David Poindezter's verdwijning.
De heer Mees bestreed den heer yan Hou
ten. De Ministers yan Fin. en van Binnenl.
Zaken verdedigden het ontwerp als noodig
en volstrekt niet drukkend, uitsluitend
voor den minderen standdie trouwens
weinig of niets betaalt. Na verwerping
van de motie-van Houten met 58 tegen
7 stemmenen na aanneming met 56 tegen
8 stemmen van een amendement van den
heer Verniers van der Loeff, om verhoo
ging van den akcijna met ƒ3 tot 1 Januari
1886 te doen duren werd het ontwerp
aangenomen met 57 tegen 6 stemmen.
De interpellaties waren nu aan de beurt.
Op aandrang van de interpellantenom
mededeeling omtrent het Regentschap,
deelde de Min. van Binnenl. Zaken mede
dat de Koning zyn wil had uitgesproken,
dat binnen kort een wetsvoordraeht aan
den Raad van State zou worden onder
worpen en dat waarschijnlijk in de maand
Augustus de beide Kamers in vereenigde
zitting zouden bijeengeroepen worden,
't Gevaar erkennend, dat art. 198 oplevert,
zou de Reg., als haar plannen tot meer
uitgebreide grondwets-herziening door om
standigheden werden vertraagd, ernstig
overwegen of niet allereerst grondwets
herziening voor het XI de hoofdstuk noo
dig is. Eene bepaalde belofte kon de Minis
ter echter niet doen. De heeren de Savornin
Lohman en Goeman Borgesius drongen
aan op eene spoedige wijziging'van art.
198, desnoods daarvan alleen. De heer
v. Houten waarschuwde tegen te sterken
aandrang in dezeen wilde tenminste de
meest urgente wijzigingen in de grondwets
herziening begrijpen. Ook de heer van
Eek zag geen reden tot beperking.
Daarmede waren de interpellaties afge-
loopen. De Kamer is op reces uiteengegaan.
Een diefstal van een kapitaal van
55.040 is zulk een ernstig en merkwaardig
feit, dat de vermelding er van ook met
den noodigen ernst dien te geschieden.
Wanneer de zaak evenwel zulk een gun
stige wending heeft genomen als de dief
stal bij de Associatie-kas te Amsterdam,
mag ze wel met een humoristisch tintje ge
kleurd wordengelijk gebeurt in het Nieuws
v/d Dag van hedendat wij hier onder aan
het woord laten
De looper van de firma Jan Kol
die er 55,040 aan bankpapier ontvangen
had, vond bij zijn vertrek op de trap
twee heeren staanen wel in dier voege
dat hij gedwongen was tusschen beiden door 1
te schuiven. Het was op een puntwaar
men juist bezig was een kist met zilver
te vervoeren. Van dit oogenblik schijnt
door hen partij getrokken te zijn om, met de
handigheidden echten piek pockets eigen
zich van de portefeuille met bankpapier
die bij in de borstzak van zijn toegeknoop-
ten jas gestoken hadmeester te maken.
Althans toen hij buiten gekomen was,
miste hij zijn geld. Hij dacht er echter
nog zoo weinig aan dat dit hem door
de twee heeren ontvreemd kon zijn, dat
hijin plaats van hen na te loopenweder
(Uit het Engelsch.)
5)
En Edilh waaraan zou zij gedacht,
of waarover zou zij gedroomd hebben
gedurende dien nacht? Hij stond op
en liep naar het venster, 't Zag uit
op eene kleine binnenplaats. De lucht
was donker, en het doffe gedruisch der
groote si ad drong tot hem door. Zijn
tegenwoordige toestand was ongetwij
feld, wat het louter uitwendige be-
betrof, niet zoo aangenaan als die
waarin hij den vorigen morgen ver
keerd had. Maar dit stond er tegen
over welk een vooruitzicht had zich
voor hem geopendwaarvan toen nog
niets te bespeuren was! David kleedde
zich en ging naar beneden om te ont
bijten. Terwijl hij aan zijn tafelljen in
zijn kopjen koffie zat te roeren, bij
het venster, dat op het marktplein
uitzagkwam een heer naar hem toe-
loopen, die hem aansprak.
Vergis ik me, of is uw naam Poin-
dexter?"
David keek op, en herkende Har-
wood Courtney, een zoon xan Lord
Derwent. Courtney was een gedistin
geerd persoonlid van de groote club
eiï een man, die, naar men zeide,
naam gemaakt had. Hij was ruim twin
tig jaar ouder dan David en was de
kameraad van den vader van laatst
genoemde geweest bij sommige van
naar boven ging om te zien of hij de
portefeuille daar wellicht had laten liggen.
Het tweetal van de trap had zich,
zoodra de coup gelukt wasverwijderd
ging haastig in een vigelant, welke gereed
gehouden was, naar het Centraal-Station
waar plaats naar Haarlem werd genomen
en weldra zaten zij rustig in den
spoorwaggon. Maar zij waren door twee
heereno. a. door den Heer van Coeverden
bij hun overhaaste vlucht gezien
hun vreemd uiterlijk elk had bij de
heerschende hitte een demisaison over
den arm had de aandacht getrokken
en toen men den ontstelden bediende we
der het gebouw zag uitkomen, begreep
men wat geschied kon zijn. Aangifte hij
de politie volgde en aanstonds werd door
deze naar Haarlem geseind met signale
ment, in overleg met den kantoorlooper
opgegeven.
Voordat de trein te Haarlem kwam,
werd gestopt en ontdekte de politie de
twee reizigers in een coupé alleen zittende.
Men verzocht hen in een rijtuig te stap
pen om naar het politiebureau te worden
gebracht. Het was de welbekende omnibus
welke tusschen Haarlem en Bloemendaal
rijdt. En nu volgt hetgeen men zou kun
nen noemen »de lotgevallen van 55 ver
drukte bankbiljetten.»
Zonderling genoeg schijnt te Haarlem
de gewoonte bij het arresteeren niet ge
volgd te zijn, om de aangehoudenen da
delijk te fouilleeren, teneinde te zien of
zij het gestolene bij zich hebbenwapens
dragen enz. enz. Dit geschiedde eerst aan
het bureau, en men vond toen, behalve
Engelsch bankpapier, een paar wapenen
en moordtuigen niets, terwijl de ge
arresteerden zich van alle schuld vrij ver
klaarden. Intusschen lagen 55 echtegel
dige, onvervalschte bankbiljetten van ƒ1000
ƒ40 is verdwenenonder de zitkus
sens van meergemeld omnibusje, dat na
dit vervoer als gewoonlijk dienst bleef
doen. De dief, die ze in zijn bezit had
gehad, wist ze, zonder dat de hem ver
zeilende poüiie-agent het bemerktedaar
onder te schuiven. Twee en twintig uur
hebhen zij er gelegen en wie weet hoe
velen in benarde omstandigheden er zich
in dien tijd wel op hebben neergezet,
zonder te vermoeden, dat zij toen werkelijk
«bezitters» waren van zulk een groote som.
Gisterenmiddag, te 3 uren ongeveer,
kwam hier uit Bloemendaal bericht, dat
het geld gevonden was.
Het geheele bedrag, min ƒ40, welke
niet gevonden zijn, is nu in handen
van den officier van justitie te Haarlem.
De aangehoudenen geven op te zijn
James Lyons en John Adair. De eerste zou
42 jaar zijn en te Londen het vak van
vischhandelaar uitoefenende tweede zegt
te Belfast in Ierland te wonenstuurman
te zijn en den leeftijd van 50 jaar bereikt
te hebben. Vermoedelijk zij deze namen
valsch en heeft men in hen een paar ge
slepen dieven gevat. Zij weigeren hard
nekkig hun portret te doen maken.
diens wildste uitspaltingen.Voor David
was hij op dit oogenblik de vertegen
woordiger en het symbool van die
die groote, schitterende, niet weder
geboren wereld, met welke het zijn
plan was kennis te maken.
„Ge vergist u nietMr. Courtney"
antwoordde hij kalm; „hebt ge reeds
ontbeten We hebben elkander in lang
niet gezien."
„Dat moogt ge waarachtig wel zeg
gen. Als ik 'tme wel herinner, dan
gingt gij destijds een weg opdie mijn
reisroute niet was. Evenwelwij zon
daars, weet ge, zijn afhankelijk van
uheeren geestelijken, die ons bij tijds
kunt wakker schudden om om be
veiligd te worden tegen zekere hoogst
ernstige katastrofe. Ha! ha!"
„Ik versta u; maar, wat mij betreft,
ik heb den kansel vaarwel gezegd",
sprak David, en hij sprak deze onher
roepelijke woorden uit op zoo lucht-
hartigen toon, dat hij zelf zich er over
verbaasde.
„Bij Jupiter!" riep Courtney uit,
blijkbaar verbaasd en nieuwsgierig
hoewel hij te zeer een fatsoenlijk man
wasom zijne verbazing onder woor
den te brengen. Toen David er niets
op zeide, vervolgde hij: „dan zult
ge er misschien niets tegen hebben
van avond bij me te dieneren.. Er
komen maar één of twee vrienden,
een zeer rustig Zondag-partijtjen".
„Met genoegen"antwoordde David.
„Ik had me voorgenomen van avond
Vóór hun bezoek aan de Associatie-
Cassa waren zij reede op twee andere
kassierskantoren geweest; maar zij zagen
daar geen kans hun slag te slaan.
Op 't oogenblik ontvangen wij te Haar
lem nog bericht, dat de twee dieven ook
twee helpers hebben gehad, Engelschen
als zijdie thans te Rozendaal insgelijks
zijn gearresteerd.
De laatste hevige onweders hebben
helaas, op vele plaatsen van ons land
groote schade aangericht, o. a. te Nije-
mirdumwaar 't huis van R. van der
Goot door den bliksem getroffen werd is
tot de grond toe afgebrandte Eersel bij
Eindhovenwaar acht huizen afbrandden
bij Winterswijk op 't landwaar de groote
boerderij „Sikking" in de aseh werd ge
legd, bij IJddel op de Veluwe waar een
hok van 65 schapen een prooi der vlam
men werd; in den omtrek van Workum
(Friesland) waar de boerderijen van IJbema
en Tolsma haar tol aan de vlammen moes
ten betalente Gorredijkwaar een man
door den bliksem werd gedoodterwijl ten
slotte van verschillende zijden bericht wordt
dat niet alleen koeien en paarden op het
veld doodelijk werden getroffenmaar dat
ook menschen ten gevolge der vreeselijke
hitte door uitputting zijn bezweken.
Te Haarlem werden twee huizen in de
Groote Houtstraat door den bliksem ge
troffen zonder echter veel schade te onder
vinden.
Bij eene vergadering van genees-
heeren en apothekers in het laatst der
vorige week te Marseille belegd, is met
ronde woorden verklaard dat de vrees
omtrent de cholera bij de bevolking on
gegrond is. De sterfte gaat het gewone
cijfer in de heete dagen van den zomer
niet te boventerwijl men vrij mocht
aannemen dat onderscheidene sterfgevallen
ten onrechte aan de zoo zeer geduchtte
ziekte werden toegeschreven. Te Parijs
heeft niettemin de prefect van politie een
besluit uitgevaardigdwaarbij bepaald is
dat alle reizigers en goederen, komende
uit de streken, waarin de cholera zich
heeft geopenbaard, in de stations ontsmet
moeten wordenvoordat zij binnen Parijs
worden gelaten. Ook te Toulon blijven de
cholera-gevallen gelukkig sporadischhoe
wel 't voor den armen stumper, die het
leven er bij inschietvrijwel onverschillig
is of hij epidemisch dan wel sporadisch
sterft.
In een dynamiet-fabrieknabij Op
laden in de Pruisische Rijnprovincie heeft
Zaterdagmiddag een ontploffing plaats ge
had, waarbij drie werklieden gedood en
zeven gewond werden. De lijken der drie
omgekomenen lagen geheel uit elkander
gescheurd. Onze Tollens heeft na de
ramp van Leiden (het springen van een
schip met buskruit) een gedicht gemaakt
waarin hij Berthold Schwartz hardgrondig
vervloekt, wat zou Tollens, als hij nog
leefde in onze dagen, wel van den uit
vinder van het dynamiet m0eten zeggen
bij tijd naar bed te gaanmaar 't zal
me aangenaam zijnaan zoo'n rustig
pai'tijtjen deel te mogen nemen."
„Dat houden we dan voor afgespro
ken," riep Courtney uit„en wat zoudt
ge zeggen van een toerljenals ge
je kop koffie leegedronken hebt? Ik
heb mijn rijtuig hier staan, en 't zal
ons opvriscenals we op die manier
een luchtje scheppen."
David en Courtney brachten den dag
in elkander's gezelschap door, en toen
het avond geworden was, had de jeug
dige ex-predikant kennis gemaakt met
een aantal toongevende personen uit
Londen. Hij had ook genoeg laten
merken, dat het met hem, wat zijne
financieelen toestand betrof, goed ge
steld was; maar hij had dat op zulk
een geschikte manier gedaan op
zulk een luchthartigen toon dat zelfs
Courtney, die zoo cyniesch was als
iemand maar wezen kan, volstrekt
niet vermoedde, dat de verandering
van David's financieele pozitie iets te
maken had met het door hem genomen
besluit om den kansel te verlaten. „Da
vid Poindexter is geen stumper", merk
te hij op in een vertrouwelijk gesprek
met een vriend. „Hij is in overtref
fende trap een man van ,t soort waar
toe ook zijn vader behoorde. Ge moet
vroeg opstaan om een man de loef
af te steken, die predikant geweest
is, en daardoor ruime gelegenheid ge
had heeft om goed door zijn eigen oo-
gen te zien
Stuart Cumberlandde bekende
»gedachtenlezer*heeft dezer dagen
ook de leden van het Engelsche Lager
huis bezig gehouden met zijn proeven van
het raden der gedachten door het aanraken
der hand. Zij gelukten niet allen volkomen.
Maar bij Gladstone, die ook eenige oo-
genblikken er bij gekomen was, slaagde
Cumberland uitmuntend. De grijze staats
man dacht aan het getal 366en binnen
weinige oogenblikken had de gedachtenle-
zer dit getal op een kaart met cijfers
aangewezen. Gladstone glimlachte ver
baasd Labouchèredie van den beginne
af ongeloovig was geweestwist niet wat
hij er van denken moest, als Ashmead
Barlett uitte hij het vermoeden, dat de eerste
minister een helper was, en vroeg onder
het gelach der aanwezigen of het niet
goed zou zijnhem in het Lagerhuis
hierover te interpelleeren. Cumberland
zelf was natuurlijk trotsch op zijn zegepraal
en hij werd door al de omstanders luide
toegejuicht.
Reeds herhaalde malen en ook Zon
dag jl. werden de ingezetenen der gemeente
Eede gewaarschuwd tegen het opnemen en
vervoeren van de niet-gesprongen projec
tielen, gebruikt bij de schietoefeningen
met het nieuw stalen veldgeschut van het
korps rijdende artillerie op de heide bij
Deelen.
Maandag, den eersten dag der oefeningen
had te Hoenderloo reeds een ernstig on
geluk plaats. De 19-jarige arbeider A.
v. d. H.uit Hoenderloonam een niet-
gesprongen projectiel mede naar huis en
had de onbegrijpelijke roekeloosheiddit
niettegenstaande de waarschuwingen der
omstandersmet een hamer stuk te slaan
Het projectiel ontploftewaardoor hij vree-
selijk aan arm en been werd verwond.
Hij werd naar Eede vervoerd en aldaar
met de meeste zorg door de heelkundigen
Sloos en Baumgarten verbonden. Zijn toe
stand maakte een vervoer naar het Elisa-
bethgasthuis te Arnhem noodzakelijk. Tij
dens het vervoer is hij overleden.
In het hospitaal te Amsterdam zijn
thans eenige verbeteringen ingevoerd. On
der anderen brengen de dokters nu meer
dan eenmaal per dag een bezoekwaar
door het niet kan voorkomen dat zieken
die den eenen dag worden opgenomen,
tot den volgenden zonder behandeling en
medicijnen blijven.
De drie-en-veertig arbeidersdie uit
de mijn te Schwientoohlowitz gered wer
den brachten daar zeven bange dagen
door. Ingesloten door het koude slijk
Swhwiemendes Gebürgedat de gangen
vuldewaren zij op een met moeite be
reikte veilige plek dicht opeen gepakt
en zij drongen nog dichter saam om elkander
te beschermen tegen de koude, waarvan zij
veel te lijden hadden. Yijf en dertig waren
boven en acht beneden in de mijnde
laatstgenoemden werden 14 uren vroeger
dan de anderen geredomdat zij dichter
bij de mijngang waren, door welke de
David voelde zich in de daad, zoo
wel naar het verstand als wat geaard
heid betreftde meerdere van de mees
te menschenmet wie hij in aanraking
kwam. Hij begreep en doorzag hem
maar hij was voor hen ondoorgrondelijk
onwillekeurig beschouwde men bem
als een man van gezaghij had zijn.
geastelijk ambt laten varen, maar de
opleiding, wefke hij genoten hadom
dit ambt te kunnen aanvaardenkwam
hem goed te pas: zij had zijn blik
verruimd, zijne scherpzinnigheid ont
wikkeld, en' hoe vreemd het ook
klinke' zij had hem leeren veinzen.
Juist andersom als men zich de zaak
pleegt voor te stellen, had zijne studie
van de dingen eener andere wereld
hem in siaat gesteld zich ten aanzien
van de dingen dezer wereld te bewe
gen met een half minachtende gemak
kelijkheid. Wat betreft de kunstgrepen
van ondergeschikte rang, het maat
schappelijk spraakgebruik en zoo voort,
waaraan over 't algemeen veel gewicht
gehecht wordt, daarvan had David
niets te vreezen; vooreerst omdat bij
iemand was van gedistingeerde ma
nieren, van nature zoowel als door
opvoeding; en in de tweede plaats
omdat de omstandigheid, dat hij gees
telijke geweest was, dienst deed als
een soort van borstharnas tegen de
kritiek. Men meende allicht dat hij
liefst onwetendheid wilne voorwenden
ten aanzien van zaken, waarmee hij
zeer goed bekend was.