hooréhrom TWEEDE BLAD. LOSSE BLAADJES. THUISKOMST. BIOSCOOP JAPON VOOR A.S. MOEDERS. DE DOKTER AAN HET WOORD. ONZE TUIN. BURGERLIJKE STAND DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT No. 34. 25 AUGUSTUS 1933. Nu isi voor de meeste menschen De vacantietijd voorbij, En we kunnen weer gaan werken Lustig, opgewekt en blij. Ha, hoe prettig is de thuiskomst Als j'een poos bent weggeweest! Ja, het eind van de vacantie Is voor mij het schoonste feest! Vroolijk sluit 'k mijn huisdeur open; 'k Weet al, wat ik 't eerst zal zien: 'n Vestibule vol met kranten, Die 'k straks lezen zal.misschien! Hoe gezellig is mijn huisje: Ramen en gordijnen dicht; De verdroogde kamerplantjes Leveren een fraai gezicht! In den tuin groeit gras en onkruid Ongeveer een meter hoog, En de omgewaaide bloemen Zijn beslist een lust voor 't oog! Hoe genotvol zal 't verzorgen Van dat slordig boeltje zijn! Om mij weer in 't zweet te werken Vind 'k natuurlijk reuzefijn! Eerst de koffers uit gaan pakken Dat is al een leuk karwei; Dan een klein half uurtje zoeken Naar 't verdwenen scheergerei; En vervolgens ga ik lezen Wat de post mij heeft gebracht. Hoe attent! De fiscus heeft ook Liefderijk aan mij gedacht! Voorts een brief van Tante Antje. Heerejee, ik ruik al lont! Ja, ze wil bij ons logeeren En ze arriveert terstond. Op die tijding schiet mijn vrouwtje Als een dolle in den draf. En ik grijp de grasmachine En stuif op mijn tuintje af. Na een kort onrustig nachtje Ga je 's morgens naar je werk. Ha, je voelt je bij den arbeid Levenslustig flink en sterk. Werken vind je plotsling heerlijk! (Waar of niet?) Je denkt gewis, Dat vacantie, goed bekeken, Toch maar tijdverspilling is; En je denkt geen oogenblikje: Nu ben 'k weer mijn vrijheid kwijt; Ja, die thuiskomst na vacantie Is gewoon een heerlijkheid! Toch wil ik U wel bekennen: Ondanks wat 'k U heb verteld, Had 'k dit heerlijk oogenblikje Gaarne nog wat uitgesteld! LUXOR-THEATER. Vanaf heden draait in het Luxor-Theater wederom een van Metro Goldw.yn Mayer's beste producties: „Twee Vaders". (Divorce in the Family), met in de hoofdrollen: Jackie Cooper, Conrad Nagel en Lewis Stone. Regie van Charles F. Riesner. John Parker is een oudheidkundige, die de geheele wereld rondreist om opgravingen te doen. Hij heeft twee zoons, Terry en Al. Zijn vrouw is van hem gescheiden, omdat zij er genoeg van had steeds alleen thuis te zijn, terwijl haar man op reis was. Zij is hertrouwd met dokter Shumaker, die haar en haar jongens een gezellig tehuis wil aanbieden. Al en Terry hebben een maand doorgebracht met hun vader, die in de woestijn bezig is met opgravingen. Als zij weer naar hun moeder teruggaan, vernemen zij, dat deze in dien tijd met den dokter getrouwd is en Terry weigert zijn „nieuwen vader" te erkennen. Al gaat naar de Militaire Academie en Terry voelt zich alleen en verlaten in een vreemde omgeving, waaraan hij zich moeilijk kan aanpassen. Als Al zijn vacantie thuis komt doorbrengen, is hij een groote steun voor zijn jonger broertje, maar na korten tijd toont hij meer interesse voor een buurmeisje dan voor Terry. Nu kan de kleine het niet langer verdragen, hij loopt weg, en zoekt zijn „echten" vader op. Na eenigen tijd beseft Al, dat het zijn schuid is, dat Terry weggeloopen is en roeit de rivier op om hem te zoeken. In de mist wordt zijn bootje overvaren en Al ernstig gewond. Een bloedtransfusie blijkt noodzakelijk en dokter Shumaker stelt zijn eigen bloed hiervoor beschikbaar. Intusschen heeft Terry zijn vader gevonden en samen zijn zij teruggegaan om den dokter mede te deelen dat, ondanks den uitspraak van den rechter, de jongen met zijn vader mee zal gaan. Terry is zeer onder den indruk van het ongeluk, dat zijn broeder gehad heeft en beseft, dat dokter Shumaker het leven van den jongen gered heeft. Ook de dokter zelf ziet in, dat hij den jongen verkeerd aangepakt heeft en als Rarker voorstelt Terry mee naar Zuid-Amerika te nemen, verklaart deze toch liever bij den dokter te blijven. Parker heeft intusschen aan het ziekbed van zijn oudsten zoon den dokter beter Ieeren kennen en durft nu zijn beide jongens gerust aan hem toevertrouwen. 824. Deze gekleede middagjapon voor a.s. moe ders zouden wij wollen georgettp raden van effen zomerwol, b.v. of crêpe de chine te ma ken. De japon, die ver naar de linkerzij de sluit met drukknoopen. heeft een shawl- kraag met ruime volant, en is even onder de taille me* twee stofreepen dicht gestikt. De mouw heeft eveneens als af werking een vo lant. De rok is om de heupen glad en wordt vanaf kniehoogte rui mer. In de hals uitsnijding kan 'n kanten vestje worden gemaakt Patronen kun nen in alle gewenschte maten onder Nr 824 worden aangevraagd. De prijs bedraagt f0.58. m VOOR ONZE LEZERESSEN. Patronen worden toegezonden na ontvangst van het bedrag op postrekening 52626 van der Modedienst, Den Haag, of na inzending pei postwissel of in postzegels aan de Mode redactrice. Roelofstraat 109, Den Haag. Ge wenschte maat en nummer vermelden. D 4 EEN PRAATJE OVER DE HUID. Haar taak en haar behandeling. Door Dr. E. H. Lange. Reeds in de oudheid was het den medici be kend, dat de huid niet slechts dient voor de uit wendige bescherming van het lichaam, maar dat zij ook met het geheele organisme voortdurend lichaamssappen uitwisselt. Men veronderstelde toen reeds, wat moderne proeven en waar nemingen hebben .bevestigd, n.l. dat de huid „de spiegel van het geheele lichaam" is en dat elke inwendige ziekte ook aan de huid waargenomen kan worden. Verder diende de huid, zooals men zei, voor de afvoer van kwade sappen en stag- neerend bloed. Men vermoedde toen reeds, wat het moderne onderzoek bewezen heeft, n.l. dat de huid, behalve haar beschermende werking, nog andere belangrijke functies te verrichten heeft. Wij noemen hier bijv. de warmteregulee- ring en de stofwisseling der gassen, waarvoor een nauwkeurige werking van het geheele bloed vaatstelsel van de huid en van de zweet- en vet- kliertjes noodzakelijk is. Eerst in den allerlaat- sten tijd is gebleken, dat de huid daarnaast nog een beschermende werking uitoefent, welke als het ware naar binnen is gericht en een groote rol speelt bij de vorming van afwerende midde len in geval van ziekten, met name van infectie ziekten. Dat het overige deel van het lichaam als regel weinig geschaad wordt, wanneer de ziekte op de huid kan uitwoeden, is een bekend verschijnsel. Zoo heeft tuberculose het gunstigste verloop bij het optreden van huidtuberculose. Omgekeerd kunnen wij bij inwendige ziekten, bijv. van de stofwisseling, de organen met in wendige afscheiding, het bloed e.a. het optreden van soms lichte, soms ernstige ziekten waar nemen. In bijzondere mate geldt dit van huid ziekten, die optreden na het gebruik van be paalde voedingsmiddelen of medicijnen. Reeds uit deze korte uiteenzetting blijkt dus, dat een verstandige lichaamsverzorging onmis baar is voor een goede gezondheid. Slechts een frissche huid met een goede bloedcirculatie kan een gezond lichaam bedekken; laat de toestand van de huid te wenschen over, dan is het onjuist om dit door poeder zoo lang mogelijk verborgen te willen houden. Dit uitstel kan slechts schaden; de oorzaak moet dadelijk opgespoord en uit den weg geruimd worden, dan zal de huid ook weer gezond worden. Het op zichzelf zoo gezonde zonlicht kan bij verkeerde toepassing tot ernstige schade leiden. De onbeschermde huid kan in gevaarlijke mate verbrand worden, *,ooral als zij in deze richting gevoelig is, zooals vaak het geval is bij blonde en roodharige menschen. De chemisch werkende zonnestralen veroorzaken dan de verbranding. Wanneer van het zoiu'cht genezing wordt ver wacht, zooals bij tuberculose, moet de bestra ling zeer geleidelijk worden uitgebreid, anders zou een snel voortschrijden der ziekte inplaats van genezing het gevolg kunnen zijn. In alle gevallen kan men de huid behandelen met crèmes, die tegen verbranding beschermen. Is er reeds verbranding opgetreden, dan moet de huid zoo spoedig mogelijk weer in normalen toestand worden gebracht door verkoelende oliën of poeders. Bij de bestraling dóór het zonlicht kan er ook een aangeboren of verkregen gebrek aan pig ment in de huid aan het licht komen. Er ontstaan dan leelijke plekken, die soms over het geheele lichaam uitbreiden. Vaak staat men voor derge lijke gevallen machteloos, maar soms kan juist door bestraling genezing worden aangebracht. Dezelfde verschijnselen, welke bij verbranding der huid optreden, do£n zich ook voor bij be vriezing. Ook hier is voorkomen beter dan ge nezen. Onvoldoende kleeding, of te nauwe kousen, schoenen of handschoenen, zijn als regel de eerste oorzaak van de bevriezingen, die het meest optreden aan de lichaamsdeelen die het verst van het hart verwijderd zijn en dus de slechtste circulatie hebben. Wie hiervoor ge voelig is, moet evenals zij, die last hebben van wintervoeten of winterhanden voor het begin van het koude jaargetijde afdoende maat regelen nemen, aangezien de kwaal anders elk jaar terugkomt. Warm en koud water, afwisse lend toegepast, massage en gymnastiek om den bloedsomloop te bevorderen, benevens jodium, kamfer, ichthyol e.d. bevattende preparaten zijn, evenals hoogtezon-bestralingen en diathermie, bruikbare middelen. Voor schoonheidsgebreken zal men zich van zelf wel naar een ervaren huidarts begeven. Vaak wordt dit achterwege gelaten, omdat de patiënt het geval toch als hopeloos beschouwt, doch ten onrechte. Levervlekken kunnen bij voorbeeld zeer goed verwijderd worden, evenals tatoeëeringen. De vroeger gebruikelijke metho den hadden inderdaad vaak niet het gewenschte resultaat, doch tegenwoordig kan men de pa tiënten met recht hoop geven. WAANVOORSTELLING EN HALLUCINATIES. Door Dr. W. HEIDEKAMP. Wanneer een patiënt waanvoorstellingen heeft, wordt hij zoozeer door z'n onjuiste ideeën be- heerscht, dat hij volkomen ongevoelig blijft voor tegengestelde voorstellingen en door niets van zijn verkeerde inzicht overtuigd kan worden. Er is dus een groot verschil tusschen een on- juiste opvatting en een waanvoorstelling. Een j onjuiste opvatting is een verstandskwestie en j kan bestreden worden door zich te richten tot het verstand, doch bij een waanvoorstelling j speelt daarnaast de gemoedsaandoening een belangrijke rol. Schokkende gebeurtenissen, teleurstelling, langdurige smart, maar ook on verwacht gelujc kunnen zich op deze wijze uiten. De leek tracht waanvoorstellingen vaak te verklaren door zinsbegoochelingen, doch dit is onjuist. Eerder heeft het omgekeerde plaats, want zinsbegoocheling wordt als regel veroor zaakt door een waanvoorstelling. De zoo ont stane hallucinaties zijn zoo krachtig, dat zij al het andere verdringen en den patiënt den kijk op het werkelijke leven met zijn gebeurtenissen doen verliezen. Het vermogen om te oordeelen, ontbreekt. Anders is het bij een dwangvoor stelling; hier weet de patiënt zelf zeer goed, dat de voorstellingen, die hem in haar macht hebben gekregen, onzinnig zijn. Hij doet bijv. iets, omdat hij ertoe gedreven wordt, al weet hij zelf, dat het dwaas is. Hij kan er zich echter niet tegen verzetten. Om een patiënt te beoordeelen is het dus noodig, dat wij weten hoe hij zich oriënteert ten opzichte van zijn omgeving. Kan hij zich nog een juiste voorstelling maken van plaats en tijd, weet hij waar hij zich werkelijk bevindt? Kent hij de personen uit zijn omgeving en weet hij, wie en wat hij zelf is? Dit vermogen om zich te oriënteeren ontbreekt vaak ook bij de allerernstigste gevallen van zwakzinnigheid. Het geheugen is dan verloren gegaan, zoodat ook de vorming van begrippen niet meer mogelijk is. Van bijzondere beteekenis blijft de vraag, of ook zielsziekten aanstekelijk zijn. Dit is on getwijfeld het geval, al moet men zich de over brenging niet denken als bij een infectieziekte, die door bacillen wordt veroorzaakt. Er bestaat echter zeer zeker psychische infectie en deze kan zelfs den vorm van een epidemie aannemen, waarvan gevallen van massasuggestie een ken merkend voorbeeld zijn. Voor een dergelijke psychische infectie is lang niet iedereen gevoelig, maar dat kan tenslotte ook worden gezegd van physieke infecties. VLOEIBARE MEST. Van water alleen k,an een plant niet leven; zij heeft ook vaste vbedingsstoffen noodig en deze zijn in den grond niet altijd in voldoende mate aanwezig. Men kan ze dan met vloeibare mest begieten, bij voorkeur in water opgeloste koemest, waar eens in de twee of drie dagen mee begoten wordt, bij voorkeur 's avonds. Zwakke oplossingen om de paar dagen gegeven zijn beter dan sterke oplossingen met grootere tusschenpoozen. Men kan de vloeibare mest ook zeer goed maken van duivenmest en- natuurlijk van kunstmeststoffen, die bij den bloemist kant en klaar gemengd te verkrijgen zijn. Ondertrouwd: W. C. Bergisch en B. E. Richel; C. F. A. Milders en J. M. Zaaijer; G. Th. Glasz en H. F. Bakker. Getrouwd: A. Stuhlmiller met M. Legenstein; W. J. Driessen met V. v. Hooidonk; S. A. Bot- bijl met M. H. Bokker. Bevallen: S. MulderAdema d.; M. E. C. Apswoude—de Vries d.; E. Schoonede Custer z.; A. Geeve—Tromp z.; R. VaderFrederiks d.; C. M. v. Deursende Vries z. Overleden: C. Schipper 82 j., wedn. van M. Zwikker; J. Brouwer 61 j., ongeh. I Met een lichtelijk verbaasden blik bekeek Jan Pleizer het briefje, dat hij op zijn schrijfbureau vond liggen. „Armand Boekman?", vroeg hij, „in de Zuidwesterstraat No. 236? Wat is dat voor een man? Ik heb nooit van hem gehoord!" Mevrouw Pleizer haalde rustig de schouder op. „Er zullen wel meer menschen hier in de stad zijn, van wie je nooit gehoord hebt," meende zij, „evengoed als er heele volksstammen be staan, die van jouw aanwezigheid op dit onder- maansche geen flauw vermoeden hebben Ik heb nooit van hem gehoord. Maar wat deze meneer Armand Boekman be treft: hij belde vanmiddag op en vroeg of je vanavond om 8 uur bij hem wilde aanloopen. Hij heeft een regenjas noodig en wil graag de stalen eens zien." De verbaasde uitdrukking verdween niet van Jan Pleizer's gelaat. Het was hem nog nooit overkomen, dat iemand, die hij volstrekt niet kende, en, die meer dan een uur afstands van hem verwijderd woonde, zich uit eigen beweging kwam aanmelden voor een regenjas. Om half acht reeds bevond hij zich in de Zuidwesterstraat en het kostte hem niet veel moeite te constateeren, dat op No. 236 geen Armand Boekman woonde, noch iemand wiens naam een ongeveer gelijkluidenden klank droeg, noch zelfs iemand, die een regenjas noodig had. Doch Jan Pleizer gaf den moed niet op. Hij bezocht dus in de Zuidwesterstraat de huizen No. 36, 136, 156, 186 en nog verschillende andere, om daarna zijn geluk te beproeven in de Noordwesterstraat. Ook daar mocht het hem niet gelukken, een meneer Boekman, Roekman, Hoekman of Kloek man aan te treffen, maar toch bleef zijn speur tocht niet geheel onbevredigd. Op No. 136 in de Noordwesterstraat werd hem de deur geopend door een vriendelijken heer, die luisterde naar den welluidenden naam Jeremias Smit. „Neen," erkende deze vriendelijke man, tot mijn spijt heet ik niet Armand Boekman en heb ik u niet opgebeld over een regenjas. Maar dit neemt niet weg, dat ik u toch wel graag even te woord wil staan. Ik heb binnenkort een regenjas noodig, en als u nu tóch stalen bij u hebt." Daar het inmiddels halfnegen was geworden, besloot Jan Pleizer zijn speurtocht naar den onvindbaren Armand Boekman op te geven en liever zijn aandacht te wijden aan Jeremias Smit. Hij liet zijn stalen zien en meneer Smit toonde zich hoogst voldaan. „Typisch," zeide hij, „dat wij elkander door zoo'n toevallige omstandigheid hebben leeren kennen. U zocht naar een meneer Armand Boekman in de Zuidwesterstraat en kwaamt toen bij mij terecht." Opeens flitste hem een onrustige gedachte door het hoofd. „Maar," voegde hij er verschrikt aan toe, „vindt u het niet vreemd, dat die meneer Boek man in de geheele omgeving niet blijkt te be staan? Kan die telefonische boodschap niet een j valstrik geweest zijn om u weg te lokken uit uw woning en Jan Pleizer glimlachte zelfbewust. „Zeker," stemde hij toe, „aan die mogelijk heid heb ik óók gedacht. Maar u begrijpt, dat ik mij de kans niet mocht laten ontglippen om zaken te doen. Stel u voor, dat mijnheer Armand Boekman eens werkelijk bestond en ik geen gehoor zou hebben gegeven aan zijn telefo- nischen oproep! Ik zou het mijzelf nimmer hebben kunnen vergeven!" Doch Jeremias Smit bleef bedenkelijk kijken. „Alles goed en wel," meende hij. „Maar wie weet wat er tijdens uw afwezigheid bij u thuis gebeurd kan zijn? De valsche telefonische bood schap moet toch een doel gehad hebben." Weder lachte Jan Pleizer zelfbewust. „Ik heb dit alles behoorlijk onder oogen ge zien," verklaarde hij trotsch, „en rekening ge houden met drie mogelijkheden. In de eerste plaats: dat de een of andere gauwdief mij wilde weglokken uit mijn woning om daarna rustig bij mij te kunnen inbreken, meenende, dat hij mijn vrouw en dochter wel door een bruusk optreden in bedwang zou kunnen houden. Met het oog op deze mogelijkheid, heb ik den broer van mijn beneden-buurman, die in zijn jonge jaren het nobele ambt van bokser uitoefende, verzocht het zich een paar uur gemakkelijk te maken in mijn woning." Jeremias Smit knikte. „Uitstekend. En de tweede mogelijkheid?" Jan Pleizer fronste de werkbrauwen. „Er woont naast mij," vertelde hij, „een jonge snuiter, die een oogje heeft op mijn dochter. Maar tot mijn spijt kan ik niet zeggen, dat ik een oogje heb op hem. De kerel bevalt mij niet. Hij voert weinig uit en houdt nogal van boemelenIk heb opgemerkt, dat hij wanneer ik niet thuis ben, wel eens 'n bezoek probeert te brengen aan mijn dochter. Hij klimt dan over den rand van mijn balconnetje. Wel... vóórdat ik vanavond heenging, heb ik nu met behulp van een drukkop de douche van de bad kamer zoodanig geconstrueerd, dat de verliefde jongeling de volle lading over zich krijgt, als hij den voet zet op mijn balcon Jeremias Smit lachte dat hij schudde. „Buitengewoon vermakelijk! En in de derde plaats?" Jan Pleizer boog het hoofd en dempte zijn stem tot een fluistertoon. „Mijn vrouw," zeide hij, „heeft omgang met een vriendin, die een slechten invloed op haar uitoefent. De feeks heeft al drie huwelijken en twee scheidingen achter den rug en probeert nu onrust te stoken in ons gezin. Ik heb mijn vrouw dan ook verboden nog langer omgang met haar te hebben. Toch geloof ik, dat zij haar, wanneer ik afwezig ben, nu en dan opzoekt. Wellicht is dus de telefonische boodschap van den onvindbaren meneer Armand Boekman een verzinsel van mijn vrouw geweest. Met het oog op deze mogelijkheid heb ik de twee uitgaans- japonnen, het mooiste hoedje en twee paar nieuwe schoenen van mijn vrouw in mijn schrijf bureau verstopt De klant klopte den kleermaker joviaal op den schouder. „Je bent een man, die aan alles denkt," prees hij, „enwilt u gelooven, dat u mij nieuws gierig gemaakt hebt? Ik zou wel eens willen weten, welke van de drie mogelijkheden „Wel," noodde Jan Pleizer hartelijk, terwijl hij opstond, „ga met mij mee naar huis, dan kunt u het zelf constateeren. Ik zal u dan tegelijk nog een paar staalboeken laten zien. Misschien hebt u binnenkort nog een pak of een overjas noodig." Vertrouwelijk als mannen, wier vriendschap reeds van jaren herwaarts dagteekent, toog het tweetal naar Jan Pleizer's woning. In de zij kamer troffen zij den lezenden en rookenden broer van den beneden-buurman aan. Als mannen, wier vriendschap van jaren her dagteekent. „Geen onraad, Hansen?" informeerde de kleermaker. De ex-bokser grijnsde. „Zelfs geen muis, ouwe jongen!" Dan toog Jan Pleizer ter inspectie naar het balcon. De vernuftige drukknop-constructie bleek nog volkomen intact, terwijl de vloer van het balcon geen natte plekken vertoonde En in de huiskamer trof hij zijn vrouw aan, gehuld in een eenvoudig japonnetje. Terwijl mevrouw Pleizer zich verwijderde om thee te schenken, fluisterde Jeremias Smit zijn vriend in het oor: „Geen van de drie mogelijk heden blijkt zich verwezenlijkt te hebben." Jan Pleizer haalde de schouders op. „Wacht nog maar even." Er volgde een kwartiertje van gezelligen kout, waaraan ook mevrouw Pleizer opgewekt deel nam. Totdat ze eindelijk langs haar neus weg aan haar echtgenoot de vraag stelde: „Zeg, Jan, weet jij niet waar mijn avondjaponnen kunnen zijn? Ik wilde vanavond een klein scheurtje repareeren in de blauwe zijden. Maar ik kon ze nergens vinden Gemoedelijk knikte Jan Pleizer zijn nieuwen vriend toe. „Mogelijkheid No. 3," fluisterde hij. „Mijn vrouw is nooit gewoon des avonds een draad in den naald te steken. Het zoeken moet dus een andere reden gehad hebben." En daarop zeide hij hardop tot zijn echf- genoote: „Lieve schat, je weet, dat ik niet graag wil, dat je je 's avonds vermoeit. Je werkt overdag toch al veel te veel. Daarom heb ik de blauwe zijden opgeborgen in mijn bureau." J. C. W. DUNCKER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1933 | | pagina 5