de Vi i i v i i t t i Huis
HET AVONTUUR IN DE BUS
TWEEDE BLAD
Werpt uw oude
rijwielplaatje niet weg
HET KORT VERHAAL
,,Gaat dat NIET zien!"
Een beschamend kijkspel!
VARIA
WAAR DE IJSLANDSCHE
BOER ZIJN BOEKEN LEENT
Grootere hygiene—een
sterker geslacht
EEN DRIETAL „HEEREN"
r 102
No. 28. 13 JULI 1934.
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
6
1 Augustus is de datum,
Waarop fietsers moeten rijden
Met een nieuw belastingplaatje
Om bekeuring te vermijden.
Millioenen oude plaatjes
Kunnen dan geen rijwiel tooien,
Maar toch zou het jammer wezen
Om ze zoo maar weg te gooien.
Voor de fietsers zijn ze nutfloos,
Maar wanneer men ze vergaarde
Heeft 't metaal der oude plaatjes
Nog wel deeg'lijk groote waarde.
En die kan ten goede komen
Aan uw zieke medemenschen,
Die de hulp van alle fietsers
Ook dit jaar weer durven wenschen.
De Vereen'ging l) roept tot ieder:
„Helpt een t.b.c.-patiëntje!
Ook uw oude rijwielplaatje
Steunt de kas weer met een centje!"
Weet u geen adres te vinden,
Waar u 't plaatje kwijt kunt raken,
Ga dan rechtstreeks de vereen'ging
Met uw gift gelukkig maken.
Wil dus 't oude rijwielplaatje
Niet als waardeloos verstoot en;
Net als altijd vormen hier ook
Vele kleintjes ééne groote!
door JAN DE BREE.
D Vereeniging tot bevordering der belangen
van t.b.c.-patiënten, Breedeweg 5, Amsterdam-O.
Namens het Bestuur der afdeeling Haarlem
van den Alg. Ned. Vrouwen-Vredebond en van
den Intern. Vrouwenbond v. Vrede en Vrijheid
ontvingen wij het volgende ter plaatsing:
Op 14 Juli a.s. zal te Soesterberg een „natio
nale demonstratie" voor de luchtvaart worden
gehouden. Het Hbl. schrijft omtrent hetgeen
daar te genieten zal zijn o.m. het volgende:
„Nummer zes wordt een „zwaar" nummer,
een mooi nummer, een groot nummerDe
aanval van een bommeneskader, bestaande uit
negen toestellen, die in Hilversum opstijgen, dan
naar Soesterberg vliegen, daar hun aanval op
zetten om dan na volbrachten arbeid weer
terug te keeren, zal met ontzaglijk lawaai en
veel show gepaard gaan. De artillerie wordt in
het vuur gebracht, mitrailleurs zullen hun oor-
verdoovend geknetter ove'r het terrein laten
ratelen, kapitein van Weerden Poelman zal uit
vliegen met een paar jagers, het bombardements
eskader zal niettemin bommen werpen, die brand
zullen stichten, kortom het zal een leven zijn
als een oordeel en iedereen zal z'n hart vast
houden tot hij tenslotte verlicht zal opademen
omdat het hier immers maar een spiegelgevecht
betreft
Daarna volgt er wat licht werk, parachutes
werpen, waarbij evenwel geen vliegers zullen
springen, omdat dit door den minister verboden
is, tenminste wanneer het zooals hier, uit een
oogpunt van amusement zou geschieden. Boven
dien wordt nog voor een verrassing gezorgd,
waarna de middag zal worden besloten met een
aanval op een gronddoel.
Ook dit laatste nummer zal als de klap op
den vuurpijl met veel geraas, gedonder en ge
knetter gepaard gaan; weer zullen tenten in
vlammen opgaan; een aantal jagers zal om
beurten het terrein bestoken, zij zullen bommen
laten vallen, het Roode Kruis-vliegtuig komt er
tenslotte aan te pas, zoodat niets de „illusie"
van een werkelijk gevecht zal verstoren."
Tot zoover het Hbl.
Is het niet diep beschamend, dat het Neder-
landsche volk, dat immers een vredelievend
volk heet te zijn, wars van alles wat zweemt
naar den massamoord, die „moderne oorlog"
heet, geanimeerd wordt om zich te gaan
„amuseeren" met die vernietigings-moord-in-
schijn?
Wat is toch wel het eigenlijke doel van een
dergelijk kijkspel? Zou het heusch alleen maar
een „nationale demonstratie" zijn? Of zou het
een bepaald onderdeel vormen van een weldoor
dacht plan om de hoofden en harten van het
volk van Nederland langzaam en geleidelijk,
doch niet minder zeker, te doortrekken en te
bedwelmen met dien geest, die ze gewillig
maakt den oorlog als aanvaardbaar en onaf
wendbaar te beschouwen?
De vraag stellen is haar beantwoorden.
Laat ieder weldenkend mensch, die recht
spraak en bemiddeling in den geest van de
Volkenbondsgedachte, als den eenigen weg ziet
ter oplossing van internationale geschillen, zich
afzijdig houden van dit „feest"!
Bijschrift van de Redactie.
Gaarne voldoen wij aan het verzoek van den
Alg. Ned. Vrouwen-Vredebond afd. Haarlem tot
plaatsing van bovenstaand protest. Ook ons blad
schaart zich aan de zijde van diegenen, die den
oorlog beschouwen als een misdaad en wij
zullen niets nalaten om dien geesel der mensch-
heid zooveel mogelijk te bestrijden. Wij kunnen
geen bewondering hebben voor de hierboven
geciteerde journalistiek van het groote dagblad.
Men zou de beschrijving van dat „feest" nog
mooier hebben kunnen maken, men zou de
menschen zelfs het vallen van slachtoffers kun
nen suggereeren. Gewonden, dooden, liggende
in de modder van loopgraven en granaat
trechters, weduwen en weezen in rouw langs de
straten, waar straks de bommen, gevuld met
alle soorten gassen zullen neerploffen om alle
mogelijke ziektebacillen te verspreiden, zooals
pest, cholera
Hoe opwindend en sensationeel moet dat
feest in Soesterberg worden.
En om het geheel nog aantrekkelijker te
maken, luidt de slotzin: „dat niets de illusie van
een werkelijk gevecht zal verstoren". Wat een
amusement en wat een hoogstaande journalistiek!
De bus kwam aan in snelle vaart. Er bestond
voor Vanrees niet de minste reden om deze bus
te prefereeren, maar onwillekeurig zette hij het
op een loopen, alsof zijn leven ervan afhing. Hij
slaagde en sprong verhit en ontredderd in de
bus, juist toen deze stopte voor een jongedame,
die met haar tompouce de aandacht van den
chauffeur getrokken had.
Het was of de ongekende passagiere een on
gekende gratie aan het alledaagsche vehikel ver
leende en toen Vanrees in het spiegelglas der
ruiten zijn vuurrood, opgeblazen gezicht gewaar
werd, wist hij niet wat hij doen moest: zijn on-
noodige haast verwenschen of blij zijn met zijn
reisgenoote.
De jongedame deed haar taschje open en zocht
naar het een of ander. Vanrees zag kuiltjes in
haar wangen en keek in haar bruine oogen,
welke hem heelemaal van streek maakten. Ze
hadden iets warms en het haar paste precies bij
die oogen.
Ze bleef zoeken en Vanrees begon al te hopen,
dat het tevergeefsch zou zijn en hij voor haar
zou mogen betalen, toen zij een einde maakte
aan al zijn hoop en vrees, door eenige geld
stukken te deponeeren in het geidbusje, dat naast
de zitplaats van den chauffeur was aangebracht.
„Oooh, chauffeur," zei ze, „ik heb me vergist,
ik heb een gouden tientje in het busje laten val
len inplaats van een 2%-cts.-stuk. Wilt U het
er even uithalen?"
„Neen,, juffrouw, dat kan ik niet. Die bus is
gesloten en wat er in gedaan wordt, dat blijft
er in."
Ze keek spijtig, tikte met haar gehandschoende
kleine hand tegen de bus, zij tuurde door het vuile
glas naar den inhoud, maar de munten daarbinnen
lagen eendrachtig dooreen.
Vanrees was zich bewust, dat hij kans had
om door een gelukkige oplossing van het pro
bleem zichzelf in een goed daglicht te plaatsen.
Hij wilde niets liever dan deze gelegenheid aan
grijpen hem door de goden geboden en
toch .kon hij alleen zijn voorhoofd afvegen en
nadenken.
„Maar je bent toch verplicht er wat aan te
doen," zei ze den chauffeur nu half smeekend.
„Het spijt me, juffrouw, maar er zit niets
anders op dan dat U de rit tot het einde toe
meemaakt. Ik zal het dan aan den controleur
zeggen en als die het busje open maakt, kunt U
het tientje in ontvangst nemen."
„Maar ik kan niet meegaan tot het einde,"
protesteerde zij. „Ik moet naar het station of
ik mis mijn trein."
„En ik heb me alleen aan de voorschriften te
houden."
Het was toen, dat Vanrees een ingeving kreeg,
wel geen schitterende, maar die van goede be
doeling en van welwillendheid getuigde.
„Pardon, juffrouw.... het lijkt misschien inge
wikkeld, maar zouden we het niet zoo kunnen
schikken; ik heb hoegenaamd geen haast en als
ik U tien gulden mag aanbieden, dan zal ik mee
rijden tot het eindpunt en uw tientje in ontvangst
nemen."
Ze bloosde, aarzelde en eindigde met het
voorstel aan te nemen.
„Het was wel heel dom van mij," zei zij op ver-
trouwelijken toon, „maar ik heb dat gouden
tientje voor een 2%-cent-stuk aangezien. Ik
bedacht me te laat dat ik goud in mijn
beursje had."
Vanrees mompelde zooiets van blij te zijn,
haar een dienst bewezen te hebben en de chauf
feur verzekerde, dat hij alles wel aan den con
troleur zou uitleggen.
Zij verliet de bus bij het station en Vanrees
zette zijn reis voort.
Aan het eindpunt luisterde een controleur met
een ongeloovig gezicht naar het relaas van
feiten. Maar.... de man opende het busje en
ging alle stukjes na. Doch goud kwam er niet
te zien. Voor alle securiteit ging hij nogmaals
alle munten na, doch het gouden tientje kwam
niet.
De chauffeur lachte.
„Neen, die is goed, om met zoo'n lief gezichtje
zoo'n streek uit te halen."
Vanrees legde hem het zwijgen op, verzekerde
den controleur, dat het natuurlijk een vergissing
was en liet zijn kaartje achter. Op die wijze
wilde hij de jongedame de gelegenheid bieden,
om een schuld af te doen.... die haar anders zou
drukken. Hij twijfelde heelemaal niet of zij zou
zich schriftelijk tot de maatschappij wenden om
haar vergissing mede te deelen en langs dien
weg hoopte hij dan meteen te vernemen, wie
zij was.
Maar toen hij niets hoorde, gaf hij de zaak op!
Eenigen tijd later werd Vanrees op een dineetje
bij familie Tervaert uitgenoodigd. Hij had het
voorrecht naast het bekoorlijke nichtje te zitten.
Hélène de Vries, een jongedame met kuiltjes en
bruine oogen.
Vanrees schrikte.
Het avontuur van maanden geleden schoot
hem opeens te binnen.
Zij maakte een banaal praatje en innerlijk had
zij hem al genoteerd als: „een leelijken, zwaar-
wichtigen, niet meer heel jonge man, die zijn
onverdeelde attentie aan het diner schonk."
lntusschen worstelde hij met den demon van
gekwetste ijdelheid. Had zij hem dan totaal ver
geten? Maar hij was vastbesloten het verhaal
op autobussen te brengen.
Zij luisterde maar half. Waarom had tante haar
zoo'n vervelende tafelbuur gegeven?" Auto's,
paarden, autobussen; de man sprak over niets
anders; hij was zeker werkzaam in een auto
branche.
Hij ratelde maar door; hij voelde dat zijn
pogingen schipbreuk leden en hij trachtte dat
tegelijkertijd voor zichzelf te verbergen.
„Ik spreek niet graag over autobussen," zei
tenslotte het meisje.
„En mag ik weten waarom?", vroeg hij op
eens vol belangstellign.
„Och, ik heb maandenlang gezocht naar
iemand, die eens op een dag tegenover mij in
de bus zat...."
„De gelukkige," zei Vanrees en hij meende het.
„Maar hij was allesbehalve gelukkig", zei
Hélène de Vries, „want ik heb hem, zooals mijn
broer Jan het noemt, afgezet."
„Och, kindlief, begin nu toch weer niet met
dat verhaal," sprak tante ertusschen, die het
laatste woord opgevangen had.
„Maar mevrouw Tervaert, ik ken het nog
niet. Ik heb het nooit gehoord."
„Wees daar nu maar blij om," zei Jan de
Vries over de tafel heen, „we hebben al sedert
maanden niets anders gehoord. In den beginne
stuurde ze mij achter allerlei menschen aan, om
te vragen of zij die personen waren, maar op
het laatst heb ik er voor gepast."
„Lijk ik nu een beetje op dien gezochten
man?" vroeg ik hoopvol.
„Dat is nu juist de groote moeilijkheid. Ik
heb heelemaal niet op hem gelet. Ik had zoo'n
haast."
„Als ik mag zal ik U straks een avontuur ver
tellen, dat ik in een autobus beleefd heb," zei
Vanrees.
Na eenigen tijd zat hij met Hélène op een
rustig plekje te pratenZij stond te wach
ten en had een tompouce bij zich.... ze deed een
gouden tientje in het busje, denkende dat het
een...."
„O.... meneer Vanrees," viel ze hem in de
rede....
„Kijk die Vanrees eens, wat ziet hij er goed
uit," zei een der jonge mannen; „hij lijkt wel
tien jaar jonger."
In het voorjaar gingen de verlovingskaarten
rond.
Wij beschouwen onze taak zij het dan
maar als een.klein weekblad nog steeds als
een van voorlichting en cultureelen opbouw. Een
taak van welker gewicht de Necïerlandsche pers,
vooral de groote dagbladpers, zich bewust be
hoort te zijn. Een groote verantwoordelijke,
maar een mooie taak, die helaas door velen
misbruikt wordt.
Wij zullen dat feest niet bijwonen!
Boekerijen voor walvischvaarders en
pelsjagers.
De zwemmende Staats-bibliotheek.
Een der merkwaardigste uitleenbibliotheken
ter wereld is die te Reykjavik, de hoofdstad van
IJsland. Ze bevat over de tienduizendbanden,
meest schenkingen van den Deenschen ;>taat, die
immers de souvereiniteit over IJsland uitoefent.
Meer dan negen tiende uit deze bibliotheek is
steeds afwezig. Als men een bepaald boek wil
hebben, krijgt men het wel, vooropgesteld na
tuurlijk dat men rijk gezegend is met de deugd
van geduld. Want de mogelijkheid is natuurlijk
niet uitgesloten dat het een jaar duren kan, voor
men het boek te leen krijgt. Het lezende publiek
is namelijk over het heele land verspreid. De
boeken moeten soms wel een weg van meerdere
maanden afleggen, voor zij den te leen-vrager
bereiken. Deze, meestal een IJslandsche boer,
leest gedurende de wintermaanden lang en
grondig. In de lente, ais de wegen weer begaan-
en berijdbaar worden, komt de postbode
want voor de bestelling der boeken zorgen de
IJslandsche Posterijen en haalt de oude boeken
weg en brengt nieuwe, waarmee men het weer
een jaar stellen moet. Een bijzonder aantrekke
lijk curiosium dezer uitleen-boekerij, die overi
gens niet als uitleen- maar als Staatsbibliotheek
opgetrokken is, is het feit, dat zij geen leengeld
heft. De uitleen geschiedt volkomen gratis;
alleen voor het transport is men de posterijen
het gewone recht verschuldigd.
Een andere, nog veel minder bekende uitleen
bibliotheek vindt men aan den oever van de
Adventsbaai op Spitsbergen. Zij is voor vele
tientallen jaren opgericht door een Amerikaansch
zendingsgenootschap en is sindsdien door schen
kingen van voorbijgaande schepen gegroeid. Op
het oogenblik heeft ze de beschikking over een
duizendtal boekwerken in wel twaalf verschil
lende talen.
De lezers bestaan voor het meerendeel uit
walvischvaarders, die hier kolen komen halen en
langeren tijd blijven Jiggen, totdat het weer hun
weer toelaat uit te varen en hoewel dit bijna
ongelooflijk moet klinken de Eskimo's, die
immers op Spitsbergen in enkele Missiescholen
regelmatig onderricht krijgen en ook op ge
vorderden leeftijd nog makkelijk leeren lezen en
schrijven.
Een andere uitleenboekerij vaart het heele jaar
door in de Fransche Zuidzee rond en bereist den
heelen Archipel rondom Tahiti. Deze uitleenbiblio
theek is staatseigendom en heft een klein bedrag
voor het leenen van een boek. Aan boord van het
kleine schip dat hoofdzakelijk hospitaalschip
is en dat de talrijke zieken, vooral de aan een
of andere tropische ziekte lijdenden naar het
groote hospitaal van Tahiti brengt bevinden
zich ongeveer 2U00 boeken, allemaal geschonken
door Fransche instellingen. De lezers zijn natuur
lijk bijna zonder uitzondering Europeanen, die
hier nun werkkring hebben. Een der grootste
uitleenbibliotheken dezer soort is die der Hudson-
baai-Maatschappij, die, zooals bekend mag
worden verondersteld, de grootste pels-export-
onderneming der wereld is. In dienst van déze
maatschappij staan duizenden vallenzetters en
jagers, over heel het Noorden van Canada ver
spreid en die vaak een heel jaar op pad zijn,
voordat ze weer op hun uitgangspunt terug
gekeerd zijn om den vellen-buit af te leveren en
de premie ie incasseeren. Het oponthoud in een
dergelijk centraalstation, waarvan er dozijnen
bestaan, duurt soms maandenlang en daar hier,
zooals de ervaring leerde, de vraag naar alle
mogelijke lectuur bijzonder groot is, ging de
maatschappij reeds op het eind der vorige eeuw
ertoe over om hier uitleenboekerijen op te
richten. Tot de geregelde klanten van deze
bibliotheken behooren sinds vele jaren in steeds
stijgende mate de Indianen der in de nabijheid
liggende Indianen-reservaten, die, in zooverre
ze niet te oud zijn, bijna allemaal schrijven en
lezen kunnen.
Een andere niet onberoemde boekerij in
Canada is die der bereden politie. Deze politie,
die nog niet geheel 2000 manschappen telt, is
verdeeld over een gebied dat een oppervlakte
heeft van Europa zonder Rusland. Het kost in
het geheel geen moeite om te beseffen dat lectuur
hier in de eeuwig lange winternachten meer dan
welkom is.
DE FIJNGEVOELIGE.
Arm in arm wandelden de twee geliefden door
den boomgaard, waarover het bleeke maanlicht
zachtjes scheen.
Een oogenblik stond zij stil en hief haar arm
omhoog.
„Lieveling," fluisterde zij, „hoor je de boomen
steunen en zuchten?"
„Ja," antwoorde de niet-romantische lieveling,
„ik denk dat wij dat ook zouden doen, als we
zoo vol hingen met appels en peren."
„Hoe vindt u dat lied, moeder?"
Moeder (trachtend er iets aardigs van te
zeggen)„Heel mooi, kind, maar eh zou
je die hooge noten niet wat lager kunnen
zingen?"
Vroeger meer dienstboden
Het razende tempo van onzen tijd
Het is aan de ontwikkeling van de medische
wetenschap en de hygiëne te danken, dat de
menschen thans een betrekkelijk hoogen ouder
dom kunnen bereiken. Vooral met betrekking
tot de zuigelingensterfte zijn in deze richting
belangrijke stappen gedaan. Hierbij moet men
bedenken, dat de tegenwoordige wijze van leven
véél gróótere eischen aan het menschelijk orga
nisme stelt, dan dit vroeger het geval was.
Wanneer wij oude boeken inkijken, worden wij
dadelijk getroffen door de rustige behaaglijkheid,
waarmee alles vroeger gebeurde. Tegenwoordig
moet men voortdurend op post staan en op alles
voorbereid zijn. Door het razende tempo voor
onze dagen leven wij steeds onder een zekeren
druk, die niet nalaten zal, zijn nadeeligen
invloed op ons lichaam te doen gelden.
Dit geldt voor de vrouw evengoed als voor
den man. Zeer zeker is het huishouden tegen
woordig in vele opzichten gemakkelijker dan
vroeger. Wanneer echter de veel geplaagde
huisvrouw zich afvraagt, waarom zij tenslotte,
niettegenstaande stofzuiger, electrisch licht, cen
trale verwarming en duizenden andere gemakken
van tegenwoordig, veel minder tijd heeft, dan
haar grootmoeder en overgrootmoeders dat
hadden, dan mag zij hierbij niet over het hoofd
zien, dat men vroeger ook veel meer dienst
boden had. Deze deden al het werk, dat thans
met machines en andere instrumenten gedaan
wordt, zoodat de huisvrouw zelve veel meer
„vrijen" tijd had.
Overigens hoeven wij echter niet al te veel
spijt te gevoelen dat de „goede oude tijd" nu
voorbij is. Onze gezondheid werd toentertijd
door veel vijanden bedreigd. Denken wij aan de
jaren tusschen 1346 en 1351, toen in Europa 25
millioen menschen aan de pest stierven, tezamen
een vierde gedeelte der totale bevolking.
Nog in 1721 brak in Toulon een geweldige
pestepidemie uit, die onder de 26.000 inwoners
der stad 20.000 slachtoffers maakte, waarvan er
16.000 stierven. In de 18e eeuw eischten de
pokken in Frankrijk jaarlijks 30.000 offers; in
1796 stierven er in Pruisen ongeveer evenveel.
De verbreiding der pokken, die vroeger elk jaar
optraden, is door de tegenwoordige inentingen
geheel stopgezet; men hoort nauwelijks nog van
een geval van pokken. Zelfs de tuberculose zal
niet lang meer een geheim blijven voor de
medische wetenschap.
Een der voornaamste oorzaken van de tegen
woordige betere gezondheidstoestanden is de
hygiëne. Men huivert werkelijk als men terug
denkt aan de sanitaire toestanden in vroegere
eeuwen. En thans is de waarde en de beteekenis
der hygiëne diep in het volk doorgedrongen,
zelfs de kinderen op school schrikken terug van
onhygiënische inrichtingen. Hierbij komt, dat de
uitoefening van sport een goede lichaams
verzorging absoluut noodzakelijk maakt. Men
schen, die zonnebaden nemen, die veel' in de
frissche lucht zijn, die baden en zwemmen,
dooden op deze wijze het beste alle ziekte
kiemen en geven het lichaam een grooteren
weerstand. De nieuwe generatie is veel sterker
en gezonder dan de oude. Bijna in iedere familie
groeien de kinderen hun ouders over hert hoofd,
en iedere moeder is trotsch bij het zien van haar
bloeiende kinderen. In ieder geval mag zij er
zich in verheugen, dat zij zelve de basis gelegd
heeft voor deze bloeiende gezondheid door haar
opgroeiende kinderen ver te houden van alles,
wat hen eenigszins zou kunnen schaden.
De opvoeding der moeder in hygiënisch op
zicht is geenszins afgeloopen met het eindigen
der kinderjaren.
In de critische periode, waarin de jonge
mensch zich van moeders rokken losmaakt, en
zijn tijd doorbrengt met speelgenooten van zijn
eigen leeftijd, mag de moeder de leiding van
het kind niet uit de hand geven, maar moet zij
de jongens en meisjes wel degelijk leeren hun
verstand te laten spreken.
Zij moet hierbij heel omzichtig en verstandig
te werk gaan, opdat de goedgemeende waar
schuwingen niet het tegengestelde effect hebben
van wat zij beoogen. Men moet de jongens niet
alleen waarschuwen voor de gevaren van de
straat, maar ook voor den slechten invloed van
een overmatig gebruik van alcohol of sigaretten.
De jonge meisjes, die dan juist op een leeftijd
komen, dat zij veel in gezelschap verkeeren,
moeten opmerkzaam gemaakt worden op de
schadelijkheid van te veel koffiedrinken. Koffie
immers bevat het bekende vergift, coffeïne, dat
een zeer slechten invloed heeft op het zenuw
gestel en hiermede op de geheele gezondheid.
Juist bij jonge meisjes is koffie een zéér ge
liefde drank. De opwekkende invloed echter, die
van de geur en het aroma ervan uitgaat, is ge
heel onafhankelijk van de schadelijke bestand-
deelen, en kan men dus evengoed de onschuldige
Koffie-Hag gebruiken.
We zijn tegenwoordig zoo ontwikkeld, dat wij
niet meer gelooven, dat wij met kwakzalvers
middeltjes een hoogen ouderdom kunnen be
reiken.
Slechts een gezonde levenswijze, een strenge
doorvoering en juiste toepassing van de regels
der hygiëne en een matig gebruik van prikke
lende genotsmiddelen, kunnen ons helpen dit
voor velen zoo begeerlijke doel te bereiken.
HET ONDERHOUD VAN KLEEDJES EN
MATJES.
Wanneer de eerste frischheid van matjes en
vloerkleedjes af is, worden ze flink afgeborsteld
met water en ammoniak of water met zout,
waardoor de kleuren weer als nieuw zijn.
Vertoonen ze echter sporen van veelvuldig
gebruik en zien we hier en daar versleten
plekjes, ook dan kunnen ze nog lang mee,
indien we de kleine reparatiën bijhouden.
Losse franje aan groote zoowel als aan kleine
kleedjes moet vastgenaaid worden, hetgeen heel
gemakkelijk gaat met behangselgaren en een
z.g. behangersnaald. Veel ongelukken worden
voorkomen, indien hieraan de hand wordt ge
houden, want hoe licht blijft men niet met de
hak in de franje hangen. Keukenmatten, waar
van het boorband is gesleten, worden opnieuw
omgeboord, een werkje, waartegen veelal wordt
opgezien, doch dat toch, evenals alle volbrachte
reparaties, zoo'n voldoening geeft.
Dunne plekken op loopers worden met bijpas
sende kleuren Smyrna of andere dikke wol ge
stopt, hetgeen de niet ingewijde niet in het oog
valt, mits men-zorgt, de kleuren zoo goed moge
lijk in de tint uit te zoeken. Oude karpetten kun
nen nog uitstekend dienst doen om verknipt te
worden voor slaapkamerkleedjes. Het slijten
heeft in den regel plaats om de tafel, zoodat er
met een scherpe schaar, stevige naald en een
mooie tint wol nog inderdaad iets aardigs te
maken is. De kanten worden dan met deze wol
gefestonneerd en enkele malen doorgeregen.
Om kleeden langer te doen meegaan zijn z.g.
Nr. 3067.
Aardige jas voor jon
gons van 2—6 jaai
raglan mouwen en
kraag met revers. Op
gestikte zakken.
Het is een vlot jasje
dat wij zeer kunnëi;
aanbevelen.
Nr. 63459.
Het aardige jongens
pakje, dat wij hier ge
ven, kan, behalve na
tuurlijk van nieuwe
stof, uitstekend van een
bestaand costume wor
den gemaakt.
Het is heel gemakke
lijk te maken, veel min
der bewerkelijk dan
men op het eerste ge
zicht zou denken. Liet
jasje sluit hoog, slechts
even komt 't overhemd
met strilcdas te zien,
ontlat het warm is aan
den hals. Linnen bin
nenwerk behoeft men
in deze jongenspakjes
niet aan te brengen,
zoodat men kan vol
staan met voering. Slui
ting met twee rijen
knoopen en opgestikte
zakken. Het broekje is
met rechte pijpen en
wordt met bretels ge
dragen.
Patronen voor jon
gens van 48 jaar.
Nr. 63463.
De kleine meneer
voelt zich heel gewicli
tig in zijn kleine, even
getailleerde jas en bij
passende bood.
Het hoedje bestaat uh
6 baantjes, en een rand
van dubbele stof, de bo!
wordt gevoerd en do
voering in hot midden
van den bol bevestigd,
gelijk met het opzetter
van het overtrokken
stofknoopje. De rand
kan meerdere malen op
de machine doorgestik*
wordpn. Het jasje heel'
knoopsluiting en opge
stikte zakken, terwijl men voor de voering
liefst een stevige satinet, zooals die vom
heeren jassen gebruikt wordt, kan kiezen
GOEDE KNIPPA TRONEN.
Patronen kunnen pei briel aangevraagd worden
met bijsluiting van 0.58 in postzegels aan de
Moderedactrice vac dit olad, Roelofsstraat 109
te s-üravenhage.
De patronen worden U tegelijk mei een num
mer van ons nieuwe Modeblad, waarin ongeveei
50 modellen zijn afgebeeld, toegezonden. Denk1
U er vooral aan. de iuiste maat en het nummer
op te peven.
effen dekkleeden zeer aan te bevelen, vooral in
gezinnen met kinderen. Deze kunnen veel kleiner
zijn, dan het vloerkleed, doch ze moeten zoover
reiken, dat ze de plaatsen waar voeten en voetjes
zich het meest bewegen, bedekken. In geval van
bezoek wordt zoo'n kleed dan eenvoudig even
opgerold, hetgeen een werk van een oogenblik is.
GESTOOFDE KOMKOMMERS.
Hoewel hierin de laatste jaren reeds verande
ring is gekomen, werd dit gerecht voorheen
slechts als sla, toebereid met olie en azijn, opge
diend. Toch is gestoofde komkommer de aange
name afwisseling op het menu en de smaak
ervan zeer fijn. We nemen 4 komkommers, 50
gram boter, 30 gram bloem, 1 dl. room, 2/2 dl.
kooknat, peper, zout en 1 dl. gehakte peterselie.
De komkommers worden dun geschild, hetgeen
we met een z.g. Duitsch aardappelmesje dun
doen. Deze mesjes zijn half rond met een lang
werpige opening in het midden, waarover een
rechte metalen reep gaat. De binnenkanten
(midden) zijn een weinig geslepen, zoodat men
aardappelen, komkommers e.a. gemakkelijk kan
schillen. De vaardigheid heeft men in enkele
dagen te pakken.
Deze mesjes ken men meest in de huishoude
lijke winkels krijgen. We gaan nu echter verder
met de bereiding van onze groente. We hebben
de komkommers geschild, snijden ze door mid
den, verwijderen met een zilveren lepel het zaad,
snijden de helften in vieren en desgewenscht in
meerdere stukken, die we opzetten met weinig
water en zout en ongeveer 15 minuten laten
koken, daarna op een vergiet uitlekken en het
vocht opvangen voor het sausje, dat we maken
van de boter en de bloem, peper, zout en 2/2
dl. van het vocht; hierin stoven we de stukken
komkommer nog even door en dienen ze be
strooid met peterselie op.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
Aluminium schoonmaken.
Bovenstaande voorwerpen, welke vuil ge
worden zijn, maakt men weer schoon met
kaliloog.
Vastzittende schroeven.
Schroeven die tè vastzitten, krijgt men los,
door ze te bevochtigen met terpentijn of
petroleum.
Kwasten zacht maken.
Wit- en verfkwasten die hard géworden zijn,
worden weer zacht, indien men ze in een op
lossing van warm water met zeep en een weinig
terpentijn legt.
Inktvlekken op wollen goed.
Als men inktvlekken op wollen goed heeft,
kan men die verwijderen door er met een open
gesneden tomaat flink over te wrijven en daarna
met lauw water na te spoelen; de kleuren zijn
dan helderder dan ooit.
Blikken en tinnen voorwerpen.
Blikken en tinnen voorwerpen maakt men
schoon met sodawater en zand, of met azijn
of bier, waarna ze met droog, fijn krijt na-
gepoetst worden.
Glazen stoppen.
Al te stevig zittende glazen stoppen kan men
zonder forceeren los maken door een dun
touwtje om den hals van de flesch te winden en
dit snel eenige malen heen en weer te trekken.
Door de wrijving ontstaat warmte, die het glas
doet uitzetten, zoodat de stop niet meer klemt.
A