wrfiih
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
No. 1. 5 JANUARI 1934.
TWEEDE BLAD.
VOORUIT!
7 Deed elk verwonderd staan,
7 Was een stoutmoedig pogen.
BALLAST OVERBOORD.
BURGERLIJKE STAND
Vervolg Plaatselijk Nieuws.
NIET KLAGEN!
HAPPY END.
KADIO-RUBRifcK
Vooruit muur weer! Met moed
Het nieuwe juur begonnen!
Men zegt: een goed begin
Dat is al huif gewonnen!
We zijn weer rijk belaan
Met heil- en zegenwensehen
En denken welgezind
Aan alle medemensehen.
Al maakt het erisisspook
Ons levenspeil wat lager,
De volle beurzen plat
En alle dikkerds mager,
Wees er niet rouwig om!
De rimpels weggestreken!
Niet staren achterom,
Maar recht vooruit gekeken.
Denk aan de Pelikaan!
Wat heeft dat beest gevlogen!
Ziehier, wat kracht en moed
En energie vermogen.
Hou dan in tegenspoed
Dit voorbeeld steeds voor oogen!
Het nieuwe schip 1934 heeft koers gezet naar
het doel 1935. Een reis van 365 dagen is be
gonnen, waarvan elke nieuwe dag zijn eigen
moeilijkheden, die zeker niet gering zullen zijn,
met zich mee zal brengen.
Het schip 1934, waarmee wij thans de on
bekende wateren gaan bevaren, is heel wat
eenvoudiger toegerust dan zijn voorgangers. Al
het overbodige, waarmee de luxueuze voor
gangers waren opgesierd, heeft men thans
achterwege gelaten. Slechts met het hoog noo-
dige gaan wij verder.
1934 zal een jaar zijn van sOberen eenvoud,
maar óók va.i stoere werkzaamheid. Iedere
burger zal zich veel opofferingen moeten ge
troosten; en voor zijn weelde zal er in weinig
gezinnen plaats zijn.
1933 heeft ons vele crisismaatregelen bezorgd,
die nog vele jaren lang op ons volk zullen
drukken. Nieuwe en verhoogde belastingen
zullen het uiterste van ons vergen.
Dit alles is gelukkig niet plotseling gekomen,
wij hebben het maanden geleden zien aankomen,
wij hebben ons erop kunnen voorbereiden.
Zoowel in de particuliere bedrijven als bij de
gemeenten- en rijksdiensten zijn de salarissen
naar beneden gegaan, omdat het anders niet
mogelijk was evenwicht te brengen tusschen
inkomsten en uitgaven.
vat in1934 verkregen
hetgeen ons in al de voorafgaande jaren ont
broken heeft. Ons leven is verzwaard geweest
met moedeloozen ballast, die ons in tijden van
voorspoed, welke echter slechts een schijn-
voorspoed was, niet is opgevallen.
Hetgeen zich „in de jaren van voorspoed"
heeft afgespeeld, is niet veel anders geweest dan
een papieren voorspoed, een schittering van
glazen loovertjes, beschenen door het licht van
een al te gemakkelijk optimisme.
Jn die jaren heeft men behoeften gesuggereerd,
die er niet waren, heeft men de wereld dronken
gevoerd met steeds nieuwe „noodzakelijke"
artikelen. Nog nimmer tevoren had men zoo
weinig tijd als in die jaren, ofschoon men machi
nes uitvond, welke het werk in een oogenblik
verrichtten.
„Noodig hebben", is een uiterst rekbaar be
grip! Ieder mensch afzonderlijk heeft een andere
opvatting hierover. De meest soberen onder de
aardsche stervelingen zullen wellicht zeggen, dat
men met water en brood in het leven kan blijven,
dat men beenen heeft om te loopen en automo
biel, noch vliegmachine noodig heeft om ge
lukkig te zijn.
Maar de moderne samenleving kan niet zonder
snelverkeer.
Het uitvallen van de telefoon in het verkeer
beschouwt men als een geweldige financiëele
ramp, het enkele uren over tijd zijn van een of
ander snelvervoermiddel kan soms duizenden
guldens aan verlies beteekenen.
Zoo is het in de tegenwoordige samenstelling
gesteld.
Zijn wij dan voorstanders van den oertijd?
Geenszins. Met vreugde en voldoening maken
wij gebruik van in ons modern oog nuttig
schijnende uitvindingen van den modernen tijd.
Ons hart klopte van verrukking, toen wij
enkele dagen geleden door de radio getuige
waren van het vertrek van het vliegtuig „Peli
kaan" uit Tjililitan en vier dagen later door dat
zelfde radiotoestel de gelukkige landing op
Schiphol konden volgen.
We zijn vereerders van de snelheid geworden.
Wij juichen het toe, dat iedereen op de wereld
op éénzelfde oogenblik kan weten wat er op die
wereld gebeurt.
Deze gewaarwording konden onze voorouders
niet.
Zijn wij door dit alles ook werkelijk „helder"
geworden?
Is de wereld thans beter georganiseerd dan
toen men nog maanden noodig had om elkaar
te bereiken?
Neen! Want aan de wereldorganisatie ont
breekt nog vrijwel alles. Tegenwoordig probeert
men het door eerst de landen zelf te organi-
seeren. Men is wel wat Iaat tot dit besef ge
komen. Hoe zou men tot een goede organisatie
kunnen geraken als de onderdeelen daarvan niet
kloppen?
Een gezond internationalisme is slechts moge
lijk bij een gezond nationalisme. Een gezond
nationalisme wil echter geenszins zeggen, dat
men zich van de wereld afzondert, zich van de
overige wereld niets aantrekt. In de eerste plaats
zijn wij vaderlanders, maar in de tweede, niet
mindere plaats, zijn wij wereldburgers.
Een gezonde wereld is alleen denkbaar met
gezonde, niet in zichzelf verdeelde landen. Wij
hebben in het begin van dit artikel gesproken
over het suggereeren van behoeften. Men heeft
ook de behoefte gesuggereerd van een mede
zeggenschap, welke echter de verantwoordelijk
heid daarvan niet kon dragen.
Iedereen wil verstand van alles hebben, ieder
een wil over alles en iedereen wat te zeggen
hebben.
Het is een van de uitwassen van het intellec
tualisme, dat er teveel gesproken, te veel ge
confereerd, te weinig gedaan wordt. De daad
Dr. Barmat keek peinzend naar het reageer
buisje gelige vloeistof, dat hij in z'n hand hield.
Dr. Barmat keek peinzend naar het
reageerbuisje.
„Misschien lukt het," zei hij, meer tegen zich
zelf dan tegen z'n assistent, die op eenige passen
achter hem stond en die een vragenden blik op
Dr. Barmat gevestigd hield. Het was stil in het
laboratorium, alleen hoorde men af en toe
vreugdekreten van een kind, dat in de kamer
ernaast speelde.
„Slechts een experiment kan me de werking
van dit tegengif leeren, Johnson," wendde Dr.
Barmat zich tot z'n assistent. „Ik heb er lang
over nagedacht voor ik tot dit besluit gekomen
ben,"
„Een besluit, dokter?", vroeg Johnson ver
wonderd.
„Ja, Johnson. Ik heb er dagen lang over na
gedacht. Je weet, dat hét sedert tien jaren rivn
wensch is éen tegengif Te-kunnen produceeren,
dat de funeste werking van den. beet van de
adder ongedaan maakt. Dé boeren'op het land
worden sedert jaren geplaagd door dit schade
lijke dier, dat steeds weer het vee bedreigt, en
onlangs is ook een boerenzoon het slachtoffer
geworden yan dit ongedierte."
„Juist, dokter," onderbrak Johnson den woor
denvloed van den dokter, „maar is het nu niet
voldoende, dat u reeds proeven genomen heeft
met ratten. Daarbij bleek immers, dat het pre
paraat inderdaad gunstig werkt. Wat belet u
derhalve _om deze vinding-aan de openbaarheid
1 ZJJJÏTT
„Dat expériment is me niet voldoende, John
son. De vraag blijft'of hef tegengif ook bij den
mensch een gunstige uitwerking heeft. Ik zou
het mezelf nimmer kunnen vergeven, als ik dit
preparaat de wereld instuurde zonder de zeker
heid te hebben, dat het onfeilbaar werkt. Ik wil
een weldoener zijn, Johnson. Ik wil de redder
der menschheid zijn...."
„En daarom," mompelde Johnson werk
tuigelijk.
„Juist," onderbrak dr. Barmat hem met heftige
stem, „daarom heb ik besloten een proef met
mezelf te nemen!"
„Dokter!", kreet Johnson. ..Dokter, weet u
wel wat u op het spel zet!"
„Ja, dat weet ik," riposteerde dokter Barmat.
„Maar ik vertrouw mezelf volkomen. Ik ben er
van overtuigd, dat dit tegengif onfeilbaar werkt.
Het gevaar is miniem."
vergeet, dat u uw leven op het spel zet..."
„Tot heil der menschheid," vulde de dokter
aan.
„Maar uw vrouw en uw kind! Denkt u daar
dan niet aan!?"
„Waar plicht roept, raakt persoonlijk gevoel
op den achtergrond, Johnson. Bovendien be
hoeven zij er nimmer iets van te weten. Daarom
eisch ik van je, dat je zweert er nimmer iets over
te zeggen van wat hier straks gebeuren gaat.
Als het experiment voorbij is, is mijn naam ge
maakt. De menschheid zal me dankbaar zijn. Eu
jij zult er wel bij varen. Onthoud dat, Johnson.
Ik ben geen egoïst, alleen wat ijdel. Geen tegen
spraak, alsjeblieft, weerstreefde hij bruut, toen
Johnson aanstalten maakte tegenwerpingen te
maken. „Ik stel je tusschen de keus mij behulp
zaam te zijn of.... te vertrekken."
Het bleef enkele oogenblikken stil.
Dr. Barmat stond nog met het reageerbuisje
in z'n hand. Johnson liet het hoofd zakken. Toen
zei hij zacht: „Het is goed."
Dr. Barmat glimlachte.
„Je kiest de wijste partij," grijnsde hij. Maak
de ingrediënten klaar. Breng de adder hier. Zet
het tegengif klaar op de bank."
„Dokter," waagde Johnson het schuchter op
te merken. „Ik wil u niet verontrusten, maar in
dien de proef mislukt, en. waar kan ik dan
de formule voor het tegengif vinden?"
Dr. Barmat glimlachte meewarig. „Arme
jongen," zei hij, „dacht je nu heusch, dat ik zóó
dom zou zijn."
Johnson keek den dokter aan.
„Doe niet zoo onnoozel, Johnson. Als ik aan
stonds buiten' bewustzijn lig, of wanneer het
tegengif zal blijken niet onfeilbaar te zijn, zou
jij dan de verleiding kunnen weerstaan.... Het
ware een klein kunstje voor, je om mij aan m'n
lot over te laten en je later zelf als de redder
der menschheid uit te roepen. Neen, Johnson, die
formule heb ik in m'n hoofd, alléén in m'n
hoofd," en Dr. Barmat lachte den lach van den
waanzinnige.
Johnson zweeg en deed wat hem bevolen werd,
steelsche blikken werpend op den dokter, die op
de operatietafel ging liggen, z'n arm ontblootte
en zich verder gereed maakte voor het experi
ment. Johnson zette de kooi met de adder naast
hem neer, het fleschje met tegengif op een
bankje naast de operatietafel, het injectiespuitje
gereed....
In de kamer ernaast schalde een kinderstem.
Het duurde eenige oogenblikken voor Johnson
de adder naar de juiste plaats wist te richten,
waar een enkele beet den dokter in levensgevaar
zou doen verkeeren. Maar daarna was het bin
nen weinige oogenblikken gebeurd.
In het laboratorium hing een drukkende stilte,
die plotseling onderbroken werd door het kreu
nen van den dokter, De beet van de adder deed
z'n uitwerking. Dr. Barmat had nog juist tijd
om te zeggen: „Vijf minuten wachten, en dan
het tegengif!"
Toen Johnson knikte, verloor de dokter het
bewustzijn.
Snel maakte Johnson zich gereed om in te
grijpen, toen de deur van het laboratorium werd
operrgëgooid, en het zoontje van Dr. Barmat
binnenrende: „Papa, papa!"
den gemeente-ontvanger Jhr. von Muhlen en
i vrijwel het geheele personeel met hunne dames.
Hier voerde allereerst het woord burgemeester
jhr. J. P. W. v. Doorn, die ongeveer als volgt
sprak:
Jubilaris,
Vanmiddag had ik al het genoegen in de ver
gadering van Burgemeester en Wethouders U
toe te spreken en den dank te vertolken van het
gemeentebestuur voor de vele goede diensten
die gij onze gemeente bewezen hebt, U dank te
zeggen voor het geven van al uw wilskracht in
j het belang van Heemstede.
Elke kamer die gij in ons raadhuis hebt be
woond, vereischte uw grootste zorg. In de
moeilijke oorlogsjaren had U de zorg voor
de militie en de distributie, die toen zeer groote
bekwaamheid vereischten. En in die militie-
zaken kwant tot uiting uw bekwaamheid, en in
die der distributie uw goed hart. En dat goede
hart bezit U nog.
Later verhuisde U naar de gfdeeling archief.
Ik heb U dezen middag al gezegd hoe hoog'
ik U hier in uw waarde schat. Een ieder die op
j het Raadhuis moet werken, ondervindt dit. Uw
goede zorg is enorm. En dat waardeeren wij.
Dat hebben wij U dezen middag al. verteld,
I gaarne herhaal ik deze woorden nog eens, nu
j gij hier zit te midden van uw collega's.
Mevr. Vedder wil spr. gelukwenschen met
dezen dag, omdat ook de vrouw zulk een groot
aandeel heeft in het werk van den man, die door
het scheppen van een prettige huiselijke sfeer
den arbeid buiten het gezinsleven zoo prettig
kan maken.
Hij heeft bij U, Mevrouw, gevonden een pret
tig tehuis, een gezellig familieleven met U en
uw lieve kinderen.
Dank brengt spr. ook aan de ambtenaren die
dezen dag voor den jubilaris maken tot een on-
vergetelijken dag en besluit met den wensch,
dat het den jubilaris gegeven moge zijn nog vele
jaren met dienzelfden ijver en nauwgezetheid
zijn taak te blijven vervullen.
De- secretaris, de heer N. Vos, sprekende
namens het ambtenaarscorps, zeide verheugd te
zijn hier onder collega's en hunne vrouwen eens
tot uiting te brengen wat er leeft onder het
corps ambtenaren.
Bijzonder aangenaam is het mij, aldus spr.,
omdat ik het genoegen heb gehad 20 jaren met
den jubilaris samengewerkt te hebben. Ik kan
dus uit ervaring spreken hoe U de gemeente als
ambtenaar hebt gediend.
Spr. geeft dan een terugblik over de eerste
jaren van dat samenwerken, hoe hij hier kwam
bij Vedder en nog 2 ambtenaren en een volontair.
Hoe ae heer vedder zich al spoedig op het
archiefwerk toelegde en waardoor Heemstede
een der eerste gemeenten was, die het registra
tuurstelsel toepaste, een stelsel dat van den
ambtenaar een enorme kennis vereischte.
En uoor zijn groote stuuie is hij geworden de
rechte man op de rechte plaats.
Wij hebben, en aan spreek ik stellig namens
alle ambtenaren, altijd prettig samengewerkt.
Je bent, aldus de heer Vos, een ambtenaar in
den rechten zin des woords.
Maar ook als man van organisatie hebt U
veel gedaan, om anderen in organisatieverband
bij te staan. Ook hier heeft menigmaal uw warme
hart gesproken.
Naast aeze woorden van dank, aldus de heer
Vos, willen wij onze dankbaarheid uiten door een
stoffelijk blijk. Namens de ambtenaren biedt de
lieer Vos den jubilaris een zilveren couvert aan
in étui, benevens een oorkonde, versierd o.a.
met de wapens van Heemstede en Diemen en
de verschillende hanateekeningen. Moge dit
geschenk U een blijvend aanuenken zijn aan
aezen dag.
Met enkele woorden dankt de jubilaris voor
de hartelijke woorden en het fraaie cadeau.
Dankbaar is spr. niet enkel voor deze huldiging,
maar ook en vooral voor de groote vriendschap
die hij steeds heeft mogen ondervinden.
De avond werd verder doorgebracht in intieme
feeststemming.
Rest ons nog te melden dat op de Dinsdag
gehouden receptie hun gelukwenschen kwamen
aanbieden Mr. A. Slob, burgemeester van Haar
lemmermeer, als voorzitter der onderaideeling
Haarlem van den Ned. Bond van Gemeente
ambtenaren en verschillende leden van aen ge
meenteraad.
2.b©ö<SI* I
„Papa, Papa!"
Het kinderoog richtte zich naar de operatie
tafel: „O, papa!", riep het kind nogmaals.
Johnson schoot op het kind toe.
Te laat.
Het fleschje met tegengif viel kletterend op
den vloer en een gelige vloeistof vloeide als een
ster uiteen....
De verdediger van Johnson was de beste van
het land.
Maar het vonnis luidde vernietigend: „Wegens
dood door schuld veroordeeld tot zes jaar ge
vangenisstraf...."
JAN D. REMPT.
komt in het gedrang van den stortvloed van
woorden, welke over de menschheid wordt los
gelaten.
Dit alles is niet meer dan overbodige ballast.
Woorden kunnen het leven niet vullen.
Het bestuur van land en gemeente heeft zich
langen tijd gekenmerkt door praten, door on
verantwoordelijke besluiten, door het leeg-
mindere plaats, zijn wij wereldburgers.
Dit is nu afgeloopen. Er wordt weer zuinig
geregeerd, zuinig geleefd, ofschoon naar onze
meening bij de leiding van staat en gemeente
nog te veel politieke in plaats van zakelijke
overwegingen gelden en er ook in dezen tijd
aan sommige functionarissen salarissen worden
betaald, die in geen enkele redelijke verhouding
tot hun capaciteiten staan.
Veel ballast is er reeds overboord, maar ook
ook in 1934 zal er nog moeten volgen, willen wij
tenminste een gezonde, nationale samenleving
hebben, waar niet elk oogenblik ons de vrees
komt overvallen voor een ineenstorting van het
geldwezen, zooals in alle andere landen.
1934 behoeven wij niet somber in te gaan. De
crisis is reeds het vorige jaar tot stilstand ge
bracht, hetgeen natuurlijk volstrekt niet zeggen
wil, dat wij dadelijk nu een opwaartsche bewe
ging zullen beleven. Neen, voorloopig zullen wij
ons met den grootsten eenvoud moeten tevreden
stellen, maareen eenvoud, die zekerheid
waarborgt.
Van het overtollige ontdaan kunnen wij wel
gemoed de toekomst tegemoet gaan.
Ondertrouwd: H. W. C. Nieuwenhuys en M.
v. Hees.
Getrouwd: G. H. Vallo met K. Ansing; J.
Timmers met L. A. Straatsma.
Bevallen: G. M. Niessinkv. Vuuren d.; J. v.
ExeelBeerthuizen z.
Overleden: J. F. W. Veling 68 j., wedn. van
H. M. J. Looman.
ZILVEREN AMBTSJUBILEUM E. VEDDER.
1 Januari was het 25 jaar geleden dat de heer
E. Vedder werd benoemd als ambtenaar ter
Secretarie alhier. Dinsdag herdacht de jubilaris
dezen dag meer in huiselijken kring.
Dat de heer Vedder zich in de 25 jaren van
zijn arbeid vele vrienden had gemaakt, bleek wel
uit de schat van bloemen die hij, behalve van
ambtenaren, ook van vele ingezetenen mocht
ontvangen.
Des middags was er ten zijne huize een
receptie, waarvan een zeer druk gebruik werd
gemaakt om den jubilaris persoonlijk hun geluk
wenschen aan te bieden, zoo o.m. behalve van
het ambtenaarscorps van het raadhuis ook van
de andere gemeentebedrijven.
Heel interessant was ook voor den jubilaris
een bloemenhulde en een persoonlijke felicitatie
van den rector van Johannes de Deo uit
Haarlem, een jeugdvriend van den jubilaris.
Herdacht de heer E. Vedder Dinsdag in meer
huiselijken kring zijn 25-jarig jubileum als
ambtenaar van de Secretarie alhier, Woensdag
werd de feeststemming meer verplaatst naar het
Raadhuis en onder de overige ambtenaren.
Des middags werd de jubilaris in het college
van B. en W. door den voorzitter, burgemeester
Jhr. J. P. W. v. Doorn, toegesproken, en met
zeer waardeerende woorden dank gezegd voor
wat de heer Vedder in al die jaren voor de ge
meente Heemstede heeft gedaan. Namens het
gemeentebestuur overhandigde de burgemeester
den jubilaris een enveloppe met inhoud.
Bij deze gelukwenschen sloot wethouder Dr.
E. A. M. Droog met eenige woorden van
gelukwenschen aan. Wethouder Jhr. A. v. d.
Poll, die wegens ziekte verhinderd was, had
telegrafisch zijn gelukwenschen aangeboden.
In meer intiemen kring had des avonds in
Café-Restaurant Groenendaal de huldiging plaats
van het ambtenaarscorps van het Raadhuis.
Om 8 uur werd de jubilaris met zijn vrouw
en kinderen van zijn woning gehaald. Hier werd
hij opgewacht door den burgemeester, Jhr. J. P.
W. v. Doorn, den secretaris, den heer N. Vos,
Vele menschen, ouderen, zoowel als jongeren,
kan men dikwijls de verzuchting hooren slaken,
dat zij in zulk een ontmoedigenden tijd leven.
Men hoort ze niet anders doen dan klagen en
men is spoedig geneigd te zeggen: terecht, zij
liebben er reden toe zich aldus te uiten. En toch
is er niets ter wereld zoo funest als klagen. Van
klagen gaat niets opbouwends uit, het draagt
er slechts toe bij het algemeene leed te ver-
grooten. Zeker, gedeelde smart is halve smart,
maar dit gaat slechts in enkele gevallen op.
Ook kunnen we begrijpen, dat een opgekropt
gemoed zich wel eens wil ontdoen van een
loodzwaren last. Het is zelfs noodig, dat een
mensch, zïch geregeld van zijn leed en verdriet
ontdoet.
Maar deze gevallen bedoelen wij niet. Er be
staat een groote categorie menschen, die het
noodzakelijk schijnen te vinden voortdurend te
klagen, ook al is daar niet de minste aanleiding
toe, die klagen als ze het goed hebben, die
klagen als het mooi weer of slecht weer is, die
klagen als ze thuis zijn, maar ook klagen als
ze met vacantie zijn, die klagen, klagen, klagen
hun levensdagen lang.
Steeds weer weten ze nieuwe slachtoffers te
vinden, tot wie zij hun klaagliederen aanheffen,
ontdekken sij niextwe unüci w ci jJCJi,
waarop zij hun klaag-zin kunnen botvieren.
Zijn de menschen, die van klagen een gewoonte
maken werkelijk ongelukkig of te beklagen? In
de meeste gevallen niet. Niet voor niets bestaat
er een oud spreekwoord, dat klagers geen nood
hebben.
Met klagen echter komt men geen stap verder,
als dat tenminste de bedoeling ervan is. Vele
menschen klagen uit gewoonte, omdat ze niet
geestelijk sterk genoeg zijn om opbeurende,
levensvreugdige taal te spreken. Zeer vaak
komen ze met hun klachten bij menschen, die,
als er een recht tot klagen bestaat, eerder zouden
moeten klagen, dan zij. Niets is zoo^ vervelend
als klagen, niets is ook zoo deprimeérend.
Met klagen is nog nooit iets groots tot stand
gekomen, klagen is iets kleinzieligs en daarom
zal men waarlijk groote geesten nimmer hooren
klagen.
Inplaats van te klagen moet men de handen
uit- de mouw steken. En als er aanleiding tot
klagen mocht bestaan, deze aanleiding uit den
weg ruimen. Flink zijn en moed houden, dat is
vooral in dezen inderdaad moeilijken tijd noodig.
Niet klagen, maar schragen, dat zij de leus van
een ieder, van den jongen evengoed als van den
ouden mensch. Door gezamenlijk te werken en
te helpen is er nog veel goeds en schoons ook
in dezen somberen tijd te bereiken.
De bioscoop heeft het woord „happy end"
tot gemeengoed gemaakt van vele menschen.
Meestal wordt over het happy-end, het gelukkige
einde van een film, nogal smalend geoordeeld.
Dikwijls ook zeer terecht, want hoe de film ook
van inhoud is, hoe zich de zaken ook ont
wikkelen, welke slechte dingen er in gebeuren,
een gelukkig slot komt er. De bioscoopbezoekers
moeten tevreden naar huis gaan, hun gemoeds
rust mag niet gestoord worden, zij moeten
weten, dat in het leven, wat men ook doet of
uitvoert, alles op zijn pootjes terecht komt.
In zekeren zin is het gerechtvaardigd den
menschen een gelukkig, blij eindigend slot voor
te zetten. In het dagelijksche, harde leven
hebben al de menschen al problemen genoeg te
doorworstelen, al genoeg narigheid mee te
maken om in de bioscoop, waarheen zij gaan
om wat afleiding te zoeken, nog eens nieuwe
sombere gedachten op te doen. De film
producenten hebben hiermede rekening ge
houden en ontzagen zich zelfs niet meester
werken van de kunst, die over het algemeen
niet blij eindigen, van een happy-end te voor
zien. Dat hiermede ook dikwijls de strekking
van liet kunstwerk verloren ging, dat deerde de
filmproducenten niet.
Lange jaren heeft men getracht van de film
een nieuwe kunstuiting te maken. Men richtte
vereenigingen op, die zich tot taak stelden films
te propageeren van artistiek gehalte. De voor
naamste vereeniging op dit gebied, welke even
eens strijd voerde tegen het wangedrochtelijke
happy-end, is dit jaar ter ziele gegaan.
Het happy-end is blijven bestaan, op enkele,
weinige uitzonderingen na. Hoe komt het toch,
dat het happy-end zoo taai is? Zou het komen,
omdat in het leven van alle dagen juist het
tegenovergestelde gebeurt, de zaken niet zoo
gelukkig en mooi afloopen als de film wel wil
suggereeren? De film maakt het den mensch te
gemakkelijk, te mooi. Heeft de mensch in zijn
leven dan geen recht op een happy-end? Zeker,
maar dit happy-end komt niet als een gebraden
konijntje in Luilekkerland zoo maar den mond
binnenhuppelen. Voor het geluk moet gestreden,
moet gewerkt worden. Geluk is iets, wat we
nooit in anderen moeten zoeken, het moet uit
een innerlijke rust van onszelf groeien. Het
klinkt altijd wel heel mooi te zeggen dat wij
anderen geluk deelachtig kunnen doen worden,
maar dit is slechts zeer betrekkelijk. Wij kunnen
voor anderen slechts de voorwaarden scheppen,
waaronder die anderen het geluk kunnen ver
overen.
Het happy-end van de bioscoop is een goed
koop surrogaat, zonder inhoud, klatergoud, niet
meer. Een gelukkig einde in ons eigen leven
kunnen we slechts bereiken door ons innerhjken
rijkdom te verschaffen, die men ongeacht slechte
tijaen, ongeacht materieele omstandigheden,
bijeen kan garen. In dezen zin moeten wij aan
sturen op een happy-end.
DE NIEUWE GROOTE OMROEPZENDER
IN BUENOS AIRES.
Het tijdperk der sterke zenders, dat in
Duitschiana met den bouw der krachtige om-
roepstations Berlijn en Hamburg wordt voort-
1 gezet, heett nu ook zijn intrede gedaan in Zuid-
Amerika. Argentinië gaat n.l. den omroepzender
in Buenos Aires, LR 3 Radio Nacional, die des
tijds door Teletunken geleverd werd en jaren
lang in bedrijf was, vervangen door een Tele-
fiinkenzender met dubbele energie. Dit is de 5e
krachtige zender, die Telefunken in de laatste
jaien aan nel Óuiteniand heelt geleverd (WccncnV'
Nanking, Oslo en Lathi).
De installatie zal met de laatste vindingen op
zendergebied worden uitgerust. Het vermogen in
den antennekring bedraagt 37.5 K.W. bij een
modulatie-diepte van 1UU Vo, wat overeenkomt
met het hooge draaggoltvermogen van 25 K.W.
De frequentie-constantheid van het station zal
overeenkomstig de internationale bepalingen der
„Commission Consultative Internationale de
Radiophonie" zijn. De harntonischen worden
j door gebruik van een secondairen kring en
doelmatige lampschakeling zoodanig onderdrukt,
dat deze niet zullen storen.
De zender zal uit 6 trappen bestaan, waarvan
de eerste drie trappen den stuurzender en voor
versterker bevatten, met het kristal, waardoor
de frequentie bepaald is. De 4e trap, die een
2\-i K.W.-lamp bevat, is de modulatie-trap. De
gemoduleerde hoogtrequenttrillingen worden in
ae volgende 5e trap met behulp van een water-
gekoelde 20 K.W.-lamp versterkt en dan aan
ae 6e trap, de eindtrap, toegevoerd. Deze bevat
4 watergekoelde lampen, ieder met een ver
mogen van 40 K.W. De grootste lengte van een
dergelijke 40 K.W.-lamp bedraagt slechts 1.2
meter. De in deze lampen met haar naar ver
houding kleine afmetingen ontwikkelde warmte
wordt door water-circulatie afgevoerd. De koel
installatie doet per uur een waterhoeveelheid
van 8 M3. circuleeren.
De hoogspanning voor de eindtrap bedraagt
12000 Volt, die in een 6-phasen-kwikdamp-
gelijkrichterinstallatie voor 12000 Volt bij
10 Amp. opgewekt wordt. De hoogspanning kan
van de schakellessenaar af door middel van
druklicht-bediening geregeld worden. Parallel
aan de gelijkrichterinstallatie liggen filters, be
staande uit smoorspoelen en condensatoren, die
den door den transformator geleverden en
gelijkgerichten stroom afvlakken.
De overige voor den zender benoodigde ge
lijkspanningen, als gloeispanning, roosterspan-
ning, anodespanning voor voorversterkertrappen
worden door draaistroom-gelijkstroom-omvor
mers opgewekt.
De bouw van de zendinstallatie zal geschieden
in z.g. open bouw, d.w.z. de verschillende
deelen der installatie worden open in de zaal
gemonteerd. De voornaamste bedieningselemen
ten van de zendinstallatie worden op afstand
bediend vanaf een schakel-lessenaar, die centraal
voor den zender staat. De geheele installatie is
daardoor zeer overzichtelijk.
De microfoon, modulatie- en kabelversterkers
worden zoo ingesteld, dat een zoo recht moge
lijke laag-frequentie-kromme wordt verkregen,
waardoor een voortreffelijke weergave van alle
toonfrequentie's bereikt wordt. De voeding van
dézen versterker vindt niet, zooals tot nu toe
gebruikelijk, door middel van batterijen of om
vormers, maar direct uit het draaistroomnet
plaats. Door het vervallen van batterijen en
transformatoren wordt een belangrijke vereen
voudiging bereikt.
Buenos Aires zal aldus tegelijkertijd den
grootsten zoowel als den modernsten zender van
de zuidelijke helft van het Amerikaansche vaste
land bezitten.
GEVESTIGDE GEZINSHOOFDEN TE
HEEMSTEDE
J. W. M. van den Bosch, Heerenweg 184.
J. Jansen, Raadhuisstraat 89. Joh. van dei-
Linden, Molenwerfslaan 152. K. W. van der
Toorren, Heerenweg 81. J. G. Welters,
Kastanjelaan 5. Wed. E. Westermann
Hubner, Van Slingelandtlaan 15. E. Terwey,
Clivialaan 18.