JOHN PILARSON* met 46 tegen 25 stemmen een amen dement van denzelfden heer om geen nieuwen substituut-griffier te benoemen, 't Aldus gewijzigde ontwerp werd met eenparige stemmen aangenomen. De zitting van Vrijdag was gewijd aan de behandeling van het wetsvoorstel inhoudende wijziging van art. 198 der Grondwet. Zooals de lezer weet, verbiedt dit artiekel tijdens het Regentschap veranderingen te brengen in de Grondwet. De eerste spreker, de heer van Baar, achtte dit verbod een heilzame bepaling; hij vreesde ook de gevolgen eener ontbinding, en voorzag, dat aanneming van het ontwerp alle andere plannen tot grondwetsherziening zou-doen mislukkenhij zon dus tegenstemmen. De heer Schimmelpenninck van der Oye verdedigde krachtig de voorgestelde wijzi ging, en beriep zich op wijlen Groen van Prinsterer, die zich 30 jaar geleden in beginsel een voorstander had getoond van 't geen nu werd voorgesteld. Een waarborg tegen revolutie, meende hijzou art. 198 toch niet zijndaar deze evenmin den troon des Konings als den zetel van een Regent ontziet. De heer Keuchenius had bezwaar tegen de intrekking van art. 198 op dit oogenblik, daar eerst de kiestabel naar den werkelijken eisch, moest zijn herzien. In allen gevalle zou hij het zeer afkeuren als de Regeering bij ontbinding niet duidelijk hare beginselen vooraf ken baar maakteom de kiezers daarover uit spraak te laten doen. De heer Haffmans keurde het ontwerp af als een eersten stap tot een algemeene grondwetsherziening, die door niemand begeerd wordt dan door de liberalen en waarover overeenstemmig niet is te verkrijgen. De heer Brouwers was van 't zelfde gevoelen. Niet alzoo Dr. Vermeulen, die wijziging van art 198 volstrekt noodig achtte, en meende, dat men deze wijziging kon aannemen, zonder zich tot ruimer grondwetsherziening te verbinden. De heer van Eek kwam op tegen overhaasting: hij wilde art. 198 geheel schrappen en Hoofdstuk XI herzien dit ontwerp zou zijns inziens een nieuwe herziening slechts bemoeilijkenen hij zou er tegen stemmen. De heer Gleichman verdedigde het ontwerp, dat volgens hem Bpoed-eischend washij drong aan op spoed bij verkiezingen. De heer van Houten had ruimer herziening wenschelijk geachtmaar zou toch voor het ontwerp stemmenhij waarschuwde tegen overhaasting bij het verkiezingswerk. De Min. van Binnenl. Zaken verdedigde daarop het ontwerp dat van eenvoudigen aard was en geen andere strekking had dan om de toekomst niet te binden. Veranderingen door geweld, zeide de Minister, zijn altoos mogelijk, maar gelukkig is ons land gedurende a/4 van een eeuw een rechtstaat. Datzooals de heer Keuchenins beweerd hadniet-herzie- ning der kiestabel aan de aanneming van dit ontwerp in den weg zou staanont kende de Minister. De heer Wintgens had bezwaar tegen het ontwerp, omdat de ontijdige behandeling storing zou brengen in de financieën. De heer Rutgers van Rozenburg beloofde zijne stem aan het ontwerpmaar maakte van de gelegenheid gebruik om niet alleen de herzienings- politiek, maar ook de financieële plannen der Regeering te hekelen. Nadat nog de heeren v. HoutenGraaf Schimmelpennink, Gleichman en de Savornin Lohman het woord gevoerd haddenen zeer uiteen- loopende adviezen hadden uitgebracht over het al of niet wenschelijke van den met de indiening van het ontwerp gemaakten spoed, liet de Min. van Binnenl. Zaken zich nog eens hooren, en daarmee werd het algemeen debat gesloten. Na een kort debat tusschen den heer van Houten en den Minister over mogelijke plannen van de Regeering om nog nadere wijzigingen voor te stellen op het punt der erfopvol ging werd tot de stemming overgegaan en het ontwerp aangenomen met 68 tegen 14 stemmen. De tegenstemmers waren de heeren de Vos de Wael, Clercx, Straet- mans, van Bylandt, Reuther, van Baar, Kolkman, Lambrechts, Haffmans, Keu chenius, Wintgens, Brouwers, van Eek en Ruys. De Eerste Kamer der Staten-Gene- raal is bijeengeroepen tegen Woensdag 1 Oktober, des avonds te acht ure. Tegen een drogist te Amsterdam is proces-verbaal opgemaakt, wegens eene te zijnen huize ontdekte geheime zeepziede- rij voor het fabriceeren van harde zeep. De internationale tentoonstelling van kinderen van 1 tot 3 jaar, die den 3 dezer te Parijs zou geopend wordenis, op advies van den gezondheidsraaddoor den prefect van politie verboden. Door eene opeen- hooping van kinderen op zoo jeugdigen leeftijdzegt de gezondsraadzou men ze blootstellen aan het gevaar van aange tast te worden door de ziekten, die in de hoofdstad meer in 't bijzonder heer- schende zijn onder de kinderen. Er waren niet minder dan 3348 popjes voor de tentoonstelling ingeschrevendie alle met hun toe te wijzen cijfer gephotographeerd zouden worden. - Woensdag morgen vond men tus schen de rijksgrens en Oldenzaalop eenigen afstand van de rails aan den Staatsspoorweg't lijk van een daar ge stationeerd baanwachter. Waarschijnlijk is de ongelukkige den avond te voren in aanraking geweest met de locomotief van den sneltrein naar Duitschland. Op den Beek (onder Prinsenhagen) had Dinsdag het meisje V. W. wat te veel kermis gehoudenwaardoor ze in een toestand verkeerde, dat de landbouwer, by wien ze dienstbaar washaar niet in huis wilde nemen. Dit schynt haar er toe gebracht te hebbendat ze zich tegen den avond tusschen de spoorwegrails te slapen heeft gelegd. De trein is toen over haar heengegaandochals door een won der heeft ze daarbij niet het leven ver loren maar is alleen aan het hoofd ge- kwetst geraakt. Door spoedig ingeroepen 1 geneeskundige hulp mag men hopendat het ongeval voor haar geen schadelijke gevolgen zal hebben. By al de moeielykheden, verbonden aan eene grondwettige regeling der erf opvolging in het Koninklijk gezag van ons landkomt Mr. R. E. Hattink in de Zwolsche Ct. er nog eene voegendie alle- zins recht van bestaan heeft en dan ook wel degely k wettig dient opgelost te worden. Hy stelt n. 1. de vraag: Wat moet er rechtens gebeurenindien de koning sterft een dochter als eenig kind nalatende, ter- wijl zijne weduwe in gezegende omstan- heden verkeert Het antwoord op die vraag schynt niet zoo moeielijk maar dringend noodig is 'tdat het worde gegeven voordat die toestand feitelijk bestaat en voordat de erfopvolging wettelijk is uitgemaakt. In den nacht van 25 Sept. jl. werd aan boord van het stoomschip Prins Hen drik van de Maatschappij „Zeeland", onder leiding van den heer L. J. Lefébreeene hoogst belangrijke proef genomen met Hol mes Patent Lifebuoy Bescue Signal („Flames in the Sea"). In tegenwoordigheid van den gezagvoerder van dien bodemden heer A. L. Stasse, en meerdere gezaghebbenden werd voornoemd apparaat van de brug ter hoogte van ongeveer 30 Engelsche voet uit de waterlijn aan bakboordzijde in zee geworpen (het was toen 1 ure in den nacht)waarop bliksemsnel de ont branding volgde, en het stoomschip en de zee te dier zijde helder verlicht werd. De lichtcirkel was in diameter ruim 100 Engelsche voetterwijl de voortbranding „in rechte lijn achter het schip" gedurende den tijd van 14 minuten helder zichtbaar bleef. Daar de boot eene vaart had van circa 16 Engelsche mijlkon men dus tot op een afstand van circa 2Vs Eng. myl het licht duidelijk zien. De gezagvoerder en de overige autoriteiten verklaarden dan ook eenparig, dat het apparaat Holmes by verschillende omstandigheden aan de zeevarenden ongetwijfeld belangryke dien sten zou kunnen bewijzen. Het dorpje Uttewalde, by eiken bezoeker van de Saksische Schweiz wel bekend is afgebrand120 menschen uitmakende 27 gezinnen, zijn zonder wo ning en alles ging verlorenwaarvan niets verzekerd is, daar de assurantie maatschappijen dat weigerenomdat het stroohuizen zyn. Ook een kind kwam in de vlammen om. Treurig is de aanblik van zooveel ellende te midden van de goddelijke natuur. Op de noordwestelijke kust van Ier land verging 11. Maandag morgen de En gelsche kanonneerboot Waspdoch eenige bizonderheden omtrent deze ramp zyn nog niet te geven. Zooveel is alleen met zeker heid bekenddat er slechts zes menschen op een totaal van 58, die de bemanning Naar het Hoogduitsch van L. vos Stür 4) „Ik dank u," antwoordde het meisjen op innigen toon„maar ik hoop har- lelijk, dat ik niet ten tweeden male in zulk een gevaar geraken zal. Wan neer ik aan die ongstigen, pijnlijke uren denk, welke ik op dat schip heb doorgebracht, loopt me nog een huivering over de leden." Hare stem trilde, en het kostte haar inspanning hare tranen in bedwang te houden. Daarop echter zeide zij: ,,'tls schande van me, dat ik nog in 'l geheel niet naar het lot mijner reisgenooten gevraagd heb;zijn de arme menschen allen gered?" John Pilarson sloeg de oogen neder hij gevoelde, dat het antwoord, 't welk hij geven moest, voor het jonge meisjen te smartelijk zou wezen, en hij had den moed niet, haar smart te bereiden. De Professor kwam hem te hulp. „Ge zijt thans nog, onder den in druk van het voorgevallene, te zeer ontroerd, mejufvrouw," sprak hij op deelnemenden toon, „om zonder na deel voor uwe gezondheid alle bizon derheden van de ramp te kunnen aanhooren. Laat ons dat daarom liever tot later uilstellen. Bovendien zijn wij op 't oogenblik nog niet in staat,- u aangaande het lot van al de per sonen inlichting te geven. We willen ons liever verheugendat gijdank zij dezen braven jonkmanaan het gevaar ontrukt zijt." Het meisjen glimlachte weemoedig. „Gij hebt misschien gelijk, maar het doet me leedniets te vernemen aangaande die menschen, die mij gedurende mijne reis met de meeste welwillendheid bejegend hebben." De Professor nam de gelegenheid waar, om het gesprek op iets te brengen, dat het gemoed van'tjonge meisjen minder ontroerde. „Kwam uw schip van Denemarken?" vroeg hij. „Wij zijn van Kopenhagen vertrok ken, en wilden over Liverpool naar Zuid-Ainerika." „Naar Zuid-Amerika?" herhaalde de Professor; „wildet gij dus ook daarheen „Ja; mijn broeder is daar koop man. Onze ouders zijn dood, en ik woonde bij eene bejaarde dame, die sukkelende was, en met wier verple ging ik me belast had. Eenige maan den geleden is die dame overleden, en ik stond alleen in de groote stad. Toen schreef mij mijn broeder, dat ik maar over moest komen. Doch dat is nu, tenminste vooreerstvoor bij, en ten tweeden male sta ik zon der middelen en zonder tehuis, in de wereld." „Zeg dat niet, mijn kind", viel de oude vrouw haar vriendelijk in de rede. „Wij kunnen u maar weinig aanbieden, maar onze woning zij uw tehuis, zoolang het u er bevalt." Met een dankbaren blik uit de oogen haars zoons werd de oude voor deze woorden beloond. De Professor stak het meisjen zijn hand toe en zeide: „Zij het ook dat deze wakkere menschen ongetwijfeld de eerste aan spraak hebben om u te mogen helpen, toch verzoek ik u mij te vergunnen ook mijn best te doen om u in uw tegenwoordigen toestand bij te staan." Met een blijmoedigen en vriende lijken gloed in haar oogen antwoord de zij „Zoo heb ik waarlijk thans nog meer menschendie mij welwillend gezind zijn, dan ik gisteren had. Bijna moet ik dus mijn rampspoed een geluk noemen." Meer dan een week was er sedert dezen dag voorbijgegaan. De sporen der verschrikkelijke gebeurtenis waren nagenoeg geheel uitgewischt; de aan gespoelde lijken waren begraven. Men sprak nauwlijks meer over de schip breuk. Ook in de ziel van het jonge meisjen waren de indrukken van de ure des gevaars verbleekt. Lina Bergen was alles behalve lichtzinnig van aard; maar de rustige vriendelijkheidwelke hare gezamentlijke huisgenooten haar bewezen, de kalmte en tevredenheid, der boot uitmaakten, zyn gered. Maar uit hun mond zal men wellicht later vernemen hoe de schipbreuk heeft plaats gehad. Het schynt dat de IFasp op Fori-Island ver brijzeld werd. Dat eilandje is alleen be woond door een zevental gezinnendie alleen van de vischvangst levenDe ramp moet een ware overrompeling zyn geweest. De geredden, waartoe geen enkel officier- behoort, hebben vermoedelijk het leven te danken aan de visschersbooten die hen by het aanbreken van den dag hebben opgevischt. Dat men in geruimen tyd verder niets nopens de Siberische pest in Rus land hoordeblijkt eene zeer voldoende en afdoende reden te hebben gehad: het was aan de dagbladen verboden er over te spreken. Thans begint echter, o. a. in denomtrek van Odessade sterfte onder de menschen wat bedenkelijk te worden en heeft de censuur toegestaandat er over geschreven wordt. Dit de Westnik van Odessa blykt, dat er menschen ster ven, dat de ziekte van de een op den ander wordt overgebracht en dat zij kwaad aardig is. De geneeskundige inspecteur drong dan ook by het provinciaal gouverne ment aan op het nemen van krachtige maat regelen tot beteugeling van de epidemie. By het bezoek der Transvaalsche Deputatie heeft Generaal Smit ook ken nis gemaakt met drie weesjongens van de stichting „Neerbosch". Deze verklaarden zich toen bereid naar de Transvaal te gaan, en Generaal Smit verzocht hun dan naar zyn woonplaats Ermelo te komen waar zy ruimschoots werk zouden vinden. Eerst zouden zij terstond met de Deputatie vertrekken, doch daar het moeielijk was zoo spoedig met alles klaar te zyn werd de Septembermaand als tyd van vertrek aangewezen. Zy zullen nu nog deze week vertrekkentwee van hen zyn timmerman en éen is metselaar allen tusschen de 2(1 en 23 jaren oud en van uitmuntend ge drag. Twee hunner zyn verloofdvolgens verklaring van den Heer Yan 't Linden- hout, met twee van de beste weesmeis jes die de jongelieden naar de Transvaal zullen volgen, zoodra deze een vrouw kunnen onderhouden, om aldaar in den echt verbonden te worden. In hunne woningen zullen alsdan de weezen, die in het vervolg naar de Trans vaal vertrekkeneen tehuis vinden. Onlangs kwamen in het Amstel- Hötel twee Engelschen aandie den weg van Rotterdam in ongeveer 5 uur per snel wieier afgelegd hadden. Zij waren voor nemens hun reis naar Berlijn op die wijze voort te zetten, en zouden daartoe aller eerst naar Utrecht en Arnhem rijden. Te Hamburg is weer een moord gepleegd. Een machinistdie van zijne vrouw gescheiden leefde, drong in hare woning binnen waar hy verschrikkelijk begon te razen en te tierenen toen de man des huizeseen meubelmakerhem die zij overal om zich heen zag, en, misschien niet het minst, de omgang met den Professor droegen er wezen t- lijk toe bijhare ziel weder in even wicht te brengen. De omstandigheid, dat de Professor en het meisjen de eenige menschen in dit deelljen der wereld waren, die op een betrekkelijk gelijke trap van ontwikkeling stondenmaakte natuur lijk dat deze beiden veel met elkander omgingen. Dit samenzijn, meestal zon der tegenwoordigheid eens derden, gaf even natuurlijk aanleiding tot eene wederzijdsche vertrouwelijkheid, die, te midden van de bedrijvige wereld, eerst na een zeer lang tijdsverloop had kunnen ontstaan. Reeds op den eersten dag hadden zij elkand'e.t wederkeerig hunne levens geschiedenis verhaald. De Professor had Lina van Bergen op het strand aangetroffen, waar zij mijmerend staarde op de heldere wa tervlakte. Hij had haar gevraagd, waar aan zij op dit oogenblik dacht, en of zij misschien liever niet wilde gestoord worden in hare gedachten. Deze vraag had hij echter eerst tot haar gericht, nadat hij geruimen tyd, zonder door haar te zyn opgemerkt, in hare nabij heid geslaan had. Welk een liefelijken indruk maakte op hem haar kinderlijk rein gelaat, hoe bekoorlijk vond hij hare gestaltedie nu weder in de ge wone kleeding gehuld was! Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2