w TM titftGUfatfc DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT No. 50. 15 DECEMBER 198*. TWEEDE BLAD. HOUDT MAAT! BUITEN LANDSCHE CORRESPONDENTIE HET KERSTMISLAND BIJ UITSTEK. DE V^KCU'W EN KAAK, ÜUIS RECEPTEN. KLEEDING VOOR AANSTAANDE MOEDERS. DENK AAN UW MEDEMENSCHEN! VAN SLAVENMARKT TOT WERELDBEURS. Dat was reeds vroeg een wintertje! Wie had het kunnen denken, Dat eigenlijk het herfstseizoen Reeds ijsvermaak kon schenken? Hoe ging het schaatsenrijdershart Bij menigeen weer open! 't Was heerlijk, ook al moet ik met Een stijve knie nu loopen. Hoe sierlijk zwierden over 't ijs De schoone rijderessen! Hoe kregen wij van menigeen Weer gratis hardrij-lessen! Wat was het vroolijk op de baan Met wapperende vlaggen, Muziek en heete chocola Wat is er weer gelachen! Maar nu 't afwisselend vriest en dooit, En 't ijs niet wil verdwijnen, Ziet men op sloot en vaart en plas Weer waaghalzen verschijnen; En onder 't broze oppervlak Zit Maag're Hein te speuren, Of hij er een van grijpen kan En naar beneden sleuren. Zij zakken door een zwakke plek, Zij vreezen wak noch bijten Straks is weer menig ongeluk Aan eigen schuld te wijten! Want niet tevreden met 't genot Van d'aigeloopen dagen Gaan zij hun eigen leven en Dat van een ander wagen. De pas begonnen winter kan Nog volop ijspret geven: We krijgen er dat is voorspeld In dit seizoen wel zeven! Houdt maat ook in uw ijsvermaak Geen onbezonnen streken, Want anders is het woordje „Help!" Uw laatste levensteeken! TOEBEREIDSELEN TOT DE KERSTVIERING. Wie dezer dagen loopt over de Potzdammer- Blatz, of wandelt langs het station Beurs, ziet de trottoir-randen bezet door kooplieden, die alleraardigst speelgoed te koop aanbieden. En iit het schallende gelach der kijkers en koopers nlijkt voldoende, dat de Berlijner zijn eenigszins gekruide humor nog niet heeft verloren. Wat men daar in het klein ziet, heb ik dezer dagen in het groote tentoonstellingsgebouw bij den toren, vanwaar de radio-berichten over geheel Duitschland en de rest van Europa worden uit gezonden, in het groot mogen aanschouwen. De Kerstmistentoonstelling van Thüringen belooft den grooten toeloop van de komende Kerstdagen te mogen verwerken. Midden op het marktplein van een Middel- •euwsche stad waant men zich verplaatst. Alles kan men er bewonderen en koopen. Natuurlijk speelgoed, onafzienbare hoeveelheden van niets dan speelgoed en nog eens speelgoed. Dan allé mogelijke versierselen voor den Kerstboom. In het midden van het Thüringsche marktplein staat iets heel aardigs, leerzaams en interes sants, een echte Thüringsche kermis! Op die kermis, alles keurig uit hout gesneden, be schilderd en gelakt, is een schuttersfeest te aan schouwen, met rondom berenleiders, kermis- tentjes, draaimolens, luchtschommels, ja, wat al niet meer. Velen zullen er ongetwijfeld hun inkoopen doen en belast en beladen huiswaarts keeren. Wie dezer dagen uit Nederland naar Berlijn mocht gaan, vergete niet een bezoek aan deze tentoonstelling te brengen. Trouwens, overal bemerkt men, dat de Rijks hoofdstad zich gereed maakt, straks het Kerst feest op vroolijke wijze te vieren. Reeds thans, twee tot drie weken voor de Kerstdagen, staat Berlijn volkomen in het teeken van de komende „Weihnachten". Chocolade en marsepein staan bij honderdtallen kilogrammen opgestapeld. Berlijn moet straks hopeloos lijden aan een met zoetigheid overvulde maag! Maar het is niet de Kerstboom alleen, dien men die overal op de Berlijnsche pleinen zijn ver rezen. Ze kleuren de stad, die in deze tijden wat grijs en eentonig schijnt, met het frisch aan doende groen. De Harz, het Zwarte Woud, de Brandenburgsche Mark en Silezië zijn geplun derd om dezen voorraad Kerstboomen bijeen te brengen. Tweehonderd groothandelaren in Kerst boomen telt Berlijn, hoeveel tusschenhandelaren er zijn, ontgaat aan mijn schatting, maar het moeten er wel duizenden wezen. Maar het is niet de Kerstboom alleen, die men te aanschouwen krijgt. Geen poelierszaak of de Kerstganzen liggen er op hooge stapels. Dik en vet wachten ze op de braadpan, want geen Berlijner zal de Kerstdagen vieren zonder een Kerstgans op tafel te hebben. Daarvoor begint de Berlijner reeds in het najaar te sparen, al zijn de tijden nog zoo slecht, een Kerstgans moet en zal er wezen! Straks komen de kleine kraampjes weer op de pleinen, waar men peperkoeken in alle af metingen te kust en te keur zal kunnen koopen. En voor de allerarmsten is de „winterhulp" in het leven geroepen. Zijn weldadigheidszin zal de Berlijner ook in 1933 niet verloochenen! NIEREN-OMMELET. j 1 rundernier, 4 eieren, zout, 4 eetlepels melk, 15 gram bloem, 1 uitje, 25 gr. boter, 1 d.L. melk, peper, zout, soja, boter om te bakken. Van de 4 eieren, een weinig zout en 4 eet lepels melk maken wij een beslag, door deze massa eenige minuten flink te kloppen, daarna laten wij een stukje boter in de koekepan warm worden en gieten het beslag in de pan, waarna de koek aan belde zijden lichtbruin gebakken wordt, en op een bord warm gehouden moet worden, b.v. boven op de pan met aardappelen. De nier hebben wij met koud water opgezet; kookt dit, dan gieten wij het af en zetten de nier weer op met koud water en zout en laten het 1 vleesch gaar koken, waarna wij het in kleine stukjes snijden. Van de boter en de bloem wordt een pikant sausje gemaakt, daarna wordt i de melk, zout, peper erbij gevoegd en tenslotte de stukjes niet. Heeft dit alles tezamen nog een minuut of 5 gestoofd, dan leggen wij de ragout in het midden van de ommelet en slaan de zij kanten er overheen. KOOLSOEP. 500 gram poulet, 2 Liter water, zout en kerry, 1 groen kooltje, 75 gram boter, 30 gr. Siam Sago. Wij zetten de gewasschen poulet op met 2 L. koud water en doen er behalve het zout (10 gr. of 1 eeti.), 1 worteltje, 1 uitje, 1 laurierblad, 1 kruidnagel een takje selderij bij en naar smaak ook een stukje foelie en laat het vleesch onge veer 2 a 2% uur zachtjes trekken. De kool wordt schoon gemaakt en daarna in dunne reepen geschaafd of gesneden, waarna wij deze in de boter en kerry gedurende 15 a 20 min. zachtjes laten smoren en na dien tijd voegen wij een gedeelte van de bouillon bij en de kool laten wij dan hierin gaar stoven, voegen de overige bouillon en sagokorrels bij en laten de soep zoolang koken, totdat de sago door schijnend is. Het vleesch, waarvan de bouillon is getrokken, wordt vóór de toevoeging van de overige ingrediënten uit de bouillon gehaald en gebruikt voor de kerryschotel van morgen. NOORSCHE VLA! 1 pakje vanille custardpoeder, 5 d.L. melk, 50 gram suiker, 100 gram Sunmaid rozijnen, 2 d.L. bessensap, 2 kopjes water, 1 stukje kaneel, 20 gram sago of maizena, 50 gram suiker. We brengen de 50 gram suiker en water aan de kook, strooien er de rozijnen in en laten alles 10 minuten zachtjes doorkoken met het stukje pijpkanaal, dat verwijderd wordt, voor dat we de bessensap gaan binden met de sago of maizena. Nadat wij dit eenige minuten hebben laten doorkoken, laten we de vla afkoelen en gieten deze over in een glazen vlaschotel. De custardpoeder maken wij aan met een weinig melk, brengen de rest aan de kook en roeren de suiker er door en het custardpapje, waarna wij alles eenige minuten door laten koken, daarna van het vuur nemen en met de vla flink opkloppen en daarna over de rozijnen vla gieten. We kunnen den bovenkant garneeren met kleine roze schuimpjes of met geconfijte kersjes. Zilver poetsen. Voor het poetsen van zilveren voorwerpen kan men een aluminiumplaat gebruiken, die in winkels voor huishoudelijke artikelen te ver krijgen zijn. Men legt de plaat in 1 Liter kokend water, waarin men 50 gr. soda heeft opgelost. Legt hierin het zilver gedurende 5 a 10 minuten en wrijft het na met een flanellen doek. Nog dieper wordt de glans, indien men het oppoetst met krijt en ammoniak. 2073. Het is vaak heel moeilijk voor aanstaande moe ciers goedzittende kleeding te dragep. Het spreek' welhaast vanzelf, dat de gewone klfedmg In dez* voor een vrouw zoo zeer bijzondere aagen nau welijks in aanmerking komt om gedragen te wor den, niet enke! uit aestethische, maar meer no uit gezondheidsoverwegingen. üok in deze dagen wil een vrouw er goed ge kleed ulizien en daarom hebben wij speciaal eer comnlpt voor as moeders laten ontwerpen, da' wl| hierbij afbeelden. De blouse bestaat uit een ruim rugpand er twee voorpanden, die zoo gemaakt zijn. dat e' middenvoor een sluiting of een naad valt, waar aan aan iederen kant een flink overslag Is ge maakt, zoodat met weinig moeite de blouse eer flink eind uitgelegd kan worden. De uit een recht voor- en achterpand bestaan de lapon hezlt twee Inspringende plooien en eei gladde zllbaan. IJ kunt links en overslag maker zoodat U de rok als het ware overslaat. De halsversiering bestaat uit een zliaen ol wol len das. die bij het dragen van het manteltle hoog op geknoopt kan worden, zooals de afbeelding links laar zien. De mouw Is zeer eenvoudig en niet te nauw Als afwerking heeft deze een kleine manchet. Het manteltle heeft een glad, doch ruim rug pand en twee voorpanden, die een flink eind ovei elkaar heensluiten, zoodat her alleen een kwestie van knoopen verzetten is. als u het manteltle breeder wilt maken. De mantel heeft geen kraag of revers, doch als versiering is er een reep zijde of wollen stof op aangebracht, waarvan ook d« da« gemaakt is. Een iets breedere ceintuur met een zelfde gesp als voor de japon is gebruikt, maakt het gehee af. Patronen voor dit complet kan men in alle maten bestellen onder no. 2073. VOOR ONZE LEZERESSEN. Patronen worden toegezonden na overschrij ving van 0.58 op postrekening 62626 var den Moaedienst Den Haag oi na inzending pet postwissel of in postzeg«..s aan de Mode redactrice, Roelofstraat 109, Den Haag. Ge- wenschte maat en nummer vooral duidelijk ver meiden. D 6( BESCHOUWINGEN BIJ HET NADEREND KERSTFEEST. Zeer zeker, Kerstmis bezorgt moeder de vrouw veel, heel veel werk en moeite en den mannen veel uitgaven, maarde winst, de vergrooting van den innerlijken rijkdom, weegt tegen dat alles verreweg op! Want juist deze dagen vóór Kerstmis maken betere menschen van ons. Helderder en barmhartiger worden de oogen van allen, al zijn zij in hun dagelijksch leven nóch zoo cynisch of onverschillig. In deze weken, die Kerstmis vooraf gaan, ontwaakt in ieder van hen een dieper inzicht in de mensche- lijke ellende, een inniger deelname aan een ander's ongeluk. Ja, zelfs is het ons, alsof wij niet in staat zouden zijn, zélf vroolijk het Kerst feest te vieren, als ons geweten niet bevredigd is, het geweten, dat ons zegt, dat bij buren en medemenschen nog zooveel ontbreekt om het geluk te kunnen wenken. Maar hoe dichter wij het groote feest naderen, hoe levendiger onze wensch wordt, het eigen geluksgevoel, dat ons doorstroomt, ook aan anderen kenbaar te maken, te deelen met onze naasten. Die anderen moeten óók vroolijk kunnen zijn, wij willen geen droefgeestige gezichten om ons heen zien, want zij zouden den zin van het Kerstfeest ver storen. In dezen advents-tijd klinkt steeds opnieuw het lied, het aloude' lied van den engel ons in de ooren: Vrede op aarde en in den Mensch een welbehagenIeder van ons moet zich ge roepen voelen, dit woord tot een vreugdevolle waarheid te maken. Afkeer, wrok, vijandschap en haat moeten vergeten worden. Wij weten immers wel, dat wij „maar menschen" zijn en dat onze wensch, goed en vriendelijk, behulp zaam en barmhartig te zijn, zal verzwakken, wanneer Kerstmis voorbij en deze milde stem ming in ons gezakt is. Wij weten immers, dat de dagelijksche sleur weer macht op ons krijgt en wij weer zoodanig in den maalstroom van den strijd om het bestaan zijn geraakt, dat wij voor niets anders meer gedachten over hebben, maar juist nü, in den adventstijd willen wij toe geven aan dat, wat wij weten, dat „het goede element" van ons geweten uitmaakt. Als wij bijtijds ons plan, om anderen een vroolijk Kerstfeest te bereiden, ten uitvoer gaan brengen, kunnen wij heel veel bereiken, zonder over groote middelen te beschikken. Mannen, vrouwen en kinderen moeten hun voorraad kleeren, ondergoed, boeken en speelgoed eens doorsnuffelen, om te zien, hoeveel bruikbaars daar onder is, dat wij kunnen missen. Zooveel dingen, die voor ons weinig waarde meer hebben, kunnen op andere plaatsen den nood helpen lenigen, tegelijk onze eigen zielenood lenigende. Laat ons ook denken aan de zieken huizen, waarin veel beklagenswaardige, eenzame menschen liggen -voor hen zijn boeken soms zoo'n heerlijke troost. En wij hebben immers allen boeken genoeg,boeken, die wij ver scheidene malen gelezen hebben en waarvan we genoeg gekregen hebben! Laat ons die ver zamelen. Kinderkleertjes, die te klein geworden zijn, speelgoed, waar de kinderen niet meer mee spelen, verzamelen, verzamelen! Als er iets aan kapot is, of de kleeren zijn hier en daar wat gescheurd, dan zijn deze her stellingen de mooiste werkjes, die men op de gezellige avonden, die Kerstmis voorafgaan, kan verrichten! Het beste is behoeftige familieleden uit te zoeken en goed te doen. Moeder zal vast en zeker graag een lekkere koek voor hen bakken en appels en noten in een aardig bont zakje, voltooien het geheel. Maak van het geheel een aardig Kerstpakketje voor de familieleden, zoodat diegenen, die het uitpakken, ook steeds op verrassingen stuiten, dat verhoogt de aardig heid! Denk eens, hoe het Uzelf te moede zou zijn, zoo'n geheimzinnig Kerstpakket te ont vangen. Kunnen wij, behalve de armere familie leden, ook nog een paar andere menschen gelukkig maken zooveel te beter! Dan pas zal óns Kerstfeest een volmaakt, harmonisch feest zijn, waarin we ons met genot kunnen overgeven aan de vredige, warme stemming, die Kerstklokken, Kerstkleuren, Kerstsfeer over ons brengen Iets uit de geschiedenis van Walistreet. Door Dr. J. A. VAN DER WELLE. De New-Yorksche effectenbeurs, waar alle andere beurzen ter wereld zich naar richten, heeft een typisch Amerikaansche ontwikkeling doorgemaakt. Toen Peter Minuit Manhattan voor een appel en een ei van de Indianen had gekocht, liet hij dwars over het eiland heen een muur bouwen om het vee tegen de wolven te beschermen. Hieraan heeft Walistreet zijn naam te danken. Een van de aanzienlijkste mannen, die daar woonden, was Kapitein William Kidd, een slavenhandelaar en zeeroover. Na eenigen tijd vond de overheid echter, dat hij zijn slavenmarkt moest verplaatsen; op Walistreet waren er n.l. te veel voorbijgangers door de nabijheid van stadhuis en kerk en de slavenhandel moest niet al te sterk in het oog vallen. Toen kwam de Amerikaansche vrijheidsoorlog, tijdens welke Walistreet in de handen van de Engelschen was. Toen deze in 1783 het veld moesten ruimen, zag men van Walistreet slechts een paar leege huizen staan. Een ervan was de kroeg van John Simmer, die geruimen tijd de vergaderplaats van de New-Yorksche kooplieden I was. Langzamerhand heeft Walistreet zich echter hersteld. De belangstelling nam toe, doordat het Congres (de Amerikaansche volksvertegenwoor- ..Byouterieën, derde étage links!", riep de liftboy op een dreun. De deftige heer, op wiens visitekaartjes Lord Trevor stond, knikte en stapte bij de genoemde verdieping uit de lift. Het was drie uur in den middag en prachtig weer, dus zeer druk iu het warenhuis, ondanks gelamen teer van malaise. Lord Trevor was het type van den deftigen Engelschen landlord. Voor zijn linkeroog zat een oogglas geklemd, hij droeg een keurig kostuum en de vouwen in zijn gestreepte pan talon waren scherper dan Gilletmesjes. Boven dien leek Lord Trevor zoo op het eerste gezicht een beminnelijk man. Zijn oogen hadden zelfs iets amicaals. Men zou zeggen dat hij, hoewel aristocratisch tot in de punten van zijn laarzen, in zijn hart een vleugje democratie meedroeg. Hij had tenminste enkele vriendelijke woorden met den liftboy gewisseld en ook nu, op de derde étage, vroeg hij glimlachend den weg naar de byouterie-afdeeling. Een afdeelingschef wees hem den weg en enkele minuten later stond de aspirantkooper vol aandacht de uitgestalde kost baarheden in de vitrines te bewonderen. de uitgestalde kostbaarheden te bewonderen. Er zijn altijd menschen, die het niet in hun hersenen zullen halen om juweelen te koopen, doch die louter uit nieuwsgierigheid een tijdje zoek brengen voor de glazen uitstalkasten. Tot dit soort menschen scheen Lord Trevor niet te behooren. Hij had tamelijk spoedig een keuze gemaakt. Het was een fraai halssnoer van melk- witte parelen en de prijs lag er bij. Lord Trevor begon dus uit te kijken naar de- verkoopster van de afdeeling en kwam tot de ontdekking, dat het meisje druk bezig was. Zij liet een jonge chique vrouw een heele massa smalle gouden ringen zien en de dame in kwestie scheen niet spoedig te kunnen beslissen. Met een geamuseerd lachje om den mond volgde Lord Trevor het tooneeltje. Het was niet moeilijk om tot de overtuiging te komen, dat zij een verlovingsring aan het uitzoeken was. Lord Trevor, die oog voor vrouwelijk schoon en bovendien den tijd had, nam het haar dan ook allerminst kwalijk, dat zij zoo weinig haast met haar keuze maakte. Hij wachtte geduldig tot hij geholpen zou worden. „Duurt het nog lang?", hoorde hij plotseling naast zich vragen door een slank jongmensch, wiens gezicht allesbehalve vriendelijk stond. Het verkoopstertje, dat de vraag niet gehoord had, negeerde hem en de jongeman wendde zich schouderophalend tot den Lord. „Dat is de schaduwzijde van warenhuizen, sir," zei hij kwaad. „Ik heb weinig tijd en nu moet ik wachten. Sommige menschen en speciaal dames kunnen zoo vreeselijk lang zoeken." „Kom, kom....", vergoeilijkte Lord Trevor, „een ring koopen is geen dagwerk. Wat mij be treft, ik heb den tijd, dus u kunt met genoegen vóór mij gaan." „Daar gaat het niet om," antwoordde de ander en zijn oogen gleden over de uitgestalde kostbaarheden. „Het gaat alleen om het prin cipe. Ik vind trouwens dat één verkoopster in zoo'n groote afdeeling veel te weinig is. Boven dien kan het geen kwaad, als juist deze kostbare afdeeling door meer dan twee oogen bewaakt wordt." „Er zal controle genoeg zijn, denk ik," zei de Lord lachend. „Wie kan 'n warenhuis-detective bijvoorbeeld onderscheiden van een kooper? En ik verzeker u, dat ze tegenwoordig voorzichtig zijn." Den jongeman scheen een licht op te gaan. Hij keek den ander een beetje verbouwereerd aan. „Tja, dat is waar. Daar dacht ik niet aan. Natuurlijk zijn er in elk warenhuis detectives." „Stel dat ik er een was....", hernam de Lord en zijn grijze oogen tintelden van pret, „zoudt u dat aan mij gezien hebben?" „U? Dat kan ik niet aannemen!", zei de jongeman en met een blik van ongeduld naar de dame, die nog steeds niet geslaagd was, mom pelde hij ontevreden: ,,lk geloof, dat ik maar zal gaan. Op zoo'n manier verspelen ze klanten." Lord Trevor zweeg en scheen zich een beetje te ergeren. Hij concentreerde zijn aandacht weer op de byouterieën en leunde iets voorover om de prijsjes te lezen. De jongeman stak een sigaret op en bleef toch maar wachten. Eindelijk koos de jonge vrouw een ring en de verkoopster wikkelde het doosje in vloei. Enkele minuten later was de dame, na aan de kassa betaald te hebben, in de menigte verdwenen. De jongeman tikte Lord Trevor op den schouder. „Gaat uw gang, sir," zei hij kort. „Wel neen, ik heb allen tijd, sir," glimlachte de Lord. „Het is nu tóch laat, sir. Gaat gerust uw gang, ik volg na u." „Maar ik heb meer tijd dan u, sir." Een seconde keken de beide heeren elkaar aan. Toen wierp de jongeman een snellen blik achter zich. Een minuut later had zich een oudere heer bij hem gevoegd. „Mag ik u dringend verzoeken even met ons mee te gaan?", vroeg de jongeman zacht doch ernstig en hij keek Lord Trevor vast in de grijze oogen. Deze was stom verbaasd. „Wat bezielt u? Waarom zoo'n dwaas ver zoek?" „Het staat te bezien of het dwaas is. Als u niet vrijwillig meegaat, dan moeten wij geweld gebruiken." De man, die zich bij hem gevoegd had, legde zijn hand op den schouder van den Lord. Deze scheen één oogenblik van plan om te trachten in de menigte te verdwijnen, toen klemde hij de lippen op elkaar en liep tusschen de twee mee. Even later bevonden zij zich in een klein, stil vertrek. „Haal de buit maar eens te voorschijn, „leepe Niel", zei de jongeman ernstig. „Neen. geen domheden je trucjes worden te oud. Tegen woordig moeten de zakkenrollers en winkel dieven andere methoden toepassen dan elastiek jes, die de begeerde kostbaarheden langs den onderkant van den arm tot boven in de mouw trekken...." e Oeosi- *1. Wit van woede zijn jas uit te trekken. „Lord" Trevor begon, wit van woede, zijn jas uit te trekken en kwam langzaam tot de over tuiging, dat het inderdaad niet meeviel, om warenhuis-detectives van gewone bezoekers te onderscheiden.... HANS DE LA RIVE BOX. diging) vergaderde in het naburige stadhuis en gaandeweg vestigde vooraanstaande personen er hun kantoren. In 1788 werd de kerk herbouwd en een jaar later was Walistreet reeds de voor naamste straat van New York. De groote banken bouwden daar hun kantoren, groote zaken volgden dit voorbeeld en gaandeweg ver dwenen de particuliere woonhuizen er geheel. De opkomst der moderne industrie, die in Europa zooveel schokkende veranderingen ver oorzaakte, deed eerst met recht haar uitwerking gelden in het jonge, dun bevolkte Amerika, waar credietstelsel, banken en nijverheid nog weinig ontwikkeld waren, al had het dan ook zoo juist het machtige Engeland zijn onafhankelijkheid afgedwongen. Dat Amerika dezen tijd goed doorgekomen is, heeft het voor een groot deel te danken aan het economische en financieele genie van Alexander Hamilton, die in 1789 minister van financiën was geworden. Na den vrijheidsoorlog had de Amerikaansche regeering den soldaten hun soldij en een flinke gratificatie uitbetaald, echter niet in geld, doch in certificaten, d.w.z. in papier, waarvan de waarde uitsluitend bestond iu de kans, dat de regeering eenmaal in staat zou zijn om tot af lossing over te gaan. Al spoedig was dit papier geheel waardeloos, evenals het grootste deel van de bankbiljetten, die door de bonds- regeering en de afzonderlijke staten waren uit gegeven. Kort na de ambtsaanvaarding van Hamilton werd er gefluisterd, dat hij een wet zou indienen, om de certificaten tegen pari af te lossen. In allerijl werden mannen naar het binnenland ge zonden om deze „waardelooze stukjes papier" van de onwetendé bezitters af te koopen. Zij kregen mjllioenen certificaten spotgoedkoop in handen. Toen dreef Hamilton zijn wet door en in de koffiehuizen van Walistreet weerklonk een luid gejubel. De „pools" hadden hun eerste groote slag geslagen. Nu was Hamilton's plan tot overname van de evenzeer gedepressieerde schuldbewijzen der verschillende staten aan de beurt. Hier werden er reusachtige syndicaten gevormd, die echter onverwachts in moeilijkheden kwamen, doordat Hamilton's wetsvoorstel in de volksvertegen woordiging met één stem meerderheid werd verworpen. Hamilton liet allerlei nieu.we wetten aannemen, waardoor de regeering „public stock" kon uit geven, ongeveer hetzelfde als de tegenwoordige staatsfondsen. In deze dergelijke obligaties werd al spoedig een levendigen handel gedreven. Nu ontstond ook de voorlooper van de latere wereldbeurs. In Maart 1792 openden n.l. de „veilingmeesters" een effectenbeurs om de „onderkruipers" te verdrijven. De 24 nieuwe handelaars, die dagelijks voor hun transacties vergaderden onder een boom, lieten zich niet uit het veld slaan en besloten tot samenwerking. Zij sloten een overeenkomst om een uniforme commissie van (4 te berekenen en om elkaar den voorkeur te geven bij alle transacties. Door deze overeenkomst moesten de veilingmeesters al spoedig het veld ruimen; zij kan dus be schouwd worden als een rechtstreeksche voor loopster van de New-Yoksche effectenbeurs. In 1793 verrees het voor die dagen grootsche gebouw van de Tontine Coffee Company in Walistreet en hier vestigden de makelaars hun eerste officieele hoofdkantoor. De oprichting van steeds meer nieuwe banken begon de speculatie zucht van het publiek te prikkelen, zoodat Jefferson schreef: „Ik verwacht, dat spoedig alle beschikbare gelden tot uit de kleinste dorpen weggezogen en hier opgehoopt zullen zijn." De speculatie bereikte haar hoogtepunt met de „boom" der aandeelen van de door Hamilton opgerichte National Bank. Tevergeefs trachten velen, w.o. ook Hamilton zelf, het gevaar te keeren. De koersen liepen op tot 195. Toen vonden Hamilton's vrienden, de „insiders", het genoeg en verkochten hun aandeelen. De New- Yorksche banken, die ook tot de kliek be hoorden, weigerden de beleening dezer aan deelen en na een maand was de koers tot 108 gedaald. De schapen waren geschoren; Wall- street was geworden tot wat 't nu nog is. Hamilton, die blijkbaar niet van deze machi- naties heeft geprofiteerd, beschouwde ze- echter als iets bijkomstigs ter bereiking van het doel, dat hij zich voor oogen had gesteld. Op econo misch gebied zijn zijn verdiensten buitengewoon. De vorming van een goed geregeld geldwezen, de vestiging van het staatscrediet in binnen- en buitenland, het ontstaan van bankwezen en industrie, de bepaling der handelspolitiek, dit alles is slechts een klein deel van het werk, 1 dat hij voor zijn land heeft verricht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1933 | | pagina 5