Kerkelijke uitvoering. Van alles wat. Nieuwsberichten. David Poindexter's verdwijning, e niet geluisterd. Nu lieei't een onzer dichters een gedicht vervaardigd, waarin, vreemd genoegden lof onzer Edelachtharen wordt bezongen. Daar staat de dichter." De richting van zijne hand volgende, ontwaarde ik op eenigen afstand een bleek ventje. Het had een grasscheutjen in de hand, waarop het, afgaande op zijn diep- zinnigen blik, stellig een lied vervaardigde. De haren hingen tot op zijne schouders. Mijns ondanks mompelde ik: „Als bij ons!" „Hebt ge wel gezienhoe we straks aan groepjes bijeen stonden?" Ik knikte. 't Wasom te onderzoekenwat de dichter toch eigenlijk met dat gedicht bedoelt. Ik zal het je voorlezen. Luister!" Allen bogen het hoofd en 't manneke begon Variatie op een oud thema. Daar zaten zeven kikkertjes Al in een boerensloot. Daar zaten vroede mannekens Al in geen boerensloot. Zij wilden 't volk vergasten En 't vaderlijk belasten. De ijver was zeer groot Van onze vroede mannekens Al in geen boerensloot. Wis waren deze mannekens Vertroetelden der goón: Wat ook hun vroede hoofden Verbonden ofte kloofden, 't Was alles even schoon Wis waren deze mannekens Vertroetelden der goön! Wat of nu onder 'tschoone toch Het allerschoonste was? Zij dronken braaf bourgogne Bij deze hun besogne; Zoo'n vraag was wel wat kras! Wat of nu onder 'tschoone toch Het allerschoonste was? Daar rees in een der mannekens Een edel denken op! Hij was der vroeden vroede! Houdt, Goden! in uw hoede Zijn vaderlijken kop! Daar rees in een der mannekens Een edel denken op! Hij trok eens aan zijn boordeken, En schraapte eens zijn keel, En liet zijn tiental Ving'ren Eens door zijn haren sling'ren, En keek diepzinnig scheel, En trok weer aan zijn boordeken, En schraapte weer zijn keel. Toen vloeide in zoete bibbering Deez' taal hem uit den mond: „Wij moeten 'tvolk beschermen „En zijner ons ontfermen!" Hij keek wijsgeerig rond, Terwijl in zoete bibbering Die taal vloeide uit zijn mond. „Gedacht dan aan het zieleheil „Van onze burgerij „Hoevelen, die verbrassen, „Waar spaarzaamheid zou passen," Aldus vervolgde hij „Gedacht dan aan het zieleheil „Van onze burgerij „Om 't brassen te verminderen „Stel ik uw wijsheid voor, Hun 't meest maar aan te smeren „Die 'tmeest in 't jaar verteren: „Daar leert het volk nog door! „Om 'tbrassen te verminderen, „Stel 'k dit uw wijsheid voor." Steeds buigt de ware grootheid zich Voor grooter grootheid neer: °Nu sprak het koor der wijzen In onderdanig rijzen „Uw wil geschiede, Heer!" Steeds buigt de ware grootheid zich Voor grooter grootheid neer. En zoo werd het besloten ook: Het geld dient niet verbrast! Wie dus door tal van kind'ren Of ziekten 'tgeld ziet mind'ren Betaalt den hoogsten last. Alzoo is het besloten nu: Het geld dient niet verbrast. „Och, kwekten zij bij kikkerkens „Al in een boerensloot!" Sprak een, die reeds, in zorgen, Voor 'tgroot gezin moest horgen, Was ook zijn ijver groot. „Och, kwekten zij hij kikkerkens „Al in een boerensloot!" Hier zweeg het manneke. Ik was buiten mij zeiven. Met één sprong was ik op de beenen. „Gij verwaande Lilliputters! Gij pyg meeën onder de pygmeeën! Ellendig mie rennest!" barstte ik los, „denkt gij me wellicht tot Lilliputtersehe spotzucht te hekeeren? Of begrijpt ge niet, dat uw zoogenaamde dichter daar een spotboef van 'teerste water is?" En ik schopte rechts en links en naar alle kanten om mij heen, dat het hoopje dwergjes wegstoof en dooreenbuiteldeals woedde er een orkaanvergezeld van eene aardbeving. Het voorlezertje scheen ik evenwel niet te kunnen treffen. Bedaard kneep hij het gedicht tot eene prop; mikte, en de prop vloog mij in de keel. Te vergeefs poogde ik haar te verwijderen. Ik werd benauwd, de prop zwol meer en meer op. ik snakte naar adem, ik stikte, en plofte krachteloos voorover tegen den grond„Mijnheerraap je hoed op!" riep een jongen, die mij van de bank had zien rollenwaarop ik had zitten slapen. „Lompe jongen!" zei ik, „ik zoek hier in het gras naar insecten." Doch wat ik mijn hoed diep in de oogen drukte en beenen maakte, om niet her kend te worden. AINSHUN. Een afscheidsconcert heeft altijd iets weemoedigsmaar hierwaar het gold een afscheid voor zijn vertrek naar het buitenlandwaar de heer Bastiaans herstelling hoopt te vinden voor zijne zwakke gezondheidhier had dit woord zeker een bizonder droevigen klank. Zoo ging het althans mijwant dacht ik, wil het geluk, dat het zuidelijk klinfaat gunstig op den lijder werkt, is het dan niet mogelijkdat onze organist ondertusschen daar een werkkring heeft gevonden en in dat voor hem heilzame klimaat blijft? Ook daar zal men spoe dig genoeg ontdekken welk genie deze hollandsclie musicus is; waar hij zich laat hooren, erkent men immers terstond in hem een kunstenaar van buitenge woon talent, en zal men hem daar naar waarde weten te schatten. Mocht dit aanleiding geven, dat de heer Bastiaans zich in den vreemde vestigt, de overtuiging dat het in het belang zijner gezondheid noodig is, zal ons, zijne vele vrienden en vereerders, een troost zijn voor zijn gemis. Wij zullen hem steeds met belangstelling in onze gedachten volgente weten dat het hem in alle opzichten wel gaatzal ons een waar genot zijn. Toch, hoezeer wij overtuigd zijn van de algemeene achting, die den heer Bastiaans wordt toegedragen, toch toon de men dit niet door een talrijk bezoek hij zijn afsclieids-concert. Men zouden- ken dat men de gelegenheid gretig zou aannemen om hem nog eens op dat prachtige orgel te hooren spelen, dat hij zoo volkomen meester is. Neen, het wel wat lastige uur was voor velen reeds voldoende om thuis te blijven. En wat hebben die thuishlijven den verzuimd? Mijn pen is te zwak om den indruk weer te geven, dien het spel van den heer Bastiaans dien avond op ons maakte. Nu eens verhevendan liefelijk, steeds spreekt zijn spel tot het hart, terwijl men bovendien zijn virtuositeit moet bewonderen. Mejuffrouw S. uit Rotterdam was zoo welwillend hare krachten ten beste te geven om met den concertgever samen te werken tot het welslagen van het programma. Wij zijn deze jeugdige zan geres die hier geen vreemde wasrecht dankbaar voor hetgeen zij deed. Zij liet zich wederom kennen als eene dilettante, die veel liefde voor de toonkunst bezit en het hierin op een niet geringe hoogte heeft gebracht. Zoowel om hare bereid willigheid als om hare goede voordrach ten verdient zij een woord van warmen dank. De nummers die de heer Bastiaans te genieten gaf, warenToccata en Fuga van Bach; Abendlied van Schumann; Marche funèbre et Chant Sérapliique van Guilmant en tot slot de 6de Sonate van Mendelssohn. Was het wonder, dat ieder nog geheel onder den indruk van het Adagiodat zoo aangrijpend schoon werd vertolkteenige oogenblikken on bewegelijk bleef zitten, om debetoove- ring niet te breken, waarin de heer Bastiaans ons had gebracht? Met een heilwensch voor de toekomst in het hart, verlieten zijne vrienden de kerkwaar men zoo gesticht was door de ware en innige vertolking van zoo veel schoons. Wij roepen den heer Bastiaans een oprecht gemeend tot weerziens toe mocht het zijn dat hij geheel hersteld terug keere. De Kon. Vereeniging »het Nederlandsch TooneeT' zal in de maand September te Maastricht voor het eerst eenige voor stellingen geven en onder de vijf op te voeren stukken zijn er drie oorspronkelijk. BravoDe componist Baoh krijgt in deze maand nog een standbeeld te Eise nach. Garcia Gutierrez is dood. Hij was een Spaanscbe tooneelschrijver, als ge 't misschien niet wist. Dat sommige tooneelsohrijvers op een fijn gehoor reke nen bij 't schouwburgpubliekbewees een Duitsch blijspeldichter, die met cursieve letters in zijn tooneelwerk het volgende liet drukken Men hoort achter de schermen een ouden rok van de Pruisische garde uit kloppen. De Hollandsche melkkoeien hebben den Londenschen correspondent van 't N. v. d. D. letterlijk en extase gebracht. De Amsterdamsche leden van het «Metalen Mr. Lambert?" Hij antwoordde: „Zoo uw versland het niet doet, dan gevoelt toch voorzeker uw hart, Edith, dat ik David Poindextei' benIk kon niet spreken. Ik bedekte mij het gelaat met de handen. Eenige oogenblikken later deelde hij mij, in kort afgebroken volzinnen, de waarheid mede. Toen hij op dien vreeselijken morgen was weg gereden had hij zich vast voorgenomen een einde aan zijn leven te maken. Maar hij had onderweg dien Giovanni Lambert ontmoetdie zoo verwonder lijk op hem geleek, en zij waren samen in het bosch gaan zitten praten, en Giovanni had hem zijne geheelelevens geschiedenis verteldToen Gio vanni op het punt was geweest zijn paard, dat zeer weêrspannig was, te bestijgen, had hij een viooltjen in het gras bespeurd en had hij zich voorover gebogen om het te plukken. Het paard had achteruitgeslagenhem achterin den nek getroffen en hem gedood Toen was het denkbeeld hij David opgekomenom met den dooden man varï kleederen te verwisselen, zijne papieren te nemenen zich voor hem uittegeven. Zoo kon hij zich ontdoen van eene persoonlijkheid, die hem tot kruis" hebben sp 12 Sept. een diner. Of 't feest ook met een danspartij besloten wordt, staat nergens vermeld. Een nauwgezet en ijverig man is dezer dagen aan de kunst ontrukt op 46 jarige leeftijd. Het was George Heuckenrotb, de trombonist van 't Paleisorkest. - Een eersten schurk noemt de machinist van de „Nisero" den radja van Tenom, doch dat is een majes teitsschennis waaraan iedereen den machi nist gelijk geeft. Als men zich niet haast om die arme gevangenen in vrijheid te stel len zullen zij eerdaags wel altemaal dood zijn. In Frankrijk gaat het tegenwoor dig makkelijk om vrij te komen al3 de huwe lijksbanden te veel knellen. Grappenma kers weten er curiense dingen van te vertelleno. a.Een echtpaar meldt zioh tot scheiding bij den rechter, maar de moeielijkheid doet zioh voor, dat zoowel de man als de vronw twee kinderen op- eischthoewel 't paar er slecht drie bezit. De rechter een moderne Salomo krabt zioh achter 'toor, maar zegt eindelijk „Ik weet goed raad, mijn beste menschen, wacht tot telg nummer vier er is, dan kunt ge allebei nw zin hebben!" 't Paar vond den raad opperbest en gaat naar huis. Een jaartje daarna ontmoet de rechter den scheidingslievenden echtgenoot. „Hoe is 't?" informeert hij, „nummer vier nog niet in aantocht?" „Praat er mij niet van," antwoordt de man met een mis troostig hoofdschudden„de laatste be zending was een tweeling en nu moeten we natuurlijk wachten op nummer zes- om gelijk te kunnen opdeelen. Een ander voorbeeld: Een jong echtpaar welks huwelijk is ingezegendkomt t' huis en 't eerste werk van de jeugdige gade is om met de meeste zorg den bruidskrans op te bergen. „Clémencewat voer je uit vraagt haar echtvriend. „Zie maarAndré t ik berg het een en ander wat later nog kan te pas komennu de wet op de schei ding er door is." „Man," roept een derde dame, diep verontwaardigd, „ge hebt mij misleid, bedrogenonteerd „Nuniet zooveel groote woordenkind lief," repliceert de man met onverstoor bare kalmte, „ik wou scheiden ziet geen daartoe koos ik het aangenaamste middel tje!" Het tue-la van Dumas-flls of het tue-le van de voorstanders der vrouwelijke rechtenschijnt derhalve inFrankrijk meer en meer op den achtergrond te worden ge drongen door Sardou's minder ernstige op vatting nedergelegd in zijn divorgons. De Belgische Kamer heeft Zaterdag met 80 tegen 49 stemmen het ontwerp- schoolwet der Regeering goedgekeurd. Fel werd gestreden over het amende ment van den liberalen Afgevaardigde Teschstrekkende om het geven van on derwijs in gemeentelijke of gesubsidieerde scholen te verbieden aan ieder die geen Belg of niet genaturaliseerd is. De strekking van dit amendement was, de vreemde monniken buiten het Onderwijs te hou den. Maar de Regeering bestreed het en nam openlijk de Petits-frèreswier naam op het gebied zoowel van het onderwijs als van hunne moraal niet geheel onbe sproken is, in bescherming. een vloek was, en als het ware zijn wezentlijk „ik" vinden in een ander persoon. Hü verklaarde ookdat het zijne vurigste hoop geweest was mijne liefde te winnenen mij tot zijne vrouw te mogen maken; maar hij had be vonden dat het hem onmogelijk zou zijn daartoe pogingen aan te wenden, tenzij hij mij zijn bedrog beleed, en hij had gevreesd, dat zulk eene be lijdenis mij voor altijd van hem zou vervreemden. Ik schreide en verzekerde hem, dat mijn hart bijna van het eerste begin af hem toebehoord had omdat ik me hem altijd als David had voorgesteld, en dat ik hem zou bemind hebben, in weêrwil van alles. Hij zeide: „dan heeft God mij meer genade bewezen dan ik verdienmaar zonder twijfel is het ook Zijne genade geweest, die gewild heeft, dat wij on gehuwd zouden blijven. Maar ik voel dat ik sterven gaen ik kan niet heen gaan alvorens gesproken te hebben. Eindelijk zeide hij„Wilt gij mij een kus geven, Edith?" en daarna sprak hij nog„Lieve vrouwDat was zijn laatste woord. Maar wij zullen elkander wederzien (Uit het Engelsch.) 13) (Slot.) Hij was een bedaard man, ietwat droefgeestig en achterhoudend van aard, over 'talgemeen zeer weinig spraakzaam. Na verloop van een jaar ongeveer bracht een of andere mensch- lievende onderneming hem in aanra king met Miss Sallineen van dien tijd af raadpleegden zij elkander dikwijls in soortelijke aangelegenhedenterwijl Lambert haar als tusschenpersoon ge bruikte bij menige weldaad, die hij bewees. Natuurlijk liepen overal spoe dig praatjens, dat het opeenhuwlijk zou uilloopen; en 't was inderdaad onmogelijk die twee samen te zien alhoewel beiden.en inzonderheid Edith, vrijwat veranderd waren in den loop der jaren zonder herinnerd te wor den aan de vroegere liefdesgeschiedenis, van welke Lambert's dubbelganger de held geweest was. Maakte het ook op Edith dien indruk? 'tlvon nauwlijks anders, en belangwekkend zou de vraag zijn, hoe zij onder dit alles ge stemd was; maar ik heb alleen verslag te geven van het gebeurde. In allen gevalle, zij trouwden nooit, ofschoon zij zeer vertrouwde vrienden van el kander werden. Na verloop van zeven jaren stierf Kolonel Saltine aan de geelziekte; een tijd voor zijn dood was zijn verstand minder geworden, en had hij Lambert als Poindexler aangesprokenen hem zijn schoonzoon genoemd. Een jaar daarna kwam Lam bert, na eene kortstondige ziekte, te sterven. Hij had al wat hij bezat aan Edith vermaakt. Zij mocht zeventig jaar oud worden en beschouwde het als hare levenstaak zijne filanthropie- sche ontwerpen ten uitvoer te brengen, en droeg altijd het rouwgewaad eener weduwe. Na haar overlijden werd de volgende aanteekening gevonden in een door haar aangehouden dagboek: Hij glimlachte en zeide:" nu zult ge toch wel willen gelooven, dat ik oprecht was, toen ik mijn ont slag nam als predikant, alhoewel ik mijn best gedaan heb om den Heer te dienen op andere wijze dan van den kansel." Mijn hart werd geweldig ontroerd, en ik vermocht ter nauwer- nood te zeggen: „wat bedoelt ge,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2