Exceptioneele Verkoop Stoutenbeek's Modehuis AVONTUREN VAN JOOSJE PINDA EN PIETJE ROET TWEEDE BLAD Pas op! BINNENLANDSCH Buurpraatje van Bram en Sam WEEKOVERZICHT 300 Moderne mantels van dit seizoen PRIMA STOFFEN -> c ELEGANTE COUPE 3 Series F 9.75 PLEIN 10 HAARLEM BETERE CONFECTIE TEGEN VOORDEELIGE PRIJZEN DE Vu ©uw i v i:/ i Kuis De verlovingstijd en het huwelijk No. 22. 1 JUNI 1934. DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT 5 Nu komt de echte zomertijd, Door oud en jong met vreugd' verbeid. Nu wil een ieder, groot of klein, Wel eens een dug je buiten zijn Of meer dun één, wanneer dat kon, Om bruin te braden in de zon. Zoo ziet men 's Zondags bij droog weer Hen ware uittocht ied'ren keer. Picnic in 't bosch, of op de hei, Dat stemt zoo vroolijk en zoo blij! Wanneer we dan verzadigd zijn, Smaakt een sigaartje dubbel fijn! Maar 's Maandags lees je in de krant De boel staat hier en daar in brand! Wees dus voorzichtig met uw vuur; Doof vlam en vonken heel secuur! Een smeulend eindje sigaret Heeft vaak de hei in brand gezet. Een lucifer, niet goed gedoofd, Heeft 't bosch zijn schoonheid soms ontroofd Let op! Eén vonkje heeft zoo licht Een bosch- of heidebrand gesticht. Rook vrij uw pijp of uw sigaar, Maar... denk steeds om het brandgevaar! Bram: Goeden morgen, buur. Sam: Van 't zelfde, hoe maak je het. B.: Gelukkig hè, we leven nog. S.: Ja, dat we nog leven is zoo. Of het echter gelukkig is om in dezen tijd te leven, laat ik aan ieders persoonlijke meening over. Maar hoe kom je eigenlijk aan die enthousiaste ont boezeming. B.: Ben je dan niet bang geweest voor ver drinken? S.: Wat zeg je me nou? Verdrinken? Ik heb geen oogenblik aan verdrinken gedacht en ook nergens gelezen of gehoord dat er eenig gevaar voor verdrinken heeft bestaan. B.: Ik bedoel ook niet werkelijk verdrinken, maar ik meen het ondergaan in den niet te stuiten stroom van zilver en goud, die naar aan leiding van de gelegenheid tot het straffeloos verhoogen van gedane aangiften voor inkomens en vermogens heeft gevloeid. Millioenen en millioenen ja ik heb zelfs het woord milliard al gehoord schijnen als verzwegen te zijn aangegeven. S.Ja, nou begrijp ik je in eens, ik heb ook al gehoord, dat Minister Oud bezig is een hulp schatkist te timmeren om de toestroomende gelden te kunnen bergen. B.: Welke belasting denk je, dat nu het eerst zal worden afgeschaft. S.: ik zou zoo denken de omzetbelasting; de opbrengst van die belasting is geraamd, als ik het goed heb, op 80.000.000.gulden. Die opbrengst valt volgens de bekend gemaakte cijfers enorm tegen, welke tegenvallers men op alle mogelijke wijzen tracht te verklaren. B.: Behalve als ik je even in de reden mag vallen op de eenige ware wijze. Naar mijn oordeel zal de geraamde opbrengst van alle nieuwe belastingen moeten tegenvallen. En wel om de eenvoudige reden, dat, waar wij door den fiscus tot op ons hemd worden uitgekleed, wij minder kunnen uitgeven en verteeren en dus de omzet van alle artikelen zal moeten dalen. Waar ik vroeger met een confectiepakje een jaar rondwandelde, zal ik er nu twee of drie jaar mee moeten loopen. Rookte ik vroeger vier sigaren en zes siga retten per dag, daar rook ik thans de helft. Of ik houd mij tegenover mijn vrienden en ken nissen nog grooter en zeg: de dokter heeft mij het rooken verboden. S.: Je hebt gelijk; je verklaring is volkomen logisch en juist. Misschien zal dan de coupon belasting worden afgeschaft. Dat is toch ook een belasting die nog al stevig drukt op den kleinen rentenier. B.: Ja, vooral wanneer je die beschouwt in verband met de conversie van de Staatsschuld, 't Was heelemaal geen gedwongen conversie. Neen, je was zoo vrij als een vogeltje in de lucht (ik bedoel in een kooi). Want waar moest je met je vrij komende gelden heen? Door de verlaging van de rente der Staatsschuld, steeg natuurlijk de koers van de andere effecten. S.: Ik heb het helaas aan den lijve gevoeld. Als solied en voorzichtig mensch had ik mijn paar overgespaarde duiten belegd in 4'/j>% Staatsschuld. En nu wordt mij kalmweg een negende van mijn inkomen afgenomen. B.: En tengevolge hiervan zal ook de in komstenbelasting weer niet opbrengen wat men er van verwacht. S.: Neen, als wij zoo doorpraten, geloof ik dat wij het er wel over eens zullen zijn, dat geen enkele van de ons toegedachte belastingen achterwege zal blijven. B.: Ik voor mij geloof ook, dat men in Den Haag buitengewoon blij zal zijn met de gelden, die binnen zuhen komen van de verzwegen mil lioenen. Het is een buitenkansje, waarmede men zoo zonder er veel over te spreken allerlei dingen kan bedekken, die maar tot onaan genaam gepraat in de Kamers aanleiding zouden kunnen geven. S.: Je bedoelt, dat hierdoor dus niet zoo den nadruk zal behoeven gelegd te worden op het verschil tusschen de opbrengst der diverse be lastingen en de ramingen daarvan. B.: Dat in de eerste plaats. Maar verder zijn er nog van die kleinigheden, die men maar liever vergeet. Om er een paar te noemen: de directeur van de afdeeling tot uitgifte van rijwielbewijzen heeft kans gezien om in zijn onder voortdurend toezicht van rijksaccountants staande admini stratie, een kleine 40 duizend gulden te ver donkeremanen. Voorts is er bijna geen artikel, dat gecontingenteerd wordt, of er hebben knoeierijen plaats gehad: bij het vee, bij de varkens, bij de boter, bij de tarwe, enz., enz., noem maar op wat je wilt. En alles ten nadeele van het Rijk. Wanneer er nu van andere zijde eenige mee vallers zijn, kunnen de zooeven genoemde tegen- Arbeidsplannen van het werkfonds. Naar een oplossing voor het Werk- loozenvraagstuk? De wijziging der Woningwet. Storm om de spellings kwestie. Protesten, maar toch grooter spoed gewenscht. Dezer dagen is te Amsterdam de eerste ver gadering gehouden van de Industrieele Com missie van het Werkfonds 1934, welke geopend werd met een rede van den voorzitter, den heer C. J. P. Zaalberg. De genoemde commissie zal zich voornamelijk bezighouden met de behande ling van economische vraagstukken, die van het grootste belang zijn voor de toekomstige wel vaart van Nederland. Voorwaar in deze tijden geen gemakkelijke taak! De 60 millioen, die het werkfonds ter beschikking heeft om den be- staanden toestand in ons land te verbeteren, moeten goed besteed worden. In de eerste plaats moet natuurlijk steun worden gegeven aan bedrijven, die hieraan behoefte hebben, doch hiervoor komen alleen die bedrijven in aan merking, die ook i'n de toekomst in staat zullen zijn op eigen krachten te bestaan en vrucht af te werpen. Bij de onzekere kansen op het oogen blik is dit slechts heel moeilijk te bepalen. Behalve steun aan reeds bestaande moet er ook gelegenheid gegeven worden tot het oprichten van nieuwe bedrijven. Immers een zoo groot mogelijke verruiming van werkzaamheid be- teekent een uitbreiding van het arbeidsleger en dus een vermindering van het aantal werkloozen. Verder kan ook veel gedaan worden voor de moderniseering van vele bedrijven, waardoor deze zich aan kunnen passen aan de eischen van dezen tijd en meer kans hebben op goede resultaten. Up deze en dergelijke manieren zal men het bedrijfsleven in Nederland kunnen ver sterken, hetgeen toch het hoofddoel is van net werkfonds. Het is niet de bedoeling, dat het als vertegenwoordiger van den staat de teugels in handen neemt, doch dat het steun geeft aan de bedrijven tot deze weer op eigen beenen kunnen staan en stevig kunnen staan dan. hl een résumé noemde de heer Zaalberg de verschil lende methoden op volgens welke de Commissie zou werken. Het zou ons te ver voeren ze alle hier te melden, temeer, daar ze in hoofdzaak neerkomen op het bovengemelde en alleen ge specificeerd zijn voor de verschillende afzonder lijke bedrijven. Dat hier weer een belangrijke poging wordt gedaan om een oplossing te vinden voor het werkloozenvraagstuk, valt niet te ont kennen. Op het verloopig verslag der Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot wijziging van de woningwet is thans de Memorie van Antwoord verschenen. Hierin wordt er nadrukkelijk op gewezen, dat door het ingrijpen der regeering geenszins afbreuk is gedaan aan het verdienste lijk initiatief van de makers van de woningwet. Het versterkte centrale toezicht zal er integen deel toe leiden, dat de Woningwet met name de belangen zal bevorderen van de economisch zwakkeren. Het ligt geenszins in de bedoeling der Regeering om het noodzakelijk minimum- peil der woningen te verlagen. Er wordt echter gestreefd naar het wegnemen van excessen, be staande in het bouwen van woningen, die ver- huurd moeten worden tegen een prijs, welke de meeste arbeiders niet kunnen betalen. En de gezinnen, die door de tijdsomstandigheden sterk gedaalde inkomens hebben, bovendien deze voorloopig nog wel zullen houden, moeten toch ook de gelegenheid krijgen om woningen te huren, waarvan de prijs binnen hun bereik valt. Men ziet hier dus uit, dat het zeker de bedoe ling van de Regeering is, om alles wat zweemt naar weelde en overbodigheid, te vermijden, doch geenszins om het woningpeil, d.d. het allervoornaamste van een woning te verlagen. Het stormt om de spellingskwestie. Nog steeds is er geen rust voor minister Marchant. Hij wordt belaagd met protesten en voorstellen van alle mogelijke zijden om weer veranderingen aan te brengen en vooral de buigings-n is een geliefkoosd middelpunt van strijd. In de kringen van onderwijs en practijk is men over het alge meen sterk voor de afschaffingvan genoemd taalverschijnsel. Echter is de Nederlandsche taai er niet alleen voor die kringen, maar ook voor de letterkundigen, rechtskundigen en theologen. Het is ook voornamelijk van de laatstgenoemde groepen, dat de meeste protesten binnenkomen. Is het dan een wonder, dat het den minister moeilijk valt een definitieve beslissing te nemen en het staat nog zeer te bezien of de nieuwe spelling inderdaad met 1 September zal worden ingevoerd. Van andere zijde, met name van de vereeniging van Nederlandsche gemeenten wordt j pressie uitgeoefend op de Regeering om zoo j snel mogelijk vaste richtlijnen te bepalen. Gezien het feit, dat in September het nieuwe schooljaar ingaat, hetgeen een enorme aanschaffing van nieuwe schoolboekjes met zich meebrengt, is het alleszins begrijpelijk, dat de gemeenten aan dringen op grooter spoed. Bovendien zouden zij natuurlijk graag weten op welke wijze, en in welken tijdsduur de nieuwe regeling zal worden ingevoerd. Voorloopig echter is nog niets met zekerheiu te zeggen. Afwachten is ook hier het parool voor allen, die geen leidende rol in de kwestie spelen. Tegen den regeeringsmaatregel, waarbij aan Vlaamsche intellectueelen het woord werd ont zegd op den Dietschen Landdag te Tilburg, is door de ueelnemers hieraan ernstig bezwaar ge maakt. De genoemde maatregel berust waar schijnlijk op het verbod van het optreden van buitenlandsche politici. Waar hier echter geen sprake is van politieke toespraken, doch het alleen de bedoeling is de band tusschen Neder landers en Vlamingen, kinderen van een stam nietwaar nauwer aan te halen, gaat genoemde maatregel niet op. Onder leiding van den voor zitter, Prof. H. Burger, is dan ook met algemeene stemmen een motie aan de regeering aange nomen, waarin op grond van de onbillijkheid van genoemden maatregel, op grond ook van het feit, dat ze een wapen kan zijn voor de vijanden van het volk - protest aangeteekend. vallers gemakkelijker worden weggedoezeld. S.: Zeg nu eens eerlijk, Bram, wat is nu jouw meening over de menschen, die al die verzwegen bedragen van inkomen en vermogen zijn komen aangeven. Ik heb hierover zeer verschillend hooren spreken. Zoo beschouwt de Telegraaf deze aangevers als menschen, die hun geweten gezuiverd hebben, terwijl Haarlem's Dagblad hier heftig tegen ingaat en zegt dat alleen angst de menschen heeft doen handelen. B.: Zooals overal zal het hier ook wel zijn, dat de- waarheid zoowat in het midden ligt. Naar mijn oordeel zijn er zeker velen, die gehandeld hebben uit angst voor de gevolgen van het niet doen. Maar te ontkennen is het niet, dat er ook velen zijn bij wie wel degelijk het geweten ge sproken heeft. Er zijn volgens de kranten toch vele aangevers, die courante effecten en zelfs massa's contanten verzuimd hadden aan te geven. Wanneer nu niet hun geweten gesproken had, en zij die effecten en contanten hadden willen blijven verzwijgen, wie had hun dan belet deze naar een bank te Brussel of Parijs te brengen en' met een air te vragen: Wie doet me wat? S.: Daar heb je mijns inziens gelijk in. En of die straffeloosheid nu zoo bijzonder gegaran deerd is, zou ik niet durven gelooven. Denk jij ook niet, dat de aangevers wel allen met een zwart kruisje gemerkt zijn eti wee hun gebeente als er later nog eens een fout van hen ontdekt wordt; dan zal ongetwijfeld hun geheele zonden- register worden opgehaald en blootgelegd om de straf zoo zwaar mogelijk te kunnen maken. B.: Dat spreekt vanzelf. S.: Hoe oordeel jij nu over de menschen, die verzwegen hebben. B.: Goed hebben zij natuurlijk niet gedaan, maar vergeeflijk zeer zeker. Ik wil je eens een voorbeeld geven. Stel je voor dat je lid bent van een kegelclub, die 25 jaar bestaat. Het bestuur heeft, om dit feit te herdenken, een feest georganiseerd, waarvoor het zich geweldige en bespottelijk hooge uit gaven heeft gepermitteerd, zoodat de kegelclub hierdoor een zware schuldenlast te dragen heeft gekregen. Zou je het nu vreemd vinden wanneer diverse lui als iid bedankten omdat zij zich niet konden vereenigen met de wijze waarop het bestuur met hun gelden omsprong. S.: Ik zou die leden groot gelijk geven. Ik zou ook geen lid willen zijn van een vereeniging, die de gelden gebruikte op een wijze waarmee ik mij niet zou kunnen vereenigen. B.: Dat was juist wat ik van je hooren wilde. En laten wij nu eens kijken naar onzen Staat. Worden onze belastingpenningen, die met moeite, zorg en ontbering door ons worden op gebracht, niet misbruikt en verknoeid op een wijze, waarmede wij ons vaak in geen enkel opzicht kunnen vereenigen. En is het dan zoo heel onbegrijpelijk wanneer iemand redeneert: Wanneer ik mijn geld aan het Rijk offer wordt het toch maar verspild en vaak nutteloos besteed. Laat ik het daarom maar zelf bewaren. S.: Ik kan mij deze redeneering zeer goed indenken. Ik geloof dat ik in staat zou zijn dit zelf ook te doen. Dan behoef ik mij ten minste niet zoo gauw als steuntrekker op te geven als anders het peval zal zijn. Want dat door de tegenwoordige belastingen menigeen tot armoede zal vervallen geloof ik zeker. B.: En nu nog iets. Geioof jij, dat, wanneer al die verzwegen millioenen en millioenen eens eerlijk waren opgegeven, er op het oogenblik één cent meer in de schatkist zou zijn dan thans het geval is. S.: Natuurlijk niet. De gelden zouden dan wel weer op de een of andere onsympathieke wijze verbruikt zijn geworden. Misschien hadden wij Duitschland nog wat meer geleend, om op die wijze gemakkelijk van het geld af te komen. B.Zijn, van dien kant bekeken, de niet- aangevers eigenlijk wel als ontduikers te be schouwen. Moeten wij ze niet veel eer dankbaar zijn, dat zij zooveel geld, dat anders toch ver dwenen zou zijn, voor het land hebben bewaard. Zouden wij niet een eerezuil voor hen moeten oprichten. S.: Dat is een idee. Ik ga dadelijk aan den Minister schrijven om hem te verzoeken deze geldbewaarders een medaille van verdienste uit te reiken. GEVONDEN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Hohmans, Julianalaan 9, ceintuur met gesp; Hinfelaar, Meerweg 17, tasch; Bureau van Politie, Raadhuisstraat, knip mes, vulpotlood en sleutel; L. Koper, Craye- nestersingel 24, padvindersmes; Mej. Kortekaas, Lombokstraat 35, gouden ring; M. Th. A. Hin- richs, Adr. v. Ostadeplein 3, jasje; F. Muller, Jac. v. Campenstraat 45, zilveren broche; F. Burger, Kastanjelaan 33, kindergoed; Van Nes, Lentelaan 3, ceintuur; Kaptein, Heerenweg 135, glacé-handschoenen; H. du Pens, Mesdaglaan 34, heerenregenjas; C. van Hoewijk, J. C. van Oostzanenlaan 11, mes; Mevr. Verster, Toren laan 7, vliegende-hollander. BADHUIS HEEMSTEDE. In het Badhuis aan de Postlaan werden in de wr~k van 22 tot en met 26 Mei genomen 554 douchebaden m 28 kuipbaden. Aan 29 kinderen werd een gratis schoolbad verstrekt oo Woensdagmiddag van 2 tot 4 uur. Van de g 'lei'enheid t kosteloos baden op Woensdagavond tussc'5 en 8 uur werd door 21 volwassen gebruik gemaakt Waak voor uw levensgeluk! De taak van de vrouw in de echtelijke samenleving Met beide voeten op Aarde. De verlovingstijd! Reeds van oudsher is men de meening toe gedaan, dat het eerste huwelijksjaar het moei lijkste is en in vele gevallen beslissend voor het verdere leven en ongetwijfeld ligt hieraan een groote waarheid ten grondslag. Indien men als onbevooroordeeld toeschouwer jonggehuwden gadeslaat, dan staat men een voudig versteld, hoeveel conflicten zich voordoen tusschen twee menschen, die inderdaad toch veel van elkaar houden en die bezield zijn met de beste voornemens om elkander gelukkig te maken. De nuchtere toeschouwer vraagt zich dan wel eens af: ,,Hoe is zulks mogelijk, daar-de menschen lang genoeg verloofd geweest zijn en men toch verwachten mag, dat zij elkander dan goed hebben leeren kennen!" Hoe gaat het echter in den verlovingstijd? 'Men ziet elkander slechts van tijd tot tijd en beiden zetten het béste beentje vóór, om elkander alles zoo prettig mogelijk te maken. De groote fout is, dat de beide jonge men schen den tijd vóór het huwelijk te veel door brengen met uitgaan en allerlei pretjes, bioscoop, dansen, café's, schouwburgbezoek, gezellige avondjes bij wederzijdsche kennissen en wat al meer. Wij willen hiermede niet zeggen, dat de verlovingstijd een tijd van absoluut ingetogen leven moet zijn, doch wel meenen wij, dat hij inderdaad als een proeftijd beschouwd moet worden. Men moet met elkander van gedachten wisselen en beider opvattingen leeren kennen van verschillende problemen en hierdoor zal men weten of er inderdaad in de toekomst sprake is van een harmonisch samenleven. Doen zich in den verlovingstijd reeds meermalen ernstige geschillen van meeningen voor, of ziet men karaktereigenschappen, waarvan men weet, dat zij in den loop van den tijd niet zullen ver anderen, dan is er in den verlovingstijd of liever in den proeftijd alle reden niet tot den grooten, bindenden stap over te gaan. Menig huwelijksleven is gestrand, omdat twee menschen eenvoudig niet bij elkander pasten. Wij zouden dan ook aan alle jonge menschen, die min of meer schroomvallig den stap tegemoet gaan, willen zeggen: Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald." Denken wij slechts aan het nameloos leed, dat voortspruit uit huwelijken, waarvan de man en vrouw elkander niet begrijpen en waarvan de kinderen de dupe zijn. Een der „strijd"-punten in het huwelijk is ook de geldkwestie. Absoluut noodig is het dan ook, dat de a.s. jonge vrouw precies weet hoe groot het inkomen van den man zal zijn en dat men samen een begrooting maakt hoeveel voor elke post be schikbaar zal zijn. Het huwelijk is nu eenmaal geen sprookje, maar de harde werkelijkheid laat zich gauw genoeg gevoelen en daarom moet naast het aan gename ook de zakelijke kant van het huwelijks leven besproken worden. Indien men niet slechts in hooger sferen leeft, doch met beide voeten op den grond staat, ook in den verlovingstijd, dan worden veel desillusies voorkomen. Heeft men eenmaal een begrooting van de eventueele uitgaven opgemaakt, dan kan deze naar overleg uitgevoerd worden. Veelal krijgt de vrouw geld voor alle huishoudelijke uitgaven, zooals levensmiddelen, verwarming, verlichting, kleedgeld, terwijl de man voor het overige zorgt. In andere gevallen krijgt de vrouw het geheele maand- of weekgeld en neemt de man er een zeker deel voor zijn eigen behoeften af. AI deze dingen kunnen in onderling overleg geregeld worden, alleen één ding moeten jonggehuwden voor oogen houden, dat de begrootingsposten niét overschreden mogen worden en... contante betaling van den beginne af aan als stelregel moet gelden!! Meermalen hooren wij jonge vrouwtjes zeg gen, dat zij, die tot vóór haar huwelijk voor eigen kleeding zorgden, doordat zij een werk kring hadden, het onaangenaam vinden, nu door haar man gekleed te moeten worden en alles te moeten vragen. Laten wij echter even mogen aanvoeren, dat dit een absoluut verkeerd stand punt is. Het huwelijk is een verbintenis, gesloten tus schen man en vrouw, waarbij de éérste zorgt voor het onderhoud van het gezin, doch waar de vrouw eveneens een niet te geringe taak heeft, ïi.l. de verzorging van het huishouden, hetgeen, wil men dit goed doen, „vakkennis" vereischt. De vrouw geeft dus in ruil voor het geld, dat zij ontvangt voor alle mogelijke uitgaven, haar werkkracht. Nimmer behoeft zij iets minder waardigs te zien in huishoudelijk werk, want ook hierin kan zij opbouwend werk verrichten. Zij kan een sfeer aan haar huis geven, die wel dadig en zonnig aandoet, waar de man harer keuze zich gelukkig voelt, zelfsals men het in den beginne zuinig aan moet doen. Nogmaals, willen twee menschen inderdaad zooveel mogelijk waarborgen hebben, dat zij een gelukkig en harmonisch leven tegemoet gaan. laten zij dan vrijuit spreken over de zakelijke en gewichtige levensproblemen, die het huwelijk kan geven. Géén terughoudendheid kan hier het geluk brengen, waarop beiden toch hopen, doch het paleis hunner droomen moet op stevige grond slagen worden voortgebouwd. KEUKEN HYGIENE IN DEN ZOMER Aan te bevelen is het des zomers de keuken te dweilen met water en azijn, daar dit laatste sterk desinfecteert. Afvalemmers, die op boven woningen veelal binnenshuis een plaats vinden, moeten na het ledigen met heet water om gespoeld worden en vervolgens bekleed worden met kranten, zooaat de rëstén- afval van éten zich niet aan de wanden kunnen hechten. Pakpapier van vleesch, visch, fruit of groenten moet van de diverse artikelen afgenomen en verbrand óf in den vuilnisemmer gedaan worden. Vleesch en visch worden tusschen twee borden bewaard, terwijl fruit en groenten in een schaal of mand bewaard worden. Het oude, veelal vochtige pakpapier trekt de vliegen meer aan dan men denkt. Indien men de wasch moet koken of groenten en vruchten stereliseeren, dan moet men zulks liefst zoo vroeg mogelijk in den morgen doen, daarna alle damp naar buiten laten trekken en liefst keukendeur en raam even tegenover elkander openzetten, waardoor men veel minder vliegen krijgt. HET PRACT1SCHE HUIS. Moderne, zelfgemaakte hoedjes. Alleraardigste modellen van bij de japon, mantel of complet passende hoedjes kan men zelf maken. De modellen hebben veelal een op geslagen rand, terwijl de baret-vorm ook nog in trek blijft. Deze ziet men veelal van tafzijde gemaakt, passend bij een zelfde blouse of met j een groote platte strik, die boven den mantel i komt. We hebben slechts kleine stofresten noodig voor deze hoedjes, die behalve een rand, zes spits toeloopende deelen hebben en gevoerd worden met gaas. De rand bestaat uit dubbele stof en wordt met dubbel gaas gevoerd en daar na meerdere malen doorgestikt. De deelen van den bol worden eerst aan den verkeerden kant aan elkaar gestikt, daarna komt er op den goeden kant een stiknaad bij wijze van siernaad. Nu wordt de gazen bol dicht gestikt, en in de reeds gestikte bol geschoven, hier en daar geeft men een hechtje, daarna wordt de rand ge maakt met de dubbele gazen rand er tusschen. In de binnenzijde van den rand worden kleine inknipjes gegeven, zoodat men deze precies om het hoofd kan laten sluiten, daarna wordt de bol op den rand gestikt en de binnenkant met een bandje afgewerkt. De muts bestaat uit twee randgedeelten en twee gedeelten van den bol, die aan elkander en over gestikt worden, terwijl de rand eveneens met gaas gevoerd wordt. Af werken met band, terwijl in den bol een vouw wordt gemaakt, en als garneering een veertje of coquet strikje wordt gekozen. KINDERVERTELLING DOOR G. TH. ROTMAN 25. Korten tijd na deze gebeurtenissen kwamen joosje en Pietje, toen ze op de wande ling waren, een politie-agent tegen, die aan een touw een grooten hond voorttrok. Het dier was zwervende op straat aangetroffen en de eigenaar was niet te vinden, en nu moest de arme slok ker naar het stikhok. „Kijk, dat zou nu juist iets zijn voor ons wagentje," zei Pietje, en hij stapte dapper op den agent af. 26. „Mogen wij dien hond hebl ten, Mijn heer?" vroeg hij beleefd. „Wat moet jullie daar mee doen?" vroeg de agent barsch. „Wagentje trekkie; pinda-pinda!" antwoordde Joosje, half op z'n Chineesch. „Nou, vooruit dan maar!" zei de agent. Pietje nam het touw van hem over, sloeg het voor alle zekerheid een paar maal om zijn pols, en daar gingen ze, den koning te rijk! 27. „Ik geloof, dat het een sterk beest is!" zei Pietje; „één van ons zal hij in elk geval kunnen trekken! En ik geloof" vervolgde hij „dat hij reusachtig mak is. Zoo'n echt kalm beest." Net had hij 't gezegd, toen de hond grommend voor een kat bleef staan, die ergens uit een huis kwam en hem precies voor z'n voeten liep. 28. De kat beantwoordde deze vriendelijk heid, door z'n rug en haren steil overeind te zetten en vervaarlijk te sissen. Hap! deed Hek opeens, en de kat er vandoor. Maar nu werd Hek nog boozer. Hij rende de kat met groote sprongen achterna, heelemaal niet op Pietje lettend, die schreeuwend van angst als een vlieger achter hem aan zweefde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1934 | | pagina 3