HOE SAM EN SLOKKIE OP REIS GINGEN
HEEREN COSTUMES
1
1
VcwA dt
NIC. GROENLAND
HEENK
MARION'S
GROTE AVONTUUR
PREDIKBEURTEN
BURGERLIJKE STAND
BONT ALLERLEI
Goede voornemens.
Voorkomen van verkoudheid.
Mijn kind is zoo onzelfstandig.
GASFORNUIZEN
FEUILLETON
t
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
ZONDAG 11 FEBRUARI.
Ned. Herv. Kerk, Wilhelminaplein.
V.m. 10 uur: Ds. A. T. W. de Kluis, Rotterdam.
Met medewerking van het kerkkoor.
Kapel Nieuw-Vredenhof.
V.m. 10.30 uur: Ds. Barger.
In beide diensten extra collecte voor Fonds
Wijkgebouwen.
Gebouw „Samuel", De Glip.
N.m. 7 uur: Diakoon G. van Eijk.
Evangelisatie-samenkomst.
Gereformeerde Kerk, Koediefslaan.
V.m. 10 uur: Ds. Dondorp.
N.m. 5 uur: Ds. v. d. Bom.
(Zondag 4).
3e collecte voor Theol. Hogeschool en Theol.
facult. V. Univ.
Camplaan.
V.m. 10 uur: Ds. v. d. Born.
N.M. 5 uur: Ds. Dondorp.
(Zondag 3).
3e collecte voor Theol. Hogeschool en Theol.
facult. V. Univ.
Eglise Réformé Wallonne.
(Begijnhof.)
Dimanche 11 Fevriér.
a 10 h. 30: Service et Sermon présidé par
Mr. Ie pasteur J. Arnal, d'Amsterdam.
3e Collecte pour la restauration.
a 9 h. 15: Ecöle du Dimanche.
SOEFI BEWEGING.
(Centrum Bloemendaal)
V.m. 11 uur: Universele Eredienst, bovenzaal,
Vreeburg, Kerkplein 16.
Spreekster: Mej. S. A. van Braam.
Onderwerp: „Het levende woord".
Engelsche Import Steeds voorhanden
H/0R. H0UTSTR.
Ondertrouwd: Th. v. Kesteren en F. v. d.
Lubbe; Dr. A. J. Verhage en W. J. Kruijmel;
S. Paap en M. Meijer.
Getrouwd: A. A. J. C. Reeders met M. Th.
Leuven; J. K. van Keeken met H. K. Timmers;
C. Th. Juffermans met C. Schoenmaker.
Bevallen: L. W. de RuigAvis z.; A. Velde—
Pellenbarg z.; R. Plantinga—Lischka z.
Overleden: J. H. Rosier 76 j., geh.
IS DE „WATERMOTOR" EINDELIJK
UITGEVONDEN?
Uit Milaan. Meermalen hebben buiten
landse bladen reeds melding gemaakt van het
feit, dat een of ander technisch genie er in ge
slaagd was een motor te constuëren, welke niet
op benzine of olie, maar op water liep. Tot nog
toe bleken deze berichten deels op bedrog en
deels op voorbarigheid te berusten. Een meer
positief bericht komt thans uit het plaatsje
Bergamo in Italië, alwaar, volgens de bladen,
een monteur, Fasoli genaamd, de langverwachte
„watermotor" heeft uitgevonden.
Fasoli beweert een toestel geconstrueerd te
hebben, dat in serie-bouw niet meer dan dui
zend lire zal kosten. Het bestaat uit drie tanks,
welke achter op een auto geplaatst kunnen wor
den. Een der tanks bevat water en de beide
anderen bevatten de stoffen, waarmede de elec-
trolytische ontbinding van het water bereikt
wordt. Terwijl de zuurstof wordt afgescheiden,
vermengt de waterstof zich met verscheidene
chemische praeparaten. Hierdoor ontstaat een
gas, dat, vermengd met lucht, in staat is de
wagen voort te bewegen.
Fasoli heeft met zijn proefwagen reeds ver
scheidene ritten over grote afstanden gemaakt
en is zeer tevreden over de bereikte resultaten.
Reeds zijn enige officieele en deskundige instan
ties van de uitvinding op de hoogte gebracht.
De burgemeester van Bergamo maakte een der
proefritten mede. De uitvinder verklaart, dat
zijn uitvinding nog niet geheel rijp is om in de
practijk te worden toegepast. Hij hoopt de laat
ste moeilijkheden evenwel spoedig overwonnen
te hebben.
i
j
!rouw
Men heeft soms vele goede voornemens, die
de bedoeling hebben een of ander te verbeteren.
Hoe menigmaal blijft het echter bij het voor
nemen, dat nimmer in daden wordt omgezet.
Wanneer men steeds van plan is iets te doen,
doch er nimmer toe komt, dan komt men lang
zamerhand in toestand van verslapping. Het ene
goede voornemen volgt op het andere en zij
vormen ten slotte een lange reeks, zodat we op
een gegeven ogenblik niet weten, wat het eerst
gedaan moet worden. Hoogstens kunnen we al
die goede voornemens de revue laten passeren
en overleggen, wat we het eerst zullen doen,
doch daar blijft het dan ook menigmaal bij.
Wie onzer heeft dit reeds niet doorgemaakt?
Wij geloven niet, dat er iemand is, die zich
hieraan nimmer schuldig maakte.
Natuurlijk zijn er krachtige persoonlijkheden,
die niet lang overleggen, wanneer zij van plan
zijn iets te doen, doch „de daad bij het woord
voegen".
Bij ons vrouwen is het meermalen een tikje
nalatigheid, of gebrek aan orde, die ons allerlei
goede voornemens doet maken. Wanneer we ons
b.v. ergeren omdat we iets zoeken in een hope
loos rommelige Iade of kast, nemen we ons stel
lig voor hierin verandering te brengen. Maar
dit goede voornemen wordt steeds weer van de
ene tot de andere dag uitgesteld en dan is er
weer iets, dat we ons voornemen en zo blijft
het maar uitstellen....
Het gaat dezelfde weg met kleine aanwen
sels, waarvan we weten, dat ze verkeerd zijn,
we nemen ons heilig voor om ze af te leren,
blijven bij dit voornemen en stellen het uit, tot
dat we meer tijd hebben! Wij noemen b.v. het
avondeten, een uurtje, dat voor alle gezinsleden
het hoogtepunt van de dag moet zijn. Rustig
moet men zich aan tafel zetten en op dezelfde
wijze dient ook gegeten te worden. Wanneer
de huisvrouw niet zorgt, dat alles op tijd klaar
is, komt er een nerveuse stemming, want zijzelf
moet zich onnodig haasten en de gezinsleden,
die moe en hongerig thuis komen, vinden hun
tafeltje gaarne gedekt.
Het is geen moeite om vroeg te beginnen met
koken en te zorgen, dat alles klaar is om te be
ginnen als man en kinderen thuis zijn. „Stipt
heid is de hoffelijkheid der vorsten" is een
spreekwoord, dat meermalen gebruikt wordt en
ook de huisvrouw moet zich hieraan houden. Zij
moet zich niet alleen voornemen om op tijd
klaar te zijn, doch het daadwerkelijk uitvoeren.
Bij de middagdis komen de tongen der huis
genoten los en wisselt men de ervaringen van
de dag uit. Menige huisvrouw neemt zich voor
om niet van ondervonden moeilijkheden of er
gernissen aan tafel te spreken met haar echt
genoot, doch later, op een rustig avonduur. Hoe
vaak blijft het niet bij dit voornemen en wordt
een of ander gezegd, dat de stemming volkomen
bederft, hetgeen toch niet de bedoeling is ge
weest. Berouw komt steeds te laat en men
neemt zich voor een volgend maal de tong meer
in bedwang te houden.
Het zijn schijnbare kleinigheden, die wij noe
men, doch zij kunnen veelal grote gevolgen
hebben en slechts wanneer wij herinnerd wor
den aan de heilzame werking van het uitvoeren
ervan, zullen wij zeker trachten de daad bij het
woord te voegen. Stellen wij daarom nimmer
uit tot morgen, wat heden gedaan kan worden
en laat ons motto zijn: „doe het nu".
Vele mensen begaan de fout te geloven, dat
zij genoeg gehard zijn om kouvatten te voor
komen. Zij laten alle voorzorgsmaatregelen
achterwege, vinden deze ten enenmale overbodig
en zijn dan hoogst verwonderd als zij op een
goede dag flink verhouden zijn of griep hebben.
In ons land, met zijn wisselvallig klimaat,
moet men steeds denken aan de mogelijkheid
van kouvatten, vooral in de grote steden. De
lucht aan land of aan zee is veel minder be
zwangerd met ziektekiemen dan in overbevolkte
steden, waar de mensen menigmaal in volle
zalen vertoeven en elkander infecteren.
Om griep en verkoudheidsziekten zoveel mo
gelijk te voorkomen, zal men de volgende wen
ken ter harte moeten nemen.
1. Lichamelijke en geestelijke oververmoeid
heid maken, dat men minder weerstand kan bie
den aan de inwerking van ziektekiemen, aan
gezien het organisme door te groote inspanning
te zeer verzwakt.
2. De zorg voor warme kleding en water
dicht schoeisel is noodzakelijk; dunne zijden
kousen zijn ongeschikt om 's winters gedragen
te worden en menigmaal oorzaak van allerlei
verkoudheidsziekten, evenals de kniekousen, die
de schoolgaande jeugd veelal draagt.
3. Het vertoeven in oververhitte kamers is
verkeerd, zij maken het lichaam overgevoelig en
ontvankelijk voor ziektekiemen. Een kamer
temperatuur van 65 gr. F. en voor slaapkamers
62 gr. F. kan als normaal worden beschouwd.
4. Het lichaam heeft ook 's winters behoefte
aan beweging en daarom is een dagelijkse wan
deling noodzakelijk, ook om de circulatie van
het bloed te bevorderen. Werkende vrouwen, die
met een tram naar kantoor of winkel gaan, doen
verstandig geheel of gedeeltelijk te lopen.
5. Een regelmatige leefwijze en verstandige
voeding, alsmede een kleding, die zich aan het
jaargetijde aanpast, zijn factoren, die er in hoge
mate toe bijdragen kouvatten te voorkomen.
Gedipl. horlogemaker
Binnenweg 10 - Telef. 28429
Waarom wil moeder toch alles zelf doen?
Vele moeders klagen-fer over, dat hun kind
zo onzelfstandig is. Opmerkelijk is daarbij, dat
vrijwel al deze klachten het eerste en oudste
kind betreffen en dat bij de jongere broertjes
en zusjes van onzelfstandigheid vrijwel geen
sprake is.
Het antwoord op deze vraag is even logisch
als voor de hand liggend, want iedere moeder
heeft nu eenmaal de neiging om het haar eerste
kind veel te gemakkelijk te maken. Zij neemt
haar oudste spruit alles uit handen, zodat deze
niet in de gelegenheid is zichzelf te leren helpen.
Onderwijzeressen en onderwijzers klagen er
dikwijls over, dat hun pupillen uit de eerste
klasse voor een deel niet in staat zijn om zelf
hun manteltje uit of aan te trekken, dat vele
kinderen zelf hun schoenveters niet kunnen vast
maken en dat zij zelfs bij hun gang naar een
zekere plaats nog assistentie behoeven.
Kinderrijke moeders en ook wel moeders met
twee of drie kinderen kennen al deze zorgen
niet en wel om de doodeenvoudige reden, dat zij
geen tijd meer hebben om aan alle problemen
en probleempjes van hun kroost aandacht te
schenken. Hierdoor leert het kind automatisch
hoe het zichzelf moet behelpen, iedere moeder
moet eigenlijk reeds bij het eerste kind voor ge
woonte houden het niet overal de helpende hand
te bieden. Spelender-wijs kan het kind veel leren,
zoals bijvoorbeeld uit- en aankleden, de handen
wassen, behoorlijk eten en netheid.
Door het kind zo op te voeden bespaart de
Moderne
zuinigbrandende
Gr. Houtstraat 99
Haarlem
Telef. 13926
moeder zich naderhand veel moeite en arbeid.
Een vierjarig kind, dat zich reeds kan wassen
en aankleden, bespaart moeder een vermoeiend
kwartiertje. Van veel belang is het ook, dat het
kind netjes leert eten en drinken. Ook dit kan
in de vorm van een spelletje worden bijgebracht,
waarbij men bijvoorbeeld een appel uitlooft als
premie voor het kind, dat eet zonder te morsen.
Zelfstandigheid is voor het kind een groote
hulp in het leven. "Het is ook goed om de kin
deren met allerlei werkjes vertrouwd te maken
en hun kleine opdrachten te geven. Een bood
schap bij den bakker of naar den groentenman
zijn hiervoor zeer geschikt. Eerst schrijft men de
boodschap op een stukje papier en naderhand
leert men het kind dan, dat het de opdracht
moet onthouden.
Ook in dit opzicht kan het kind reeds op
jeugdige leeftijd een hele hulp in de huishou
ding worden.
DOPERWTJES MET SPEK EN TOMATEN.
1 groot blik doperwten, 100 gr. doo'regen
spek, een glas water, waarin een bouillonblokje
is opgelost, 3 kleine tomaten, 40 gr. boter, 1
eetlepel bloem, 1 grote en 8 kleine uitjes, half
bosje peterselie, 1 klein mespunt saffraan
poeder.
Boter smelten en dobbelsteentjes spek uit
braden, echter niet donker laten worden. Uien
schoonmaken en fijn hakken; tomaten in heet
water leggen en het huidje afnemen, daarna aan
kleine stukjes verdelen. Inmiddels het spek op
een bordje leggen en de bloem vermengen met
boter en spekvet, steeds roerende het glas bouil
lon toevoegen en enige minuten zachtjes laten
koken, peper en zout naar smaak. Gehakte uien
en fijngesneden tomaten bijvoegen, de gewassen
peterselie toevoegen, nadat deze met een draad
je samengebonden is, zodat men ze gemakke-
MODKRNE NACHTKUSEDING.
Twee in één patroon 3351. Prjjs 40 eend
Moderne dessons worden evenals japon
nen met opgeknipte rokken gemaakt
waarboven het ingehaalde, verkorte UJfj*
elegant kleedt. Inplaats van mouwen wor
den ruime volants in bovendeel armsgat
gezet. Halsafwerking rechts in puntvorm
met kant, terwijl de hals links een ieta
wijdere halsuitsnijding heeft, terwijl deze
nachtjapon van effen waschzijde is ge
maakt en strikjes van lint als garneering
heeft. Op het patroon voorpand is deze
laatste afgeteekend. Zeer coquet is het
morgen- of bed jasje van hetzelfde mate
riaal, afgezet met smalle kant.
Ben. stof nachtjapon 3 M. en jasje 1.71
M. van pl.m. 90 c.M.
Patronen in de maten 424440—Ml
GOEDE KNIPPATRONEN
Patronen kunnen per brief aangevraagd wor
den met bijsluiting van ƒ0.40 in postzegels aas
de Moderedactrice, Muzenstraat 5 B, Den Haag.
lijk kan verwijderen vóór het opdienen. Kleine
uitjes schoonmaken en eveneens bijvoegen met
de dobbelsteentjes spek. Saus zachtjes laten
koken gedurende drie kwartier, liefst pan op
asbestplaatje plaatsen. Doperwten overgieten
met water, uit laten lekken en vijf minuten in de
saus verwarmen. Opdienen op platte schaal.
door G. Th. Rotman
(Nadruk verboden)
93. Op de terugweg beleefden ze nog
een avontuur, of liever, Sam beleefde er in
z'n eentje twee tegelijk. Dat zal ik nog even
vertellen. Toen ze zich n.l. de tweede dag,
vermoeid van de ondraaglijke zonnehitte,
aan de oever van een meer te slapen gelegd
hadden, ontdekte Sam opeens, hoe een ver
vaarlijk grote krokodil uit het water gekro
pen was en zich gereed maakte, Slokkie te
grijpen, die, niets kwaads vermoedend,
rustig lag te slapen....
94. Snel handelen was geboden. Sam
greep de zware steen, die hem tot hoofd
kussen had gediend, tilde hem hoog boven
z'n hoofd op en liep naar de krokodil, om
hem de kop er mee te verbrijzelen. Nu
keerde deze echter zijn dreigende kaken
naar Sam, die, terwijl hij in de gapende
muil met scherpe tanden keek, plotseling
bedacht, dat de kop van het ondier voor
zijn kracht véél te hard was....
95. Toen kreeg hij als bij toverslag een
ingeving. Hij stopte één, twee, drie de steen
in de wijd geopende muil van de krokodil.
Hij zat er zo stevig in, dat hij er vooreerst
niet meer uit zou kunnen. In die tussentijd
maakten Slokkie en Stapman, die natuurlijk
wakker geworden waren, dat ze weg
kwamen.
96. Dit voorbeeld werd door Sam spoe
dig gevolgd. Terwijl de krokodil verwoede
doch vruchteloze pogingen aanwendde om
de steen kwijt te raken, rende Sam de
woestijn in; waarheen, dat wist hij zelf niet;
de hoofdzaak was, zo ver mogelijk van de
krokodil vandaan te komen. Ach, hij besefte
niet, wat hem nog meer boven z'n hoofd
hing....
Roman van I. F. J. GROOTHEDDE
(N a druk verboden.)
24)
De eerste nacht van zijn vlucht bracht hij in
de open lucht door, gewikkeld in een paar
dekens. Door de ongewoonte was hij bij het och
tendgloren al wakker, een beetje stijf van het
liggen, maar toch met frisse kracht en met het
plan, om die dag een flink stuk af te leggen. De
paarden deden hun uiterste best, de rusten
waren kort en zo wist hij ruim 90 mijl af te leg
gen. Volgens berekening bevond hij zich nu
juist in de staat Nebraska. Joe had de slimheid
gehad, hem behalve het gevraagde, ook nog
een uitgebreide kaart mee te geven van de Ver
enigde Staten en Canada. Hij was er hem dank
baar voor, want het stelde hem in de gelegen
heid te bepalen hoeveel hij had afgelegd en
waar hij zich zo ongeveer bevond.
Weer sliep hij in het lange prairiegras en
nu reeds zo gerust en gemakkelijk, alsof hij op
een veren bed lag. De hardende training bij
Walter kwam hem nu goed van pas. Feeds
vroeg zette hij zijn tocht weer voort, steeds door
eindeloze prariën, grasvelden als zeeën, met de
horizont aan alle kanten om hem heen. Hier en
daar doken ranches op, huizen met vee en cow
boys, die hem onweerstaanbaar trokken. Maar
terwilie van de veiligheid reed hij er in een
grote boog omheen. Het was beter, dat niemand
wist, dat hij naar het Noorden ging. Als het
terrein heuvelachtig was, liet hij de paarden
stapvoets gaan, maar als alles vlak was moesten
ze hun poten strekken en galopperen. Vijftig
mijl dien dag!
Hij was tevreden. De rit eindigde aan de
oever van de Nebraska of Platte Rivier. Hij
aarzelde geen moment, kleedde zich uit en nam
een heerlijk bad in een van de bijna stroomloze
inhammen. Een sterk geplas achter hem deed
hem schielijk omzien. Hij schoot in de lach.
Black-Devil en het pakpaard spartelden even
lustig rond als hij en dronken het water met
lange teugen. Gelukkig, dat hij het pakpaard de
last reeds afgenomen had. Het bad verfriste
hem door en door en ook de dieren zagen er
helderder uit, nu het sof van de lange weg van
hen afgespoeld was. De dagen, die nu volgden,
verliepen zonder enige bijzondere gebeurtenis.
Hij bereikte Zuid-Dacota en ging van hier uit
Noordwaarts, door steeds de oevers van de
Missouri te volgen, passeerde de Zwarte Ber
gen, reed dwars door Noord-Dacota en zette
eindelijk voet op Canadees grondgebied
In het geheel had hij nu veertien dagreizen
achter zich, steeds door de prairiën, een een
tonige reis, door niets afgewisseld. Geen kogel
had hij afgeschoten, geen groot stuk wild had
zich vertoond.
In Regina, de eerste plaats, die hij aandeed
in Canada, sliep hij weer op een gewoon bed in
een klein hotel. Of het kwam door het bed, dat
niet al te fris was, of door de benauwende
kleine omvang van de kamer, hij zou het niet
kunnen zeggen, maar hij sliep slecht en was
blij, dat de ochtend aanbrak en hij weer in de
vrije buitenlucht kon komen.
Toen hij de kleine gelagkamer binnen trad,
om er zijn ontbijt te gebruiken, zag hij drie
mannen, die in een heftig gevecht gewikkeld
waren. De twee grootsten trachtten den derde
iets te ontrukken, maar deze, een klein bolrond
mannetje, verdedigde zich met de moed der
wanhoop, krabde, beet, sloeg en gilde onophou
delijk: „Laat los, smerige dieven, boeven, op
lichters. Laat los, ik net zoveel als jullie, dat
is recht."
Maar recht of geen recht, hij was tegen de
de twee niet opgewassen en scheen het onder
spit te moeten delven. De waard sprong heen
ten weer en bulkte ook, dat de kleine in zijn
recht was, maar hij stak geen vinger uit, om
hem te heipen. Toen greep Hall, snel besloten,
de twee aanvallers bij de kraag, rukte ze achter
over, sleepte ze naar de deur, die de waard al
gedienstig voor hem openhield en smeet eerst
den een en toen den ander naar buiten. De twee
krabbelden verbijsterd overeind, maar toen ze
zagen, dat ze maar met één tegenstander te
doen hadden, kwamen ze huilend en vloekend
op hem afgestormd. Hall lachte van louter ge
noegen, dat hij weer eens zijn handen kon ge
bruiken. Hij wachtte de aanval niet af, maar
sprong naar buiten. Een welgemikte vuistslag
deed den eerste in het stof tuimelen, de tweede
onderging een seconde later hetzelfde lot. Weer
sprongen ze op hem toe. Vlug als water danste
Hall tussen lien in en liet zijn vuistslagen op hen
neerregenen, maar zorgde wel, dat ze niet te
hard aankwamen. Het kleine slachtoffer klapte
juichend in zijn handen, maar bleef wijselijk een
beetje uit de buurt. De strijd was in een paar
minuten beslist, doordat de twee helden jam
merend het hazenpad kozen. Hall keerde in de
gelagkamer terug en bestelde kalm zijn ontbijt,
alsof er niets gebeurd was. De kleine man
kwam met uitgestoken handen op hem toe en
begon in een vleiende woordenstroom zijn dank
te betuigen.
Plotseling echter zweeg hij, keek verschrikt
naar de deur en sprong achter de tafel, of hij
door een wesp gestoken was. Hall keek op, om
oorzaak van die vreemde handeling te ontdek
ken. Achter de half-geopende cafédeur hoorde
hij gedempt stemmengeluid en een ogenblik later
schoven de twee vechtersbazen achter elkaar
binnen, kwamen aarzelend tot bij zijn tafel,
bogen diep en staken tegelijk hun hand uit. Een
weinig verbaasd reikte Hall ze eveneens de
hand. De oudste, een lange, schrale man van
ongeveer vijftig jaar, nam het woord: „Ik ben
Long Pat, mijn maat hier is Big Tom en dat
kleine gedrocht daar hij wees verachtelijk
op den kleinen man, die vlak naast Hall kwam
staan wordt Baby genoemd in de wandeling.
Hij is een akelig misbaksel der natuur, nog te
gierig om .ons een glas absinth te geven, of
schoon we daar recht op hebben."
Het „misbaksel" stoof woedend op.
„Ze liegen alles, edele heer, ik heet Fred en
ze hebben alleen recht op een pak slaag, wat
ik ze gegeven zou hebben, als u niet tussenbeide
was gekomen."
Hall schoot in een bulderende lach en het
duurde niet lang of de drie mannen lachten
even hartelijk mee.
„Hallo," riep Hall tot den waard, die al drie
stoelen bijgeschoven had, „vraag, wat de heren
willen drinken, ik betaal."
De Pelsjagers.
„Ieren?", vroeg Hall, toen ze een glas geest
rijk vocht voor zich hadden staan.
„Zwijg!", bulderde Long Pat, zijn glas ia
één teug ledigend. Hall keek hem verbaasd aan
en Pat knikte met het hoofd in de richting van
Baby.
„Dat kleine kreatuur wil altijd het grootste
woord hebben. Dat komt mij als oudste, alleen
toe. Jullie zwijgen. Ik zal onze weldoener wel
vertellen, wie we zijn."
„Geloof hem niet, edele heer, hij liegt de dui
vels van de hel tot engelen om!", flapte Baby
eruit, maar een trap tegen zijn schenen klapte
zijn mond toe en Pat vervolgde, met een droef
geestige blik in zijn leeg glas: „Ieren, zoals de
edele heer opmerkte, wij tenminste, Tom en ik
en hij daar, ja, hij ook, teft mijn schande moet
ik het bekennen. Wij verlieten tezamen ons goed,
oud Ierland en beloofden elkaar steeds bij te
staan en winst en verlies samen te delen. We
zijn pelsjagers. De winter brengen we in het
Noorden door, 's zomers verhuren we ons als
knecht op een farm of als cowboy op een ranch.
Van het geld, dat we verdienen, kopen we ons
nieuwe vallen en wat we verder nodig hebben.
Hij daar, Baby, bewaart het geld. Nu beweert
hij, dat onze winst al naar de maan is. Het kan
best, maar dan heeft hij het zelf verdronken. We
hébben tot nu toe geen werk kunnen vinden ea
dat is zijn schuld. Wie wil er nu zo'n mirakel
als knecht! Nu wilden we een glas absinth drin
ken van zijn aandeel, is dat recht of niet? We
zijn de goedheid zelf, maar toen hij dat weiger
de, maakten we ons kwaad en.... toen kwam u,
om hem te helpen."
(Wordt vervolgd.)