w TM titftGUfatfc
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
No. 50. 15 DECEMBER 198*.
TWEEDE BLAD.
HOUDT MAAT!
BUITEN LANDSCHE
CORRESPONDENTIE
HET KERSTMISLAND BIJ
UITSTEK.
DE V^KCU'W EN KAAK, ÜUIS
RECEPTEN.
KLEEDING VOOR AANSTAANDE
MOEDERS.
DENK AAN UW
MEDEMENSCHEN!
VAN SLAVENMARKT TOT
WERELDBEURS.
Dat was reeds vroeg een wintertje!
Wie had het kunnen denken,
Dat eigenlijk het herfstseizoen
Reeds ijsvermaak kon schenken?
Hoe ging het schaatsenrijdershart
Bij menigeen weer open!
't Was heerlijk, ook al moet ik met
Een stijve knie nu loopen.
Hoe sierlijk zwierden over 't ijs
De schoone rijderessen!
Hoe kregen wij van menigeen
Weer gratis hardrij-lessen!
Wat was het vroolijk op de baan
Met wapperende vlaggen,
Muziek en heete chocola
Wat is er weer gelachen!
Maar nu 't afwisselend vriest en dooit,
En 't ijs niet wil verdwijnen,
Ziet men op sloot en vaart en plas
Weer waaghalzen verschijnen;
En onder 't broze oppervlak
Zit Maag're Hein te speuren,
Of hij er een van grijpen kan
En naar beneden sleuren.
Zij zakken door een zwakke plek,
Zij vreezen wak noch bijten
Straks is weer menig ongeluk
Aan eigen schuld te wijten!
Want niet tevreden met 't genot
Van d'aigeloopen dagen
Gaan zij hun eigen leven en
Dat van een ander wagen.
De pas begonnen winter kan
Nog volop ijspret geven:
We krijgen er dat is voorspeld
In dit seizoen wel zeven!
Houdt maat ook in uw ijsvermaak
Geen onbezonnen streken,
Want anders is het woordje „Help!"
Uw laatste levensteeken!
TOEBEREIDSELEN TOT DE
KERSTVIERING.
Wie dezer dagen loopt over de Potzdammer-
Blatz, of wandelt langs het station Beurs, ziet
de trottoir-randen bezet door kooplieden, die
alleraardigst speelgoed te koop aanbieden. En
iit het schallende gelach der kijkers en koopers
nlijkt voldoende, dat de Berlijner zijn eenigszins
gekruide humor nog niet heeft verloren.
Wat men daar in het klein ziet, heb ik dezer
dagen in het groote tentoonstellingsgebouw bij
den toren, vanwaar de radio-berichten over geheel
Duitschland en de rest van Europa worden uit
gezonden, in het groot mogen aanschouwen. De
Kerstmistentoonstelling van Thüringen belooft
den grooten toeloop van de komende Kerstdagen
te mogen verwerken.
Midden op het marktplein van een Middel-
•euwsche stad waant men zich verplaatst. Alles
kan men er bewonderen en koopen. Natuurlijk
speelgoed, onafzienbare hoeveelheden van niets
dan speelgoed en nog eens speelgoed. Dan allé
mogelijke versierselen voor den Kerstboom. In
het midden van het Thüringsche marktplein
staat iets heel aardigs, leerzaams en interes
sants, een echte Thüringsche kermis! Op die
kermis, alles keurig uit hout gesneden, be
schilderd en gelakt, is een schuttersfeest te aan
schouwen, met rondom berenleiders, kermis-
tentjes, draaimolens, luchtschommels, ja, wat
al niet meer.
Velen zullen er ongetwijfeld hun inkoopen
doen en belast en beladen huiswaarts keeren.
Wie dezer dagen uit Nederland naar Berlijn
mocht gaan, vergete niet een bezoek aan deze
tentoonstelling te brengen.
Trouwens, overal bemerkt men, dat de Rijks
hoofdstad zich gereed maakt, straks het Kerst
feest op vroolijke wijze te vieren. Reeds thans,
twee tot drie weken voor de Kerstdagen, staat
Berlijn volkomen in het teeken van de komende
„Weihnachten". Chocolade en marsepein staan
bij honderdtallen kilogrammen opgestapeld.
Berlijn moet straks hopeloos lijden aan een met
zoetigheid overvulde maag!
Maar het is niet de Kerstboom alleen, dien men
die overal op de Berlijnsche pleinen zijn ver
rezen. Ze kleuren de stad, die in deze tijden wat
grijs en eentonig schijnt, met het frisch aan
doende groen. De Harz, het Zwarte Woud, de
Brandenburgsche Mark en Silezië zijn geplun
derd om dezen voorraad Kerstboomen bijeen te
brengen.
Tweehonderd groothandelaren in Kerst
boomen telt Berlijn, hoeveel tusschenhandelaren
er zijn, ontgaat aan mijn schatting, maar het
moeten er wel duizenden wezen.
Maar het is niet de Kerstboom alleen, die men
te aanschouwen krijgt. Geen poelierszaak of de
Kerstganzen liggen er op hooge stapels. Dik en
vet wachten ze op de braadpan, want geen
Berlijner zal de Kerstdagen vieren zonder een
Kerstgans op tafel te hebben. Daarvoor begint
de Berlijner reeds in het najaar te sparen, al
zijn de tijden nog zoo slecht, een Kerstgans
moet en zal er wezen!
Straks komen de kleine kraampjes weer op
de pleinen, waar men peperkoeken in alle af
metingen te kust en te keur zal kunnen koopen.
En voor de allerarmsten is de „winterhulp" in
het leven geroepen.
Zijn weldadigheidszin zal de Berlijner ook in
1933 niet verloochenen!
NIEREN-OMMELET.
j 1 rundernier, 4 eieren, zout, 4 eetlepels melk,
15 gram bloem, 1 uitje, 25 gr. boter, 1 d.L.
melk, peper, zout, soja, boter om te bakken.
Van de 4 eieren, een weinig zout en 4 eet
lepels melk maken wij een beslag, door deze
massa eenige minuten flink te kloppen, daarna
laten wij een stukje boter in de koekepan warm
worden en gieten het beslag in de pan, waarna
de koek aan belde zijden lichtbruin gebakken
wordt, en op een bord warm gehouden moet
worden, b.v. boven op de pan met aardappelen.
De nier hebben wij met koud water opgezet;
kookt dit, dan gieten wij het af en zetten de nier
weer op met koud water en zout en laten het
1 vleesch gaar koken, waarna wij het in kleine
stukjes snijden. Van de boter en de bloem
wordt een pikant sausje gemaakt, daarna wordt
i de melk, zout, peper erbij gevoegd en tenslotte
de stukjes niet. Heeft dit alles tezamen nog een
minuut of 5 gestoofd, dan leggen wij de ragout
in het midden van de ommelet en slaan de zij
kanten er overheen.
KOOLSOEP.
500 gram poulet, 2 Liter water, zout en kerry,
1 groen kooltje, 75 gram boter, 30 gr. Siam Sago.
Wij zetten de gewasschen poulet op met 2 L.
koud water en doen er behalve het zout (10 gr.
of 1 eeti.), 1 worteltje, 1 uitje, 1 laurierblad, 1
kruidnagel een takje selderij bij en naar smaak
ook een stukje foelie en laat het vleesch onge
veer 2 a 2% uur zachtjes trekken.
De kool wordt schoon gemaakt en daarna in
dunne reepen geschaafd of gesneden, waarna
wij deze in de boter en kerry gedurende 15 a
20 min. zachtjes laten smoren en na dien tijd
voegen wij een gedeelte van de bouillon bij en
de kool laten wij dan hierin gaar stoven, voegen
de overige bouillon en sagokorrels bij en laten
de soep zoolang koken, totdat de sago door
schijnend is. Het vleesch, waarvan de bouillon
is getrokken, wordt vóór de toevoeging van de
overige ingrediënten uit de bouillon gehaald en
gebruikt voor de kerryschotel van morgen.
NOORSCHE VLA!
1 pakje vanille custardpoeder, 5 d.L. melk,
50 gram suiker, 100 gram Sunmaid rozijnen,
2 d.L. bessensap, 2 kopjes water, 1 stukje
kaneel, 20 gram sago of maizena, 50 gram
suiker.
We brengen de 50 gram suiker en water aan
de kook, strooien er de rozijnen in en laten
alles 10 minuten zachtjes doorkoken met het
stukje pijpkanaal, dat verwijderd wordt, voor
dat we de bessensap gaan binden met de sago
of maizena.
Nadat wij dit eenige minuten hebben laten
doorkoken, laten we de vla afkoelen en gieten
deze over in een glazen vlaschotel.
De custardpoeder maken wij aan met een
weinig melk, brengen de rest aan de kook en
roeren de suiker er door en het custardpapje,
waarna wij alles eenige minuten door laten
koken, daarna van het vuur nemen en met de
vla flink opkloppen en daarna over de rozijnen
vla gieten.
We kunnen den bovenkant garneeren met
kleine roze schuimpjes of met geconfijte kersjes.
Zilver poetsen.
Voor het poetsen van zilveren voorwerpen
kan men een aluminiumplaat gebruiken, die in
winkels voor huishoudelijke artikelen te ver
krijgen zijn.
Men legt de plaat in 1 Liter kokend water,
waarin men 50 gr. soda heeft opgelost. Legt
hierin het zilver gedurende 5 a 10 minuten en
wrijft het na met een flanellen doek.
Nog dieper wordt de glans, indien men het
oppoetst met krijt en ammoniak.
2073.
Het is vaak heel moeilijk voor aanstaande moe
ciers goedzittende kleeding te dragep. Het spreek'
welhaast vanzelf, dat de gewone klfedmg In dez*
voor een vrouw zoo zeer bijzondere aagen nau
welijks in aanmerking komt om gedragen te wor
den, niet enke! uit aestethische, maar meer no
uit gezondheidsoverwegingen.
üok in deze dagen wil een vrouw er goed ge
kleed ulizien en daarom hebben wij speciaal eer
comnlpt voor as moeders laten ontwerpen, da'
wl| hierbij afbeelden.
De blouse bestaat uit een ruim rugpand er
twee voorpanden, die zoo gemaakt zijn. dat e'
middenvoor een sluiting of een naad valt, waar
aan aan iederen kant een flink overslag Is ge
maakt, zoodat met weinig moeite de blouse eer
flink eind uitgelegd kan worden.
De uit een recht voor- en achterpand bestaan
de lapon hezlt twee Inspringende plooien en eei
gladde zllbaan. IJ kunt links en overslag maker
zoodat U de rok als het ware overslaat.
De halsversiering bestaat uit een zliaen ol wol
len das. die bij het dragen van het manteltle hoog
op geknoopt kan worden, zooals de afbeelding
links laar zien. De mouw Is zeer eenvoudig en
niet te nauw Als afwerking heeft deze een kleine
manchet.
Het manteltle heeft een glad, doch ruim rug
pand en twee voorpanden, die een flink eind ovei
elkaar heensluiten, zoodat her alleen een kwestie
van knoopen verzetten is. als u het manteltle
breeder wilt maken. De mantel heeft geen kraag
of revers, doch als versiering is er een reep zijde
of wollen stof op aangebracht, waarvan ook d«
da« gemaakt is.
Een iets breedere ceintuur met een zelfde gesp
als voor de japon is gebruikt, maakt het gehee
af.
Patronen voor dit complet kan men in alle
maten bestellen onder no. 2073.
VOOR ONZE LEZERESSEN.
Patronen worden toegezonden na overschrij
ving van 0.58 op postrekening 62626 var
den Moaedienst Den Haag oi na inzending pet
postwissel of in postzeg«..s aan de Mode
redactrice, Roelofstraat 109, Den Haag. Ge-
wenschte maat en nummer vooral duidelijk ver
meiden.
D 6(
BESCHOUWINGEN
BIJ HET NADEREND KERSTFEEST.
Zeer zeker, Kerstmis bezorgt moeder de
vrouw veel, heel veel werk en moeite en den
mannen veel uitgaven, maarde winst, de
vergrooting van den innerlijken rijkdom, weegt
tegen dat alles verreweg op! Want juist deze
dagen vóór Kerstmis maken betere menschen
van ons. Helderder en barmhartiger worden de
oogen van allen, al zijn zij in hun dagelijksch
leven nóch zoo cynisch of onverschillig. In deze
weken, die Kerstmis vooraf gaan, ontwaakt in
ieder van hen een dieper inzicht in de mensche-
lijke ellende, een inniger deelname aan een
ander's ongeluk. Ja, zelfs is het ons, alsof wij
niet in staat zouden zijn, zélf vroolijk het Kerst
feest te vieren, als ons geweten niet bevredigd
is, het geweten, dat ons zegt, dat bij buren en
medemenschen nog zooveel ontbreekt om het
geluk te kunnen wenken. Maar hoe dichter wij
het groote feest naderen, hoe levendiger onze
wensch wordt, het eigen geluksgevoel, dat ons
doorstroomt, ook aan anderen kenbaar te
maken, te deelen met onze naasten. Die anderen
moeten óók vroolijk kunnen zijn, wij willen
geen droefgeestige gezichten om ons heen zien,
want zij zouden den zin van het Kerstfeest ver
storen.
In dezen advents-tijd klinkt steeds opnieuw
het lied, het aloude' lied van den engel ons in
de ooren: Vrede op aarde en in den Mensch een
welbehagenIeder van ons moet zich ge
roepen voelen, dit woord tot een vreugdevolle
waarheid te maken. Afkeer, wrok, vijandschap
en haat moeten vergeten worden. Wij weten
immers wel, dat wij „maar menschen" zijn en
dat onze wensch, goed en vriendelijk, behulp
zaam en barmhartig te zijn, zal verzwakken,
wanneer Kerstmis voorbij en deze milde stem
ming in ons gezakt is. Wij weten immers, dat
de dagelijksche sleur weer macht op ons krijgt
en wij weer zoodanig in den maalstroom van
den strijd om het bestaan zijn geraakt, dat wij
voor niets anders meer gedachten over hebben,
maar juist nü, in den adventstijd willen wij toe
geven aan dat, wat wij weten, dat „het goede
element" van ons geweten uitmaakt.
Als wij bijtijds ons plan, om anderen een
vroolijk Kerstfeest te bereiden, ten uitvoer gaan
brengen, kunnen wij heel veel bereiken, zonder
over groote middelen te beschikken. Mannen,
vrouwen en kinderen moeten hun voorraad
kleeren, ondergoed, boeken en speelgoed eens
doorsnuffelen, om te zien, hoeveel bruikbaars
daar onder is, dat wij kunnen missen. Zooveel
dingen, die voor ons weinig waarde meer
hebben, kunnen op andere plaatsen den nood
helpen lenigen, tegelijk onze eigen zielenood
lenigende. Laat ons ook denken aan de zieken
huizen, waarin veel beklagenswaardige, eenzame
menschen liggen -voor hen zijn boeken soms
zoo'n heerlijke troost. En wij hebben immers
allen boeken genoeg,boeken, die wij ver
scheidene malen gelezen hebben en waarvan
we genoeg gekregen hebben! Laat ons die ver
zamelen. Kinderkleertjes, die te klein geworden
zijn, speelgoed, waar de kinderen niet meer
mee spelen, verzamelen, verzamelen!
Als er iets aan kapot is, of de kleeren zijn
hier en daar wat gescheurd, dan zijn deze her
stellingen de mooiste werkjes, die men op de
gezellige avonden, die Kerstmis voorafgaan, kan
verrichten! Het beste is behoeftige familieleden
uit te zoeken en goed te doen. Moeder zal vast
en zeker graag een lekkere koek voor hen bakken
en appels en noten in een aardig bont zakje,
voltooien het geheel. Maak van het geheel een
aardig Kerstpakketje voor de familieleden,
zoodat diegenen, die het uitpakken, ook steeds
op verrassingen stuiten, dat verhoogt de aardig
heid! Denk eens, hoe het Uzelf te moede zou
zijn, zoo'n geheimzinnig Kerstpakket te ont
vangen. Kunnen wij, behalve de armere familie
leden, ook nog een paar andere menschen
gelukkig maken zooveel te beter! Dan pas
zal óns Kerstfeest een volmaakt, harmonisch
feest zijn, waarin we ons met genot kunnen
overgeven aan de vredige, warme stemming, die
Kerstklokken, Kerstkleuren, Kerstsfeer over ons
brengen
Iets uit de geschiedenis van Walistreet.
Door Dr. J. A. VAN DER WELLE.
De New-Yorksche effectenbeurs, waar alle
andere beurzen ter wereld zich naar richten,
heeft een typisch Amerikaansche ontwikkeling
doorgemaakt.
Toen Peter Minuit Manhattan voor een appel
en een ei van de Indianen had gekocht, liet hij
dwars over het eiland heen een muur bouwen
om het vee tegen de wolven te beschermen.
Hieraan heeft Walistreet zijn naam te danken.
Een van de aanzienlijkste mannen, die daar
woonden, was Kapitein William Kidd, een
slavenhandelaar en zeeroover. Na eenigen tijd
vond de overheid echter, dat hij zijn slavenmarkt
moest verplaatsen; op Walistreet waren er n.l.
te veel voorbijgangers door de nabijheid van
stadhuis en kerk en de slavenhandel moest niet
al te sterk in het oog vallen.
Toen kwam de Amerikaansche vrijheidsoorlog,
tijdens welke Walistreet in de handen van de
Engelschen was. Toen deze in 1783 het veld
moesten ruimen, zag men van Walistreet slechts
een paar leege huizen staan. Een ervan was de
kroeg van John Simmer, die geruimen tijd de
vergaderplaats van de New-Yorksche kooplieden
I was. Langzamerhand heeft Walistreet zich echter
hersteld. De belangstelling nam toe, doordat het
Congres (de Amerikaansche volksvertegenwoor-
..Byouterieën, derde étage links!", riep de
liftboy op een dreun. De deftige heer, op wiens
visitekaartjes Lord Trevor stond, knikte en stapte
bij de genoemde verdieping uit de lift. Het was
drie uur in den middag en prachtig weer, dus
zeer druk iu het warenhuis, ondanks gelamen
teer van malaise.
Lord Trevor was het type van den deftigen
Engelschen landlord. Voor zijn linkeroog zat
een oogglas geklemd, hij droeg een keurig
kostuum en de vouwen in zijn gestreepte pan
talon waren scherper dan Gilletmesjes. Boven
dien leek Lord Trevor zoo op het eerste gezicht
een beminnelijk man. Zijn oogen hadden zelfs
iets amicaals. Men zou zeggen dat hij, hoewel
aristocratisch tot in de punten van zijn laarzen,
in zijn hart een vleugje democratie meedroeg.
Hij had tenminste enkele vriendelijke woorden
met den liftboy gewisseld en ook nu, op de
derde étage, vroeg hij glimlachend den weg naar
de byouterie-afdeeling. Een afdeelingschef wees
hem den weg en enkele minuten later stond de
aspirantkooper vol aandacht de uitgestalde kost
baarheden in de vitrines te bewonderen.
de uitgestalde kostbaarheden te bewonderen.
Er zijn altijd menschen, die het niet in hun
hersenen zullen halen om juweelen te koopen,
doch die louter uit nieuwsgierigheid een tijdje
zoek brengen voor de glazen uitstalkasten. Tot
dit soort menschen scheen Lord Trevor niet te
behooren. Hij had tamelijk spoedig een keuze
gemaakt. Het was een fraai halssnoer van melk-
witte parelen en de prijs lag er bij. Lord Trevor
begon dus uit te kijken naar de- verkoopster van
de afdeeling en kwam tot de ontdekking, dat
het meisje druk bezig was. Zij liet een jonge
chique vrouw een heele massa smalle gouden
ringen zien en de dame in kwestie scheen niet
spoedig te kunnen beslissen.
Met een geamuseerd lachje om den mond
volgde Lord Trevor het tooneeltje.
Het was niet moeilijk om tot de overtuiging
te komen, dat zij een verlovingsring aan het
uitzoeken was. Lord Trevor, die oog voor
vrouwelijk schoon en bovendien den tijd had,
nam het haar dan ook allerminst kwalijk, dat
zij zoo weinig haast met haar keuze maakte. Hij
wachtte geduldig tot hij geholpen zou worden.
„Duurt het nog lang?", hoorde hij plotseling
naast zich vragen door een slank jongmensch,
wiens gezicht allesbehalve vriendelijk stond.
Het verkoopstertje, dat de vraag niet gehoord
had, negeerde hem en de jongeman wendde zich
schouderophalend tot den Lord.
„Dat is de schaduwzijde van warenhuizen,
sir," zei hij kwaad. „Ik heb weinig tijd en nu
moet ik wachten. Sommige menschen en speciaal
dames kunnen zoo vreeselijk lang zoeken."
„Kom, kom....", vergoeilijkte Lord Trevor,
„een ring koopen is geen dagwerk. Wat mij be
treft, ik heb den tijd, dus u kunt met genoegen
vóór mij gaan."
„Daar gaat het niet om," antwoordde de
ander en zijn oogen gleden over de uitgestalde
kostbaarheden. „Het gaat alleen om het prin
cipe. Ik vind trouwens dat één verkoopster in
zoo'n groote afdeeling veel te weinig is. Boven
dien kan het geen kwaad, als juist deze kostbare
afdeeling door meer dan twee oogen bewaakt
wordt."
„Er zal controle genoeg zijn, denk ik," zei de
Lord lachend. „Wie kan 'n warenhuis-detective
bijvoorbeeld onderscheiden van een kooper? En
ik verzeker u, dat ze tegenwoordig voorzichtig
zijn."
Den jongeman scheen een licht op te gaan.
Hij keek den ander een beetje verbouwereerd
aan. „Tja, dat is waar. Daar dacht ik niet aan.
Natuurlijk zijn er in elk warenhuis detectives."
„Stel dat ik er een was....", hernam de Lord
en zijn grijze oogen tintelden van pret, „zoudt
u dat aan mij gezien hebben?"
„U? Dat kan ik niet aannemen!", zei de
jongeman en met een blik van ongeduld naar de
dame, die nog steeds niet geslaagd was, mom
pelde hij ontevreden: ,,lk geloof, dat ik maar
zal gaan. Op zoo'n manier verspelen ze klanten."
Lord Trevor zweeg en scheen zich een beetje
te ergeren. Hij concentreerde zijn aandacht weer
op de byouterieën en leunde iets voorover om de
prijsjes te lezen. De jongeman stak een sigaret
op en bleef toch maar wachten.
Eindelijk koos de jonge vrouw een ring en de
verkoopster wikkelde het doosje in vloei. Enkele
minuten later was de dame, na aan de kassa
betaald te hebben, in de menigte verdwenen. De
jongeman tikte Lord Trevor op den schouder.
„Gaat uw gang, sir," zei hij kort.
„Wel neen, ik heb allen tijd, sir," glimlachte
de Lord.
„Het is nu tóch laat, sir. Gaat gerust uw
gang, ik volg na u."
„Maar ik heb meer tijd dan u, sir."
Een seconde keken de beide heeren elkaar
aan. Toen wierp de jongeman een snellen blik
achter zich. Een minuut later had zich een
oudere heer bij hem gevoegd.
„Mag ik u dringend verzoeken even met ons
mee te gaan?", vroeg de jongeman zacht doch
ernstig en hij keek Lord Trevor vast in de grijze
oogen.
Deze was stom verbaasd.
„Wat bezielt u? Waarom zoo'n dwaas ver
zoek?"
„Het staat te bezien of het dwaas is. Als u
niet vrijwillig meegaat, dan moeten wij geweld
gebruiken."
De man, die zich bij hem gevoegd had, legde
zijn hand op den schouder van den Lord. Deze
scheen één oogenblik van plan om te trachten
in de menigte te verdwijnen, toen klemde hij de
lippen op elkaar en liep tusschen de twee mee.
Even later bevonden zij zich in een klein, stil
vertrek.
„Haal de buit maar eens te voorschijn, „leepe
Niel", zei de jongeman ernstig. „Neen. geen
domheden je trucjes worden te oud. Tegen
woordig moeten de zakkenrollers en winkel
dieven andere methoden toepassen dan elastiek
jes, die de begeerde kostbaarheden langs den
onderkant van den arm tot boven in de mouw
trekken...."
e Oeosi- *1.
Wit van woede zijn jas uit te trekken.
„Lord" Trevor begon, wit van woede, zijn jas
uit te trekken en kwam langzaam tot de over
tuiging, dat het inderdaad niet meeviel, om
warenhuis-detectives van gewone bezoekers te
onderscheiden....
HANS DE LA RIVE BOX.
diging) vergaderde in het naburige stadhuis en
gaandeweg vestigde vooraanstaande personen
er hun kantoren. In 1788 werd de kerk herbouwd
en een jaar later was Walistreet reeds de voor
naamste straat van New York. De groote
banken bouwden daar hun kantoren, groote
zaken volgden dit voorbeeld en gaandeweg ver
dwenen de particuliere woonhuizen er geheel.
De opkomst der moderne industrie, die in
Europa zooveel schokkende veranderingen ver
oorzaakte, deed eerst met recht haar uitwerking
gelden in het jonge, dun bevolkte Amerika, waar
credietstelsel, banken en nijverheid nog weinig
ontwikkeld waren, al had het dan ook zoo juist
het machtige Engeland zijn onafhankelijkheid
afgedwongen. Dat Amerika dezen tijd goed
doorgekomen is, heeft het voor een groot deel
te danken aan het economische en financieele
genie van Alexander Hamilton, die in 1789
minister van financiën was geworden.
Na den vrijheidsoorlog had de Amerikaansche
regeering den soldaten hun soldij en een flinke
gratificatie uitbetaald, echter niet in geld, doch
in certificaten, d.w.z. in papier, waarvan de
waarde uitsluitend bestond iu de kans, dat de
regeering eenmaal in staat zou zijn om tot af
lossing over te gaan. Al spoedig was dit papier
geheel waardeloos, evenals het grootste deel
van de bankbiljetten, die door de bonds-
regeering en de afzonderlijke staten waren uit
gegeven.
Kort na de ambtsaanvaarding van Hamilton
werd er gefluisterd, dat hij een wet zou indienen,
om de certificaten tegen pari af te lossen. In
allerijl werden mannen naar het binnenland ge
zonden om deze „waardelooze stukjes papier"
van de onwetendé bezitters af te koopen. Zij
kregen mjllioenen certificaten spotgoedkoop in
handen. Toen dreef Hamilton zijn wet door en
in de koffiehuizen van Walistreet weerklonk een
luid gejubel. De „pools" hadden hun eerste
groote slag geslagen.
Nu was Hamilton's plan tot overname van de
evenzeer gedepressieerde schuldbewijzen der
verschillende staten aan de beurt. Hier werden
er reusachtige syndicaten gevormd, die echter
onverwachts in moeilijkheden kwamen, doordat
Hamilton's wetsvoorstel in de volksvertegen
woordiging met één stem meerderheid werd
verworpen.
Hamilton liet allerlei nieu.we wetten aannemen,
waardoor de regeering „public stock" kon uit
geven, ongeveer hetzelfde als de tegenwoordige
staatsfondsen. In deze dergelijke obligaties werd
al spoedig een levendigen handel gedreven. Nu
ontstond ook de voorlooper van de latere
wereldbeurs. In Maart 1792 openden n.l. de
„veilingmeesters" een effectenbeurs om de
„onderkruipers" te verdrijven. De 24 nieuwe
handelaars, die dagelijks voor hun transacties
vergaderden onder een boom, lieten zich niet
uit het veld slaan en besloten tot samenwerking.
Zij sloten een overeenkomst om een uniforme
commissie van (4 te berekenen en om elkaar
den voorkeur te geven bij alle transacties. Door
deze overeenkomst moesten de veilingmeesters
al spoedig het veld ruimen; zij kan dus be
schouwd worden als een rechtstreeksche voor
loopster van de New-Yoksche effectenbeurs.
In 1793 verrees het voor die dagen grootsche
gebouw van de Tontine Coffee Company in
Walistreet en hier vestigden de makelaars hun
eerste officieele hoofdkantoor. De oprichting van
steeds meer nieuwe banken begon de speculatie
zucht van het publiek te prikkelen, zoodat
Jefferson schreef: „Ik verwacht, dat spoedig alle
beschikbare gelden tot uit de kleinste dorpen
weggezogen en hier opgehoopt zullen zijn."
De speculatie bereikte haar hoogtepunt met
de „boom" der aandeelen van de door Hamilton
opgerichte National Bank. Tevergeefs trachten
velen, w.o. ook Hamilton zelf, het gevaar te
keeren. De koersen liepen op tot 195. Toen
vonden Hamilton's vrienden, de „insiders", het
genoeg en verkochten hun aandeelen. De New-
Yorksche banken, die ook tot de kliek be
hoorden, weigerden de beleening dezer aan
deelen en na een maand was de koers tot 108
gedaald. De schapen waren geschoren; Wall-
street was geworden tot wat 't nu nog is.
Hamilton, die blijkbaar niet van deze machi-
naties heeft geprofiteerd, beschouwde ze- echter
als iets bijkomstigs ter bereiking van het doel,
dat hij zich voor oogen had gesteld. Op econo
misch gebied zijn zijn verdiensten buitengewoon.
De vorming van een goed geregeld geldwezen,
de vestiging van het staatscrediet in binnen- en
buitenland, het ontstaan van bankwezen en
industrie, de bepaling der handelspolitiek, dit
alles is slechts een klein deel van het werk,
1 dat hij voor zijn land heeft verricht.