wrfiih DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT No. 1. 5 JANUARI 1934. TWEEDE BLAD. VOORUIT! 7 Deed elk verwonderd staan, 7 Was een stoutmoedig pogen. BALLAST OVERBOORD. BURGERLIJKE STAND Vervolg Plaatselijk Nieuws. NIET KLAGEN! HAPPY END. KADIO-RUBRifcK Vooruit muur weer! Met moed Het nieuwe juur begonnen! Men zegt: een goed begin Dat is al huif gewonnen! We zijn weer rijk belaan Met heil- en zegenwensehen En denken welgezind Aan alle medemensehen. Al maakt het erisisspook Ons levenspeil wat lager, De volle beurzen plat En alle dikkerds mager, Wees er niet rouwig om! De rimpels weggestreken! Niet staren achterom, Maar recht vooruit gekeken. Denk aan de Pelikaan! Wat heeft dat beest gevlogen! Ziehier, wat kracht en moed En energie vermogen. Hou dan in tegenspoed Dit voorbeeld steeds voor oogen! Het nieuwe schip 1934 heeft koers gezet naar het doel 1935. Een reis van 365 dagen is be gonnen, waarvan elke nieuwe dag zijn eigen moeilijkheden, die zeker niet gering zullen zijn, met zich mee zal brengen. Het schip 1934, waarmee wij thans de on bekende wateren gaan bevaren, is heel wat eenvoudiger toegerust dan zijn voorgangers. Al het overbodige, waarmee de luxueuze voor gangers waren opgesierd, heeft men thans achterwege gelaten. Slechts met het hoog noo- dige gaan wij verder. 1934 zal een jaar zijn van sOberen eenvoud, maar óók va.i stoere werkzaamheid. Iedere burger zal zich veel opofferingen moeten ge troosten; en voor zijn weelde zal er in weinig gezinnen plaats zijn. 1933 heeft ons vele crisismaatregelen bezorgd, die nog vele jaren lang op ons volk zullen drukken. Nieuwe en verhoogde belastingen zullen het uiterste van ons vergen. Dit alles is gelukkig niet plotseling gekomen, wij hebben het maanden geleden zien aankomen, wij hebben ons erop kunnen voorbereiden. Zoowel in de particuliere bedrijven als bij de gemeenten- en rijksdiensten zijn de salarissen naar beneden gegaan, omdat het anders niet mogelijk was evenwicht te brengen tusschen inkomsten en uitgaven. vat in1934 verkregen hetgeen ons in al de voorafgaande jaren ont broken heeft. Ons leven is verzwaard geweest met moedeloozen ballast, die ons in tijden van voorspoed, welke echter slechts een schijn- voorspoed was, niet is opgevallen. Hetgeen zich „in de jaren van voorspoed" heeft afgespeeld, is niet veel anders geweest dan een papieren voorspoed, een schittering van glazen loovertjes, beschenen door het licht van een al te gemakkelijk optimisme. Jn die jaren heeft men behoeften gesuggereerd, die er niet waren, heeft men de wereld dronken gevoerd met steeds nieuwe „noodzakelijke" artikelen. Nog nimmer tevoren had men zoo weinig tijd als in die jaren, ofschoon men machi nes uitvond, welke het werk in een oogenblik verrichtten. „Noodig hebben", is een uiterst rekbaar be grip! Ieder mensch afzonderlijk heeft een andere opvatting hierover. De meest soberen onder de aardsche stervelingen zullen wellicht zeggen, dat men met water en brood in het leven kan blijven, dat men beenen heeft om te loopen en automo biel, noch vliegmachine noodig heeft om ge lukkig te zijn. Maar de moderne samenleving kan niet zonder snelverkeer. Het uitvallen van de telefoon in het verkeer beschouwt men als een geweldige financiëele ramp, het enkele uren over tijd zijn van een of ander snelvervoermiddel kan soms duizenden guldens aan verlies beteekenen. Zoo is het in de tegenwoordige samenstelling gesteld. Zijn wij dan voorstanders van den oertijd? Geenszins. Met vreugde en voldoening maken wij gebruik van in ons modern oog nuttig schijnende uitvindingen van den modernen tijd. Ons hart klopte van verrukking, toen wij enkele dagen geleden door de radio getuige waren van het vertrek van het vliegtuig „Peli kaan" uit Tjililitan en vier dagen later door dat zelfde radiotoestel de gelukkige landing op Schiphol konden volgen. We zijn vereerders van de snelheid geworden. Wij juichen het toe, dat iedereen op de wereld op éénzelfde oogenblik kan weten wat er op die wereld gebeurt. Deze gewaarwording konden onze voorouders niet. Zijn wij door dit alles ook werkelijk „helder" geworden? Is de wereld thans beter georganiseerd dan toen men nog maanden noodig had om elkaar te bereiken? Neen! Want aan de wereldorganisatie ont breekt nog vrijwel alles. Tegenwoordig probeert men het door eerst de landen zelf te organi- seeren. Men is wel wat Iaat tot dit besef ge komen. Hoe zou men tot een goede organisatie kunnen geraken als de onderdeelen daarvan niet kloppen? Een gezond internationalisme is slechts moge lijk bij een gezond nationalisme. Een gezond nationalisme wil echter geenszins zeggen, dat men zich van de wereld afzondert, zich van de overige wereld niets aantrekt. In de eerste plaats zijn wij vaderlanders, maar in de tweede, niet mindere plaats, zijn wij wereldburgers. Een gezonde wereld is alleen denkbaar met gezonde, niet in zichzelf verdeelde landen. Wij hebben in het begin van dit artikel gesproken over het suggereeren van behoeften. Men heeft ook de behoefte gesuggereerd van een mede zeggenschap, welke echter de verantwoordelijk heid daarvan niet kon dragen. Iedereen wil verstand van alles hebben, ieder een wil over alles en iedereen wat te zeggen hebben. Het is een van de uitwassen van het intellec tualisme, dat er teveel gesproken, te veel ge confereerd, te weinig gedaan wordt. De daad Dr. Barmat keek peinzend naar het reageer buisje gelige vloeistof, dat hij in z'n hand hield. Dr. Barmat keek peinzend naar het reageerbuisje. „Misschien lukt het," zei hij, meer tegen zich zelf dan tegen z'n assistent, die op eenige passen achter hem stond en die een vragenden blik op Dr. Barmat gevestigd hield. Het was stil in het laboratorium, alleen hoorde men af en toe vreugdekreten van een kind, dat in de kamer ernaast speelde. „Slechts een experiment kan me de werking van dit tegengif leeren, Johnson," wendde Dr. Barmat zich tot z'n assistent. „Ik heb er lang over nagedacht voor ik tot dit besluit gekomen ben," „Een besluit, dokter?", vroeg Johnson ver wonderd. „Ja, Johnson. Ik heb er dagen lang over na gedacht. Je weet, dat hét sedert tien jaren rivn wensch is éen tegengif Te-kunnen produceeren, dat de funeste werking van den. beet van de adder ongedaan maakt. Dé boeren'op het land worden sedert jaren geplaagd door dit schade lijke dier, dat steeds weer het vee bedreigt, en onlangs is ook een boerenzoon het slachtoffer geworden yan dit ongedierte." „Juist, dokter," onderbrak Johnson den woor denvloed van den dokter, „maar is het nu niet voldoende, dat u reeds proeven genomen heeft met ratten. Daarbij bleek immers, dat het pre paraat inderdaad gunstig werkt. Wat belet u derhalve _om deze vinding-aan de openbaarheid 1 ZJJJÏTT „Dat expériment is me niet voldoende, John son. De vraag blijft'of hef tegengif ook bij den mensch een gunstige uitwerking heeft. Ik zou het mezelf nimmer kunnen vergeven, als ik dit preparaat de wereld instuurde zonder de zeker heid te hebben, dat het onfeilbaar werkt. Ik wil een weldoener zijn, Johnson. Ik wil de redder der menschheid zijn...." „En daarom," mompelde Johnson werk tuigelijk. „Juist," onderbrak dr. Barmat hem met heftige stem, „daarom heb ik besloten een proef met mezelf te nemen!" „Dokter!", kreet Johnson. ..Dokter, weet u wel wat u op het spel zet!" „Ja, dat weet ik," riposteerde dokter Barmat. „Maar ik vertrouw mezelf volkomen. Ik ben er van overtuigd, dat dit tegengif onfeilbaar werkt. Het gevaar is miniem." vergeet, dat u uw leven op het spel zet..." „Tot heil der menschheid," vulde de dokter aan. „Maar uw vrouw en uw kind! Denkt u daar dan niet aan!?" „Waar plicht roept, raakt persoonlijk gevoel op den achtergrond, Johnson. Bovendien be hoeven zij er nimmer iets van te weten. Daarom eisch ik van je, dat je zweert er nimmer iets over te zeggen van wat hier straks gebeuren gaat. Als het experiment voorbij is, is mijn naam ge maakt. De menschheid zal me dankbaar zijn. Eu jij zult er wel bij varen. Onthoud dat, Johnson. Ik ben geen egoïst, alleen wat ijdel. Geen tegen spraak, alsjeblieft, weerstreefde hij bruut, toen Johnson aanstalten maakte tegenwerpingen te maken. „Ik stel je tusschen de keus mij behulp zaam te zijn of.... te vertrekken." Het bleef enkele oogenblikken stil. Dr. Barmat stond nog met het reageerbuisje in z'n hand. Johnson liet het hoofd zakken. Toen zei hij zacht: „Het is goed." Dr. Barmat glimlachte. „Je kiest de wijste partij," grijnsde hij. Maak de ingrediënten klaar. Breng de adder hier. Zet het tegengif klaar op de bank." „Dokter," waagde Johnson het schuchter op te merken. „Ik wil u niet verontrusten, maar in dien de proef mislukt, en. waar kan ik dan de formule voor het tegengif vinden?" Dr. Barmat glimlachte meewarig. „Arme jongen," zei hij, „dacht je nu heusch, dat ik zóó dom zou zijn." Johnson keek den dokter aan. „Doe niet zoo onnoozel, Johnson. Als ik aan stonds buiten' bewustzijn lig, of wanneer het tegengif zal blijken niet onfeilbaar te zijn, zou jij dan de verleiding kunnen weerstaan.... Het ware een klein kunstje voor, je om mij aan m'n lot over te laten en je later zelf als de redder der menschheid uit te roepen. Neen, Johnson, die formule heb ik in m'n hoofd, alléén in m'n hoofd," en Dr. Barmat lachte den lach van den waanzinnige. Johnson zweeg en deed wat hem bevolen werd, steelsche blikken werpend op den dokter, die op de operatietafel ging liggen, z'n arm ontblootte en zich verder gereed maakte voor het experi ment. Johnson zette de kooi met de adder naast hem neer, het fleschje met tegengif op een bankje naast de operatietafel, het injectiespuitje gereed.... In de kamer ernaast schalde een kinderstem. Het duurde eenige oogenblikken voor Johnson de adder naar de juiste plaats wist te richten, waar een enkele beet den dokter in levensgevaar zou doen verkeeren. Maar daarna was het bin nen weinige oogenblikken gebeurd. In het laboratorium hing een drukkende stilte, die plotseling onderbroken werd door het kreu nen van den dokter, De beet van de adder deed z'n uitwerking. Dr. Barmat had nog juist tijd om te zeggen: „Vijf minuten wachten, en dan het tegengif!" Toen Johnson knikte, verloor de dokter het bewustzijn. Snel maakte Johnson zich gereed om in te grijpen, toen de deur van het laboratorium werd operrgëgooid, en het zoontje van Dr. Barmat binnenrende: „Papa, papa!" den gemeente-ontvanger Jhr. von Muhlen en i vrijwel het geheele personeel met hunne dames. Hier voerde allereerst het woord burgemeester jhr. J. P. W. v. Doorn, die ongeveer als volgt sprak: Jubilaris, Vanmiddag had ik al het genoegen in de ver gadering van Burgemeester en Wethouders U toe te spreken en den dank te vertolken van het gemeentebestuur voor de vele goede diensten die gij onze gemeente bewezen hebt, U dank te zeggen voor het geven van al uw wilskracht in j het belang van Heemstede. Elke kamer die gij in ons raadhuis hebt be woond, vereischte uw grootste zorg. In de moeilijke oorlogsjaren had U de zorg voor de militie en de distributie, die toen zeer groote bekwaamheid vereischten. En in die militie- zaken kwant tot uiting uw bekwaamheid, en in die der distributie uw goed hart. En dat goede hart bezit U nog. Later verhuisde U naar de gfdeeling archief. Ik heb U dezen middag al gezegd hoe hoog' ik U hier in uw waarde schat. Een ieder die op j het Raadhuis moet werken, ondervindt dit. Uw goede zorg is enorm. En dat waardeeren wij. Dat hebben wij U dezen middag al. verteld, I gaarne herhaal ik deze woorden nog eens, nu j gij hier zit te midden van uw collega's. Mevr. Vedder wil spr. gelukwenschen met dezen dag, omdat ook de vrouw zulk een groot aandeel heeft in het werk van den man, die door het scheppen van een prettige huiselijke sfeer den arbeid buiten het gezinsleven zoo prettig kan maken. Hij heeft bij U, Mevrouw, gevonden een pret tig tehuis, een gezellig familieleven met U en uw lieve kinderen. Dank brengt spr. ook aan de ambtenaren die dezen dag voor den jubilaris maken tot een on- vergetelijken dag en besluit met den wensch, dat het den jubilaris gegeven moge zijn nog vele jaren met dienzelfden ijver en nauwgezetheid zijn taak te blijven vervullen. De- secretaris, de heer N. Vos, sprekende namens het ambtenaarscorps, zeide verheugd te zijn hier onder collega's en hunne vrouwen eens tot uiting te brengen wat er leeft onder het corps ambtenaren. Bijzonder aangenaam is het mij, aldus spr., omdat ik het genoegen heb gehad 20 jaren met den jubilaris samengewerkt te hebben. Ik kan dus uit ervaring spreken hoe U de gemeente als ambtenaar hebt gediend. Spr. geeft dan een terugblik over de eerste jaren van dat samenwerken, hoe hij hier kwam bij Vedder en nog 2 ambtenaren en een volontair. Hoe ae heer vedder zich al spoedig op het archiefwerk toelegde en waardoor Heemstede een der eerste gemeenten was, die het registra tuurstelsel toepaste, een stelsel dat van den ambtenaar een enorme kennis vereischte. En uoor zijn groote stuuie is hij geworden de rechte man op de rechte plaats. Wij hebben, en aan spreek ik stellig namens alle ambtenaren, altijd prettig samengewerkt. Je bent, aldus de heer Vos, een ambtenaar in den rechten zin des woords. Maar ook als man van organisatie hebt U veel gedaan, om anderen in organisatieverband bij te staan. Ook hier heeft menigmaal uw warme hart gesproken. Naast aeze woorden van dank, aldus de heer Vos, willen wij onze dankbaarheid uiten door een stoffelijk blijk. Namens de ambtenaren biedt de lieer Vos den jubilaris een zilveren couvert aan in étui, benevens een oorkonde, versierd o.a. met de wapens van Heemstede en Diemen en de verschillende hanateekeningen. Moge dit geschenk U een blijvend aanuenken zijn aan aezen dag. Met enkele woorden dankt de jubilaris voor de hartelijke woorden en het fraaie cadeau. Dankbaar is spr. niet enkel voor deze huldiging, maar ook en vooral voor de groote vriendschap die hij steeds heeft mogen ondervinden. De avond werd verder doorgebracht in intieme feeststemming. Rest ons nog te melden dat op de Dinsdag gehouden receptie hun gelukwenschen kwamen aanbieden Mr. A. Slob, burgemeester van Haar lemmermeer, als voorzitter der onderaideeling Haarlem van den Ned. Bond van Gemeente ambtenaren en verschillende leden van aen ge meenteraad. 2.b©ö<SI* I „Papa, Papa!" Het kinderoog richtte zich naar de operatie tafel: „O, papa!", riep het kind nogmaals. Johnson schoot op het kind toe. Te laat. Het fleschje met tegengif viel kletterend op den vloer en een gelige vloeistof vloeide als een ster uiteen.... De verdediger van Johnson was de beste van het land. Maar het vonnis luidde vernietigend: „Wegens dood door schuld veroordeeld tot zes jaar ge vangenisstraf...." JAN D. REMPT. komt in het gedrang van den stortvloed van woorden, welke over de menschheid wordt los gelaten. Dit alles is niet meer dan overbodige ballast. Woorden kunnen het leven niet vullen. Het bestuur van land en gemeente heeft zich langen tijd gekenmerkt door praten, door on verantwoordelijke besluiten, door het leeg- mindere plaats, zijn wij wereldburgers. Dit is nu afgeloopen. Er wordt weer zuinig geregeerd, zuinig geleefd, ofschoon naar onze meening bij de leiding van staat en gemeente nog te veel politieke in plaats van zakelijke overwegingen gelden en er ook in dezen tijd aan sommige functionarissen salarissen worden betaald, die in geen enkele redelijke verhouding tot hun capaciteiten staan. Veel ballast is er reeds overboord, maar ook ook in 1934 zal er nog moeten volgen, willen wij tenminste een gezonde, nationale samenleving hebben, waar niet elk oogenblik ons de vrees komt overvallen voor een ineenstorting van het geldwezen, zooals in alle andere landen. 1934 behoeven wij niet somber in te gaan. De crisis is reeds het vorige jaar tot stilstand ge bracht, hetgeen natuurlijk volstrekt niet zeggen wil, dat wij dadelijk nu een opwaartsche bewe ging zullen beleven. Neen, voorloopig zullen wij ons met den grootsten eenvoud moeten tevreden stellen, maareen eenvoud, die zekerheid waarborgt. Van het overtollige ontdaan kunnen wij wel gemoed de toekomst tegemoet gaan. Ondertrouwd: H. W. C. Nieuwenhuys en M. v. Hees. Getrouwd: G. H. Vallo met K. Ansing; J. Timmers met L. A. Straatsma. Bevallen: G. M. Niessinkv. Vuuren d.; J. v. ExeelBeerthuizen z. Overleden: J. F. W. Veling 68 j., wedn. van H. M. J. Looman. ZILVEREN AMBTSJUBILEUM E. VEDDER. 1 Januari was het 25 jaar geleden dat de heer E. Vedder werd benoemd als ambtenaar ter Secretarie alhier. Dinsdag herdacht de jubilaris dezen dag meer in huiselijken kring. Dat de heer Vedder zich in de 25 jaren van zijn arbeid vele vrienden had gemaakt, bleek wel uit de schat van bloemen die hij, behalve van ambtenaren, ook van vele ingezetenen mocht ontvangen. Des middags was er ten zijne huize een receptie, waarvan een zeer druk gebruik werd gemaakt om den jubilaris persoonlijk hun geluk wenschen aan te bieden, zoo o.m. behalve van het ambtenaarscorps van het raadhuis ook van de andere gemeentebedrijven. Heel interessant was ook voor den jubilaris een bloemenhulde en een persoonlijke felicitatie van den rector van Johannes de Deo uit Haarlem, een jeugdvriend van den jubilaris. Herdacht de heer E. Vedder Dinsdag in meer huiselijken kring zijn 25-jarig jubileum als ambtenaar van de Secretarie alhier, Woensdag werd de feeststemming meer verplaatst naar het Raadhuis en onder de overige ambtenaren. Des middags werd de jubilaris in het college van B. en W. door den voorzitter, burgemeester Jhr. J. P. W. v. Doorn, toegesproken, en met zeer waardeerende woorden dank gezegd voor wat de heer Vedder in al die jaren voor de ge meente Heemstede heeft gedaan. Namens het gemeentebestuur overhandigde de burgemeester den jubilaris een enveloppe met inhoud. Bij deze gelukwenschen sloot wethouder Dr. E. A. M. Droog met eenige woorden van gelukwenschen aan. Wethouder Jhr. A. v. d. Poll, die wegens ziekte verhinderd was, had telegrafisch zijn gelukwenschen aangeboden. In meer intiemen kring had des avonds in Café-Restaurant Groenendaal de huldiging plaats van het ambtenaarscorps van het Raadhuis. Om 8 uur werd de jubilaris met zijn vrouw en kinderen van zijn woning gehaald. Hier werd hij opgewacht door den burgemeester, Jhr. J. P. W. v. Doorn, den secretaris, den heer N. Vos, Vele menschen, ouderen, zoowel als jongeren, kan men dikwijls de verzuchting hooren slaken, dat zij in zulk een ontmoedigenden tijd leven. Men hoort ze niet anders doen dan klagen en men is spoedig geneigd te zeggen: terecht, zij liebben er reden toe zich aldus te uiten. En toch is er niets ter wereld zoo funest als klagen. Van klagen gaat niets opbouwends uit, het draagt er slechts toe bij het algemeene leed te ver- grooten. Zeker, gedeelde smart is halve smart, maar dit gaat slechts in enkele gevallen op. Ook kunnen we begrijpen, dat een opgekropt gemoed zich wel eens wil ontdoen van een loodzwaren last. Het is zelfs noodig, dat een mensch, zïch geregeld van zijn leed en verdriet ontdoet. Maar deze gevallen bedoelen wij niet. Er be staat een groote categorie menschen, die het noodzakelijk schijnen te vinden voortdurend te klagen, ook al is daar niet de minste aanleiding toe, die klagen als ze het goed hebben, die klagen als het mooi weer of slecht weer is, die klagen als ze thuis zijn, maar ook klagen als ze met vacantie zijn, die klagen, klagen, klagen hun levensdagen lang. Steeds weer weten ze nieuwe slachtoffers te vinden, tot wie zij hun klaagliederen aanheffen, ontdekken sij niextwe unüci w ci jJCJi, waarop zij hun klaag-zin kunnen botvieren. Zijn de menschen, die van klagen een gewoonte maken werkelijk ongelukkig of te beklagen? In de meeste gevallen niet. Niet voor niets bestaat er een oud spreekwoord, dat klagers geen nood hebben. Met klagen echter komt men geen stap verder, als dat tenminste de bedoeling ervan is. Vele menschen klagen uit gewoonte, omdat ze niet geestelijk sterk genoeg zijn om opbeurende, levensvreugdige taal te spreken. Zeer vaak komen ze met hun klachten bij menschen, die, als er een recht tot klagen bestaat, eerder zouden moeten klagen, dan zij. Niets is zoo^ vervelend als klagen, niets is ook zoo deprimeérend. Met klagen is nog nooit iets groots tot stand gekomen, klagen is iets kleinzieligs en daarom zal men waarlijk groote geesten nimmer hooren klagen. Inplaats van te klagen moet men de handen uit- de mouw steken. En als er aanleiding tot klagen mocht bestaan, deze aanleiding uit den weg ruimen. Flink zijn en moed houden, dat is vooral in dezen inderdaad moeilijken tijd noodig. Niet klagen, maar schragen, dat zij de leus van een ieder, van den jongen evengoed als van den ouden mensch. Door gezamenlijk te werken en te helpen is er nog veel goeds en schoons ook in dezen somberen tijd te bereiken. De bioscoop heeft het woord „happy end" tot gemeengoed gemaakt van vele menschen. Meestal wordt over het happy-end, het gelukkige einde van een film, nogal smalend geoordeeld. Dikwijls ook zeer terecht, want hoe de film ook van inhoud is, hoe zich de zaken ook ont wikkelen, welke slechte dingen er in gebeuren, een gelukkig slot komt er. De bioscoopbezoekers moeten tevreden naar huis gaan, hun gemoeds rust mag niet gestoord worden, zij moeten weten, dat in het leven, wat men ook doet of uitvoert, alles op zijn pootjes terecht komt. In zekeren zin is het gerechtvaardigd den menschen een gelukkig, blij eindigend slot voor te zetten. In het dagelijksche, harde leven hebben al de menschen al problemen genoeg te doorworstelen, al genoeg narigheid mee te maken om in de bioscoop, waarheen zij gaan om wat afleiding te zoeken, nog eens nieuwe sombere gedachten op te doen. De film producenten hebben hiermede rekening ge houden en ontzagen zich zelfs niet meester werken van de kunst, die over het algemeen niet blij eindigen, van een happy-end te voor zien. Dat hiermede ook dikwijls de strekking van liet kunstwerk verloren ging, dat deerde de filmproducenten niet. Lange jaren heeft men getracht van de film een nieuwe kunstuiting te maken. Men richtte vereenigingen op, die zich tot taak stelden films te propageeren van artistiek gehalte. De voor naamste vereeniging op dit gebied, welke even eens strijd voerde tegen het wangedrochtelijke happy-end, is dit jaar ter ziele gegaan. Het happy-end is blijven bestaan, op enkele, weinige uitzonderingen na. Hoe komt het toch, dat het happy-end zoo taai is? Zou het komen, omdat in het leven van alle dagen juist het tegenovergestelde gebeurt, de zaken niet zoo gelukkig en mooi afloopen als de film wel wil suggereeren? De film maakt het den mensch te gemakkelijk, te mooi. Heeft de mensch in zijn leven dan geen recht op een happy-end? Zeker, maar dit happy-end komt niet als een gebraden konijntje in Luilekkerland zoo maar den mond binnenhuppelen. Voor het geluk moet gestreden, moet gewerkt worden. Geluk is iets, wat we nooit in anderen moeten zoeken, het moet uit een innerlijke rust van onszelf groeien. Het klinkt altijd wel heel mooi te zeggen dat wij anderen geluk deelachtig kunnen doen worden, maar dit is slechts zeer betrekkelijk. Wij kunnen voor anderen slechts de voorwaarden scheppen, waaronder die anderen het geluk kunnen ver overen. Het happy-end van de bioscoop is een goed koop surrogaat, zonder inhoud, klatergoud, niet meer. Een gelukkig einde in ons eigen leven kunnen we slechts bereiken door ons innerhjken rijkdom te verschaffen, die men ongeacht slechte tijaen, ongeacht materieele omstandigheden, bijeen kan garen. In dezen zin moeten wij aan sturen op een happy-end. DE NIEUWE GROOTE OMROEPZENDER IN BUENOS AIRES. Het tijdperk der sterke zenders, dat in Duitschiana met den bouw der krachtige om- roepstations Berlijn en Hamburg wordt voort- 1 gezet, heett nu ook zijn intrede gedaan in Zuid- Amerika. Argentinië gaat n.l. den omroepzender in Buenos Aires, LR 3 Radio Nacional, die des tijds door Teletunken geleverd werd en jaren lang in bedrijf was, vervangen door een Tele- fiinkenzender met dubbele energie. Dit is de 5e krachtige zender, die Telefunken in de laatste jaien aan nel Óuiteniand heelt geleverd (WccncnV' Nanking, Oslo en Lathi). De installatie zal met de laatste vindingen op zendergebied worden uitgerust. Het vermogen in den antennekring bedraagt 37.5 K.W. bij een modulatie-diepte van 1UU Vo, wat overeenkomt met het hooge draaggoltvermogen van 25 K.W. De frequentie-constantheid van het station zal overeenkomstig de internationale bepalingen der „Commission Consultative Internationale de Radiophonie" zijn. De harntonischen worden j door gebruik van een secondairen kring en doelmatige lampschakeling zoodanig onderdrukt, dat deze niet zullen storen. De zender zal uit 6 trappen bestaan, waarvan de eerste drie trappen den stuurzender en voor versterker bevatten, met het kristal, waardoor de frequentie bepaald is. De 4e trap, die een 2\-i K.W.-lamp bevat, is de modulatie-trap. De gemoduleerde hoogtrequenttrillingen worden in ae volgende 5e trap met behulp van een water- gekoelde 20 K.W.-lamp versterkt en dan aan ae 6e trap, de eindtrap, toegevoerd. Deze bevat 4 watergekoelde lampen, ieder met een ver mogen van 40 K.W. De grootste lengte van een dergelijke 40 K.W.-lamp bedraagt slechts 1.2 meter. De in deze lampen met haar naar ver houding kleine afmetingen ontwikkelde warmte wordt door water-circulatie afgevoerd. De koel installatie doet per uur een waterhoeveelheid van 8 M3. circuleeren. De hoogspanning voor de eindtrap bedraagt 12000 Volt, die in een 6-phasen-kwikdamp- gelijkrichterinstallatie voor 12000 Volt bij 10 Amp. opgewekt wordt. De hoogspanning kan van de schakellessenaar af door middel van druklicht-bediening geregeld worden. Parallel aan de gelijkrichterinstallatie liggen filters, be staande uit smoorspoelen en condensatoren, die den door den transformator geleverden en gelijkgerichten stroom afvlakken. De overige voor den zender benoodigde ge lijkspanningen, als gloeispanning, roosterspan- ning, anodespanning voor voorversterkertrappen worden door draaistroom-gelijkstroom-omvor mers opgewekt. De bouw van de zendinstallatie zal geschieden in z.g. open bouw, d.w.z. de verschillende deelen der installatie worden open in de zaal gemonteerd. De voornaamste bedieningselemen ten van de zendinstallatie worden op afstand bediend vanaf een schakel-lessenaar, die centraal voor den zender staat. De geheele installatie is daardoor zeer overzichtelijk. De microfoon, modulatie- en kabelversterkers worden zoo ingesteld, dat een zoo recht moge lijke laag-frequentie-kromme wordt verkregen, waardoor een voortreffelijke weergave van alle toonfrequentie's bereikt wordt. De voeding van dézen versterker vindt niet, zooals tot nu toe gebruikelijk, door middel van batterijen of om vormers, maar direct uit het draaistroomnet plaats. Door het vervallen van batterijen en transformatoren wordt een belangrijke vereen voudiging bereikt. Buenos Aires zal aldus tegelijkertijd den grootsten zoowel als den modernsten zender van de zuidelijke helft van het Amerikaansche vaste land bezitten. GEVESTIGDE GEZINSHOOFDEN TE HEEMSTEDE J. W. M. van den Bosch, Heerenweg 184. J. Jansen, Raadhuisstraat 89. Joh. van dei- Linden, Molenwerfslaan 152. K. W. van der Toorren, Heerenweg 81. J. G. Welters, Kastanjelaan 5. Wed. E. Westermann Hubner, Van Slingelandtlaan 15. E. Terwey, Clivialaan 18.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1934 | | pagina 3