DD Vec IW Dï%ï HAAT H DIS DE MAN, DIE TERUG KWAM. TWEEDE BLAD Rozen en doornen! HET KORT VERHAAL Buurpraatje van Bram en Sam BIOSCOOP We zien weer gezichten We zien weer karakters. No. 26. 29 JUNI 1934. DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT 5 In Amerika is men er na jarenlange proefnemingen in geslaagd, rozen zon der doornen te kweeken. Mijn vriend humlt van tuinieren. Dut werk is aardig, ja! Je ziet hem altijd bezig Met schoffel, hark of spa. Zijn eten en zijn drinken Laat hij er soms voor staan Ik moest hem gisf ren spreken, Dus ben 'k er heengegaan. Ik trof hem in zijn tuintje, Al vechtend met een roos, Een klimroos, die bij 't groeien Verkeerde richting koos. „Een oogenblikje, Xander," Sprak hij, ,,'t is zóó gedaan"' Ik zette m' op een tuinstoel En keek het spul eens aan. Een hamer in den zijzak Van zijn versleten jas, Wat raffia en spijkers Verloren in het gras, Op ied're hand een landkaart Van schrammen, vurig rood, Zóó was het schouwspel, dat mij Mijn vriend dien middag bood. Een takje viel voorover En streelde langs zijn wang. Hij bette met zijn zakdoek Wel vijf minuten lang. Ik telde ondertusschen Vanuit mijn veil'gen hoek De kleine winkelhaakjes In 's mans flanellen broek. Twee losgewaaide takken Omstrengelden zijn hals; Mijn vriend zei rare woorden, Die klonken lang niet malsch! Hij nam verwoed zijn hamer, Sprak toen zeer hoorbaar „AuH!" En likte aan een nagel, Verkleurd tot donkerblauw. Toen heeft hij 't opgegeven, Is bij mij komen staan En keek 't onschuldig roosje Bepaald wraakzuchtig aan. Als rozen zonder doornen Ook komen in ons land, Is hij vast d'allereerste Die z' in zijn tuintje plant! Door JAMES WHITE. Anne Landa leefde een geregeld bestaan in haar popperige villatje. Ze was een aardige kleine vrouw, ongeveer in de veertig, nog jeug dig, frisch en vol animo voor haar werk als muziekleerares aan het conservatorium. Ze had een bijzonderen aardigen kring van kennissen, deels menschen „uit de muziek", zoo als ze het noemde, die bij haar kwamen musi- ceeren, deels jonge leerlingen, die ze graag om zich heen had „dat hield je jong" en ook ge woon buren en bekenden, met wie ze bridge speelde of wel eens uitging. Een enkele maal vertelde Anne ons, hoe het kwam, dat ze ongehuwd gebleven was. Wij vertelden dit onder elkander door, zoodat bijna iedereen weldra de geschiedenis van Anne kende. Ze was twintig toen ze een man leerde ken nen, die een onuitwischbaren indruk op haar maakte. Hij was kunstenaar, een buitengewoon talent en, als vele kunstenaars arm en moeilijk voor zichzelf en voor anderen. Hij twistte eeuwig met zijn ouders, die hem dwarsboomden in zijn roeping en vond alleen bij Anne steun en aanmoediging. Ze was zelf zoo overtuigd van zijn talent, dat zij hem hielp zijn ideaal te verwezenlijken: naar het buitenland te gaan, om daar verder te studeeren. Ze kusten elkander en hij zwoer dat hij zou terugkomen en haar trouwen en zij zwoer, te zullen wachten. De menschen, die over Anne's liefdes-geschiedenis spraken, oordeelden daarover al naar hun leef tijd. De ouderen vonden het aandoenlijk, prach tig, een bewijs, dat de eeuwige liefde ook heden ten dage nog wel bestaat. De jongeren echter vonden het belachelijk, heel dwaas zelfs, van zoo'n aardige vrouw, die zoo haar huwelijks kansen liet voorbijgaan voor dien waan. „Welke moderne vrouw gelooft nu nog aan dien min naar, die terugkomt!" spotte een bakvischje. Anne zelf toonde nooit, dat zij leed onder haar alleen-zijn. Ze erkende, dat ze verschillende huwelijks- kansen had afgeslagen of vermeden. Of ze dan werkelijk geloofde, nü nog, dat hij zou terug- keeren? Daar antwoordde ze niet op, ze glim lachte. En als ze in stilte die vraag ook stelde, dan vond ze evenmin een antwoord. Haar gedachten aan dien man waren vol wee moed, doch zonder bitterheid. Het was een klare, milde lentedag, toen Anne een brief kreeg uit een onbekend stadje. Hij luidde: „Beste Anne, als je me nog niet vergeten bent, mag ik dan morgenavond komen, om je over iets belangrijks te spreken? Je oude vriend Peter." Anne was dien dag geheel overstuur. Het eene oogenblik keek ze in den spiegel, en het andere I oogenblik keek ze met verbaasde oogen en Bram: Hoe gaat het, buur? Sam: Maar zoo half; ik heb een beetje het land. B.: Hoe komt dat? Heb je gespeculeerd? jgg afl®* S.Gespeculeerd met geld heb ik niet en dus heb ik niets verloren. Maar ik had toch zoo'n kleine speculatie, zoo'n kleine hoop, zoo'n idee voor de toekomst gemaakt. En dat alles is nu in duigen gevallen. B.: Vertel eens op, maak mij deelgenoot van je ellende. Misschien kan ik je helpen. S.Neen helpen kun je me niet. En bepaalde ellende is het ook niet. Maar het was zoo'n toekomstdroom van me, die helaas nu niet meer verwezenlijkt zal kunnen worden. Je weet, ik kan het nog al goed met alle menschen vinden. B.: Je meent, dat je zoo in het gevlei bij iedereen weet te komen. S.: Nu ja, je moet zoo'n beetje weten te geven en te nemen. Wanneer A zegt: het is zwart en B zegt: het is wit, dan noem ik het grijs. Ik zeg dan aan A: ik vind het zwart met een witten gloed er over en aan B zeg ik: welbeschouwd vind ik het wit met een zwarten weerschijn. Zoo hou je alle menschen te vriend. En daarom had ik - - maar dit moet strikt onder ons blijven zoo bij mezelf gedacht: Zou ik er niet eens een gooi naar doen om lid van den Raad te worden. Je weet, als ik een speech houd en mijn mond open zet B.Man, zwijg me daarover; het balken van een ezel is er niets bij. S.: Je bent wel vriendelijk moet ik zeggen. B.: Nou, nou, zoo kwaad heb ik het niet bedoeld; ik bedoel alleen de kracht van het geluid, dat je uitstoot. S.: Maar heb ik in mijn speechen ooit iets gezegd waaraan iemand aanstoot zou kunnen vinden. Heb ik ooit iemand beleedigd of zoo? B.: Je hebt, voor zooveel ik mij kan her inneren, in je speechen nog nooit iets, wat dan ook, gezegd en in dat opzicht zou je dus wel een uitstekend raadslid kunnen zijn. Meermalen, wanneer ik van een vergadering, waarin jij het woord gevoerd had," thuis kwam vroeg mijn vrouw: En hoe heeft Sam het er afgebracht? heeft hij nu eens precies gezegd waar het op staat? Ik moest dan antwoorden: Sam is stellig meer dan drie kwartier aan een stuk aan het woord geweest; ik geloof dat je hem heel goed op straat had kunnen hooien, zoo'n geluid heeft die man. Maar gezegd heeft hij eigenlijk niets. S.: Jouw steun zou ik dus zeker wel hebben, als ik zou trachten lid van den Raad te worden? Maar mijn illusies reikten nog verder. Ik had wethouder willen worden. Zoo'n jaar of wat zou ik het wel kunnen uithouden op een goed tracte- ment en dan een pensioentje voor de rest van mijn leven. Het zou een aardige lijfrente zijn, die ik mij op die wijze had weten te bemach tigen. was in eenigszins angstige gedachten verzonken, dan weer rende ze rond, om alles netjes in orde te hebben, dan weer stond ze stil, als was zij opeens versteend Natuurlijk werd het spoedig bekend bij haar kennissen, buren en leerlingen, die haar al feliciteerden met de verloving. Ze keek met groote onnatuurlijke oogen haar kring rond en glimlachteglimlachte Het uur naderde meer en meer. Anne had eerst haar haar willen laten ondu- leeren, doch achteraf gezien vond ze het on- noodig; ze zou die nieuwe japon aantrekken. Doch op het laatste oogenblik, trok ze weer een andere japon aan en toen de bel ging, werd ze zich van iets vreeselijks bewust Ze was niet blij, ze verlangde niet met Peter te trouwenDat was alles zóólang geleden. En toen ze tegenover den goedmoedigen, een ietswat dik geworden man stond, die haar stevig de hand drukte, die vertelde, dat hij de kunst er sinds lang aan gegeven had en in zaken geld had gemaakt, zonk haar het hart gehéél in de schoenen. Oogenschijnlijk luisterde ze naar den praat gragen gast, in wien ze niets meer terugvond van den dwependen jongen kunstenaar, doch haar gedachten woelden intusschen dooréén. Upeens begreep ze dat ze heelemaal niet op Peter gewacht had en heelemaal niet om hém die anderen afgewezen had. Dat maakte ze hun en zichzelf maar wijs. In werkelijkheid beviel haar dit leven beter dan een leven met Peter, die zijn muziek, zijn dweepachtige houding verlaten had, om zich met andere, nuchtere dingen bezig te houden. Maar kon zij, mocht zij weigeren? „En nu mijn vraag," zei Peter. Anne's hart stond bijna stil... „Je moet weten," begon hij, „dat ik een paar huizen bezit. Nu kan ik de twee hiernaast koopen. Misschien begrijp je, waar ik héén wil. Als je mij je villatje zoudt willen verkoopen, Iaat ik hier net zoo'n huis zetten als het andere. Toen ik hoorde wie de eigenares van dit huisje was, dacht ik: Wat een toeval, zoo'n oude kennis. Ik gelóóf zelfs, dat we nog een beetje verliefd op elkaar zijn geweest, niet?" Anne straalde! „Beste Peter," zei ze met warmte, „natuurlijk wil ik je graag terwille zijn. Laten we de zaak eens bespreken." De vrienden waren verbaasd en teleurgesteld. Ze durfden echter niets vragen. En Anne ver telde niets. Na een tijdje vergat ze hem, ze vergat bijna, dat die Peter van vroeger nu de baas van haar villatje was; en er een groot huis voor in de plaats zette. Zoo'n oude liefde moet men be waren, voor passende gelegenheden! B.: Ah! nu begrijp ik ineens je desillusie en waarover je zoo het land hebt. Je hebt zeker gelezen dat de Haarlemsche gemeenteraad van plan is de wethouderspensioenen niet meer uit te betalen. S.: Zoo is het en daarom is mijn verlangen om raadslid en wethouder te worden, een boel bekoeld. B.: Dat kan ik mij voorstellen, maar voor de gemeente zou het toch een heele slok op een borrel schelen. De vier wethouders van Haar lem genieten, als ik mij de cijfers goed her inner, tezamen ongeveer /85U0.pensioen per jaar. Stel, dat de heeren, dooreengenomen, ongeveer 25 jaar van hun pensioen genoten want een gepensionneerde wordt gewoonlijk heel oud -dan zou een niet-betaling van die pen sioenen aan de gemeente ruim twee ton be sparen. S.Dat mag allemaal waar wezen, maar men kan alles overdrijven. Mijn pleizier om wethou der 'te wórden is er nu al glad af en waar haalt men ten slotte de geschikte personen vandaan. Je erkent toch zelf, dat ik een goed raadslid en goed wethouder geweest zou zijn; ik zou in iedere raadsvergadering een speech gehouden hebben, die klonk als een klok; ik zou altijd zoo gesproken en gehandeld hebben, dat niemand er zich aan zou kunnen ergeren en dat iedereen zou kunnen meenen, dat ik zijn denkbeelden was toegedaan. Dat overdreven bezuinigen heeft al een hoop ellende in de wereld gebracht en ik geloof, dat er heel veel hun mond vol hebben over bezuinigen, maar er in werkelijkheid niets van meenen. B.: Vooral als het hun zelf betreft; dat ben ik volkomen met je eens. Het is bijna etentijd 'k heb weinig tijd meer, maar ik wil je toch nog even een droom ver tellen, die ik van nacht gehoord heb over be zuinigen die is te leuk om niet te vertellen. S.Ik ben één en al aandacht. B.Nu dan, ik was op een diner in de Twee Steden. Ik was in gezelschap van de kopstukken van onze politieke partijen in de Tweede Kamer, n.l. een socialist, een katholiek, een anti-revolu- tionnair, een liberaal, een christelijk-historische, een vrijzinnig democraat en een communist. De laatste was er niet omdat hij een groote partij vertegenwoordigt, maar omdat hij in de Kamer den grootsten mond kan opzetten. Deze zeven heeren hadden de goede gewoonte aangenomen om eenmaal per week bijeen te komen, om dan onder een gezellig diner niets schijnt voor een ernstige bespreking beter te zijn dan een goed diner de belangen van het land te bespreken. Telkens werd een bepaald onderwerp behandeld en ditmaal zou gesproken worden over bezui- 5 niging. De heeren vloeiden over van zuinigheid en bezuiniging. Uit pure zuinigheid werd te mijner eere een diner aangericht, zóó luxueus als ik nog nimmer had bijgewoond. Hoe meer het diner vorderde, hoe meer de wijn en de champagne begonnen te werken, des te heftiger werd de bezuinigingswoede, die de heeren had aangegrepen. De communist kon zich uit zuinigheid niet langer inhouden. Hij vroeg het woord en hield de volgende rede: „Mijne heeren! Zuinigheid en bezuiniging zij „ons parool (hoerageroep van alle kanten) „Wij moeten onze wenschen in daden omzetten (teekenen van algemeene instemming). „In de Kamer wordt te veel gepraat, te vaak „wordt hetzelfde herhaald, te veel wordt ver diend voor het werk dat door het meerendeel „van de leden wordt geleverd. Ik stel voor dat „wij gebruik maken van ons recht van initiatief „en een wetsvoorstel indienen van den volgen den inhoud: „Het aantal leden van de Tweede Kamer „wordt gebracht op de helft, dus gesteld op 50. „Het salaris of de vergoeding door elk lid „van de Tweede Kamer genoten, wordt ge- dracht op de helft, dus gesteld op ƒ2500. „Zie eens, mijne heeren, wat hierdoor be zuinigd zou worden. Thans genieten 100 „Kamerleden elk 5000.maakt te zamen 500.000.dus zouden 50 Kamerleden elk „ƒ2500.genieten of te zamen 125.000. „dus een bezuiniging van 375.000.en wel „een bezuiniging, die ieder jaar terugkomt. „Voor de Eerste Kamer zou een dergelijk „wetsontwerp kunnen worden voorgesteld. „De landszaken zouden naar mijn meening er „evengoed om behandeld worden." Na deze speech volgden teekenen van al- geheele instemming. Men juichte den spreker toe, men dronk op zijn gezondheid, men klonk met glazen, rammelde met messen en vorken op de borden Ik werd wakker; het was mijn wekker, die afliep. LUXOR-THEATER. In Luxor-Theater draait deze week: „De Sensatie-Correspondent". Regie: GEORGE HILL. Buckley Joyce Thomas, buitenlandsch corres pondent van een groot Amerikaansch dagblad, neemt zijn intrek in een hotel te Moskou en legt beslag op de kamers, gereserveerd voor Petting- waite, den correspondent van een concurreerend blad. Tevens verwierf hij, door meer salaris te bieden de diensten van den reeds voor Petting- waite gereserveerden tolk. Met behulp van Lefty, zijn assistent, die vroeger lid was van een Amerikaansche bende, begint hij vooraanstaande personen te interviewen. Hij is vergezeld van Dolly, een koormeisje, dat het vriendinnetje van zijn Directeur is. Zijn grootste zorg is, dat zijn baas zal merken dat hij er met zijn liefje van door is en hem daarom zal ontslaan. Om de schijn op te. houden installeert hij Dolly in een ander hotel en vraagt Kate Nelson, een jonge journaliste, een oogje op haar te houden en aan niemand te verraden waar zij is. Intusschen heeft zijn concurrent Pettingwaite ontdekt dat Dolly in Moskou is en heeft eèn telegram naar den baas gestuurd, die Thomas onmiddellijk ontslaat. Thomas besluit, dat de eenige manier om zijn betrekking te houden bluf is en hij maakt een plannetje. Zijn assistent Lefty zal op het balcon van de hotelkamers gaan staan en een Russischen prins, dien zij ergens in een obscuur hotelletje opgeduikeld hebben, neerschieten. Dit zal Thomas in staat stellen een enorm bericht te seinen over een moordaanslag op de laatste der Romanoffs. Het plannetje wordt echter in de war gestuurd door een onverwacht bezoek van den Commissaris van Politie, die eindelijk ingegaan is op het verzoek van Thomas om zich te laten interviewen. Hij gaat in de stoel zitten, die voor den prins bestemd is. Het schot wordt afgevuurd, maar Thomas springt er tusschen en krijgt twee kogels in den schouder. Hij heeft den Commissaris gered en is nu de held van den dag. Zoodra hij zijn telegram naar het dagblad doorgestuurd heeft, krijgt hij niet alleen zijn betrekking terug, maar bovendien nog opslag. Op dit moment komt echter zijn con current Pettingwaite achter het complot en brengt de politie op de hoogte. Thomas heeft in dien tijd kennis gemaakt met een half gekken enthousiast, die graag zijn naam en zijn princi pes in de krant wil zien en deze meldt zich aan bij de politie, waar hij bekent op Thomas ge schoten te hebben. Hij wordt gearresteerd en bereikt daardoor zijn levensdoel, zijn naam in de courant te zien. Dolly heeft Thomas in den steek gelaten. Thomas wordt uit Rusland gezet, maar hij wordt direct voor zijn blad naar China gezonden en neemt Kate, van wie hij altijd gehouden heeft en die hem in zijn moeilijkheden trouw ter zijde stond, mee als zijn vrouw. Er zijn schoonheidsgebreken, die juist schoonheid onderstreepen. Wie denkt er tegenwoordig nog aan, wanneer hij in de étalages van de groote modezaken het eeuwige zoete glimlachje van de poppen ziet, dat deze poppen, die nu verstard in het panop- tikum van cle étalageramen staan, korten tijd geleden nog levend tusschen ons rondwandelden, /.ij waren het ideaal van iedere bakvisch en iedere grootmoeder. Het uit Amerika geïmporteerd „keep-smiling", de lieftalligheid tot eiken prijs, het rozige, niets zeggende poppengezicht, steeds weer zagen wij deze beelden, waarbij grootmoeders, moeders en kinderen niet van elkaar te onderscheiden waren. Het was een verwarrend mengelmoes van generaties. En spoedig bleek dat men niet on gestraft het uiterlijk van moeder en kind naar believen kon verwisselen. Er waren oude kin deren en kinderlijke oudjes. Nu is het plotseling weer anders geworden. Men kan niet zeggen', dat de wereld er leelijker op geworden is, sedert het weer toe gestaan is om een gezicht, inplaats van een masker te dragen. Men kan zelfs spreken van een verlangen naar uitdrukking. Op het witte doek zijn de vamps en sterren, die bij dozijnen in Hollywood werden geproduceerd, verdwenen. Wij zien nu nieuwe gezichten, die ons weer na het einde der voorstelling ook in ons gewone leven achtervolgen. Oogen, een mond, en zelfs een rimpel Ja, men heeft weer rimpels. Wij willen ook thans natuurlijk geen gerim pelde en vroegoude gezichten zien, maar wij hebben de oer-oude wijsheid opnieuw ontdekt, dat eerst de uitdrukking een indruk van den mensch geeft. Een gezicht zonder het levendige spel der uit drukkingen een gezicht zonder noodlot laat ons thans koud, hoe mooi het ook zijn mag. Men weet nog veel te weinig welk een groote verantwoordelijkheid de schoonheidsarts heeft, een verantwoordelijkheid, die helaas ook door de artsen zelf niet altijd ernstig genoeg opgevat wordt. De cosmetische chirurgie kan tegenwoordig opgaven vervullen, die aan het wonderbaarlijke grenzen. Maar het is niet haar taak, om de menschen, door middel van een vervalsching mooier te maken. Reeds in de Middeleeuwen werd in Engeland een wet aangenomen, waarbij huwe lijken ongeldig verklaard werden die op grond van vervalschte schoonheid tot stand waren gekomen. De schoonheidsarts moet zijn patiënten in tegendeel aan hun ware gezicht helpen. De mooiste neus staat leelijk, wanneer ze niet in het gezicht past. De mensch moet steeds met alles wat in hem steekt en wat hij voorstellen moet, een eenheid vormen. Hij moet het evengoed verstaan om jong te zijn als mooi en waardig oud te worden. Er zijn zoogenaamde schoonheidsgebreken die juist den indruk van de levendige schoonheid opwekken en onderstreepen. De uitvinder van dc moustache heeft dat héél goed geweten. Voor den schoonheidsarts blijft nog genoeg werk over. En ook voor de vrouw, die zich verzorgen wil en moet. Dat is haar dagelijksche werk. Een kunstenaar, die aan zijn model steeds weer nieuwe karakteristieke punten uitwerkt zonder het in wezen te veranderen. Iedere ouderdom heeft naast een schoonheid ook zijn zwakke punten. Zoo geeft de beroemde school- meisjesteint de schoolmeisjes zelf vaak heel veel moeilijkheden. In deze eeuwen van de graphologie hebben wij het bijna verleerd uit gezichten te lezen. Het is een bekend feit, dat het grootste leed vaak de edelste sporen achterlaat en het zou belachelijk zijn om in onzen véélbewogen tijd nog langer aan het levenlooze schoonheidsideaal te willen vasthouden. Niets is meer verouderd dan het snobisme der verveling. Witte haren, wetende oogen, een ervaren en glimlachende mond, een even gerimpeld voor hoofd, kunnen ons ontroeren en ons de ware bekoring doen gevoelen van de vrouw met levenservaring. De jonge vrouwen die tegenwoordig vaak een moeilijken tijd doormaken, moet den schoonheids arts wegsturen wanneer zij hem verzoeken om de kleine sporen van hun noodlot te laten weg snijden. Dit zijn de bouwsteenen waaruit een persoon lijk en uitdrukkingsvol gezicht gevormd wordt en die dat veroorzaken waardoor voor ons mannen een vrouwengezicht onvergetelijk wordt. Alles wat ongezond en storend is moet ver dwijnen en hiervoor is de cosmetiek, tegen woordig een ernstige wetenschap, een onont beerlijke helper. De woorden van Goethe moeten weer gelden: „Me dunkt het uiterlijk van den mensch is de beste tekst voor alles wat men over hem onder vinden en zeggen kan." WAT ETEN WE DEZE WEEK. Zondag: Zalm, Sla, Kalfsgehakt, Bloemkool, Aardappelpurée, Aardbeien-crème. Maandag: Bloemkoolsoep, Karbonade, Krop sla, Gebakken Aardappelen, Fruit. (Zie lunch gerechten). Dinsdag: Rosbief, Postelein, Aardappelen, Vanillevla met bessensap schuim. Woensdag: Varkensgehakt, Gestoofde Kom kommers, Aardbeien, Rijst met bessensap. Donderdag: Koud vleesch, Andijvie, Aard appelen, Kersenpannekoekjes. Vrijdag: Gevulde tomaten, Gekookte Schei- visch, Peterseliesaus, Worteltjes, Aardappelen. Zaterdag: Runderlapjes, Peulen, Aardappelen, Chocoladepudding. KERSEN PANNEKOEKJES. 300 Gram tarwebloem, /2 L. melk, 3 eieren, zout, en een pond kersen. We maken een beslag van de bloem, melk en eieren, door de bloem te zeven en in een kom te doen, maken we in het midden een kuiltje, strooien er een half theelepeltje zout over en doen de drie dooiers in het kuiltje, waarna wij de bloem vanuit het midden vermengen met de eieren en daarna langzaam scheutjes melk toe voegen. Het maken van beslag eischt eenige handigheid, omdat we moeten voorkomen, dat zich klontjes vormen, hetgeen heel goed moge lijk is, wanneer men maar niet te veel melk ge lijk bijvoegt. Het laatste roeren we de stijfgeklopte eier dooiers door het beslag heen. De kersen van de stelen ontdaan, gewasschen en ontpit, hetgeen we heel vlug kunnen doen met een speciaal instrumentje, dat voor een luttel bedrag te koop GEKLEEDE MIDDAGJAPON. 8771 KINDERSPEELPAKJE 63457 Is er wel practi- scher kleeding denkbaar, dan 'n speel pakje vat, aardig gebloemd wasch- en licht echt katoen? Aller liefste dessins wcr ken er toe mee, zoo'n eenvoudig pakje, dat in en kele uren ge maakt wordt, de trotsch van broer of zus te doen uit maken. Des verkiezende kunnen 't kraagje en de zakken van effen materiaal gemaakt worden, doch noodig is dit niet. Patronen verkrijgbaar tot zes jaar GOEDE KNIPPATRONEN. atronen kunnen per brief aangevraagd worder. met bijsluiting van 0.58 in postzegels aan de Moderedactrice van dit blad, Roelofsstraat 109 te 's-Gravenhage De patronen worden U tegelijk met een num mer van ons nieuwe Modeblad, waarin ongeveer 50 modellen zijn afgebeeld, toegezonden. Denkt U er vooral aan, de juiste maat en het nummet od te geven 104 is, een z.g. ontpitten We kunnen de kersen door het beslag roeren of telkens een aantal op het beslag in de pan doen en bakken de panne koekjes in boter, slaolie of delfrite. Op de schaal plaatsen we in het midden een schoteltje en stapelen hier de pannekoeken op, zoodat het midden iets hooger wordt en presen teeren er. lichte basterdsuiker bij. SNEEUW EIEREN. Per persoon, 1 sneedje brood, een plak ham of kaas, 1 ei, zout en peper. Men braadt in de koekepan een sneetje brood in boterolie aan beide zijden, hierop legt men de plak ham of kaas, waarop het zeer stijf geklopte wit 'van een ei wordt gelegd. In het midden wordt met een lepel een kuiltje gemaakt, waarin het eierdooier komt. Het geheel met peper en zout bestrooien en in een gasbakvorm of oven zetten, totdat de sneeuw licht bruin en de dooier iets harder geworden is. AARDBEIEN CREME. 750 gram aardbeien, 4 dl. slagroom, 100 gram poedersuiker, 1 pakje vanillesuiker. We zitten nog volop in den aardbeientijd en daar ze niet zoo duur meer zijn, tracteeren we onze huisgenooten op aardbeien-crème. We ont doen de vruchten van het bovenste kroontje, wasschen ze, en laten ze op een vergiet uitlek ken, wrijven ze daarna door een paardeharen zeef, doch houden enkele achter om als garnee ring te dienen. De room wordt met een tikje zout en vanillesuiker stijf geklopt, terwijl de poedersuiker door de puree is geroerd, waardoor ook de stijf geklopte room is gemengd. De massa wordt overgebracht in een kristallen schaal, gegarneerd met halve aardbeien. Een vanille-wafeltje smaakt hierbij heel goed. VANILLE VLA MET BESSENSAP SCHUIM. Z2 L. Melk, 25 gram Maizena- of custard- poeder, 40 gram suiker, 2 eieren, een pakje vanillesuiker voor de saus, 2 dl. bessensap, 1 ons suiker. We brengen de melk aan de kook met de vanillesuiker; gebruiken we custard poeder, dan kan de vanille vervallen, omdat deze al bij de poeder gevoegd is. De eieren worden geklopt met de suiker, doch het eiwit houden we achter voor de bessensap, daarna roeren we de maizena of custardpoeder er door tot zich een gelijk papje heeft gevormd, waarbij met een dun straaltje de kokende mélk gevoegd wordt. Alles gaat terug in de pan en steeds roerende wordt de massa even doorgekookt, daarna nog een minuut flink geklopt met de garde en in een vla- schaal gedaan om geheel af te koelen. Voor de schuim, die op het laatste oogenblik voor het opdienen gemaakt wordt, kloppen we het eiwit met een lepel van de 100 gram (vooral niet te grove) suiker zeer stijf, voegen daarna een scheut bessensap bij, kloppen we weer tot zich een stijve massa heeft gevormd en voegen achtereenvolgens suiker en bessensap bij tot alles verwerkt is, waarna de schuim op de vla wordt gedaan en opgediend, desverkiezende met beschuit. Geruite zijde zoo wel als een effen tint voor de meer gezette figuren maken van dit model een aardig geheel. De kraag met revers aan één zijae en pun tig geknipt voor pand met knoop garneering geven het een vlot aan zien. De rok is slechts even klok kend, terwijl de mouw is aange sloten. Wil men 't japonnetje nog een extra garnee ring geven, dan kan men dit doen door onder aan dc rok een smalle plissé aan te bren gen, evenals aan den nn-ieikani van de mouwen SK ÏV-- Men heeft hier- voor 3 x de wijdte \ll van de rok noodig q-ji I f en 3 x de omtrek Oft der beide mou /II wen, terwijl mep Vi den buitenkant laat ajouren. Plis ^3* sé's zijn dit jaar zeer modern. Een mooi geheel krijgt men o.a. van don kerblauw met revers en kraag in bleu crêpe georgette; de moderne modetinten. Patronen verkrijgbaar tot en met maat 52

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1934 | | pagina 4