tweestemmige uitroep van
diepste verbazing.
De jongen drong met geweld een onmanne-
lijken snik in zijn keel terug.
Ja meneer; mijn vader is makelaar in
onroerende goederen. Hij zorgt voor den ver
koop van grond en het bouwen van landhuisjes
in het Nieuwe BeekdalWel, ik hoorde den
vader van het kleine meisjes zeggen, dat hij er
wel iets voor voelde om een huisje te koopen.
Dat moest ik toch aan mijn vader oververtellen,
nietwaar, opdat hij hem kon opzoeken? Maar ik
wist den naam en het adres van dien meneer
niet, en het kleine meisje wilde het mij niet
zeggen, toen ik het haar vroegDusheb
ik een pasgeverfd hekje beetgepakt en mijn
vingers drooggemaakt aan de jurk van het
meisje.
De inspecteur keek nog barscher.
-Ik begrijp niet goed, zeide hij, hoe je
daarmee
Verbaasd keek de jongen hem aan.
Maar dit is toch duidelijk! De vader van
het meisje ging aangifte doen bij de politie en
noemde daar zijn naam en adres. Weleen
uur later heeft mijn vader het posthuis opgebeld
en naar dien naam en dat adres geïnformeerd,
met belofte het jurkje te zullen vergoeden. Toen
die mevrouw mij beetpakte stond ik juist in het
Warenhuis een nieuw jurkje te koopen
j. C. W. DUNCKER.
zaken. Hierna kreeg Br. de Graaff het woord
over zijn arbeid te Brussel en Amsterdam. Zeer
interessante feiten vertelde hij over Evangeli
satiewerk onder de vrijwel Roomsche bevolking
van Brussel, waar uit den aard der zaak, heel
andere moeilijkheden waren dan welke hij nu
in Amsterdam als Godsdienstonderwijzer heeft.
„Leiding en gehoorzaamheid" was het onder
werp waarmede Ds. Kamsteeg van Gorsel in
den middag allen diep trof.
la de avondsamenkomst hield Mr. N. Stufkens
van de Bilt de vergadering aan zich geboeid met
een studie van het Communisme. Vooral stond
spreker stil bij de beteekenis van deze geweldige
macht van den tegenwoordigen tijd, t.w. speciaal
ten opzichte van het Christendom.
Met een kort afscheidswoord naar aanleiding
van Lukas 24 52 sloot Dinsdagmorgen Br.
Frankema van Amsterdam de bijeenkomst, waar
vele leden der Broederschap werden verkwikt
en gesterkt voor den arbeid, die elk op- zijn
post wacht,
VEELBELOVEND!
Door een bewoner van Leeuw en Hooft werd
kennis gegeven dat door een jongen een kinder
fiets uit een voortuintje was weggenomen. Bij
onderzoek bleek dat dit was gedaan door een
1 O-jarigen, te Haarlem wonenden jongen, die er
voor zijn genoegen mede was gaan rijden en
de fiets op een zijweg van de Leidschevaart te
Haarlem aan den kant van een sloot in het gras
had verborgen!
GEVONDEN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: Van Zeijl, Iepenlaan 6,
een mondharmonica; L. Wijnberg, J. C. van
Oostzanenlaan 5, een koralen ketting; B. Wil-
lemse, Voorweg 27, een hondenhalsband; Goe-
mans, Madoerastraat 12, twee autosleuteltjes;
W. Touw, Eikenlaan 25, een pakje machine
naalden; Th. Keijzer, Spaarnwouderstraat 114,
Haarlem, een regenjas; C. Uitendaal, Glipperweg
62, een kinderzwempak, muts en handdoek;
Bureau van Politie, Raadhuisstraat, een rijwiel-
tasch, een autoslinger en een bos sleuteltjes.